Beleidsregel Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente West Maas en Waal 2024

Geldend van 11-04-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Beleidsregel Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente West Maas en Waal 2024

Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente West Maas en Waal 2024.

Burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal;

Gezien het voorstel van 05 maart 2024,

Gelet op:

-de Algemene subsidieverordening West Maas en Waal 2017, zoals vastgesteld tijdens de vergadering van de gemeenteraad van 8 december 2016;

-de Wet kinderopvang;

-het convenant Voor- en Vroegschoolse Educatie van de gemeente West Maas en Waal dd 25 maart 2021.

Overwegende dat het wenselijk is om peuters te ondersteunen en te stimuleren bij het ontwikkelen van hun emotionele, culturele en cognitieve vermogens, zodat zij een optimale start in het onderwijs kunnen maken.

Stellen van de beleidsregel Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente West Maas en Waal 2024 vast.

Artikel 1 Grondslag

Deze subsidieregeling vindt zijn grondslag in artikel 2 van de Algemene subsidieverordening West Maas en Waal 2017 (ASV). De ASV geldt onverkort, tenzij daarvan expliciet wordt afgeweken.

Artikel 2 Subsidiesoort

Deze subsidieregeling heeft betrekking op de in artikel 2 lid 1 sub e ASV vermelde jaarlijkse subsidies.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen

In het bij of krachtens deze subsidieregeling bepaalde wordt verstaan onder:

a college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal;

b doelgroepkind (of doelgroeppeuter); kind in de leeftijd van 2 – 4 jaar die voldoet aan de indicatie voor VVE zoals beschreven in het Convenant VVE en een verwijzing heeft van de GGD of Vraagwijzer;

c inkomensverklaring: een officiële verklaring van bijvoorbeeld de Belastingdienst met daarin inkomensgegevens over een bepaald belastingjaar;

d jaarlijkse subsidie: subsidie voor activiteiten met een structureel karakter die voor één of meerdere kalenderjaren wordt verstrekt;

e kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk in de kosten van kinderopvang;

f kleine kernen subsidie: subsidie voor een kern waarin maximaal 1 VE-aanbieder gevestigd is die niet rendabel kan zijn door het lage aantal peuters. Deze aanbieder dient een aantoonbaar exploitatietekort te hebben;

g landelijk Register Kinderopvang (LRK): register waarin alle kindercentra, gastouderbureaus en voorzieningen voor gastouderopvang zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen;

h opvangvoorziening: voorziening waar VE-peuteropvang aangeboden wordt in halve of hele dagen niet zijnde gastouderopvang of buitenschoolse opvang;

i ouder: ouder in de zin van de Wet kinderopvang;

j ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van opvang in de peuterperiode. De hoogte van de ouderbijdrage wordt bepaald door de opvangvoorziening;

k ouderverklaring geen recht op kinderopvangtoeslag: een document waarop de ouder verklaart geen recht te hebben op kinderopvangtoeslag zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzaalwerk. Aanvullend moet hierbij een Inkomensverklaring gevoegd worden;

l peuter: een kind in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

m subsidiejaar: het jaar waarover de subsidie wordt aangevraagd en is toegekend;

n subsidieregeling: een nadere regeling zoals bedoeld in artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening 2017 (ASV);

o verantwoordingsjaar: het jaar waarin de verantwoording wordt ingediend over de besteding van de subsidie, dit jaar ligt na het subsidiejaar;

p voorschoolse educatie (VE): uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs;

q voorschoolse voorziening: een voorziening voor kinderen van nul tot vier jaar aangaande opvang en educatie;

r voor- en vroegschoolse educatie (VVE): VVE is onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid. Het doel is om peuters met een mogelijke (taal)achterstand, ook wel ‘doelgroepkinderen’ genoemd, beter voor te bereiden op de basisschool en er voor te zorgen dat kleuters zonder achterstand naar groep 3 kunnen. De leeftijd van de doelgroep is 2 tot 6 jaar.

s VE-peuteropvang: aanbod voorschoolse educatie in halve of hele dagen dat voldoet aan de eisen uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Peuters met een VVE-indicatie volgen tussen de leeftijd van 2,5 en 4 jaar minimaal 960 uur VE-peuteropvang verdeeld over 1,5 jaar. Hierbij mag maximaal 6 uur per dag VE meetellen voor deze urennorm. Waar nodig worden deze uren gevarieerd naar leeftijd aangeboden. Peuters van 2 tot 2,5 jaar mogen deelnemen aan de VE- peuteropvang, de uren tellen echter niet mee in de urennorm van 960 uur. Peuters zonder VVE-indicatie kunnen eveneens deelnemen aan VE-peuteropvang en hiermee een verrijkt stimulerend aanbod krijgen;

t Wet IKK: Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang. Aanpassing vanaf 2019 van enkele wetten kinderopvang om de kwaliteit van kinderopvang te verbeteren.

Artikel 4 Doel en toepassingsbereik

Deze subsidieregeling heeft tot doel:

1 het financieel toegankelijk maken van VE-peuteropvang in West Maas en Waal voor peuters in de leeftijd van 2 jaar tot 4 jaar;

2 het toekennen van subsidies voor VE-peuteropvang aan gecertificeerde voorschoolse voorzieningen op basis van het convenant voor- en vroegschoolse educatie (VVE);

3 ouders stimuleren om hun kinderen een gecertificeerde voorschoolse voorziening te laten bezoeken en te laten deelnemen aan VE-peuteropvang.

Artikel 5 Gemeentelijke doelen voor het verstrekken van subsidie op voorschoolse voorzieningen

De activiteiten moeten een bijdrage leveren aan één of meerdere van onderstaande doelen:

a peuters met een VVE-indicatie volgen VE dat voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

b het voorkomen, vroegtijdig opsporen en aanpakken van taal- en onderwijsachterstanden bij peuters;

c de ontwikkeling van (doelgroep)peuters wordt op gestructureerde en samenhangende wijze gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Hierdoor wordt de kans vergroot op een start in het onderwijs zonder een achterstand.

6 Subsidiabele activiteiten

Artikel 6.1 Categorie VE-peuteropvang

1 Een aanbod aan peuters zonder VVE-indicatie waarbij de gemeente maximaal 8 uur per week subsidieert, met een maximum per kind van 320 uur per jaar.

2 Een aanbod aan peuters met VVE-indicatie waarbij de gemeente maximaal 16 uur per week subsidieert, met een maximum per kind van 640 uur per jaar.

3 De verleende subsidie kan ingezet worden om een peuter die maximaal 3 weken voor de vakantie vier jaar wordt, tot aan de vakantie te laten overbruggen om continuïteit te waarborgen voor het kind.

4 De verleende subsidie kan bij uitzondering deels ingezet worden om een peuter na zijn/haar vierde verjaardag langer op de VE-peuteropvang te laten verblijven. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

a Er is sprake van een speciale zorgbehoefte waardoor het kind nog niet kan starten op het primair onderwijs. De zorgbehoefte is door een professional in beeld gebracht.

b De mogelijkheid voor inzet van een Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang wordt in kaart gebracht.

c De onderwijsinstelling heeft een zorgplicht voor aangemelde kinderen.

d De VE-peuteropvang maakt samen met ouders, school en andere betrokken professionals een plan rondom het kind.

e De gemeente wordt betrokken bij het gebruik maken van deze uitzondering, waarbij er samen gekeken wordt naar de mogelijkheden in het budget.

Artikel 6.2 Categorie pedagogisch coach op de VE groep

Subsidie ten behoeve van de inzet van de coach/pedagogisch beleidsmedewerker op de VE groep conform het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Voor deze categorie gelden de volgende uitgangspunten:

1 Doel: verhogen van de kwaliteit van het aanbod van voorschoolse educatie.

2 Norm: inzet pedagogisch beleidsmedewerker voor 10 uur per peuter met VVE-indicatie per locatie per jaar (peildatum 1 januari).

3 Profiel: hbo of mbo-4 werk- en denkniveau, gelijk aan de eisen zoals gesteld in de Wet IKK en zoals ze zijn uitgewerkt in de CAO Kinderopvang.

4 Opleiding: hbo-, wo- en associate degree-opleidingen gericht op de ontwikkeling van kinderen en de manier waarop die ontwikkeling zo optimaal mogelijk kan worden ondersteund. Zie hiervoor de lijst Branche erkende Scholing voor Pedagogisch beleidsmedewerker/coach. MBO4-diploma aangevuld met een branche-erkende opleiding is ook mogelijk.

5 De norm van 10 uur betreft een rekenregel. Het is dus niet zo dat de werkzaamheden van de pedagogisch beleidsmedewerker één op één zijn terug te brengen op 10 uur per doelgroepkind. Het totaal aantal voorgeschreven uren per locatie mag door de opvangorganisatie naar eigen inzicht worden ingezet, zolang de inzet gericht is op kwaliteitsverbetering van de beroepskrachten en het aanbod van de VE op de groepen waar doelgroepkinderen aan deelnemen.

Artikel 6.3 Categorie kleine kernen subsidie

Subsidie ten behoeve van VE-aanbieders in kleine kernen waarbij VE-Peuteropvang niet op rendabele wijze in stand gehouden kan worden. Deze is alleen bedoeld voor aanbieders die de enige VE-aanbieder in de kern zijn.

Artikel 7 Toetsingscriteria

Een opvangvoorziening komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking wanneer:

1 de opvangvoorziening opvang verzorgt aan (doelgroep)peuters gevestigd in de gemeente West Maas en Waal;

2 de opvangvoorziening als kinderdagverblijf staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang in de gemeente West Maas en Waal;

3 er peuters met een VVE-indicatie ingeschreven staan in de groep;

4 de aantekening voorschoolse educatie ‘ja’ aanwezig is bij de opvangvoorziening in het LRK;

5 voor peuters met een VVE-indicatie een aanbod gerealiseerd wordt van minimaal 960 uur over 1,5 jaar voor peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar;

6 de opvangvoorziening aan de basisvoorwaarden voor de kwaliteit van kinderopvang en de basisvoorwaarden voor de kwaliteit van voorschoolse educatie zoals opgenomen in de Wet Kinderopvang en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie voldoet;

7 de opvangvoorziening de doorgaande leerlijn naar het onderwijs bevordert.

Specifiek voor de aanvraag kleine kernen subsidie gelden de volgende toetsingscriteria:

8 in de kern is de aanvrager de enige VE-aanbieder.

9 de aanvrager kan aantonen dat er sprake is van een exploitatietekort.

8 Subsidiebedragen

De subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente West Maas en Waal 2024 is opgesteld voor kinderopvangorganisaties die voorschoolse educatie aanbieden. Voorschoolse educatie is bedoeld om peuters te ondersteunen en stimuleren in de taalontwikkeling. De subsidie wordt uitgekeerd aan de kinderopvangorganisatie. Ouders betalen een door de aanbieder bepaalde ouderbijdrage.

Artikel 8.1 Subsidiebedragen VE-peuteropvang

De subsidiebedragen ten behoeve van de (doelgroep)peuters van de volgende groepen ouders zijn als volgt:1

1 Ouders met recht op kinderopvangtoeslag

a Ouders met een peuter zonder VVE-indicatie die naar de VE-peuteropvang gaat, betalen een door de aanbieder bepaalde ouderbijdrage. De gemeente West Maas en Waal subsidieert aanvullend een subsidiebedrag van € 1,82 per uur aan de VE-aanbieder voor maximaal acht uur per week.

b Ouders met een peuter met VVE-indicatie betalen een door de aanbieder vastgesteld uurtarief over de eerste acht uur per week. De gemeente subsidieert in dit geval een subsidiebedrag van € 2,64 per uur over acht uur per week aan de VE-aanbieder. Acht uur aanvullend per week (in totaal zestien uur) is voor deze ouders gratis. De gemeente West Maas en Waal subsidieert de aanvullende acht uur per week voor € 12,89 per uur aan de VE-aanbieder.

2 Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag

a Ouders met een peuter zonder VVE-indicatie die naar de VE-peuteropvang gaat, betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage. De gemeente West Maas en Waal subsidieert in dit geval het bedrag tussen de inkomensafhankelijke ouderbijdrage en € 12,07 per uur aan de VE-aanbieder voor maximaal acht uur per week.

b Ouders met een peuter met VVE-indicatie betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage over de eerste acht uur per week. De gemeente West Maas en Waal subsidieert in dit geval het verschil tussen de inkomensafhankelijke ouderbijdrage en € 12,89 per uur over acht uur per week aan de VE-aanbieder. Acht uur aanvullend per week (in totaal zestien uur) is voor deze groep gratis. De gemeente West Maas en Waal subsidieert de aanvullende acht uur per week met € 12,89 per uur aan de VE-aanbieder.

3 Voor lid 1.a.b en lid 2 a.b. is er een wettelijke aanbodverplichting van 16 uur per week VE voor kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar. Instellingen mogen variëren in de vorm waarin zij dit aanbieden, maar mogen niet meer dan zes uur per dag aanbieden. Over een periode van 1,5 jaar moet er in totaal 960 uur voorschoolse educatie aangeboden zijn.

4 De vier genoemde subsidiebedragen in lid 1 en 2 worden jaarlijks geïndexeerd door het college.

5 VE-aanbieders maken voor de bepaling van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage gebruik van adviestabel ouderbijdrage peuteropvang van de VNG die jaarlijks herijkt wordt.

Artikel 8.2 Subsidiebedragen inzet pedagogisch beleidsmedewerker

Per kind met een VVE-indicatie geldt een toeslag van €450,00 op jaarbasis voor de inzet van de coach/pedagogisch beleidsmedewerker op de groep. Dit bedrag is gebaseerd op 10 uur per jaar per peuter met een VVE-indicatie. Zie de voorwaarden onder artikel 6.2 en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 8.3 Subsidiebedrag kleine kernen subsidie

De maximum aan te vragen subsidie is € 10.000 per locatie. Zie voor de voorwaarden artikel 7 onder 8 en 9.

Artikel 9 Verplichtingen van de aanvrager

1 De opvangvoorziening bepaalt in hoeverre ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag in aanmerking komen voor subsidie en gebruikt daarvoor een ouderverklaring ‘geen recht op kinderopvangtoeslag’.

2 De opvangvoorziening levert per kwartaal de volgende gegevens aan:

a het betreffende kwartaal waarover de gegevens ingediend worden;

b de betreffende maanden waarover de gegevens ingediend worden;

c naam van de locatie;

d identificatiecode van de locatie in het Landelijk Register Kinderopvang;

e dat de locatie een erkende VE locatie is in het LRK;

f aantal gesubsidieerde uren dat alle peuters in de betreffende maanden zijn geplaatst, uitgesplitst naar de vier categorieën genoemd in artikel 8.1. Dit betreft de contracturen/geplaatste uren.

3 De gemeente kan indien gewenst meer gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de verstrekte subsidie te staven.

4 De opvangvoorziening:

a toetst aan de hand van de ouderverklaring ‘geen recht op kinderopvangtoeslag’, in combinatie met een inkomensverklaring van de ouder(s), of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde plek. Als dit om aantoonbare reden niet mogelijk is, kan er ander bewijs van inkomen worden opgevraagd. Dit kan zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc.;

b houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan en van bevindingen van deze toetsing. De opvangvoorziening bewaart deze gegevens nog 3 jaar (na afloop van het subsidiejaar) en stelt deze gegevens beschikbaar aan de gemeente als de gemeente hierop een controle wil uitvoeren.

c is niet verantwoordelijk voor de juistheid van de door ouders geleverde gegevens.

Artikel 10 Resultaten – Wat de subsidie oplevert

De activiteiten moeten een bijdrage leveren aan één of meerdere van onderstaande resultaten:

1 voldoende aanbod voor peuters, met en zonder VVE-indicatie;

2 zoveel mogelijk peuters bereiken en toeleiden naar een voorschoolse voorziening;

3 goede aansluiting op de basisschool, peuters maken een goede start binnen het basisonderwijs;

4 goede kwaliteit van voorschoolse voorzieningen (kwaliteitszorg) waarbij het gebruikte VVE-programma kinderen op vier ontwikkelingsgebieden (taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotioneel) stimuleert;

5 het verbeteren van de voorschoolse educatie door middel van coaching van beroepskrachten voorschoolse educatie en/of beleidsvorming en -implementatie door een pedagogisch beleidsmedewerker.

Artikel 11 Indicatoren – Hoe meten wij wat er bereikt is

De volgende indicatoren (niet zijnde uitputtend) geven een indicatie of en in welke mate resultaten gerealiseerd zijn:

1 het bereik (aantal peuters met en zonder VVE-indicatie);

2 de wijze van uitvoering van het VVE-programma (interne kwaliteitszorg);

3 de (voortgangs)resultaten van het VVE-programma;

4 de ouderbetrokkenheid;

5 de mate waarin invulling wordt gegeven aan de doorgaande leerlijn.

Artikel 12 De verantwoording van de subsidie

1 Bij subsidies tot € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 april van het verantwoordingsjaar een aanvraag tot vaststelling in. Deze aanvraag tot vaststelling bevat:

a een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

b een overzicht van het aantal te verantwoorde uren met een uitsplitsing naar de vier categorieën ouders zoals genoemd in artikel 8.1.

2 Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk op 1 april van het verantwoordingsjaar een aanvraag tot vaststelling in. Deze aanvraag tot vaststelling bevat:

a een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

b een overzicht van het aantal te verantwoorde uren met een uitsplitsing naar de vier categorieën ouders zoals genoemd in artikel 8.1;

c een goedgekeurde jaarrekening van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

3 Alle ontvangen subsidies genoemd onder artikel 6 worden gebundeld in de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 13 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1 Het subsidieplafond voor VE-peuteropvang voor de peuters zonder VVE-indicatie in deze regeling is € 170.000 en zal jaarlijks worden geïndexeerd.

2 Het budget voor VE-peuteropvang voor kinderen met een VVE-indicatie wordt niet vastgelegd in een plafond. Het uitgangspunt is dat alle peuters met een VVE-indicatie een kwalitatief VE aanbod moeten krijgen.

3 Het in lid 1 benoemde budget is onder voorbehoud van vaststelling van de begroting door de gemeenteraad.

4 Bij overschrijding van het subsidieplafond wordt het totaalbedrag evenredig over de voor subsidie in aanmerking te nemen aanvragen verdeeld. Dat betekent dat de individuele voor subsidie in aanmerking te nemen aanvragen elk met een gelijk percentage worden gekort. Op het aangevraagde bedrag voor peuters met een VVE-indicatie wordt niet gekort omdat de gemeente een wettelijke taak heeft in het voorzien van voldoende plekken voor peuters met een VVE-indicatie.

Artikel 14 Aanvraagtermijn(en)

1 Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend vóór 1 november voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

2 Indien een kinderopvangorganisatie een nieuwe locatie opent waar aanspraak kan worden gemaakt op subsidie, kan eenmalig lopende het jaar een aanvraag voor subsidie worden ingediend. Dit kan niet eerder dan 13 weken maar uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

3 Een aanvraag om een jaarlijkse subsidie wordt ingediend per kalenderjaar.

Artikel 15 Bevoorschotting en betaling

1 De subsidie wordt als voorschot betaald.

2 De subsidie wordt betaald aan het geregistreerde kindercentrum.

3 Bij de beoordeling van de ingediende verantwoording kan een vaststelling, terugvordering of nabetaling plaats vinden.

Artikel 16 Wijze van uitbetalen

1 Voor subsidies met een hoogte van een bedrag tussen de 0 en 10.000 euro geldt dat het bedrag in één termijn wordt uitgekeerd.

2 Voor subsidies met een hoogte van een bedrag tussen de 10.000 en 50.000 euro geldt dat het bedrag in twee termijnen wordt uitgekeerd.

3 Voor subsidies met een hoogte van een bedrag boven de 50.000 euro geldt dat het bedrag in vier termijnen wordt uitgekeerd.

4 Op verzoek kan hiervan worden afgeweken.

Artikel 17 Inwerkingtreding en looptijd

1 Deze beleidsregel treedt de eerste dag na bekendmaking in werking

2 Deze beleidsregel heeft een terugwerkende kracht tot 1 januari 2024.

3 Deze subsidieregeling is voor het eerst van toepassing op subsidieaanvragen voor activiteiten die in het jaar 2024 worden uitgevoerd.

Artikel 18 Tenaamstelling

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen gemeente West Maas en Waal 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 05 maart 2024,

Het college van burgemeester en wethouders gemeente West Maas en Waal

D. Oosterom V.M. (Vincent) van Neerbos

gemeentesecretaris burgemeester