Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Rijssen-Holten 2024

Geldend van 10-04-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Rijssen-Holten 2024

Overwegingen:

  • -

    dat per 1 januari 2015 de Participatiewet in werking is getreden;

  • -

    gelet op artikel 8, eerste lid onderdelen b en c, artikel 8, tweede lid, artikel 36 en 36b en artikel 78z, zevende lid van de Participatiewet;

  • -

    overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een individuele inkomenstoeslag bij verordening te regelen;

  • -

    overwegende dat er sinds 1 april 2022 sprake is van veranderde wetgeving;

  • -

    dat de inhoud van de verordening niet is gewijzigd, behalve dat het onderdeel individuele studietoeslag er uit is gehaald;

  • -

    dat de raad deze nieuwe verordening van toepassing kan verklaren;

  • -

    gezien het advies van het college van burgermeester en wethouders van 13 februari 2024;

  • -

    gezien de behandeling in de commissie MDV op 11 maart 2024.

besluit:

de navolgende verordening individuele inkomstentoeslag gemeente Rijssen-Holten 2024 vast te stellen.

Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Rijssen-Holten 2024

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a.

    wet:

    de Participatiewet

    b.

    college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten

    c.

    bijstandsnorm

    de op belanghebbende van toepassing zijnde norm als bedoeld in hoofdstuk 3 paragraaf 3.2 en 3.3 van de wet, dan wel de destijds geldende bijstandsnorm

    d.

    inkomen

    het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’.

    e.

    peildatum

    datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

    f.

    referteperiode

    onafgebroken periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Participatiewet wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Hoofdstuk 2. Individuele inkomenstoeslag

Artikel 3. Doelgroep

  • 1. Voor de individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking degene, die 21 jaar of ouder maar jonger is dan de geldende pensioengerechtigde leeftijd en die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen per maand, als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de wet, dat niet hoger is dan 101% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en op de peildatum geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

  • 2. Het recht op inkomenstoeslag komt gehuwden gezamenlijk toe, indien zij allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen.

  • 3. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. Voor toepassing van het eerste, tweede en derde lid is de gezinssituatie op de datum van aanvraag bepalend.

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

  • 1. De individuele inkomenstoeslag is gelijk aan een percentage van de bijstandsnorm voor een echtpaar, geldend op 1 januari van het jaar waarop het recht op de individuele inkomensvoorziening bestaat, naar boven afgerond op tientallen in euro’s.

    De volgende percentages zijn per gezinssituatie van toepassing

    Alleenstaande

    21%

    Alleenstaande ouder

    24,5%

    Echtpaar

    28%

  • 2. Bij de beoordeling van de gezinssituatie wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm

Artikel 5. De frequentie van de betaling

De uitbetaling van de toeslag vindt één keer per jaar plaats.

Hoofdstuk 3. Overige bepalingen

Artikel 6. Regelingen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 7. Onvoorziene gevallen

In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van rechthebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Rijssen-Holten 2024.

Artikel 10. Inwerkingtreding/intrekking oude verordening

  • 1. De Verordening individuele inkomstentoeslag gemeente Rijssen-Holten 2023 treedt in werking op de dag na de dag waarop deze wordt bekend gemaakt.

  • 2. De Verordening individuele inkomstentoeslag en individuele studietoeslag gemeente Rijssen-Holten 2020 wordt gelijktijdig ingetrokken.

Ondertekening

Besluit genomen in de openbare vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 28 maart 2024.

G.H. Veerman

Griffier

J.C.R. van Houdt

Voorzitter

Toelichting Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente Rijssen-Holten 2023

Toelichting individuele inkomenstoeslag

Aan de bijstand ligt het uitgangspunt ten grondslag dat het normbedrag, bedoeld ter voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan met inbegrip van een component reservering, in beginsel toereikend is. Toch kan de financiële positie van mensen die langdurig op een minimuminkomen zijn aangewezen onder druk komen te staan als er na verloop van tijd geen enkel perspectief lijkt te zijn om door inkomen uit arbeid het inkomen te verhogen. Om die reden is bij de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 de langdurigheidstoeslag in het leven geroepen. Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd. Ook is de langdurigheidstoeslag sinds die datum een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. Per 1 januari 2015 vervangt de individuele inkomenstoeslag de langdurigheidstoeslag. Sindsdien is het verlenen van de toeslag geen gebonden bevoegdheid meer, maar een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat het college een individuele inkomenstoeslag kan verlenen als een persoon voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Het college kan in beleidsregels aangeven welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan personen die fraude hebben gepleegd of aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeidsverplichting of een re-integratieverplichting of aan personen die uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgen.

Enkele andere voorwaarden voor het recht op een individuele inkomenstoeslag zijn:

  • 1.

    Personen jonger dan 21 jaar of personen, ouder dan de pensioengerechtelijke leeftijd, hebben geen recht op een inkomenstoeslag.

  • 2.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt een eerder verstrekte inkomenstoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een inkomenstoeslag.

Vast te leggen regels in verordening

De individuele inkomenstoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor bepaalde personen die langdurig een laag inkomen hebben en daarbij, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht hebben op inkomensverbetering (artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet). Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Op grond van deze verordening is geen sprake van een laag inkomen bij een inkomen hoger dan 101% van de toepasselijke bijstandsnorm. Daarnaast moet bij verordening de hoogte van de individuele inkomenstoeslag bepaald worden. Het college kan in (wetsinterpreterende) beleidsregels aangeven wanneer sprake is van 'geen uitzicht op inkomensverbetering'. Gelet op de tekst van artikel 8, tweede lid, van de Participatiewet hoeft dit criterium niet te worden vastgelegd in de verordening. Bij de beoordeling van het criterium 'geen uitzicht op inkomensverbetering' moet het college rekening houden met de omstandigheden van de persoon. In artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet is bepaald dat tot die omstandigheden in ieder geval worden gerekend:

  • -

    de krachten en bekwaamheden van de persoon, en

  • -

    de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Wijziging leefvorm

De leefvorm (alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwd) van een persoon kan wijzigen binnen de referteperiode. Dit is bijvoorbeeld het geval indien gehuwden individuele inkomenstoeslag aanvragen, maar zij over een gedeelte van de referteperiode als alleenstaande moeten worden aangemerkt. Personen moeten dan ook over dat deel van de referteperiode aan de voorwaarden voldoen om voor individuele inkomenstoeslag in aanmerking te komen. Gehuwden moeten immers zowel gezamenlijk als afzonderlijk aan de voorwaarden voldoen.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1.Algemene bepalingen

Artikel 1.Begripsomschrijving

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

Inkomen

Met inkomen wordt bedoeld het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet. In afwijking hiervan wordt algemene bijstand voor de beoordeling van het recht op individuele inkomenstoeslag ook in aanmerking genomen als inkomen. Bijzondere bijstand kan niet als inkomen in aanmerking worden genomen. Aangezien individuele inkomenstoeslag een vorm van bijzondere bijstand is, is het niet nodig expliciet te bepalen dat een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag buiten beschouwing moet worden gelaten bij de vaststelling van het inkomen. Het wordt niet wenselijk geacht een eerder verstrekte individuele inkomenstoeslag in aanmerking te nemen als inkomen, omdat dit het ongewenst effect kan hebben dat een persoon geen recht op een individuele inkomenstoeslag heeft omdat hij een te hoog inkomen heeft gehad in de referteperiode vanwege een eerder verstrekte toeslag

Peildatum

De peildatum is de datum waartegen een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt (artikel 1 van deze verordening). Het gaat om de datum waarop een persoon langdurig een laag inkomen heeft, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet en, gelet op de omstandigheden van die persoon, geen uitzicht op inkomensverbetering heeft. De peildatum komt meestal overeen met de meldingsdatum. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop een persoon zich heeft gemeld om individuele inkomenstoeslag aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Dit volgt uit artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet en de jurisprudentie rondom artikel 44 van de Participatiewet.

Referteperiode

Verder is bepaald wat onder de referteperiode moet worden verstaan: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Nadat iemand 3 jaar op een minimum inkomen is aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte meer aanwezig. Daarom wordt hier een termijn van drie jaar aangehouden.

Artikel 2. Indienen verzoek

De Wet maatregelen WWB heeft artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet dusdanig gewijzigd dat een persoon een verzoek tot verlening van individuele inkomenstoeslag kan indienen. Voorheen was de langdurigheidstoeslag alleen op aanvraag verkrijgbaar. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele inkomenstoeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet.

Hoofdstuk 2.Individuele inkomenstoeslag

Artikel 3. Doelgroep

Iemand heeft recht op een inkomenstoeslag als hij gedurende een periode van drie jaar een inkomen heeft gehad, dat niet hoger is dan 101% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Dit inkomen hoeft niet te zijn een inkomen uit een bijstandsuitkering.

Het recht op inkomenstoeslag komt gehuwden gezamenlijk toe. Zij moeten allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen. Als één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op inkomenstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 Participatiewet of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op inkomenstoeslag.

Als er sprake is van een niet-rechthebbende partner of als een partner uitgesloten is van het recht op bijstand (artikel 13, lid 1), bijvoorbeeld vanwege detentie, dan kan de rechthebbende partner in aanmerking komen voor een inkomenstoeslag. De hoogte van de toeslag is dan die voor een alleenstaande of alleenstaande ouder.

Als het vermogen van de rechthebbende op de peildatum hoger is dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet, bestaat geen recht.

Laag inkomen

De vraag of het inkomen van een persoon gedurende de referteperiode niet hoger is dan het langdurig lage inkomen van 101 van de toepasselijke bijstandsnorm, zal niet al te rigide mogen worden beoordeeld. Een marginale overschrijding van dit lage inkomen moet worden genegeerd. 1Gaat het inkomen van een persoon gedurende (een deel van) de referteperiode de toepasselijke bijstandsnorm maandelijks met ongeveer € 5 of meer te boven, dan is geen sprake meer van een marginale overschrijding van de bijstandsnorm die niet aan toekenning van een individuele inkomenstoeslag in de weg staat. Er is immers geen sprake van een incidentele geringe overschrijding van de bijstandsnorm of van te verwaarlozen bedragen van enkele eurocenten.2

Artikel 4. Hoogte individuele inkomenstoeslag

Om de verordening niet (half) jaarlijks te hoeven aanpassen aan de landelijke indexering en geen problemen te krijgen met de norm alleenstaande ouder, is de hoogte van de individuele inkomenstoeslag per groep vastgelegd op een percentage van de gehuwdennorm (de norm inclusief vakantietoeslag).

Artikel 5.De frequentie van de betaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 3.Overige bepalingen

Artikel 6. Regelingen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 7. Onvoorziene gevallen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8.Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.


Noot
1

CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a., ECLI:NL:CRVB:2008:BE8918 en CRvB 15-02-2011, nr. 08/5141 WWB, ECLI:NL:CRVB:2011:BP5532.

Noot
2

(CRvB 27-03-2012, nr. 10/2488 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BW0068 en CRvB 31-07-2012, nr. 12/1825 WWB, ECLI:NL:CRVB:2012:BX7178.