Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s 2024

Het algemeen bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s:

overwegende dat:

  • het rechtmatige karakter van de uitoefening door het waterschapsbestuur van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer niet wegneemt dat daardoor schade of nadeel voor derden kan ontstaan;

  • het met het oog op een goede en zorgvuldige afwikkeling van verzoeken om toekenning van vergoeding van bedoelde schade wenselijk is een verordening vast te stellen, waarin voorschriften zijn opgenomen omtrent de inrichting, indiening en motivering, alsmede de procedure van behandeling en de wijze van beoordeling van een verzoek tot vergoeding;

gelet op het bepaalde in de artikelen 56, 77 en 78 van de Waterschapswet, alsmede titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

BESLUIT:

vast te stellen de Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s 2024:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. waterschap: het waterschap Hunze en Aa’s;

  • b. bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap Hunze en Aa’s;

  • c. verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 4;

  • d. verzoek: een verzoek om toekenning van een vergoeding, als bedoeld in artikel 13, dan wel een verzoek om toekenning van een voorschot, als bedoeld in artikel 12 van deze regeling;

  • e. adviseur: de door het bestuur aangewezen, onafhankelijke adviseur(s) als bedoeld in artikel 7 van deze verordening. Dit betreft een externe adviseur.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van het waterschap in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak, voor zover deze bevoegdheid of taak niet is vastgesteld in de Omgevingswet.

  • 2. Deze verordening is verder van toepassing op de toekenning van vergoeding van schade indien die schade wordt veroorzaakt door een handeling als genoemd in artikel 15.1, eerste lid van de Omgevingswet.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid worden verzoeken, die betrekking hebben op schade als gevolg van het verleggen van kabels en leidingen als gevolg van aanleg of wijziging van waterstaatswerken door of namens het waterschap, inhoudelijk behandeld conform de Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen waterschap Hunze en Aa’s 2024.

  • 4. In afwijking van het eerste en tweede lid worden verzoeken, die betrekking hebben op schade als gevolg van gecontroleerde inundatie van bergingsgebieden, inhoudelijk behandeld conform de Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden waterschap Hunze en Aa’s 2024.

Artikel 3 Heffen recht

  • 1. Voor het in behandeling nemen van het verzoek wordt een recht van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro) geheven.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op verzoeken ingediend op grond van de Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden waterschap Hunze en Aa’s 2024 en de Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen waterschap Hunze en Aa’s 2024.

Artikel 4 Het verzoek om vergoeding

  • 1. Een verzoek om vergoeding van schade wordt schriftelijk ingediend bij het bestuur.

  • 2. Het verzoek wordt ondertekend en bevat tenminste:

    • a.

      de naam en het adres van de verzoeker;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van het besluit of het handelen dat de schade naar het oordeel van de verzoeker heeft veroorzaakt;

    • d.

      de datum of het tijdstip dat de schade zich aan de verzoeker voor het eerst heeft geopenbaard en een onderbouwing daarvan;

    • e.

      een opgave, bij voorkeur op een kaart met kadastrale ondergrond, van de locatie of de percelen, waar de schade zich heeft voorgedaan of zal ontstaan;

    • f.

      een opgave van de aard en omvang van de schade, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is;

    • g.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van de verzoeker dient te worden vergoed;

    • h.

      een specificatie van het schadebedrag voor zover de verzoeker een vergoeding in geld wenst.

  • 3. Om het recht op eventuele vergoeding verder te onderbouwen, dient de verzoeker in zijn verzoek te beschrijven op welke wijze de gestelde schade het gevolg is van het genoemde besluit of handelen van het waterschap.

  • 4. De verzoeker verschaft voorts alle gegevens en bescheiden die voor het nemen van een besluit op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 5. Het bestuur bevestigt binnen twee weken schriftelijk de ontvangst van het verzoek en stelt de verzoeker daarbij in kennis van de te volgen procedure op grond van deze verordening.

  • 6. Indien naar het oordeel van het bestuur niet of niet voldoende is voldaan aan het gestelde in het tweede of derde lid, stelt het bestuur de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het bestuur te stellen termijn.

Artikel 5 Niet behandelen van het verzoek

Het bestuur kan overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht besluiten het verzoek niet te behandelen, indien:

  • a. het verzoek niet overeenkomstig artikel 4, lid 2 of 3 is ingediend en de verzoeker van de geboden gelegenheid om het verzoek aan te vullen niet tijdig, of onvoldoende, gebruik heeft gemaakt.

  • b. het recht, zoals bedoeld in artikel 3, niet binnen de daarvoor gestelde termijn is voldaan.

Artikel 6 Vereenvoudigde afhandeling van het verzoek

  • 1. Het bestuur kan het verzoek zonder voorafgaand advies van de adviseur afdoen indien de geclaimde schade blijkens het verzoek niet meer bedraagt dan € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro).

  • 2. Het bestuur kan het verzoek zonder nader onderzoek of advies van de adviseur afdoen indien:

    • a.

      het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is;

    • b.

      het naar zijn oordeel kennelijk gegrond is;

    • c.

      het voor de betreffende specifieke categorieën van schadeveroorzakende gebeurtenissen beleidsregels heeft vastgesteld ten aanzien van de berekening van de hoogte van de te vergoeden schade;

    • d.

      er sprake is van verjaring van het recht op schadevergoeding;

    • e.

      het naar zijn oordeel steunt op de onrechtmatige uitoefening door of namens het waterschap van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, dat wil zeggen een onrechtmatige overheidsdaad.

Artikel 7 De adviseur

  • 1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan de artikelen 5 en 6 stelt het bestuur het verzoek om vergoeding, na ontvangst van de informatie als bedoeld in artikel 4, in handen van een onafhankelijke adviseur.

  • 2. Een adviseur maakt geen deel uit van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van het waterschap, of van de bezwaarschriftencommissie van het waterschap.

  • 3. De adviseur, bedoeld in het eerste lid, is een adviseur in de zin van afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8 Het onderzoek door de adviseur

  • 1. Het bestuur en de verzoeker verschaffen de adviseur op verzoek aanvullende gegevens en bescheiden die voor het geven van het advies nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 2. De adviseur doet in elk geval onderzoek naar de punten als genoemd onder artikel 4, lid 2 en 3 van deze verordening.

  • 3. De adviseur kan inlichtingen en adviezen van derden inwinnen, en de situatie ter plaatse onderzoeken. Indien hiermee extra kosten gemoeid zijn, dient het bestuur hiermee vooraf in te stemmen.

Artikel 9 Horen

  • 1. De adviseur stelt de verzoeker en het bestuur in de gelegenheid om te worden gehoord.

  • 2. Indien de verzoeker of het bestuur wenst af te zien van de mogelijkheid te worden gehoord, stellen zij de adviseur daarvan schriftelijk in kennis.

  • 3. Van het horen wordt door de adviseur een verslag opgemaakt.

  • 4. De adviseur deelt tijdens of zo spoedig mogelijk na de hoorzitting aan het bestuur en de verzoeker mee op welke termijn hij advies zal uitbrengen.

Artikel 10 Advies van de adviseur

  • 1. De adviseur brengt advies uit op basis van zijn bevindingen.

  • 2. Het advies gaat in ieder geval in op:

  • a. de verschillende aspecten van het recht op schadevergoeding, waaronder de in artikel 4 genoemde onderwerpen;

  • b. de hoogte van de uit te keren vergoeding;

  • c. indien het verzoek daartoe aanleiding geeft, dan wel indien het bestuur een daartoe strekkend verzoek heeft gedaan, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het tweede lid, betrekt de adviseur in zijn advies, voor zover hij daartoe termen aanwezig acht, mede een beschouwing omtrent de toepassing van de hardheidsclausule, bedoeld in artikel 15.

  • 4. De adviseur zendt het conceptadvies eerst toe aan de verzoeker en het bestuur en stelt beide in de gelegenheid daarop hun zienswijzen te geven binnen een termijn van zes weken. In het definitieve advies wordt gemotiveerd aangegeven of de zienswijzen aanleiding geven tot wijziging van het conceptadvies.

  • 5. Bij verzoeken om schadevergoeding als bedoeld in de Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden waterschap Hunze en Aa’s 2024 geldt de omgekeerde bewijslast.

Artikel 11 De beslissing op het verzoek

  • 1. Het bestuur besluit zo spoedig mogelijk op het verzoek, doch uiterlijk binnen:

    • a.

      acht weken na ontvangst van het verzoek, indien geen adviseur is ingesteld;

    • b.

      zes maanden na ontvangst van het verzoek, indien een adviseur is ingesteld.

  • 2. De beslissing wordt de verzoeker zo spoedig mogelijk toegezonden.

  • 3. Het bestuur kan het besluit bedoeld in het eerste lid onder a éénmaal voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 4. Het bestuur kan het besluit bedoeld in het eerste lid onder b lid éénmaal voor ten hoogste zes maanden verdagen.

Artikel 12 Voorschot

  • 1. De verzoeker kan het bestuur op ieder moment na de indiening van het verzoek vragen om verlening van een voorschot op de vergoeding.

  • 2. Het bestuur kan een voorschot verlenen, indien redelijkerwijs valt te verwachten dat de verzoeker schade lijdt of zal lijden en indien zijn belang vordert dat aan hem een voorschot wordt verstrekt.

  • 3. Met het verlenen van een voorschot wordt geen recht op vergoeding erkend.

  • 4. Het bestuur kan aan het verlenen van een voorschot voorwaarden verbinden.

  • 5. Het voorschot wordt uitsluitend verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling wanneer op grond van het besluit van het bestuur omtrent het verzoek en de bij dat besluit behorende gegevens blijkt dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt.

  • 6. Onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen door het bestuur worden teruggevorderd.

Artikel 13 Vergoeding

  • 1. Indien en voor zover de beslissing op het verzoek strekt tot volledige of gedeeltelijke honorering van het verzoek, draagt het bestuur binnen zes weken na het onherroepelijk worden van het besluit op het verzoek zorg voor de betaling van het vastgestelde bedrag.

  • 2. Indien de betaling binnen de gestelde termijn niet mogelijk is, stelt het bestuur de verzoeker daarvan schriftelijk en onder opgaaf van redenen in kennis en noemt het een redelijke termijn waarbinnen de betaling wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3. De betaling vindt plaats onder verrekening van eventueel met toepassing van verleende voorschotten als bedoeld in artikel 4:95, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 12 van deze verordening.

  • 4. Een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek kan deel uitmaken van de toe te kennen vergoeding.

  • 5. Indien de schade in een andere vorm dan geld wordt vergoed, wordt daarmee een aanvang gemaakt binnen een redelijke termijn na het onherroepelijk worden van het besluit op het verzoek.

Artikel 14 Beleid waterschap

Bij de beoordeling van verzoeken om toekenning van vergoeding ingevolge deze verordening wordt rekening gehouden met het vigerend beleid van het waterschap.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een beslissing die naar het oordeel van het bestuur als onbillijk moet worden aangemerkt, kan het bestuur van het gestelde in deze verordening afwijken.

Artikel 16 Overgangsrecht

  • 1. Voor schade die vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is veroorzaakt door de uitoefening van een taak of bevoegdheid als bedoeld in artikel 7:14 lid 1 Waterwet, blijft het oude recht van toepassing tot vijf jaar:

    • a.

      nadat de schade zich heeft geopenbaard, of

    • b.

      nadat de benadeelde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade, maar in ieder geval binnen twintig jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis.

  • 2. Het oude recht blijft van toepassing op het verzoek om schadevergoeding tot het besluit onherroepelijk wordt en, bij toewijzing van het verzoek, de toegewezen schadevergoeding volledig is betaald.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de inwerkingtreding van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s 2020 ingetrokken.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 13 maart 2024;

Harm Küpers, secretaris-directeur

Geert-Jan ten Brink, dijkgraaf

Algemene toelichting

De overheid is niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt (in zijn geheel) te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd. Soms moet dergelijke schade echter wel worden vergoed. Het is een algemeen aanvaard beginsel dat degene, die in vergelijking met anderen onevenredig zwaar wordt getroffen door rechtmatig overheidshandelen, daarvoor een vergoeding dient te ontvangen. Deze vergoeding wordt ook wel nadeelcompensatie genoemd. Omdat het woord nadeelcompensatie vooral wordt geassocieerd met een vorm van schadevergoeding, die geleden schade per definitie slechts ten dele zou vergoeden, is er bewust voor gekozen de term in deze verordening niet te gebruiken.

Voorheen voorzag de Waterwet in artikel 7:14 en verder in een specifieke regeling over nadeelcompensatie. De Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s 2020 was hier op toegespitst. Met de inwerkingtreding van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de Omgevingswet (hierna: Ow) zijn de regels over nadeelcompensatie gewijzigd, waardoor een nieuwe Procedureverordening schadevergoeding waterschap Hunze en Aa’s dient te worden vastgesteld.

Verhouding tussen titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow

De basisregeling voor nadeelcompensatie staat in titel 4.5 van de Awb. In deze titel staan grondslagen, inhoudelijke eisen en procedurele bepalingen over toekenning van nadeelcompensatie. Er zijn in het omgevingsrecht ook speciale regels nodig over de schadefactoren en de risico-aanvaarding. Daarom voorziet de Ow in regels over nadeelcompensatie. Afdeling 15.1 van de Ow is dus een aanvulling op titel 4.5 Awb. Als de schade veroorzaakt wordt door een in de Ow aangewezen besluit of maatregel geldt voor de schade de regeling in de Ow en gelden de regels van de Awb aanvullend.

Voorbeelden van schadeveroorzakende handelingen onder de Omgevingswet zijn onder andere een peilbesluit, een regel uit een waterschapsverordening en een projectbesluit.

Verordening

Deze verordening gaat grotendeels in op de procedurele bestanddelen die van toepassing zijn op alle verzoeken om vergoeding die (na inwerkingtreding van de verordening) bij het waterschap op grond van titel 4.5 van de Awb of afdeling 15.1 van de Omgevingswet worden ingediend.

Systematiek van schadevergoeding

Bij de beoordeling van een verzoek om schadevergoeding spelen vele factoren een rol. Om in aanmerking te kunnen komen voor schadevergoeding moet in elk geval aan de volgende vereisten zijn voldaan:

  • a.

    causaal verband tussen geleden schade en gestelde schadeoorzaak (het één is het gevolg van het ander);

  • b.

    de schade valt buiten het normaal maatschappelijk risico of ondernemersrisico van verzoeker;

  • c.

    de schade wijkt in belangrijke mate af van de schade die eenieder heeft ondervonden of de schade drukt op een naar verhouding gering aantal natuurlijke of rechtspersonen, die in een vergelijkbare positie verkeren.

  • d.

    de schade was redelijkerwijs niet verzekerbaar;

  • e.

    de schade, mede ook gelet op de voorzienbaarheid daarvan, is niet veroorzaakt door eigen schuld of nalatigheid van de verzoeker;

  • f.

    de verzoeker heeft voldoende maatregelen getroffen ter voorkoming of beperking van de schade.

Ad b. Normaal maatschappelijk risico en normaal ondernemersrisico

Bij het normaal maatschappelijk risico gaat het om algemene maatschappelijke ontwikkelingen en nadelen waarmee men rekening kan houden, ook al bestaat geen uitzicht op de vorm en omvang waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkeling zich zal concretiseren en de aard en de omvang van de nadelen die daaruit eventueel zullen voortvloeien. Het begrip normaal maatschappelijk risico wordt in de praktijk zowel gekoppeld aan de aard van de schadeveroorzakende gebeurtenis, als aan de ernst en de omvang van het nadeel, en soms ook aan het getroffen belang.

Het toekennen van nadeelcompensatie is een uitzondering op een hoofdregel. De hoofdregel is dat schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen in beginsel tot het normale maatschappelijke of het normale bedrijfsrisico hoort. Degene die de schade lijdt, moet die daarom dragen. Als de schade het normale maatschappelijke of bedrijfsrisico te boven gaat, komt die in aanmerking voor vergoeding. Alleen schade die uitgaat boven het normale maatschappelijke of normale bedrijfsrisico (‘abnormale last’) en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft (‘speciale last’) komt voor vergoeding in aanmerking. Aan beide voorwaarden moet worden voldaan.

Ad c. Abnormale en speciale last

Abnormale last

Het vereiste van de abnormale last houdt in dat alleen de schade die buiten het normale maatschappelijke of normale bedrijfsrisico valt, voor vergoeding in aanmerking komt. Dit houdt in dat de kring van benadeelden beperkt en duidelijk bepaalbaar moet zijn. Het moet gaan om schade die bij een kleine groep personen terecht komt, terwijl andere in een min of meer gelijke positie niet worden getroffen. Indien het nadeel een grotere groep van personen treft is er in beginsel geen aanleiding om een vergoeding uit te keren. De rechtvaardiging voor het stellen van deze eis is gelegen in de gedachte dat burgers als lid van de gemeenschap ook profiteren van de overheidsdienst. Zo goed als zij de voordelen accepteren, moeten zij in beginsel ook de nadelen daarvan accepteren. Ontstaat er een wanverhouding tussen lusten en lasten, dan is geen sprake meer van ‘normale' en dus te dulden maatschappelijke risico's. Bij de besluitvorming omtrent schadeveroorzakende bevoegdheidsuitoefening moet het waterschap de betrokken belangen afwegen en de schade zoveel mogelijk beperken.

Kort gezegd dient het te gaan om een abnormale last, die speciaal op een beperkte groep burgers of instellingen drukt. Deze onder omstandigheden bestaande plicht tot vergoeding bij rechtmatige overheidsdaad kan in verband worden gebracht met de door het recht voorgeschreven belangenafweging die aan de schadeveroorzakende bevoegdheidsuitoefening (vaak een besluit of een feitelijk handelen) vooraf gaat, althans vooraf dient te gaan wanneer uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid niet anders voortvloeit.

Speciale last

Schade als gevolg van een schadeoorzaak komt alleen voor vergoeding in aanmerking wanneer deze in belangrijke mate afwijkt van de schade die dientengevolge op eenieder drukt, dan wel wanneer deze schade op een naar verhouding gering aantal natuurlijke personen en/of rechtspersonen die in dezelfde of een vergelijkbare positie verkeren, drukt.

Ad e. Risicoaanvaarding

Artikel 4:126 lid 2 onder a van de Awb bepaalt dat schade in ieder geval voor rekening van de aanvrager blijft voor zover hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard. Hier valt zowel de actieve als de passieve risicoaanvaarding onder. Artikel 15.5 van de Ow regelt wanneer in ieder geval geen sprake is van risicoaanvaarding op grond van artikel 4:126 lid 2 onder a Awb.

Actieve risicoaanvaarding

Bij de beoordeling van de aanspraak op schadevergoeding speelt een belangrijke rol of en in hoeverre de benadeelde het risico op schade heeft aanvaard. Schade als gevolg van een schadeoorzaak als bedoeld in de verordening die voor de belanghebbende redelijkerwijs voorzienbaar was ten tijde van de beslissing te investeren in het geschade belang wordt niet vergoed.

Van actieve risicoaanvaarding is sprake indien verzoeker zelf handelingen verricht (bijv. investeringen doet) op een moment waarop hij de ongunstige overheidsmaatregel kon voorzien. Het hangt van de specifieke omstandigheden af of moet worden geconcludeerd dat sprake is van risicoaanvaarding.

Passieve risicoaanvaarding

Van passieve risicoaanvaarding wordt gesproken indien de benadeelde ervan heeft afgezien om passende (aanpassings)maatregelen te nemen, toen hij daartoe redelijkerwijs (nog) in de gelegenheid was, terwijl hij kon voorzien of er rekening mee moest houden dat er later bepaalde overheidsmaatregelen zouden worden genomen die dat onmogelijk zouden maken. Geen vergoeding wordt dus toegekend indien de verzoeker heeft nagelaten zijn belang te verwezenlijken toen hij daartoe redelijkerwijs in de gelegenheid was, terwijl hij redelijkerwijs kon voorzien dat een besluit of een maatregel genomen zou worden die aan dat realiseren in de weg zou komen te staan.

Artikel 15.6 van de Ow regelt drie vormen waarin in ieder geval passieve risicoaanvaarding wordt aangenomen. Als schade, die wordt veroorzaakt door wijziging van een of meer regels in een omgevingsplan of in een omgevingsverordening gesteld met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, die ertoe strekt dat het verrichten van bepaalde activiteiten niet meer is toegestaan, dan heeft de aanvrager het risico op het ontstaan van de schade aanvaard:

  • 1.

    Als het bevoegd gezag ten minste een jaar voorafgaand aan de wijziging van die regel, het voornemen daartoe kennis heeft gegeven in overeenstemming met artikel 3:12 van de Awb.

  • 2.

    Wanneer gedurende drie jaar, onmiddellijk voorafgaand aan die kennisgeving, geen activiteit is verricht die in overeenstemming is met de regels in het omgevingsplan of de omgevingsverordening die van toepassing waren.

  • 3.

    Vanaf het tijdstip van die kennisgeving tot het tijdstip van wijziging van de regel, geen activiteit is verricht die in overeenstemming is met de regels in het omgevingsplan of de omgevingsverordening die van toepassing waren of de voor een activiteit op die locatie benodigde voorbereidingen niet zijn getroffen.

Voorwerp van voorzienbaarheid

De voorzienbaarheid kan onder meer betrekking hebben op de aard van een schadeoorzaak, op het tijdstip waarop deze schadeoorzaak zijn werking doet gevoelen, op de plaats waarop ze betrekking heeft, op de wijze van voltrekken of uitvoering daarvan, alsmede op de aard en omvang van de daardoor veroorzaakte schade.

Ad f. Schadebeperkingsplicht

Heeft een verzoeker nagelaten redelijke maatregelen ter voorkoming of beperking van schade te nemen, dan blijft de schade die door het treffen van zodanige maatregelen voorkomen of beperkt had kunnen worden, ten laste van de verzoeker. De redelijke kosten van maatregelen ter voorkoming of beperking van schade behoren tot de te vergoeden schade.

Toelichting per artikel

Artikel 2 Toepassingsbereik

Tweede lid

De schadeoorzaken zijn limitatief opgesomd in artikel 15.1 Ow. Dit betekent dat de wet de schadeoorzaken uitputtend regelt. Er zijn dus geen andere schadeoorzaken mogelijk dan die in de Ow staan. Staat een schadeoorzaak niet in artikel 15.1, dan is voor taken en bevoegdheden van de Ow ook de Awb-regeling niet mogelijk. Dat geldt overigens alleen voor de uitoefening van taken of bevoegdheden op grond van de Ow. Afdeling 15.1 heeft dus geen betrekking op schade, veroorzaakt door de rechtmatige uitoefening van een publiekrechtelijke bevoegdheid of taak op grond van een wet die niet opgaat in de Ow. In dat geval kan de algemene regeling van titel 4.5 Awb wel van toepassing zijn.

De (regels in) besluiten of maatregelen die in artikel 15.1, eerste lid, worden genoemd, hebben met elkaar gemeen dat zij rechtstreeks werkende rechten en verplichtingen voor burgers of bedrijven bevatten of rechtstreekse gevolgen voor hen hebben.

De volgende schadeoorzaken worden door de Omgevingswet limitatief genoemd:

  • a.

    een peilbesluit als bedoeld in artikel 2.41 van de Omgevingswet;

  • b.

    een besluit op grond van artikel 2.45, eerste of derde lid (toegang tot een Natura 2000-gebied);

  • c.

    een in een programma opgenomen beschrijving van een activiteit als gevolg waarvan de activiteit is toegestaan,

  • d.

    een regel in het omgevingsplan, als het gaat om een regel als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid van de Omgevingswet (regels over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving);

  • e.

    een regel in een waterschapsverordening, als het gaat om een regel als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid van de Omgevingswet (regels over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving);

  • f.

    een regel in een omgevingsverordening, als het gaat om een regel als bedoeld in artikel 4.1, eerste lid van de Omgevingswet (regels over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving);

  • g.

    een regel in een algemene maatregel van bestuur, als het gaat om een regel als bedoeld in artikel 4.3, eerste of tweede lid van de Omgevingswet (regels over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving);

  • h.

    een regel in een ministeriële regeling, als het gaat om een regel als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, of 4.3, derde lid van de Omgevingswet (regels over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving);

  • i.

    een maatwerkvoorschrift;

  • j.

    een toestemming om een gelijkwaardige maatregel te treffen;

  • k.

    een omgevingsvergunning of het weigeren daarvan;

  • l.

    een projectbesluit;

  • m.

    een beslissing tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 19.4 van de Omgevingswet;

  • n.

    een beslissing tot het treffen van maatregelen als bedoeld in artikel 19.5 van de Omgevingswet;

  • o.

    een maatregel als bedoeld in artikel 19.15 (maatregelen beheerder bij gevaar voor waterstaatswerken).

Voor het waterschap zijn met name de volgende schadeoorzaken relevant: het peilbesluit, een regel in een waterschapsverordening als bedoeld in artikel 4.1 lid 1 van de Ow, regels voor activiteiten op grond van artikel 4.2 Ow, die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving, zoals een oppervlaktewaterlichaam, een installatie in een waterstaatswerk etc. en maatregelen van de beheerder bij gevaar voor waterstaatswerken zoals bedoeld in artikel 19.15 van de Ow.

Artikel 3 Heffen recht

Eerste lid

Op grond van artikel 4:128 van de Awb bestaat de mogelijkheid om van de verzoeker te verlangen dat hij een geldbedrag overmaakt als voorwaarde voor het in behandeling nemen van het verzoek.

Bij een geheel of gedeeltelijke toekenning van de vergoeding inzake nadeelcompensatie wordt het betaalde recht teruggestort aan de verzoeker.

Tweede lid

Lid 2 sluit de verplichting tot het betalen van een recht uit voor verzoeken die ingediend worden op grond van de Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden waterschap Hunze en Aa’s 2024 of op grond van de Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen waterschap Hunze en Aa’s 2024. Het verleggen van kabels en leidingen naar aanleiding van een project geschiedt op verzoek van het bestuur, waarbij voorafgaand overleg plaatsvindt met de beheerder van de kabel en/of leiding over eventuele schade. Het ligt dan niet in de rede van de beheerder van de kabel en/of leiding te verlangen dat eerst een geldbedrag wordt betaald voordat het verzoek in behandeling wordt genomen. De Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden gaat op voorhand uit van een volledige schadeloosstelling en een omkering van de bewijslast, wat betekent dat de gehele schade wordt geacht te zijn veroorzaakt door de gecontroleerde inundatie, tenzij het tegendeel kan worden bewezen. Ook in dat geval ligt het niet in de rede van de verzoeker te verlangen dat eerst een geldbedrag wordt betaald voor het verzoek in behandeling wordt genomen.

Artikel 4 Het verzoek om vergoeding

In dit artikel worden regels gegeven voor het indienen van een verzoek om vergoeding.

Eerste lid

Het artikellid schrijft voor dat een aanvraag van een beschikking schriftelijk moet worden gedaan. Aan de eis van schriftelijkheid is ook voldaan indien een aanvraag langs elektronische weg wordt gedaan.

Tweede en derde lid

Deze artikelleden bepalen aan welke eisen een aanvraag moet voldoen. Ze noemen een aantal formele en materiële eisen. Voor het begrip ‘dagtekening’ wordt aangesloten bij de Awb. De dagtekening is de datum die op het verzoek is vermeld. Bij de materiële eisen gaat het om gegevens die het verzoek met argumenten onderbouwen en om gegevens die het bestuur en de adviseur nodig hebben om zich een beeld van de betrokken belangen te vormen.

Uit artikel 3:2 van de Awb vloeit voort dat op het bestuursorgaan de verplichting rust de nodige gegevens te verzamelen, maar het bestuursorgaan kan binnen redelijke grenzen daarvoor een beroep doen op de aanvrager.

Vierde lid

Van een verzoeker wordt verlangd dat hij verder alle gegevens, van welke aard dan ook, verschaft die het dagelijks bestuur en de adviseur nodig hebben voor het beoordelen van de gegrondheid van zijn verzoek. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan eventueel al opgemaakte schaderapporten, foto’s van de situatie (zo mogelijk voor en na het schadeveroorzakende besluit of handelen), en van maatregelen die genomen zijn om de schade te beperken.

Vijfde lid

De ontvangst van het verzoek om een vergoeding wordt bevestigd aan de verzoeker. Deze ontvangstbevestiging verschaft duidelijkheid aan de verzoeker dat zijn verzoek in goede orde is aangekomen. Daarnaast geeft deze ontvangstbevestiging meer informatie over het vervolg van de procedure.

Zesde lid

In dit lid wordt bepaald wat de gevolgen zijn van het in strijd met de voorschriften van deze regeling indienen van een verzoek tot vergoeding. Het bestuur is verplicht de verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn gebrekkige verzoek te herstellen. Hier wordt aangesloten bij het regime van artikel 4:5 van de Awb.

Artikel 5 Niet behandelen van het verzoek

Onder a

Indien het verzoek niet voldoet aan de in de verordening gestelde eisen, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen. Wanneer de verzoeker niet tijdig of niet volledig het verzuim heeft hersteld, kan het waterschap besluiten om het verzoek buiten behandeling te laten. Dat kan alleen als het onmogelijk is om zonder de gevraagde (maar niet verstrekte) gegevens of bescheiden op het verzoek te beslissen.

Onder b

Het waterschap kan ook besluiten het verzoek buiten behandeling te laten wanneer het recht uit artikel 3 van deze verordening niet binnen de daarvoor gestelde termijn wordt betaald. Op grond van artikel 4:5 lid 1 onder a van de Awb bestaat namelijk de mogelijkheid de aanvraag niet te behandelen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Omdat het heffen van een recht is opgenomen in deze verordening, kan dit worden aangemerkt als een wettelijk voorschrift.

Met het ‘niet in behandeling nemen’ eindigt het besluitvormingstraject.

Een besluit om het verzoek niet te behandelen wordt aan de aanvrager schriftelijk bekendgemaakt binnen vier weken nadat de het verzoek is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

De indiener kan tegen het besluit om zijn verzoek niet in behandeling te nemen bezwaar maken.

Artikel 6 Vereenvoudigd afdoen van het verzoek

Deze verordening gaat ervan uit dat het onnodig is om voor eenvoudige gevallen de zware procedure van advisering op het verzoek om vergoeding door een adviseur te volgen.

Eerste lid

De ervaring is, dat zaken waarin een relatief gering bedrag aan schadevergoeding wordt gevraagd, ook relatief eenvoudig zijn. Deze bepaling beoogt de slagvaardigheid en de vlotte voortgang van de afhandeling van verzoeken te waarborgen in situaties waarin sprake is van schade van een relatief geringe omvang. Het gekozen drempelbedrag is landelijk vrij gebruikelijk.

Het staat het bestuur overigens vrij om ook voor verzoeken die minder dan € 5.000, = belopen extern advies te vragen.

Tweede lid

Sub a. kennelijk ongegrond

Wanneer voor de beoordeling van het verzoek geen specialistische kennis of ervaring vereist is waarover slechts een deskundige beschikt kan het verzoek als kennelijk ongegrond worden afgewezen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake wanneer direct, dat wil zeggen bij een summier onderzoek, duidelijk is dat de schade niet door het bestuursorgaan veroorzaakt is of zal worden. Ook in gevallen waarin verzoeker onvoldoende aannemelijk weet te maken dat de schade redelijkerwijs niet te zijnen laste behoort te blijven, kan er aanleiding bestaan het verzoek als kennelijk ongegrond af te wijzen.

Kennelijk ongegrond is bijvoorbeeld ook het verzoek betreffende een schade waarvan de vergoeding anderszins is verzekerd.

Bijzondere aandacht verdient het geval waarin nog niet vaststaat dat de schadeoorzaak voor rechtmatig moet worden gehouden, omdat nog niet onherroepelijk is beslist op een aanhangig gemaakt beroep tegen het schadeveroorzakende besluit. Ook dan kan het verzoek om vergoeding wegens kennelijke ongegrondheid afgewezen worden. Er is immers niet voldaan aan het vereiste van de rechtmatigheid van de schadeoorzaak. Overigens laat dit onverlet dat de verzoeker een herhaald verzoek kan indienen wanneer wel aan dit vereiste is voldaan. Hetzelfde geldt overigens zolang nog een bestuursrechtelijk rechtsmiddel kan worden aangewend tegen de schadeoorzaak.

Sub b. kennelijk gegrond

Indien na summier onderzoek blijkt dat het verzoek kan worden gehonoreerd, is sprake van kennelijke gegrondheid van het verzoek. De kennelijke gegrondheid van de aanvraag moet duidelijk zijn zonder dat nader op de inhoudelijke merites van de zaak wordt ingegaan.

Sub c. beleidsregels

Het bestuur kan nadere beleidsregels formuleren omtrent de vraag hoe moet worden omgegaan met de toekenning van schadevergoeding bij specifieke schadeveroorzakende gebeurtenissen, bijvoorbeeld bij het nemen van peilbesluiten of bij verlegging van kabels en leidingen als gevolg van aanpassing van waterstaatswerken.

In deze beleidsregels kan worden aangegeven welke schadesoorten voor vergoeding in aanmerking komen en hoe de berekening van de vergoeding op hoofdlijnen plaatsvindt. De beleidsregels zijn dan de basis voor de beoordeling van verzoeken om toekenning van schadevergoeding.

Sub d. verjaring

In het stelsel van schadevergoeding wordt bij het beantwoorden van de vraag of het recht om een schadeclaim in te dienen is verjaard, aansluiting gezocht bij de verjaringsregeling van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat de mogelijkheid om een verzoek om schadevergoeding in te dienen verjaart vijf jaar nadat de aanvrager bekend had kunnen zijn met de schade en de veroorzaker daarvan (artikel 3:310 BW).

Sub e. onrechtmatige overheidsdaad

Een onrechtmatige overheidsdaad kan bestaan uit een ten onrechte of onbevoegd genomen besluit, of uit feitelijk schadeveroorzakend handelen.

In het eerste geval zal door de rechter in een (hoger) beroepsprocedure worden vastgesteld dat het besluit onrechtmatig is. De rechter zal dan waarschijnlijk het besluit vernietigen. Een onrechtmatige daad kan ook voortvloeien uit een feitelijke handeling of nalaten van (meestal: namens) een overheidsorgaan.

Voor berekening en vergoeding van schade als gevolg van een onrechtmatige overheidsdaad gelden andere regels dan voor schadevergoeding uit rechtmatige daad. Dit soort schade wordt vaak gedekt door de verzekering van het waterschap, en kan in geval van onenigheid over de vergoeding aan de civiele rechter worden voorgelegd.

Deze procedure valt buiten het bereik van deze verordening.

Artikel 7 De adviseur

Eerste lid

Het bestuur kan per verzoek een adviseur aanwijzen om te adviseren over het voorliggende verzoek om vergoeding. Het is ook denkbaar dat het bestuur een vaste adviseur (of adviseursbureau) aanwijst die (dat) in voorkomende gevallen zal worden verzocht te adviseren.

Artikel 8 Het onderzoek door de adviseur

Eerste lid

Wanneer het bestuur het verzoek niet zelf of via een vereenvoudigde procedure kan afdoen, stelt het bestuur alle relevante informatie ter beschikking aan de adviseur.

Tot die gegevens behoren niet alleen het verzoek met de daarbij behorende, eventueel later toegevoegde, bescheiden maar ook de gegevens over de schadeoorzaak waarover het bestuur beschikt.

Tweede lid

De adviseur heeft tot taak het bestuur te adviseren over de op het verzoek te nemen beslissing en stelt daartoe een onderzoek in naar de vraag of de verzoeker schade heeft geleden of zal lijden.

Tevens doet hij onderzoek naar de schadeoorzaak, de schadeomvang, de aansprakelijkheid en de vraag of de vergoeding van de schade niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

Wanneer blijkt dat de schade niet het gevolg is van de rechtmatige uitoefening van een taak of bevoegdheid in het kader van het waterbeheer behoeven uiteraard niet de andere vragen beantwoord te worden. Het behoort immers niet tot de opdracht aan de adviseur om te adviseren omtrent vergoeding van schade als gevolg van onrechtmatig handelen.

Het zal niet altijd nodig zijn de omvang van de schade nauwkeurig vast te stellen, bijvoorbeeld wanneer duidelijk is dat de schade vanwege voorzienbaarheid of maatschappelijk risico redelijkerwijs ten laste van de verzoeker behoort te blijven.

Derde lid

De adviseur kan besluiten de situatie ter plekke in ogenschouw te nemen. Deze informatie kan de adviseur gebruiken om een degelijk advies uit te brengen. Het moment om de situatie ter plekke te kunnen bekijken, wordt bij voorkeur afgestemd met het waterschap en de verzoeker, zodat beide partijen daarbij aanwezig kunnen zijn en hun toelichting kunnen geven. De adviseur is uiteraard niet bevoegd om plaatsen te betreden tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 9 Horen

Eerste lid

Het verdient de voorkeur dat beide partijen in elkaars aanwezigheid worden gehoord door de adviseur, net zoals dat geldt voor het horen van belanghebbenden in een bezwaarprocedure (vergelijk artikel 7:6 van de Awb). Op deze wijze wordt voorzien in hoor en wederhoor.

Tweede lid

De betrokken partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid om gehoord te worden. Indien een partij afziet van de mogelijkheid om gehoord te worden, stelt deze de adviseur daarvan schriftelijk op de hoogte.

Derde lid

Ten behoeve van een goede dossieropbouw en de kwaliteit van de advisering wordt een verslag gemaakt van het horen.

Vierde lid

Van de adviseur wordt verwacht dat hij aangeeft hoeveel tijd hij nodig heeft voor het opstellen van een advies. Op deze wijze wordt de rechtszekerheid ten aanzien van de afhandelingstermijn van het verzoek bevorderd. De complexiteit van het verzoek brengt met zich mee dat de termijn van advisering van verzoek tot verzoek kan variëren. Daarom is ervoor gekozen geen gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 3:6 van de Awb biedt om bij verordening een termijn te stellen. Wel blijft het op basis van dit artikel mogelijk dat het bestuur in een individueel geval de adviseur een termijn stelt voor het uitbrengen van zijn advies. Het bestuur dient er zorg voor te dragen dat de wettelijke termijnen uit artikel 4:130 van de Awb in acht worden genomen.

Artikel 10 Advies van de adviseur

Als de adviseur van oordeel is dat het waterschap het geleden nadeel moet vergoeden, betreft het advies mede de hoogte van de vergoeding. De adviseur kan ook maatregelen (in natura) voorstellen die geschikt zijn om de schade te beperken of ongedaan te maken.

Vierde lid

Door de adviseur wordt eerst een conceptadvies naar de verzoeker en het bestuur gestuurd, met de mogelijkheid daarop te reageren. Met verwerking van het eventuele commentaar stelt de adviseur het definitieve advies op. Dit past in het kader van een extra zorgvuldige behandeling van schadevergoedingsverzoeken.

Vijfde lid

Bij schadevergoeding in verband met gecontroleerde inundatie van bergingsgebieden geldt de omgekeerde bewijslast. Dit betekent dat de gehele schade wordt geacht te zijn veroorzaakt door de gecontroleerde inundatie, tenzij het tegendeel kan worden bewezen. De bewijslast is omgekeerd om te voorkomen dat de verzoeker de minder eenvoudig te bewijzen schades ook moet aantonen en daarvoor zelf kostbare adviseurs in de arm zou moeten nemen. Indien een adviseur is ingesteld bij een verzoek om schadevergoeding in verband met gecontroleerde inundatie van bergingsgebieden stelt de adviseur zijn advies op met inachtneming van dit lid.

Artikel 11 De beslissing op het verzoek

Eerste lid

Het bestuur beslist binnen acht weken na ontvangst van het verzoek, of binnen zes maanden na ontvangst van het verzoek indien een adviseur is ingesteld. Dit staat in artikel 4:130 lid 1 van de Awb.

Indien het bestuur voornemens is om het verzoek om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk af te wijzen moet hij beoordelen of de artikelen 4:7, 4:9 en 4:11 van de Awb tot aangepaste besluitvorming moeten leiden.

Artikel 4:7 van de Awb bepaalt dat de verzoeker in dat geval de gelegenheid moet krijgen om een zienswijze op dit voornemen in te dienen indien:

  • a.

    de afwijzing zou steunen op gegevens over feiten en belangen die de aanvrager betreffen, en

  • b.

    die gegevens afwijken van gegevens die de aanvrager ter zake zelf heeft verstrekt.

Dit is echter niet verplicht (artikel 4:11 van de Awb) onder meer indien:

  • a.

    de vereiste spoed zich daartegen verzet;

  • b.

    de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.

Over het algemeen zal de aanvrager zijn zienswijze hebben kunnen geven tijdens de hoorzitting.

Dit is anders als na de hoorzitting nieuwe feiten bekend zijn geworden, die hebben geleid tot het afwijzende besluit, en waarover de verzoeker nog geen zienswijze heeft kunnen geven. In dat geval moet het bestuur verzoeker alsnog de gelegenheid daartoe geven voordat het een definitief besluit neemt over (gehele of gedeeltelijke) afwijzing.

Derde lid

Indien het bestuur, wanneer geen adviseur is ingesteld, het besluit niet binnen acht weken kan verstrekken, kan de termijn voor het nemen van een beslissing worden verdaagd met éénmaal ten hoogste acht weken. Indien wel een adviseur is ingesteld, kan het bestuur éénmaal voor ten hoogste zes maanden verdagen. Dit staat in artikel 4:130 lid 2 van de Awb.

Van het bovenstaande zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn als het bestuur een “second opinion” van een tweede adviseur wil vragen.

Artikel 12 Voorschot

Een bevoorschottingsregeling is van belang voor een adequate vergoedingsregeling. Bevoorschotting kan onder meer strekken ter beperking van de schade. Een verzoek om bevoorschotting dient te worden onderscheiden van een verzoek om vergoeding van schade die verzoeker lijdt door een handeling van het bestuur in het kader van de voorbereiding van een eventueel te nemen besluit.

Vierde lid

Op grond van het vierde lid kan het bestuur voorwaarden verbinden aan een voorschot. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de verkrijgende voorwaarde van een bankgarantie.

Vijfde lid

Het voorschot kan volgens deze regeling uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald. Het bestuur kan daarvoor zekerheidsstelling, bij voorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen.

Artikel 13 Vergoeding

Eerste lid

Uit artikel 4:87 van de Awb volgt dat betaling plaatsvindt binnen zes weken na het bekend worden van de beslissing, tenzij de beschikking (eerste lid) of een wettelijk voorschrift (tweede lid) een ander tijdstip vermeldt. In deze verordening wordt de betaling(stermijn), in afwijking van de algemene regel van de Awb, gekoppeld aan het moment van onherroepelijk worden van het besluit inzake de vergoeding. Dit betekent dat het bestuur de betaling kan opschorten totdat in laatste instantie is beslist op een beroep tegen het besluit. Het hoeft de betaling niet tot het einde van deze termijn op te schorten. Als het bestuur besluit de vergoeding te betalen terwijl dit besluit nog niet onherroepelijk is, krijgt de betaling het karakter van een voorschot. Als in latere instantie wordt geoordeeld dat de vergoeding te hoog was, kan het te veel betaalde worden teruggevoerd.

In het belang van de voortvarende uitvoering van het besluit tot vergoeding zal in veel gevallen in de brief waarmee de beslissing wordt toegezonden een bankrekeningnummer worden gevraagd.

Uiteraard dient op het uit te keren bedrag een eventueel in een eerder stadium verstrekt voorschot in mindering te worden gebracht.

Vierde lid

Een vergoeding in de vorm van wettelijke rente voor schade veroorzaakt door te late uitbetaling van de vergoeding kan deel uitmaken van de toe te kennen vergoeding. Daarbij wordt aansluiting gezocht bij artikel 6:119 BW, ook voor wat betreft de wijze van berekening van wettelijke rente.

Artikel 14 Beleid waterschap

Vanzelfsprekend vormt het vigerend beleid van het waterschap het uitgangspunt bij de beoordeling van verzoeken om toekenning van vergoeding ingevolge deze verordening. Daarbij kan gedacht worden aan de Beleidsregel schadevergoeding bergingsgebieden en de Beleidsregel schadevergoeding kabels en leidingen. Ook de uitgangspunten voor (de intensiteit van) het onderhoud aan (hoofd)watergangen, kaden, beschoeiingen en dijken behoren tot het beleid zoals bedoeld in dit artikel.

Omdat het waterschapsbestuur bij de beslissing op het verzoek overeenkomstig artikel 4:84 van de Awb in de regel gehouden is zijn eigen beleid toe te passen, mag van de adviseur verwacht worden dat hij dit beleid ook zo veel mogelijk bij zijn adviserende taak betrekt.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Via de hardheidsclausule is aan het bestuur de mogelijkheid gelaten om in incidentele gevallen van het bepaalde in deze verordening af te wijken bij de behandeling van het verzoek om vergoeding.

Het is niet noodzakelijk om in deze verordening bepalingen op te nemen aangaande de wijziging en intrekking van genomen besluiten op vergoedingsverzoeken, onderscheidenlijk voorschriften betreffende de terugvordering van ten onrechte uitgekeerde bedragen.

Indien na het nemen van een beslissing feiten en omstandigheden bekend mochten worden die, waren zij eerder bekend geweest tot een andere beslissing zouden hebben geleid, dan is het bestuur bevoegd het besluit te wijzigen en eventueel bedragen terug te vorderen met inachtneming van de voorschriften uit titel 4.4, getiteld “Bestuursrechtelijke geldschulden”, uit de Awb.

Deze wettelijke regeling is voor dit type beslissing uitputtend bedoeld, zodat daarnaast geen ruimte aanwezig is om over dit onderwerp afwijkende of aanvullende voorschriften in deze verordening op te nemen.

Artikel 16 Overgangsrecht

Op grond van artikel 4.21 van de Invoeringswet Omgevingswet geldt er voor nadeelcompensatiezaken overgangsrecht. Dit betekent dat wanneer er schade is ontstaan vóór inwerkingtreding van de Ow en de schade is veroorzaakt door de uitoefening van een taak of bevoegdheid, zoals vermeld stond in artikel 7.14 lid 1 Waterwet, het oude recht op dergelijke gevallen van toepassing blijft. De aanvraag wordt dan getoetst aan artikel 7.14 van de Waterwet. Dit overgangsrecht geldt tot vijf jaar nadat de schade zich heeft geopenbaard óf tot vijf jaar nadat de benadeelde redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van de schade, maar eindigt in ieder geval na twintig jaar na de schadeveroorzakende gebeurtenis.