Algemene subsidieverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2024

Geldend van 06-04-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2024

De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

Gelet op ;

  • Artikel 149 van de gemeentewet;

  • Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

BESLUIT

vast te stellen de:

Algemene subsidieverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a. Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • b. activiteit: De activiteit, met als doel een bijdrage te leveren aan één van de beleidsdoelen uit de programmabegroting, zo concreet mogelijk beschreven en vertaald in meetbare prestaties en beoogde effecten, die door de aanvrager zal worden uitgevoerd en die kan worden gesubsidieerd.

  • c. beleidsopdracht: een beschrijving door de gemeente van de producten of prestaties die bijdragen aan het realiseren van gemeentelijke beleidsdoelen en de voorwaarden waaronder de gemeente de producten wil afnemen.

  • d. beleidsterrein: Een onderdeel van het gemeentelijk beleid dat betrekking heeft op een bepaald onderwerp.

  • e. college: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

  • f. jaar: Een kalenderjaar.

  • g. offerte: Een op een beleidsopdracht gebaseerde beschrijving door de aanvrager van de producten die en de voorwaarden waaronder de aanvrager levert.

  • h. prestatie: In meetbare eenheden omschreven resultaat

  • i. raad: De gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

  • j. subsidie: De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (Awb 4:21).

  • k. subsidiebeschikking: Een schriftelijke besluit dat volgt op een aanvraag om subsidie.

  • l. subsidieontvanger: Een aanvrager die op grond van een aan hem afgegeven beschikking aanspraak kan maken op een subsidie van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

  • m. subsidieplafond: Het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van de door de gemeenteraad vastgestelde begroting.

  • n. subsidieregeling: De nadere uitwerking door het college van de bepalingen uit deze verordening.

  • o. uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst, in de zin van artikel 4:36 van de Awb, tussen de aanvrager en het gemeentebestuur ter uitwerking van de beschikking tot subsidieverlening zoals de afgesproken verplichtingen, activiteiten en de beoogde resultaten.

  • p. vaststellingsbeschikking: Een schriftelijke besluit dat wordt genomen ter vaststelling van het subsidiebedrag.

Artikel 2 Bevoegdheden

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies.

  • 2. Een collegebesluit tot het verstrekken van subsidies geldt voor een periode van maximaal vier achtereenvolgende jaren.

  • 3. Het college evalueert eens per vier jaar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het subsidiebeleid en in welke mate het subsidiebeleid bijdraagt aan het realiseren van de programmadoelstellingen en rapporteert daarover aan de gemeenteraad.

Artikel 3 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 3. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die vallen binnen de programma’s die in de gemeentebegroting zijn opgenomen.

Artikel 4 Subsidieregelingen

Het college stelt bij nadere regeling(en) (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke aanvragers voor subsidie in aanmerking komen, wat het minimum- en maximumbedrag voor subsidieverlening is, de wijze van verdeling, de subsidiabele kosten, de berekening van de hoogte van de subsidie, de inhoudelijke beoordelingscriteria en de wijze waarop de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Hoofdstuk 2 De subsidieaanvraag

Artikel 5 De aanvrager

  • 1. Een subsidie wordt verstrekt aan: a. rechtspersonen zonder winstoogmerk; b. (een groep van) natuurlijke personen.

  • 2. Uitzondering op het in lid 1, onder a, gestelde wordt gemaakt voor rechtspersonen met rechtsbevoegdheid die met winstoogmerk voorschoolse educatie aanbieden binnen de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De voorschoolse educatie dient te voldoen aan het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 6 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij het college.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen dient een aanvrager in ieder geval activiteiten te verrichten die:

    • -

      bijdragen aan het bereiken van de doelstellingen in de programmabegroting

    • -

      geen specifieke politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke vorming beogen of feitelijk betreffen;

    • -

      aannemelijk te maken dat de subsidie nodig is om deze activiteiten uit te voeren;

    • -

      aan te tonen dat de hoogte van de subsidie passend is voor de uitvoering van de activiteiten;

    • -

      waar mogelijk de activiteiten af te stemmen op de activiteiten van andere organisaties en samen te werken met andere organisaties.

  • 3. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. De begroting bevat een specificering van de kosten van de activiteit(en). Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten en/of alle (overige) te verwachten inkomsten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • 4. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 5. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 8 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per jaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 3 maanden en niet eerder dan 5 maanden voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 De subsidieverlening

Artikel 9 Weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college de subsidie weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de gevraagde subsidie hoger is dan passend voor de beoogde activiteiten;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • f.

      als de activiteiten in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde en goede zeden;

    • g.

      als de activiteiten niet passen in het gemeentelijke beleid;

    • h.

      als de subsidie niet nodig is om de kosten van de activiteit te dekken, omdat de aanvrager zonder de subsidie al voldoende eigen middelen of middelen van derden ter beschikking heeft of kan hebben. Daaronder valt ook een redelijke verhoging van de eigen bijdrage van de deelnemers;

    • i.

      als in het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten al op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

    • j.

      als de activiteiten uitsluitend een partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter hebben;

    • k.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 2. Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, uiterlijk 15 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Het college kan de in het eerste en tweede lid van dit artikel genoemde termijnen eenmaal met 4 weken verdagen.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 11 Bevoorschotting

  • 1. Het college kan voorschotten als bedoeld in art. 4:53 Awb verlenen.

  • 2. De voorschotten als bedoeld in het eerste lid kunnen in vier gelijke termijnen worden uitgekeerd van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. Het voorschot als bedoeld in het eerste lid wordt in één keer uitgekeerd voor zover het een subsidie van € 5.000 of minder bedraagt.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12 Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger zorgt voor een effectieve en efficiënte besteding van ontvangen subsidiegelden ten behoeve van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 4. De subsidieontvanger mag geen subsidiegelden om niet ter beschikking stellen aan derden, waaronder gelieerde rechtspersonen.

Artikel 13 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Hoofdstuk 5 De subsidievaststelling

Artikel 14 Verantwoording

Bij de verleningsbeschikking wordt vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden. Hierbij wordt ten minste een overzicht van de gerealiseerde kosten t.o.v. de begroting, een overzicht van alle inkomsten en een toelichting op afwijkingen ten opzichte van de begroting aangeleverd.

Artikel 15 Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college ofwel direct vastgesteld ofwel verleend en binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht ambtshalve vastgesteld (tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid).

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 16 Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 en ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en een overzicht van de kosten en baten. Hierbij wordt ook een overzicht van de gerealiseerde kosten ten opzichte van de begroting, een overzicht van alle inkomsten en een toelichting op afwijkingen van de begroting aangeleverd.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 17 Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). Hierbij wordt ook een overzicht van de gerealiseerde kosten ten opzichte van de begroting, een overzicht van alle inkomsten en een toelichting op afwijkingen van de begroting aangeleverd;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      bij een subsidie van meer dan €100.000, een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 18 Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 15, eerste lid en 16, eerste lid, en 17, eerste lid onder aanhef en onder a of b, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan worden overgegaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 19 Subsidie op grond van beleidsopdrachten

  • 1. Het college kan beleidsopdrachten vaststellen voor bepaalde beleidsterreinen.

  • 2. Het college stuurt aan de instelling vóór 1 april voorafgaand aan het subsidiejaar de beleidsopdracht(en) voor het betreffende subsidiejaar.

  • 3. Een aanvraag voor een subsidie op grond van beleidsopdrachten bevat naast de in artikel 6 lid 2 en 3 van deze verordening vermelde gegevens en stukken ook één of meer offertes en een productbegroting.

  • 4. Een aanvraag voor subsidie op grond van beleidsopdrachten dient vóór 1 juni voorafgaand aan het subsidiejaar te worden ingediend.

  • 5. Het college overlegt indien gewenst met de aanvrager over de ingediende offerte(s).

  • 6. Het college toetst de subsidieaanvraag aan de van toepassing zijnde beleidsopdracht(en).

  • 7. In het jaar waarover subsidie is verleend voert het college tussentijds overleg met de subsidieontvanger op basis van tussentijdse rapportages. Indien gewenst, is het mogelijk de in artikel 4:36, eerste lid, van de Awb genoemde uitvoeringsovereenkomst bij te stellen, en dit formeel vast te leggen in een aanvullende uitvoeringsovereenkomst.

  • 8. De subsidieontvanger met wie het college een uitvoeringsovereenkomst heeft gesloten, overlegt binnen de in artikel 17 lid 1 bedoelde termijn: 1. een balans en rekening van de baten en lasten en een toelichting op deze stukken; 2. een eindrapportage, waarin de subsidieontvanger per product of activiteit verantwoording aflegt over de in de uitvoeringsovereenkomst overeengekomen inzet, de prestaties, de resultaten, en de financiën.

  • 9. De overige bepalingen van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing op een aanvraag op grond van beleidsopdrachten, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20 Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt na publicatie in werking op 1 april 2024, onder gelijktijdige intrekking van de Asv 2014.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als “Algemene subsidieverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2024”.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend vóór 1 april 2024 worden behandeld volgens de bepalingen van de "Algemene subsidieverordening gemeente Utrechtse Heuvelrug 2014”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 maart 2024.

De raad voornoemd,

de griffier,

W. Hooghiemstra,

de voorzitter,

G.F. Naafs