Subsidieregeling MKB innovatiestimulering regio en topsectoren haalbaarheid Noord-Nederland 2024

Geldend van 09-04-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling MKB innovatiestimulering regio en topsectoren haalbaarheid Noord-Nederland 2024

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

gelet op

Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L15-12-2023);

Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (2013/ L252);

artikel 5, tweede lid, van de gemeenschappelijke regeling SNN; en de Algemene subsidieregeling SNN 2019;

BESLUITEN:

vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering haalbaarheid Noord-Nederland 2024

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 (gewijzigd bij verordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084 en 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972), waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

  • b.

    ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019;

  • c.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • d.

    Haalbaarheidsstudie: definitie conform de Algemene groepsvrijstellingsverordening artikel 2 lid 87;

  • e.

    Haalbaarheidsproject: een project bestaande uit een haalbaarheidsstudie, eventueel gecombineerd met trial and error onderzoek;

  • f.

    KIA: Kennis en Innovatieagenda;

  • g.

    landbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (2013/ L252);

  • h.

    Missies en Sleuteltechnologieën: document beschreven in bijlage I van deze regeling;

  • i.

    mkb-onderneming: een onderneming zoals opgenomen in bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • j.

    reguliere de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L15-12-2023);

  • k.

    SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • l.

    Trial and error: het onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan een mkb-onderneming die op het moment van aanvragen een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor een haalbaarheidsproject ten behoeve van een mkb-onderneming.

  • 2.

    Het haalbaarheidsproject past binnen een van de KIA's zoals die zijn beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën.

  • 3.

    De te subsidiëren activiteiten dienen ten goede te komen aan de vestiging in de provincie Drenthe, Fryslân of Groningen.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten, voor zover die betrekking hebben op de activiteiten als genoemd in artikel 4, komen in aanmerking:

  • a.

    het inschakelen van een onafhankelijke adviesorganisatie, die is ingeschreven in een handelsregister;

  • b.

    materiaalkosten die uitsluitend nodig zijn voor het haalbaarheidsproject;

  • c.

    een forfaitair tarief van € 60,-- voor de eigen arbeid en de loonkosten van personeel voor zover zij zich met het haalbaarheidsproject bezighouden;

  • d.

    huurkosten van apparatuur en uitrusting, voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het haalbaarheidsproject.

Artikel 6 Staatssteun

  • 1.

    Subsidie in het kader van deze regeling wordt verstrekt met toepassing van de reguliere de-minimisverordening.

  • 2.

    Indien de aanvrager actief is in de primaire productie van landbouwproducten, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, subsidie verstrekt met toepassing van de op die sector van toepassing zijnde de-minimisverordening.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    niet wordt voldaan aan de voorwaarden van de van toepassing zijnde de-minimisverordening;

  • b.

    werkzaamheden die onderdeel zijn van het project zijn aangevangen vóór ontvangst van de aanvraag;

  • c.

    ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag;

  • d.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • e.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • f.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in technische zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

  • g.

    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft in financiële zin onvoldoende risicovol zijn om het haalbaarheidsproject te rechtvaardigen;

  • h.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief van de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft;

  • i.

    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft;

  • j.

    de aanvraag is ingediend in hetzelfde kalenderjaar als een eerdere ingediende aanvraag op basis waarvan de onderneming al subsidie verleend heeft gekregen op grond van deze regeling;

  • k.

    de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor reeds door of namens een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen het gezamenlijk subsidieplafond vast op € 3.573.333,--.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur SNN verdeelt het in het vorige lid bedoelde bedrag op volgorde van ontvangst van de aanvragen.

  • 3.

    Voor zover door verstrekking van subsidie ten behoeve van aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de in het tweede lid bedoelde volgorde bepaald door middel van loting.

Artikel 9 Aanvraagperiode

Gedeputeerde Staten stellen gezamenlijk de aanvraagperiode vast op 9 april 2024 9:00 uur tot en met 29 oktober 2024 om 17:00 uur.

Artikel 10 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2.

    De aanvraag gaat in ieder geval vergezeld van een projectplan conform het door het SNN beschikbaar gestelde format.

  • 3.

    De aanvrager geeft in het webportal een beknopte samenvatting van het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd die kan worden gebruikt in voor eenieder toegankelijke publicaties.

  • 4.

    De aanvraag gaat vergezeld van een naar waarheid ingevulde de-minimisverklaring.

Artikel 11 Subsidiepercentage

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.

Artikel 12 Subsidiehoogte

Het subsidiebedrag bedraagt ten hoogste € 20.000,--.

Artikel 13 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    Met de uitvoering van het haalbaarheidsproject wordt gestart binnen vier maanden na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening.

  • 2.

    Het haalbaarheidsproject wordt gerealiseerd binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.

Artikel 14 Bevoorschotting

Binnen drie weken na de bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening wordt de subsidie ambtshalve voor 100% bevoorschot.

Artikel 15 Vaststelling

  • 1.

    De subsidie wordt ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht en de subsidie uiterlijk ambtshalve wordt vastgesteld.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht, na het verstrijken van de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, desgevraagd aan te tonen dat deze activiteit conform de aanvraag tot subsidieverlening heeft plaatsgevonden en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor verstrekt de subsidieontvanger de informatie die Gedeputeerde Staten van belang achten, waaronder in ieder geval een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden en een urenregistratie.

Artikel 16 Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze regeling wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van 9 april 2024.

Artikel 17 Overgangsrecht

  • 1.

    De MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2023 wordt ingetrokken op de dag dat de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2024 in werking treedt.

  • 2.

    Op aanvragen die zijn ingediend op grond van de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2023, blijft de MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2023 van toepassing.

Artikel 18 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2024.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

Assen, 26 maart 2024

Kenmerk 4.2/2024000422

Uitgegeven: 4 april 2024

Ondertekening

Bijlage I MISSIES en SLEUTELTECHNOLOGIEËN

MISSIES en SLEUTELTECHNOLOGIEËN - Bijlage bij de gezamenlijke MIT-regeling 2024

Interpretatie toetsingskader en bijbehorend gebruik

In de verschillende regionale MIT-regelingen en de landelijke regeling wordt verwezen naar de bijlage. Deze bijlage is juridisch maatgevend voor de onderwerpen (de KIA’s) waar een MIT-R&D-samenwerkingsproject zich op kan richten en voor de maatschappelijke impact waarop een MIT-R&D-samenwerkingsproject mede wordt gerangschikt. Verderop wordt nader toegelicht waar de verschillende kennis- en innovatie-agenda’s zich op richten, en waar een MKB project zich dus op kan richten. In deze toelichting wordt aangegeven hoe deze informatie geïnterpreteerd dient te worden binnen de subsidiemodule MIT met betrekking tot de aanvraag.

De onderwerpen in deze bijlage zijn juridisch maatgevend en dienen als kader voor de bevordering van innovatieprojecten van het MKB. De KIA-documenten te vinden zijn via de relevante URL’s zijn primair opgesteld als onderzoeksagenda’s waardoor ze niet geschikt zijn als kader voor het MKB.

Verdeelcriteria en score MIT-R&D-project

MIT-R&D-samenwerkingsprojecten kunnen op meerdere maatschappelijke gebieden impact hebben. Dit is een gevolg van het feit dat de missies en KIA’s op zichzelf en onderling overlap vertonen. Ook kan de oplossing voor de ene missie negatief uitwerken op een andere. Iets vergelijkbaars geldt de bevordering van sleuteltechnologieën. Bij de toedeling van punten op het onderdeel maatschappelijke impact weegt de beoordelende commissie het totaal aan maatschappelijke baten op de genoemde terreinen.

Nadere informatie en voorbeelden

Er is voor gekozen de informatie in de bijlage zo beperkt mogelijk te houden. Nadere informatie over de achtergronden en context van de verschillende missies en over de verschillende onderzoeksprogramma’s in de KIA’s zijn te vinden via de relevante URL’s. In die achterliggende documenten zijn ook de voorbeelden te vinden van recente innovaties.

Aandacht voor software

In het toetsingskader worden voorbeelden zoals software en slimme oplossingen genoemd omdat ze voor veel vraagstukken binnen de KIA’s van groot belang zijn. Voor een indiening bij de subsidiemodule MIT is het van belang dat software zoals apps of beveiligingssoftware verbonden zijn aan een fysiek product. Alleenstaande software zonder fysiek product komt niet in aanmerking voor de MIT.

1. Klimaat en Energie

Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Zij dragen daarmee automatisch bij aan de tussendoelen voor 2030 zoals nationaal en Europees zijn vastgesteld. Combinaties met andere KIA’s zijn logischerwijze mogelijk, daar waar deze missies elkaar overlappen.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen;

  • 2.

    verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie in het energiesysteem;

  • 3.

    vergroten van de efficiency van het (slimme) mobiliteitssysteem, verkeersveiligheid, ladingveiligheid, cybersecurity, veilig datagebruik en databeheer en het beperken en mitigeren van geluidhinder, fijnstof en andere emissies, trillingen als gevolg van transportbewegingen of -systemen.

Achterliggende informatie over de IKIA Klimaat en Energie is te vinden op: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst/documenten/publicaties/publicaties-2023/november/02/ikia-klimaat-energie-2024-2027

2. Circulaire Economie

Projecten dienen bij te dragen aan het realiseren van de missie circulaire economie. Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn, met tussendoelen voor 2030, wat betekent dat de milieueffecten van grondstoffengebruik (zowel productie als consumptie) binnen de planetaire grenzen vallen. In het Nationaal Programma Circulaire Economie worden vier waardeketens benoemd waarin nieuw te genereren kennis en innovatie al voor 2030 een significant effect kan hebben. Daarnaast heeft circulariteit van kritieke grondstoffen prioriteit in de KIA CE. Kritieke grondstoffen zijn grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie, maakindustrie en defensie, maar een groot risico kennen ten aanzien van de leveringszekerheid.

De vier waardeketens om de missie circulaire economie te realiseren zijn:

  • -

    Bouw: woningen, kantoren, viaducten en bruggen, wegverhardingen

  • -

    Consumptiegoederen: meubels, textiel, verpakkingen en wegwerpproducten; elektrische en elektronische apparatuur

  • -

    Kunststoffen: plastic verpakkingen, land- en tuinbouwplastic, plastic in de bouw

  • -

    Maakindustrie: capital equipment, circulaire windparken, circulaire zon-PV systemen, circulaire klimaatinstallaties

Achtergrondinformatie over de volledige en actuele lijst van kritieke grondstoffen: https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials_en).

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen;

  • 2.

    substitutie: vervanging van fossiele of anderszins belastende grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen (secundaire grondstoffen of duurzaam geproduceerde biogrondstoffen);

  • 3.

    stimulering van levensduurverlenging, bijvoorbeeld via producten of processen die hergebruik, refurbishment en reparatie van apparatuur, installaties en infrastructuur stimuleren;

  • 4.

    beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk worden geacht;

  • 5.

    hoogwaardige verwerking: schone en goed gesorteerde inzamelstromen en terugwinning van materialen.

Achterliggende informatie over de KIA Circulaire Economie en de strategieën en waardeketens is te vinden op: https://kia-ce.nl/wp-content/uploads/2023/12/KIA-CE-2024-2027.pdf.

3. Landbouw, Water en Voedsel

Projecten dienen bij te dragen aan de missies van de KIA Landbouw, Water en Voedsel. Dit programma is onderverdeeld in zeven deelprogramma’s.

3.a. Veerkrachtige natuur

De Missie ‘Veerkrachtige Natuur’ daagt overheden, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties uit om kennis en innovaties te ontwikkelen, uit te testen en toe te passen om effectief bij te dragen aan het ombuigen van de neerwaartse trend van natuur- en biodiversiteitsverlies. De sleutels liggen enerzijds bij biodiversiteitsherstel en het robuust maken van natuur binnen en buiten natuurgebieden, anderzijds bij de transitie naar een samenleving en economie die hier positief aan bijdragen met vernieuwde vormen van governance en waarderingssystemen en de innovatieve inzet van natuur als oplossing voor maatschappelijke opgaven.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst bij te dragen aan de volgende vraagstukken:

  • 1.

    ombuigen van natuur- en biodiversiteitsverlies naar noodzakelijk herstel door kennis van biodiversiteit en natuurlijke processen en structuren, maar ook door kennis over de effectiviteit van maatregelen en herstelstrategieën;

  • 2.

    beter begrijpen hoe ecosysteemdiensten versterkt kunnen worden in stedelijk, landelijk en natuurlijk gebied. Er zijn innovatieve meetsystemen nodig van de economische en maatschappelijke waardering van deze diensten;

  • 3.

    mogelijkheden die digitale technologieën bieden voor een natuurinclusieve samenleving door het verzamelen van data en monitoring en de inzet daarbij van tools, apps, AI, remote sensing, drones en sensoren in het natuurdomein. Zodat met de juiste informatie duurzame keuzes gemaakt kunnen worden om soorten en habitats te versterken, de baten en diensten die de natuur ons levert duurzaam te verbeteren, NBS effectief te implementeren en de natuurinclusieve transitie te versnellen.

Deze drie vraagstukken vragen in het algemeen om onderzoek of om een eenmalige oplossing (een specifieke aanpak) en niet om een veelvuldig verkoopbaar MKB-product waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s met reduceren. Technologische oplossingen om kennis te verzamelen of in de praktijk te brengen zijn niet uitgesloten. Denk daarbij aan innovaties ten behoeve van beheer (het bestrijden van exoten) of van sensoren. Innovaties die alleen bestaan uit het ontwikkelen van software (apps bijvoorbeeld) zijn niet subsidiabel.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.b. Duurzame land- en tuinbouw

De Missie ‘Duurzame Landbouw’ beoogt de benodigde kennis, inzichten, innovaties en handelingsperspectieven te ontwikkelen om te komen tot een integraal duurzaam systeem van land- en tuinbouw, waarbij het systeem zowel de primaire bedrijven betreft als hun economische, maatschappelijke en ruimtelijke interacties.

Specifiek voor de landbouw en voedselproductie en vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op de volgende innovatieprogramma’s:

  • 1.

    (Bouwstenen voor) veerkrachtige en weerbare productiesystemen. Bestaande en nieuwe plantaardige en dierlijke productiesystemen vragen om doorontwikkeling en implementatie vanuit integraal perspectief. De verschillende verduurzamingsopgaven in de land- en tuinbouw komen immers samen op het erf, het land, in de stal of kas van de primair ondernemer;

  • 2.

    Circulariteit en natuurlijke hulpbronnen. Verdere sluiting van de kringloop van water, nutriënten en andere grondstoffen leidt tot een hogere resource efficiency en biedt kansen voor de sector als producent van biogrondstoffen;

  • 3.

    Energietransitie in de land- en tuinbouw. Hoe kan de land- en tuinbouw bijdragen aan klimaatneutraliteit, en haar kansen als potentiële leverancier van groene energie benutten?

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.c. Vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland

De kwaliteit van bodem en water staat onder druk, en de beschikbaarheid van voldoende zoet water voor drinkwater, industrie, irrigatie en natuur is niet meer altijd vanzelfsprekend. Dat geldt voor het platteland maar ook voor bebouwde gebieden, waarin bijvoorbeeld stedelijk groen bijdraagt aan leefbaarheid en vermindering van wateroverlast en hittestress. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    (hybride) groen-grijs-blauwe oplossingen voor de private en publieke ruimte die bijdragen aan biodiversiteit, vasthouden en infiltreren van water en verminderen van hittestress, beheersing van grondwaterpeil en voorkomen van zettingen en bodemdaling. Duurzame en robuuste inrichting van ondergrondse leidingnetwerken voor drinkwater, hemelwater en afvalwater, rekening houdend met andere ondergrondse netwerken, klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouwopgave;

  • 2.

    oplossingen voor het langer vasthouden van regenwater en gezuiverd afvalwater, waarbij landinrichting en -gebruik bijdragen aan het vasthouden water. Inzet van technologische en natuurlijke zuivering om kwaliteit van zoetwatersystemen te beschermen (onder andere tegen verzilting) en te verbeteren. Voorkomen van schadelijke emissies en lozingscalamiteiten. Duurzame alternatieven voor waterwinning en waterhergebruik.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.d. Duurzaam en gewaardeerd voedsel, dat gezond, toegankelijk en veilig is

Het doel is dat in 2050 voedsel in Nederland en Europa op een duurzame manier wordt geproduceerd in transparante ketens, waarin alle ketenpartijen een bijdrage leveren aan de verduurzaming van het voedselsysteem als geheel en aan de voedselzekerheid. Het voedselsysteem is zo ingericht dat het bijdraagt aan de halvering van de ecologische voetafdruk. Het streven is dat er in 2030 de helft minder voedsel wordt verspild en dat er een verschuiving wordt gerealiseerd naar 50-50% dierlijke en plantaardige eiwitten. Ook worden zij- en reststromen maximaal verwaard. Er wordt toegewerkt naar een ecologisch, economisch en sociaal houdbaar systeem. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    een ecologisch en economisch houdbaar landbouw & voedsel-systeem

  • 2.

    duurzame verwerking en voedselveiligheid, vers en verwerkt

  • 3.

    alternatieve eiwitten: keten en producten

  • 4.

    duurzaam en gezond voedselaanbod

  • 5.

    voedselzekerheid nu en in de toekomst (mondiaal/EU/Nederland)

  • 6.

    meervoudige verwaarding vanaf de agrifoodsector naar food en non-food

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.e. Duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grote wateren

Het doel is dat in 2050 is in Nederland de ecologische draagkracht en waterkwaliteit en –beschikbaarheid in balans met de opgave voor hernieuwbare energie, voedsel, visserij en andere economische activiteiten. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    producten uit zee en grote wateren inclusief aquacultuur worden gewonnen met minimale ecologische impact;

  • 2.

    verwerkingsprocessen (aan boord) zijn geoptimaliseerd.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.f. Veilige en weerbare delta

Het doel is dat Nederland een veilige en weerbare delta blijft, ook bij een stijgende zeespiegel en sterkere schommelingen in de afvoer van rivieren door toegenomen weerextremen. Het achterliggend land wordt beschermd met betaalbare, circulaire, klimaatneutrale maatregelen die zoveel mogelijk werken vanuit het natuurlijk systeem (NBS, water en bodem sturend) dan wel rekening houden met de natuur (natuurinclusief). Havens blijven bereikbaar en rivieren, kanalen en de Noordzee blijven veilig bevaarbaar. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    innovatieve en duurzame oplossingen om de delta tegen overstroming en verdroging te beschermen en bevaarbaar te houden;

  • 2.

    innovatieve, duurzame (met name) circulaire harde en zachte oplossingen waarmee de het gebruik van primaire bouwgrondstoffen fors gereduceerd wordt en/of een duurzame slibeconomie ontstaat;

  • 3.

    innovatieve oplossingen die bijdragen aan emissiereductie in de scheepvaart en leiden tot een digitale, modulair en circulaire inrichting van de scheepsbouw.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.g. Sleutel technologieën voor Landbouw, Water en Voedsel (LWV)

Het doel is dat in 2030 sleuteltechnieken zijn ontwikkeld die bijdragen aan de missies in ‘groenblauwe‘ sectoren zoals land- en tuinbouw en watersystemen. De toepassing van sleuteltechnieken helpen deze sectoren hun missies en doelen effectiever, sneller en/of efficiënter te bereiken. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    ‘Smart Technology’: technologie die (op termijn) via digitalisering bijdraagt aan oplossingen voor diverse maatschappelijke opgaven in het groen/blauwe domein, het maakt het efficiënter, intelligenter, transparanter, veiliger, adaptiever en weerbaarder;

  • 2.

    Biotechnologie en veredeling draagt bij aan de beschikbaarheid van voldoende genetische variatie en innovatieve technologieën voor de veredeling en fokkerij zodat bedrijven sneller, efficiënter en effectiever hoogwaardig uitgangsmateriaal kunnen ontwikkelen dat geschikt is voor toepassing in de verschillende missieprogramma’s van de KIA LWV;

  • 3.

    niet-fossiele, veilige producten door biologische conversies of fermentaties inclusief scheidingstechnologie.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

4. Gezondheid en Zorg

https://www.health-holland.com/sites/default/files/downloads/missiedocument-gezondheid-en-zorg.pdf

Het doel is dat in 2040 alle mensen in Nederland tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid leven en dat de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen. Projecten dienen expliciet bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen en de missies zoals verwoord in de KIA Gezondheid en Zorg. Op basis van de missies in de KIA Gezondheid en Zorg zijn voor de subsidiemodule MIT een aantal onderwerpen uitgewerkt:

  • i.

    leefstijl & leefomgeving

  • ii.

    verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving

  • iii.

    verhoging van de participatiegraad van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking

  • iv.

    verhoging van de kwaliteit van leven van mensen met dementie; en

  • v.

    betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    preventie van ziektes of aandoeningen

  • 2.

    gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer (chronische) ziektes of aandoeningen inclusief hersen- en/of psychische aandoeningen

  • 3.

    verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het herstel daarna

  • 4.

    innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken

  • 5.

    arbeidsbesparende technologie zowel intramuraal als in de leefomgeving

  • 6.

    verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking, naar wens en vermogen

  • 7.

    verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie

  • 8.

    betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen

Bij de te ontwikkelen innovaties is het volgende relevant:

  • -

    gezien de doelstelling in de missie om gezondheidsverschillen terug te dringen, is het een pré als de innovatie bruikbaar en beschikbaar is voor mensen in een lage sociaal economische positie;

  • -

    met het oog op de inpassing in bestaande systemen dient bij de te ontwikkelen innovaties rekening gehouden te worden met interoperabiliteit: producten, systemen of organisaties zijn interoperabel als ze zonder beperkingen kunnen communiceren en interacteren.

Veel innovatieve concepten, producten en diensten van het MKB voor gezondheid en zorg bereiken de markt niet. Om teleurstellingen te voorkomen adviseren we ondernemers om bij aanvang van een R&D-samenwerkingsproject 'Health Innovation NL' (HI-NL) te raadplegen en eventueel te betrekken. HI-NL kan aangeven of de kans reëel is dat een project en/of een innovatie succesvol kan worden. Meer informatie over dit instituut is te vinden op: https://www.healthinnovation.nl/

Achterliggende informatie over de KIA Gezondheid en Zorg zijn te vinden op: https://online.fliphtml5.com/gedjp/iwgv/#p=1.

5. Veiligheid

De missies behorend bij het programma veiligheid zijn in nauwe samenwerking met de ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie opgesteld. De overkoepelende ambitie is (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór te blijven: 'always ahead of the threat’ met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor bij te dragen aan een van de volgende missiepaden en hun bijbehorende deelprogramma’s:

  • 1.

    in 2030 is de georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Nederland riskant en slecht lonend, door meer zicht op illegale activiteiten en geldstromen.

    • Zicht: Er is specifiek behoefte aan instrumentaria om criminele activiteiten waar te nemen en ontwikkelingen en patronen te herkennen zoals het ontstaan van criminele samenwerkingsverbanden en werkwijzen. Nieuwe, slimme sensoren (bijvoorbeeld uit de chemische industrie) kunnen ongebruikelijke activiteiten detecteren en gedragswetenschappelijke inzichten kunnen patronen herkennen en analyses versterken. Het waarnemend vermogen kan verhoogd worden door gebruik te maken van detectiemiddelen van andere publieke en private partijen;

    • Inzicht: Omdat veel illegale activiteiten zich ‘ondergronds’ manifesteren, is het van belang om toekomstige ontwikkelingen goed te voorspellen. Dat is nodig om de schaarse interventiemogelijkheden effectiever te benutten. Aanvullend op het vergroten van ´zicht op´ georganiseerde criminaliteit, kan door kennisdeling, financiële en technische analyses het ´inzicht in´ criminele activiteiten worden vergroot. Met deze voorspellende kracht kunnen vervolgens interventies worden verbeterd of geëffectueerd;

    • Interventie: Door het genereren van overzicht en inzicht kan worden toegewerkt naar doelgerichte innovatieve interventies die bijdragen aan het terugdringen van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze interventies kunnen van technische of procesmatige aard zijn. Van belang is dat effectieve interventies alleen in gezamenlijkheid tot stand kunnen komen. Dit doen we door uitvoering, beleid, wetenschap en bedrijfsleven goed met elkaar te verbinden om zo integrale innovaties tot stand te brengen;

  • 2.

    in 2035 beschikt Nederland over de marine van de toekomst. Door de sterk verbeterde samenwerking in het marinebouwcluster is Nederland in staat om flexibel te reageren op onvoorspelbare ontwikkelingen.

    • Smart kill-chains - Radar en geïntegreerde sensorsuites

    • Smart operations

    • Smart manning & automation

    • Zero emission and surviable warschips

    • Smart design and maintenance

    • Smart concepts

  • 3.

    in 2030 heeft Nederland een operationeel inzetbare ruimtevaartcapaciteit voor defensie en veiligheid. Daarbij fungeert de Defensie Ruimteagenda als richtsnoer.

    • Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen

    • Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit

    • Grondgebonden situational awareness capaciteit (aardobservatie)

    • Veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit

    • (Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang tot verschillende diensten

    • Shared (space based) Early Warning

  • 4.

    cyberveiligheid. In 2030 is veiligheid verplicht bij de ontwikkeling van digitale producten, en beschikt Nederland over een sterke cybersecurity kennis- en innovatieketen. De doelstellingen en acties in de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022-2028 (NLCS) vormen voor deze missie het overkoepelende kader.

    • Digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties

    • Veilige en innovatieve digitale producten en diensten

    • Tegengaan van digitale dreigingen van staten en criminelen

    • Cybersecurity-arbeidsmarkt, onderwijs en digitale weerbaarheid van burgers

  • 5.

    hightech landoptreden. In 2030 werkt de krijgsmacht volledig genetwerkt met integratie van nieuwe technologieën om sneller en effectiever te kunnen handelen dan de tegenstander.

    • Robotics and Autonomous Systems

    • Communicatienetwerken en informatie gestuurd optreden

    • Slimme en robuuste logistiek

    • Energietransitie

    • Duurzame, high performance materialen

Achterliggende informatie over de KIA Veiligheid is te vinden op: https://www.kia-v.nl/kiav2024-2027.

6. Sleuteltechnologieën

Sleuteltechnologieën worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik in innovaties en/of sectoren. Bij de projecten die voor maatschappelijke uitdagingen worden ingediend zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of meer sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor de specifieke toepassing. Projecten die specifiek voor het programma Sleuteltechnologieën worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer) sleuteltechnologieën, door:

  • 1.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar;

  • 2.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie er van in producten, processen of diensten te vergemakkelijken.

Hierbij wordt benadrukt dat onder optie 1 het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën en onder optie 2 het puur toepassen ervan in een willekeurige sector anders dan binnen de missies geen basis is voor toekenning van een subsidie.

Voor MKB-projecten binnen deze KIA wordt gezocht naar innovaties die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën verbeteren, die als product veelvuldig verkoopbaar zijn en waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren.

De volgende groepen van sleuteltechnologieën zijn vanuit het perspectief van de potentiële bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland aangewezen:

• Chemical Technologies

• Digital and Information Technologies

• Engineering and Fabrication Technologies

• Photonics and OpticalTechnologies

• Advanced Materials

• Quantum Technologies

• Life science and biotechnologies

• Nanotechnologies

Achterliggende informatie over de groepen van KIA Sleuteltechnologieën is te vinden op: https://www.kia-st.nl/kiast2024-2027.

6.a. Digital Technologies: Artificiële Intelligentie (AI)

Aansluitend op de sleuteltechnologie Digital Technologies is binnen de MIT-subsidiemodules tevens het thema Artificiële Intelligentie (AI) opgenomen, om het MKB te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van AI.

Voor AI wordt de definitie gehanteerd van de Europese Commissie: ‘AI verwijst naar systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te analyseren en – met een zekere mate van zelfstandigheid – actie te ondernemen om specifieke doelen te bereiken’.

In aanmerking komen projecten die bijdragen aan de generieke ontwikkeling van AI, doordat:

  • 1.

    zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van generatieve AI, in het bijzonder large language models c.q. foundation models en de toepassing daarvan;

  • 2.

    zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van Machine Learning (machinaal leren), waaronder Supervised Learning (gesuperviseerd leren), Unsupervised Learning (ongesuperviseerd leren) en Reinforcement Learning (bekrachtigingsleren);

  • 3.

    zij gericht zijn op de een aantoonbaar nieuwe oplossing binnen één of meerdere toepassingsgebieden van de Nederlandse AI Coalitie (NL AIC): Energie en Duurzaamheid; Gezondheid en Zorg; Vrede, Recht en Veiligheid; Landbouw en Voeding; Cultuur en Media; Financiële Dienstverlening; Gebouwde Omgeving; Haven en Maritiem; Mobiliteit; Transport en Logistiek; Onderwijs; Publieke Diensten; en de Technische Industrie. Achterliggende informatie over AI voor deze toepassingsgebieden is te vinden op: https://nlaic.com/toepassingsgebied/;

  • 4.

    zij gericht zijn op het aanbrengen van verbindingen tussen hun voorstel en de kern AiNed activiteiten (Learning Communities, Innovatielabs, Breaking Barriers, ELSA-Labs) alsmede het zoeken van aansluiting bij een van de zeven AI-Hubs;

  • 5.

    er gebruik gemaakt wordt van een aanpak die oog heeft voor betrouwbare en mensgerichte AI. Betrokkenen bij de AI toepassing (bijvoorbeeld burgers en/of werknemers) worden zoveel mogelijk betrokken in het maken van keuzes over de ontwikkeling en het gebruik.

7. Digitalisering

Projecten dienen bij te dragen aan de drie onderdelen van de KIA Digitalisering. De KIA Digitalisering is complementair aan de KIA Sleutel Technologieën en representeert de zeven ‘Digital and Information Technologies’ (DIT’s), als onderdeel van het totaal aan vierenveertig sleuteltechnologieën die binnen de Nationale Technologie Strategie van het Ministerie van EZK worden onderscheiden:

  • 1.

    Artificial Intelligence

  • 2.

    Data Science, data analytics and data spaces

  • 3.

    Cyber security technologies

  • 4.

    Software technologies and computing

  • 5.

    Digital Connectivity Technologies

  • 6.

    Digital Twinning and Immersive technologies

  • 7.

    Neuromorphic technologies

De KIA Digitalisering biedt als strategische agenda een kader en handvaten voor toekomstig ICT-onderzoek en -innovatie, en daarmee uiteindelijk ook oplossingen voor economische en maatschappelijke vraagstukken. In de KIA Digitalisering wordt onderscheid gemaakt tussen drie luiken op het gebied van 'Digital and Information Technologies':

  • innoveren met DIT's (ten behoeve van KIA’s 1 tot en met 5)

  • reflectie op DIT's (zorgen voor verantwoorde ontwikkeling en toepassing van DIT's) en

  • innoveren in DIT's (fundamentele en toegepaste kennisontwikkeling rond de zeven DIT’s)

Projecten passen in de KIA Digitalisering als het een van de maatschappelijke uitdagingen in de KIA's 1 tot en met 5 adresseert in relatie tot een van de zeven DIT’s. De projecten dienen gericht te zijn op toepassing, passend binnen (een van) de zeven DIT’s, en het in acht nemen van de drie luiken met betrekking op de zeven DIT’s zoals binnen de KIA Digitalisering beschreven.

Net als bij Sleuteltechnologieën is het uitvoeren van fundamentele kennisontwikkeling geen basis voor toekenning van een MIT-subsidie. Toegepaste kennisontwikkeling is dat alleen daar waar sprake is van een veelvuldig verkoopbaar product, waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s met reduceren. Ontwikkeling van software, zoals ten behoeven van apps, is niet subsidiabel.

Achterliggende informatie over de KIA Digitalisering is te vinden op: https://topsector-ict.nl/assets/images/default/KIA-Digitalisering-2024-2027_WEB.pdf.

8. Maatschappelijk Verdienvermogen

Het doel is om technologie beter te benutten in nieuwe producten, processen en diensten voor maatschappelijke uitdagingen en impact van het ondernemen te versterken. Daardoor worden betere toepassingen ontwikkeld, die zowel economisch als maatschappelijk rendement opleveren.

Projectvoorstellen passen in de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen als ze zowel een van de uitdagingen in de KIA's 1 tot en met 5 adresseren en zich richten op bovengenoemde doelstelling.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende technologiebenuttingen te verbeteren:

  • de methodisch onderbouwde manier van werken, waarbij gebruik gemaakt wordt van relevante Key Enabling Methodologies (zie de KEM agenda via https://kems.nl/);

  • het daarbij betrekken en inzetten van kennis en expertise uit mens- en maatschappijwetenschappen, bedrijfskunde, bestuurskunde, communicatie, transitiekunde en systeemdenken;

  • samenwerking in innovatie-ecosystemen van bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, vaak regionaal georiënteerd en het organiseren van sterke betrokkenheid van eindgebruikers en/of. burgers.

Achterliggende informatie over de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen is te vinden op: https://assets.ctfassets.net/h0msiyds6poj/6CnWIHTuja2fpuGhmBQs5O/2c192d4114e61943caf5719c394408f4/KIA_Maatschappelijk_Verdienvermogen_2024-2027.pdf.

Bijlage II Toelichting

Inleiding

De MIT haalbaarheid Noord-Nederland 2024 sluit aan op de bestuurlijke keuze om het innovatiebeleid te richten op een viertal thematische missies, op ondersteunende sleuteltechnologieën en op maatschappelijk verdienvermogen. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de missies en de aanpak voor Sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een zestal Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s). In november 2023 zijn deze agenda’s geconcretiseerd in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies: https://www.topsectoren.nl/binaries/topsectoren/documenten/kamerstukken/2019/november/12-11- 19/kic-2020-2023/Kennis--en-Innovatieconvenant-2020-2023.pdf

Missies & sleuteltechnologieën in de verschillende instrumenten binnen de MIT

Voor de haalbaarheidsprojecten binnen de regeling voor 2024 geeft u in het projectplan aan op welke KIA het uiteindelijk te ontwikkelen product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting. Voor de KIA Sleuteltechnologieën dient te worden toegelicht welke sleuteltechnologie wordt doorontwikkeld of wordt ondersteund in de implementatie. Voor de KIA Verdienvermogen dient te worden toegelicht op welke wijze aan de gewenste versnelling en opschaling van innovaties wordt bijgedragen en op welke KIA 1 t/m 5 het project van toepassing is.

Relevantie voor MKB en MKB-innovaties

Missies omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks leven en ons patroon van produceren en consumeren. Zoals ook in de voorwaarden is aangegeven is de regeling gericht op het stimuleren van technologische innovaties. Onderstaande opsommingen bevatten deels concrete vraagstukken binnen elk van de missies waarvoor technologische innovaties evident een bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen, een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het onderzoeken van de haalbaarheid van een innovatie, met het bijbehorende innovatierisico, en niet voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.

Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s

Waar een innovatie is gericht op de missiethema’s zijn er geen verplichtingen ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in uw innovatie te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) vinden op verdere ontwikkeling van die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.

Waar uw innovatie is gericht op doorontwikkeling of ondersteuning van de implementatie van een sleuteltechnologie, wordt verwezen naar de opsomming van sleuteltechnologieën in KIA 5 en de nadere informatie daar.

ASR 2019

Op aanvragen is de Algemene subsidieregeling SNN 2019 (ASR SNN 2019) van toepassing. Daarin zijn onder andere weigeringsgronden opgenomen. Ook is daarin opgenomen dat, wanneer de aanvrager (met toepassing van artikel 4:5 van de Awb) in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling is ontvangen, als datum van ontvangst geldt met betrekking tot de verdeling van het subsidieplafond.

De subsidieontvanger heeft een meldings- en mededelingsplicht. In artikel 2.5 van de ASR SNN 2019 is opgenomen wanneer de subsidieontvanger een schriftelijke melding dient te doen aan het dagelijks bestuur SNN.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1, sub d

Haalbaarheidsstudie: definitie conform de Algemene groepsvrijstellingsverordening artikel 2, lid 87, luidend: Het onderzoek en de analyse van het potentieel van het project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en de zwakke punten van een project, de kansen en risico’s in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn.

Bij een haalbaarheidsstudie kunt u bijvoorbeeld denken aan:

  • literatuuronderzoek

  • octrooionderzoek

  • inventarisatie van beschikbare technologie en potentiële partners

  • het opstellen van modellen en berekeningen om te onderzoeken of een idee technisch haalbaar is

  • marktverkenning

  • concurrentieanalyse

Artikel 1, sub l

Met trial and error wordt bedoeld het onderzoek doen naar en uitvoeren van testen om antwoord te krijgen op technische haalbaarheidsvragen zoals die in het projectplan beschreven zijn.

Denk bij trial en error onderzoek bijvoorbeeld aan het uitvoeren van testen welk materiaal het beste gebruikt kan worden, welke technologie kan worden toegepast, hoe bepaalde elementen interactie hebben met elkaar of welke combinaties in potentie geschikt kunnen zijn.

Trial en error onderzoek heeft als doel inzichtelijk te maken of het beoogde nieuwe product, proces of dienst technisch gezien haalbaar is, zodat dit in een later stadium in een ontwikkelingsproject een grotere kans van slagen heeft omdat u beter inzicht heeft in wat wel en wat niet zou kunnen werken.

Binnen trial en error kan niet een prototype van het uiteindelijk beoogde product, proces of dienst worden gemaakt, net zomin als het testen van prototypes onder reële omstandigheden. In dat geval bent u namelijk aan het ontwikkelen. Het is wel mogelijk om prototypes van onderdelen of elementen te maken die u in een laboratoriumomgeving of digitale onderzoeksomgeving gaat testen, zolang deze maar gericht zijn op het beantwoorden van een technische haalbaarheidsvraag.

Artikel 3 Doelgroep

Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.

Ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd dienen te worden ingeschreven in het handelsregister (artikel 5 Handelsregisterwet). De toetsingscriteria van de Kamers van Koophandel staan vermeld in de Beleidsregel ondernemingsbegrip handelsregister (Staatscourant 2008, 123, laatst gewijzigd bij Staatscourant 2011, 8401).

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Binnen een haalbaarheidsproject zijn de kosten die direct betrekking hebben op het project subsidiabel. Loonkosten kunnen worden berekend via het forfaitair uurtarief van € 60,--. Het forfaitair vastgestelde uurtarief wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen die in loondienst zijn bij de aanvragende organisatie en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten. Dit tarief kan ook toegepast worden indien personen van een verbonden- of partneronderneming betrokken zijn in de projectuitvoering. Ook eigenaren van ondernemingen die niet worden verloond op basis van een dienstverband kunnen gebruik maken van het forfaitair uurtarief van € 60,--.

Kosten derden omvat alle kosten, gemaakt en betaald binnen de projectperiode, waar een factuur en betaalbewijs tegenover staat. Van belang is dat deze kosten op factuurbasis direct betrekking hebben op het project.

Forfaitair uurtarief en indirecte kosten

Het forfaitaire uurtarief van € 60,-- bestaat uit een basis uurtarief van € 40,-- met een opslag van 50% voor de indirecte kosten. Dit betekent dat de indirecte kosten die verdisconteerd zijn in het forfaitaire tarief niet afzonderlijk gedeclareerd kunnen worden, omdat deze kosten dan tweemaal gesubsidieerd zouden worden.

De kosten van administratief personeel dat wordt ingezet voor het project mogen niet worden opgevoerd als loonkosten met een forfaitair uurtarief voor € 60,--. Omdat deze kosten niet rechtstreeks uit het project voortvloeien zijn dergelijke kosten verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Inhoudelijk projectmanagement door eigen personeel valt onder de loonkosten. Kosten van een directeur die incidenteel projectmanagement doet dat niet inhoudelijk van aard is valt hier niet onder. Dergelijke kosten vallen onder de opslag voor de overheadkosten die zijn verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Huurkosten voor gebouwen en apparatuur die voor de reguliere activiteiten wordt gebruikt is niet subsidiabel. Deze kosten vloeien niet rechtstreeks voort uit het project. Dergelijke indirecte bedrijfskosten zijn verwerkt in de 50% opslag van het forfaitaire uurtarief van € 60,--.

Reis- en verblijfkosten van het personeel zijn verwerkt in de 50% opslag voor de indirecte kosten van het forfaitaire uurtarief van € 60,--.

Kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien

Huurkosten van bedrijfsruimte en apparatuur die specifiek voor de uitvoering van het project worden gehuurd, worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

Onder kosten die uitsluitend voor het project worden gemaakt vallen niet accountantskosten. Ook kosten voor het inschakelen van derden die advies geven om te voldoen aan wet- en regelgeving om producten en diensten op de markt te brengen vallen hier niet onder.

Niet subsidiabele kosten

In artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 is opgenomen welke kosten niet subsidiabel zijn. Hieronder een aantal voorbeelden van kosten die in geen enkel geval subsidiabel zijn:

  • a.

    administratieve en financiële sancties en boetes

  • b.

    winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband

  • c.

    fooien en geschenken

  • d.

    representatiekosten- en vergoedingen

  • e.

    kosten van personeelsactiviteiten

  • f.

    gratificaties en bonussen

  • g.

    kosten van een outplacementtraject

  • h.

    kosten voor vrijwilligers

  • i.

    stagevergoeding

  • j.

    kosten voor marketing, promotie en publiciteit voor marktintroductie

  • k.

    buitenlandse reis- en verblijfkosten en overheadkosten. Deze opsomming is niet limitatief

Artikel 5, sub a

Als er sprake is van het inschakelen van een adviesorganisatie, dient deze onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming. In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • o

    als de adviesorganisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;

  • o

    als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de onderneming van de adviesorganisatie;

  • o

    als de directeur van de aanvragende onderneming ook de directeur van de adviesorganisatie is;

  • o

    in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster);

  • o

    als de organisatie een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 5, sub c

Onder ‘eigen arbeid’ wordt verstaan de arbeidsinzet (uren) van de ondernemer die niet in loondienst is, zoals de eigenaar van de vennootschap, maatschap of VOF.

Onder personeel wordt niet verstaan: stagiairs. De uren van stagiairs die meewerken aan het haalbaarheidsonderzoek komen niet in aanmerking voor subsidie.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Artikel 7, sub a

Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, worden geacht het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (artikel 107 lid 1 VWEU) en leveren derhalve geen staatssteun op.

Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de aanvrager een de-minimisverklaring overleggen bij de aanvraag. Hierin moet de aanvrager alle de-minimissteun opgeven die hij, vanaf het moment van ondertekening van de verklaring, tot drie jaar geleden verleend heeft gekregen. Onder de reguliere de-minimisverordening kan aan aanvragers tot € 300.000,-- aan steun verstrekt worden zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag (steunplafond) geldt voor alle ondernemingen samen in het verband van ondernemingen over een periode van drie jaren.

Het steunplafond voor maatregelen onder de landbouw de-minimisverordening, dat geldt ten aanzien van aanvragers die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten, bedraagt over drie belastingjaren € 20.000,--.

Artikel 7, sub c

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend. In het geval er voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, dan zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

Artikel 7, sub h

Uit het projectplan moet blijken op welke wijze er in het projectonderzoek wordt gedaan naar het economisch perspectief van het beoogde te ontwikkelen innovatief product, innovatief productieproces of innovatieve dienst. Dit moet blijken uit concrete en realistische economische haalbaarheidsvragen.

Artikel 7, sub j

Het is niet de bedoeling dat een onderneming vaker dan één keer per kalenderjaar een verlening op een subsidieaanvraag kan krijgen. Ondernemingen die met elkaar verbonden zijn worden hierbij als één onderneming beschouwd. De definitie van verbonden ondernemingen staat in bijlage 1 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (artikel 3, derde lid).

Artikel 10 Subsidieaanvraag

Lid 3: de samenvattingen van de projecten zijn bedoeld om inzicht te krijgen in de projecten en vraag- stukken waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De samenvatting wordt gepubliceerd in een database op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RvO.nl).

Artikel 15 Vaststelling

Een subsidie die verleend is voor een activiteit als omschreven in artikel 4 van de regeling wordt direct na het verstrijken van de realisatiedatum ambtshalve vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen om (financiële) verantwoording af te leggen aan Gedeputeerde Staten.

Toch kunnen Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verleende subsidies controleren, al dan niet steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger gecontroleerd wordt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. Hiertoe verschaft hij alle informatie die Gedeputeerde Staten bij hem opvraagt. Dat is dan in ieder geval een verslag van de uitgevoerde werkzaamheden en een urenregistratie. In aanvulling daarop kunnen ook andere documenten die verband houden met de controle op de vastgestelde subsidies worden opgevraagd.

Als uit de (steekproef)controle onregelmatigheden blijken, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidievaststelling. Een subsidie kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd.