Regeling vervallen per 17-09-2024

Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering R&D samenwerking Noord-Nederland 2024

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 11-06-2024 t/m 16-09-2024

Intitulé

Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering R&D samenwerking Noord-Nederland 2024

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN

gelet op:

artikel 25 van de Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187), gewijzigd bij verordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084, 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972) en 23 juni 2023 (EG) 2023/1315;

artikel 5, tweed lid, van de gemeenschappelijke regeling SNN;

en de Algemene subsidieregeling SNN 2019;

besluiten:

vast te stellen de Subsidieregeling Mkb innovatiestimulering R&D samenwerking Noord-Nederland 2024 als volgt:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: Algemene groepsvrijstellingsverordening, Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187), gewijzigd bij ver- ordeningen van de commissie van 14 juni 2017 (EG) 2017/1084, 2 juli 2020 (EG) nr. 2020/972) en 23 juni 2023 (EG) 2023/1315;

  • b.

    ASR SNN 2019: Algemene subsidieregeling SNN 2019;

  • c.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • d.

    KIA: Kennis- en Innovatieagenda;

  • e.

    Missies en Sleuteltechnologieën: document beschreven in bijlage I van deze regeling;

  • f.

    mkb-onderneming: micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van bijlage I van de AGVV;

  • g.

    Noord-Nederlandse economie: de economie in de regio Groningen, Fryslân en Drenthe;

  • h.

    Penvoerder: een samenwerkingspartner in een R&D-samenwerkingsverband, die zorgdraagt en verantwoordelijk is voor de projectadministratie, aanvragen en verzoeken;

  • i.

    R&D-samenwerkingsproject: project, bestaande uit industrieel onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2, lid 85, van de AGVV of experimentele ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 2, lid 86, van de AGVV of een combinatie hiervan, in daadwerkelijke samenwerking en voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een R&D-samenwerkingsverband;

  • j.

    R&D-samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaande uit twee of meer niet in een groep verbonden mkb-ondernemers, welk verband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een MIT-R&D-samenwerkingsproject;

  • k.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

Artikel 2 Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen te stimuleren.

Artikel 3 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan de samenwerkingspartners in een R&D-samenwerkingsverband die in Nederland zijn gevestigd en daar ondernemingsactiviteiten uitvoeren.

Artikel 4 Penvoerder

  • 1. Binnen het R&D-samenwerkingsverband wordt een penvoerder aangewezen.

  • 2. De penvoerder dient een mkb-onderneming te zijn met een vestiging in de provincies Groningen, Fryslân of Drenthe en daar ondernemingsactiviteiten uit te voeren.

  • 3. Alle aanvragen in een project dienen door de penvoerder gedaan te worden, tenzij de penvoerder failliet is verklaard.

  • 4. Het SNN verricht betalingen enkel aan de penvoerder, tenzij de penvoerder failliet is verklaard, in surséance van betaling verkeert dan wel indien op hem de Wet schuldsanering natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor een R&D-samenwerkingsproject ten behoeve van een mkb-onderneming dat past binnen een van de KIA’s zoals die zijn beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de kosten bedoeld in artikel 25, derde lid, van de AGVV. De volgende kosten zijn subsidiabel:

    • a.

      personeelskosten van onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;

    • c.

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;

    • d.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 2. Voor de personeelskosten genoemd in het vorige lid wordt een vast uurtarief van € 60,00 gehanteerd.

Artikel 7 Staatssteun

De bepalingen uit de hoofdstukken I en II en artikel 25 van de AGVV zijn van toepassing.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.3 van de ASR SNN 2019 wordt de subsidie in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    het project niet minimaal 50 punten scoort;

  • b.

    het project 0 punten scoort op het criterium technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder I;

  • c.

    het project 0 punten scoort op het criterium economische waarde, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder II;

  • d.

    het project 0 punten scoort op het criterium kwaliteit van de R&D-samenwerking, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder III;

  • e.

    het project 0 punten scoort op het criterium: De mate waarin het project impact heeft op een of meer KIA’s, zoals beschreven in artikel 13 lid 1 onder IV;

  • f.

    de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is;

  • g.

    een deelnemer aan het R&D-samenwerkingsverband meer dan 70% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten van het R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening neemt;

  • h.

    een deel van de subsidie dat aan een samenwerkingspartner van het samenwerkingsverband toekomt minder dan € 25.000,00 bedraagt;

  • i.

    niet minimaal 50% van de subsidiabele kosten van het project worden gedragen door samenwerkingspartners die zijn gevestigd in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen en die in deze provincies ondernemingsactiviteiten uitvoeren;

  • j.

    werkzaamheden die onderdeel zijn van het project, zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • k.

    het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • l.

    het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

  • m.

    tegen het project anderszins overwegende bezwaren bestaan;

  • n.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de AGVV;

  • o.

    de onderneming de subsidie wil aanwenden voor een project waarvoor ook door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is of wordt verstrekt of dat deel uitmaakt van een dergelijk project.

Artikel 9 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen een gezamenlijk subsidieplafond vast op € 3.573.333,00.

  • 2. Maximaal 50% van het subsidieplafond zoals genoemd in lid 1 is beschikbaar voor aanvragen van meer dan € 200.000,00 subsidie.

  • 3. Het dagelijks bestuur van het SNN verdeelt het in het eerste lid bedoelde bedrag op volgorde van rangschikking conform artikel 13 lid 4. Indien het subsidieplafond zou worden overschreden bij subsidieverlening aan meerdere aanvragen die gelijk zijn gerangschikt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

  • 4. Indien het subsidieplafond voor aanvragen van meer dan € 200.000,00 subsidie, als bedoeld in lid 2, bij subsidieverlening zou worden overschreden, maar het totale subsidieplafond zoals genoemd in lid 1 zou bij subsidieverlening nog niet zijn overschreden, geldt het resterende subsidieplafond voor aanvragen van meer dan € 200.000,00 en minder dan € 350.000,00.

Artikel 10 Aanvraagperiode

Gedeputeerde Staten stellen gezamenlijk de aanvraagperiode vast op 11 juni 2024 9:00 uur tot 17 september 2024 17:00 uur.

Artikel 11 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend bij het SNN via een daarvoor ontwikkeld webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2. De subsidieaanvraag wordt ingediend met alle verplichte bijlagen, volgens voorgeschreven formats. De formats worden beschikbaar gesteld door het SNN.

Artikel 12 Subsidiehoogte

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 350.000,00 per R&D-samenwerkingsproject.

  • 2. Een deel van de subsidie dat aan een samenwerkingspartner in het samenwerkingsverband toekomt bedraagt:

    • a.

      niet meer dan € 100.000,00 indien het subsidiebedrag maximaal € 200.000,00 is;

    • b.

      niet meer dan € 175.000,00 indien het subsidiebedrag hoger dan € 200.000,00 is.

Artikel 13 Rangschikking

  • 1. De activiteiten waarvoor subsidie is aangevraagd worden beoordeeld op basis van de volgende vier beoordelingscriteria:

    • I.

      Technologische vernieuwing of wezenlijk nieuwe toepassingen

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a)

        de mate waarin het te ontwikkelen product, proces, dienst of de toepassing hiervan nieuw is;

      • b)

        de mate waarin gebruik wordt gemaakt van bestaande technieken, ontwerpen, proces- sen, en diensten die worden toegepast;

      • c)

        de haalbaarheid van de innovatie;

      • d)

        de technologische risico’s die er in het project zijn;

      • e)

        hoe technische ontwikkelrisico’s worden beperkt;

      • f)

        de ontwikkelingen die op de markt gaande zijn in relatie tot het ingediende project, zowel nationaal als internationaal;

      • g)

        de aanwezigheid van nationale of internationale concurrentie en de wijze waarop het ingediende project zich onderscheidt van de activiteiten van de concurrentie.

    • II.

      Economische waarde

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a)

        hoe het project aansluit bij de strategische doelstellingen van de onderneming(en) van de samenwerkingspartner(s);

      • b)

        de effecten van het project en de mate waarin deze ten goede komen aan de Noord-Nederlandse en de Nederlandse economie;

      • c)

        gevolgen voor de concurrentiepositie van de samenwerkingspartners bij slagen van het project;

      • d)

        bedreigingen, economische, commerciële risico’s of andere externe factoren die van invloed zijn op het project;

      • e)

        de wijze waarop risico’s worden beperkt;

      • f)

        de wijze waarop iedere samenwerkingspartner zijn aandeel in de projectkosten financiert;

      • g)

        bereidheid van de samenwerkingspartners om een eigen bijdrage aan de financiering van het project te leveren;

      • h)

        de mate waarin reguliere bedrijfsactiviteiten van de samenwerkingspartners doorgang kunnen vinden;

      • i)

        stappen die na afloop van het project moeten worden gezet tot de marktintroductie.

    • III.

      Kwaliteit van de MIT-R&D samenwerking

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a.

        kennis en ervaring van de samenwerkingspartners en de mate waarin de samenwerkingspartners elkaar aanvullen;

      • b.

        resources van de samenwerkingspartners;

      • c.

        inzet van derden en de expertise die deze met zich mee brengen;

      • d.

        de projectorganisatie;

      • e.

        de verdeling van de resultaten van het project over de samenwerkingspartners;

      • f.

        of en hoe er afspraken zijn gemaakt over intellectueel eigendom die uit het project voortkomen.

    • IV.

      De mate waarin het project impact heeft op een KIA zoals beschreven in het document Missies en Sleuteltechnologieën

      Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

      • a.

        de impact van het project op de Kennis- en Innovatie agenda en bijbehorende missie;

      • b.

        raakvlakken met één andere KIA;

      • c.

        tot welke maatschappelijke impact het project in de markt gaat leiden.

  • 2. De aanvragen worden door het dagelijks bestuur SNN in eerste instantie kwalitatief beoordeeld waarbij de volgende scores mogelijk zijn: “Uitstekend” “ruim voldoende”, “voldoende”, “matig” of “onvoldoende”. Deze beoordeling wordt omgezet in een puntenbeoordeling zoals genoemd in lid 3.

  • 3. Voor de criteria I, II, III en IV kunnen per criterium maximaal 25 punten worden behaald met de volgende verdeling:

  • Uitstekend

    25 punten

    Ruim voldoende

    19 punten

    Voldoende

    13 punten

    Matig

    7 punten

    Onvoldoende

    0 punten

  • 4. Het dagelijks bestuur van het SNN rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist hoger, naarmate in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.

Artikel 14 Beslistermijn

  • 1. De termijn voor het nemen van een besluit op een subsidieaanvraag wordt gesteld op 13 weken na het sluiten van de aanvraagperiode als bedoeld in artikel 10.

  • 2. De termijn voor het nemen van een besluit op een verzoek tot subsidievaststelling wordt gesteld op 13 weken na de datum van ontvangst van het verzoek.

Artikel 15 Subsidieverplichtingen

  • 1. Met de uitvoering van het R&D-Samenwerkingsproject wordt gestart binnen 6 maanden na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening.

  • 2. Het project wordt gerealiseerd binnen 24 maanden na de start van het project.

  • 3. Verlenging van de realisatietermijn kan in uitzonderlijke gevallen worden toegestaan. Hiertoe kan een gemotiveerd verzoek worden ingediend via het webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 4. De kosten van de uitvoering van het project worden op eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger weergegeven.

Artikel 16 Voorschotten

  • 1. Binnen drie weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening wordt ambtshalve een voorschot verstrekt van 40% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Een tweede voorschot kan op aanvraag worden verleend naar evenredigheid van de gemaakte en betaalde subsidiabele projectkosten. Dit tweede voorschot bedraagt ten hoogste 40% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 17 Vaststelling

  • 1. Uiterlijk 13 weken na realisatie van het project wordt een verzoek tot subsidievaststelling ingediend. Het verzoek kan worden ingediend via het webportal dat bereikbaar is via www.snn.nl.

  • 2. Het verzoek tot subsidievaststelling gaat vergezeld van in ieder geval:

    • a.

      een eindverslag omtrent de uitvoering en de resultaten van de activiteiten;

    • b.

      een mededeling van andere inkomsten, waaronder subsidies, waarmee de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft, is gefinancierd; en

    • c.

      indien het subsidiebedrag voor een deelnemer in het project € 125.000,00 of meer bedraagt: een controleverklaring van een accountant of accountants-administratieconsulent als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, waaruit blijkt dat met de aanvraag wordt voldaan aan de voorschriften bedoeld in artikel 4:45 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 18 Bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van 11 juni 2024 9:00 uur.

  • 2. Deze regeling vervalt van rechtswege op 17 september 2024 17:00 uur. Op aanvragen die zijn ingediend voor dit tijdstip blijft deze regeling van toepassing.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: MIT R&D samenwerking Noord-Nederland 2024.

Ondertekening

Groningen, 26 maart 2024

Gedeputeerde Staten voornoemd:

René Paas, voorzitter

Hans Schrikkema, secretaris

Bijlage I MISSIES en SLEUTELTECHNOLOGIEËN

Interpretatie toetsingskader en bijbehorend gebruik

In de verschillende regionale MIT-regelingen en de landelijke regeling wordt verwezen naar de bijlage. Deze bijlage is juridisch maatgevend voor de onderwerpen (de KIA’s) waar een MIT-R&D-samenwerkingsproject zich op kan richten en voor de maatschappelijke impact waarop een MIT-R&D-samenwerkingsproject mede wordt gerangschikt. Verderop wordt nader toegelicht waar de verschillende kennis- en innovatie-agenda’s zich op richten, en waar een MKB project zich dus op kan richten. In deze toelichting wordt aangegeven hoe deze informatie geïnterpreteerd dient te worden binnen de subsidiemodule MIT met betrekking tot de aanvraag.

De onderwerpen in deze bijlage zijn juridisch maatgevend en dienen als kader voor de bevordering van innovatieprojecten van het MKB. De KIA-documenten te vinden zijn via de relevante URL’s zijn primair opgesteld als onderzoeksagenda’s waardoor ze niet geschikt zijn als kader voor het MKB.

Verdeelcriteria en score MIT-R&D-project

MIT-R&D-samenwerkingsprojecten kunnen op meerdere maatschappelijke gebieden impact hebben. Dit is een gevolg van het feit dat de missies en KIA’s op zichzelf en onderling overlap vertonen. Ook kan de oplossing voor de ene missie negatief uitwerken op een andere. Iets vergelijkbaars geldt de bevordering van sleuteltechnologieën. Bij de toedeling van punten op het onderdeel maatschappelijke impact weegt de beoordelende commissie het totaal aan maatschappelijke baten op de genoemde terreinen.

Nadere informatie en voorbeelden

Er is voor gekozen de informatie in de bijlage zo beperkt mogelijk te houden. Nadere informatie over de achtergronden en context van de verschillende missies en over de verschillende onderzoeksprogramma’s in de KIA’s zijn te vinden via de relevante URL’s. In die achterliggende documenten zijn ook de voorbeelden te vinden van recente innovaties.

Aandacht voor software

In het toetsingskader worden voorbeelden zoals software en slimme oplossingen genoemd omdat ze voor veel vraagstukken binnen de KIA’s van groot belang zijn. Voor een indiening bij de subsidiemodule MIT is het van belang dat software zoals apps of beveiligingssoftware verbonden zijn aan een fysiek product. Alleenstaande software zonder fysiek product komt niet in aanmerking voor de MIT.

1. Klimaat en Energie

Projecten dienen bij te dragen aan het pad naar een klimaatneutraal energiesysteem in 2050. Ze dragen daarmee automatisch bij aan de tussendoelen voor 2030 zoals nationaal en Europees zijn vastgesteld. Combinaties met andere KIA’s zijn logischerwijze mogelijk, daar waar deze missies elkaar overlappen.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    Verlaging van het gebruik van fossiele energie c.q. van de uitstoot van CO2 of andere broeikasgassen.

  • 2.

    Verhoging van de productie of benutting van duurzame energie en de integratie in het energiesysteem.

  • 3.

    Vergroten van de efficiency van het (slimme) mobiliteitssysteem, verkeersveiligheid, ladingveiligheid, cybersecurity, veilig datagebruik en databeheer en het beperken en mitigeren van geluidhinder, fijnstof en andere emissies, trillingen als gevolg van transportbewegingen of -systemen.

Achterliggende informatie over de IKIA Klimaat en Energie is te vinden op: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst/documenten/publicaties/publicaties-2023/november/02/ikia-klimaat-energie-2024-2027

2. Circulaire Economie

Projecten dienen bij te dragen aan het realiseren van de missie circulaire economie. Nederland wil in 2050 volledig circulair zijn, met tussendoelen voor 2030, wat betekent dat de milieueffecten van grondstoffengebruik (zowel productie als consumptie) binnen de planetaire grenzen vallen. In het Nationaal Programma Circulaire Economie worden vier waardeketens benoemd waarin nieuw te genereren kennis en innovatie al voor 2030 een significant effect kan hebben. Daarnaast heeft circulariteit van kritieke grondstoffen prioriteit in de KIA CE. Kritieke grondstoffen zijn grondstoffen die nodig zijn voor de energietransitie, maakindustrie en defensie, maar een groot risico kennen ten aanzien van de leveringszekerheid.

De vier waardeketens om de missie circulaire economie te realiseren zijn:

  • Bouw: woningen, kantoren, viaducten en bruggen, wegverhardingen;

  • Consumptiegoederen: meubels, textiel, verpakkingen en wegwerpproducten; elektrische en elektronische apparatuur;

  • Kunststoffen: plastic verpakkingen, land- en tuinbouwplastic, plastic in de bouw;

  • Maakindustrie: capital equipment, circulaire windparken, circulaire zon-PV systemen, circulaire klimaatinstallaties.

Achtergrondinformatie over de volledige en actuele lijst van kritieke grondstoffen: https://single-market-economy.ec.europa.eu/sectors/raw-materials/areas-specific-interest/critical-raw-materials_en).

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    Vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen.

  • 2.

    Substitutie: vervanging van fossiele of anderszins belastende grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen (secundaire grondstoffen of duurzaam geproduceerde biogrondstoffen).

  • 3.

    Stimulering van levensduurverlenging, bijvoorbeeld via producten of processen die hergebruik, refurbishment en reparatie van apparatuur, installaties en infrastructuur stimuleren.

  • 4.

    Beperking van de uitstoot van schadelijke stoffen naar het milieu dan wel vervanging van deze schadelijke stoffen door stoffen die veel minder schadelijk of onschadelijk worden geacht.

  • 5.

    Hoogwaardige verwerking: schone en goed gesorteerde inzamelstromen en terugwinning van materialen.

Achterliggende informatie over de KIA Circulaire Economie en de strategieën en waardeketens is te vinden op: https://kia-ce.nl/wp-content/uploads/2023/12/KIA-CE-2024-2027.pdf.

3. Landbouw, Water en Voedsel

Projecten dienen bij te dragen aan de missies van de KIA Landbouw, Water en Voedsel. Dit programma is onderverdeeld in zeven deelprogramma’s.

3.a. Veerkrachtige natuur

De Missie ‘Veerkrachtige Natuur’ daagt overheden, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke organisaties uit om kennis en innovaties te ontwikkelen, uit te testen en toe te passen om effectief bij te dragen aan het ombuigen van de neerwaartse trend van natuur- en biodiversiteitsverlies. De sleutels liggen enerzijds bij biodiversiteitsherstel en het robuust maken van natuur binnen en buiten natuurgebieden, anderzijds bij de transitie naar een samenleving en economie die hier positief aan bijdragen met vernieuwde vormen van governance en waarderingssystemen en de innovatieve inzet van natuur als oplossing voor maatschappelijke opgaven.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst bij te dragen aan de volgende vraagstukken:

  • 1.

    Ombuigen van natuur- en biodiversiteitsverlies naar noodzakelijk herstel door kennis van biodiversiteit en natuurlijke processen en structuren, maar ook door kennis over de effectiviteit van maatregelen en herstelstrategieën.

  • 2.

    Beter begrijpen hoe ecosysteemdiensten versterkt kunnen worden in stedelijk, landelijk en natuurlijk gebied. Er zijn innovatieve meetsystemen nodig van de economische en maatschappelijke waardering van deze diensten.

  • 3.

    Mogelijkheden die digitale technologieën bieden voor een natuurinclusieve samenleving door het verzamelen van data en monitoring en de inzet daarbij van tools, apps, AI, remote sensing, drones en sensoren in het natuurdomein. Zodat met de juiste informatie duurzame keuzes gemaakt kunnen worden om soorten en habitats te versterken, de baten en diensten die de natuur ons levert duurzaam te verbeteren, NBS effectief te implementeren en de natuurinclusieve transitie te versnellen.

Deze drie vraagstukken vragen in het algemeen om onderzoek of om een eenmalige oplossing (een specifieke aanpak) en niet om een veelvuldig verkoopbaar MKB-product waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s met reduceren. Technologische oplossingen om kennis te verzamelen of in de praktijk te brengen zijn niet uitgesloten. Denk daarbij aan innovaties ten behoeve van beheer (het bestrijden van exoten) of van sensoren. Innovaties die alleen bestaan uit het ontwikkelen van software (apps bijv.) zijn niet subsidiabel.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf

3.b. Duurzame land- en tuinbouw

De Missie ‘Duurzame Landbouw’ beoogt de benodigde kennis, inzichten, innovaties en handelingsperspectieven te ontwikkelen om te komen tot een integraal duurzaam systeem van land- en tuinbouw, waarbij het systeem zowel de primaire bedrijven betreft als hun economische, maatschappelijke en ruimtelijke interacties.

Specifiek voor de landbouw en voedselproductie en vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op de volgende innovatieprogramma’s:

  • 1.

    (Bouwstenen voor) veerkrachtige en weerbare productiesystemen. Bestaande en nieuwe plantaardige en dierlijke productiesystemen vragen om doorontwikkeling en implementatie vanuit integraal perspectief. De verschillende verduurzamingsopgaven in de land- en tuinbouw komen immers samen op het erf, het land, in de stal of kas van de primair ondernemer.

  • 2.

    Circulariteit en natuurlijke hulpbronnen. Verdere sluiting van de kringloop van water, nutriënten en andere grondstoffen leidt tot een hogere resource efficiency en biedt kansen voor de sector als producent van biogrondstoffen.

  • 3.

    Energietransitie in de land- en tuinbouw. Hoe kan de land- en tuinbouw bijdragen aan klimaatneutraliteit, en haar kansen als potentiële leverancier van groene energie benutten?

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.c. Vitaal landelijk gebied in een klimaatbestendig Nederland

De kwaliteit van bodem en water staat onder druk, en de beschikbaarheid van voldoende zoet water voor drinkwater, industrie, irrigatie en natuur is niet meer altijd vanzelfsprekend. Dat geldt voor het platteland maar ook voor bebouwde gebieden, waarin bijvoorbeeld stedelijk groen bijdraagt aan leefbaarheid en vermindering van wateroverlast en hittestress. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst gericht te zijn op:

  • 1.

    (Hybride) groen-grijs-blauwe oplossingen voor de private en publieke ruimte die bijdragen aan biodiversiteit, vasthouden en infiltreren van water en verminderen van hittestress, beheersing van grondwaterpeil en voorkomen van zettingen en bodemdaling. Duurzame en robuuste inrichting van ondergrondse leidingnetwerken voor drinkwater, hemelwater en afvalwater, rekening houdend met andere ondergrondse netwerken, klimaatverandering, de energietransitie en de woningbouwopgave.

  • 2.

    Oplossingen voor het langer vasthouden van regenwater en gezuiverd afvalwater, waarbij landinrichting en -gebruik bijdragen aan het vasthouden water. Inzet van technologische en natuurlijke zuivering om kwaliteit van zoetwatersystemen te beschermen (o.a. tegen verzilting) en te verbeteren. Voorkomen van schadelijke emissies en lozingscalamiteiten. Duurzame alternatieven voor waterwinning en waterhergebruik.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.d. Duurzaam en gewaardeerd voedsel, dat gezond, toegankelijk en veilig is

Het doel is dat in 2050 voedsel in Nederland en Europa op een duurzame manier wordt geproduceerd in transparante ketens, waarin alle ketenpartijen een bijdrage leveren aan de verduurzaming van het voedselsysteem als geheel en aan de voedselzekerheid. Het voedselsysteem is zo ingericht dat het bijdraagt aan de halvering van de ecologische voetafdruk. Het streven is dat er in 2030 de helft minder voedsel wordt verspild en dat er een verschuiving wordt gerealiseerd naar 50-50% dierlijke en plantaardige eiwitten. Ook worden zij- en reststromen maximaal verwaard. Er wordt toegewerkt naar een ecologisch, economisch en sociaal houdbaar systeem. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Een ecologisch en economisch houdbaar landbouw & voedsel-systeem.

  • 2.

    Duurzame verwerking en voedselveiligheid, vers en verwerkt.

  • 3.

    Alternatieve eiwitten: keten en producten.

  • 4.

    Duurzaam en gezond voedselaanbod.

  • 5.

    Voedselzekerheid nu en in de toekomst (mondiaal/EU/Nederland).

  • 6.

    Meervoudige verwaarding vanaf de agrifoodsector naar food en non-food.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.e. Duurzaam en veilig gebruik van de Noordzee en andere grote wateren

Het doel is dat in 2050 is in Nederland de ecologische draagkracht en waterkwaliteit en –beschikbaarheid in balans met de opgave voor hernieuwbare energie, voedsel, visserij en andere economische activiteiten. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Producten uit zee en grote wateren inclusief aquacultuur worden gewonnen met minimale ecologische impact.

  • 2.

    Verwerkingsprocessen (aan boord) zijn geoptimaliseerd.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.f. Veilige en weerbare delta

Het doel is dat Nederland een veilige en weerbare delta blijft, ook bij een stijgende zeespiegel en sterkere schommelingen in de afvoer van rivieren door toegenomen weerextremen. Het achterliggend land wordt beschermd met betaalbare, circulaire, klimaatneutrale maatregelen die zoveel mogelijk werken vanuit het natuurlijk systeem (NBS, water en bodem sturend) dan wel rekening houden met de natuur (natuurinclusief). Havens blijven bereikbaar en rivieren, kanalen en de Noordzee blijven veilig bevaarbaar. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Innovatieve en duurzame oplossingen om de delta tegen overstroming en verdroging te beschermen en bevaarbaar te houden.

  • 2.

    Innovatieve, duurzame (met name) circulaire harde en zachte oplossingen waarmee de het gebruik van primaire bouwgrondstoffen fors gereduceerd wordt en/of een duurzame slibeconomie ontstaat.

  • 3.

    Innovatieve oplossingen die bijdragen aan emissiereductie in de scheepvaart en leiden tot een digitale, modulair en circulaire inrichting van de scheepsbouw.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

3.g. Sleutel technologieën voor Landbouw, Water en Voedsel (LWV)

Het doel is dat in 2030 sleuteltechnieken zijn ontwikkeld die bijdragen aan de missies in ‘groenblauwe‘ sectoren zoals land- en tuinbouw en watersystemen. De toepassing van sleuteltechnieken helpen deze sectoren hun missies en doelen effectiever, sneller en/of efficiënter te bereiken. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    ‘Smart Technology’: technologie die (op termijn) via digitalisering bijdraagt aan oplossingen voor diverse maatschappelijke opgaven in het groen/blauwe domein, het maakt het efficiënter, intelligenter, transparanter, veiliger, adaptiever en weerbaarder.

  • 2.

    Biotechnologie en veredeling draagt bij aan de beschikbaarheid van voldoende genetische variatie en innovatieve technologieën voor de veredeling en fokkerij zodat bedrijven sneller, efficiënter en effectiever hoogwaardig uitgangsmateriaal kunnen ontwikkelen dat geschikt is voor toepassing in de verschillende missieprogramma’s van de KIA LWV.

  • 3.

    Niet-fossiele, veilige producten door biologische conversies of fermentaties inclusief scheidingstechnologie.

Achterliggende informatie over deze missie van KIA Landbouw, Water en Voedsel is te vinden op: https://kia-landbouwwatervoedsel.nl/wp-content/uploads/Wegwijzer-KIA-Landbouw-Water-Voedsel.pdf.

4. Gezondheid en Zorg

Het doel is dat in 2040 alle mensen in Nederland tenminste vijf jaar langer in goede gezondheid leven en dat de gezondheidsverschillen tussen de laagste en hoogste sociaaleconomische groepen met 30% zijn afgenomen. Projecten dienen expliciet bij te dragen aan het behalen van de doelstellingen en de missies zoals verwoord in de KIA Gezondheid en Zorg. Op basis van de missies in de KIA Gezondheid en Zorg zijn voor de subsidiemodule MIT een aantal onderwerpen uitgewerkt:

  • i.

    leefstijl & leefomgeving;

  • ii.

    verplaatsing van de zorg naar de leefomgeving;

  • iii.

    verhoging van de participatiegraad van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking;

  • iv.

    verhoging van de kwaliteit van leven van mensen met dementie; en

  • v.

    betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende ontwikkelingen te ondersteunen:

  • 1.

    Preventie van ziektes of aandoeningen.

  • 2.

    Gezondheidswinst voor patiënten die lijden aan één of meer (chronische) ziektes of aandoeningen inclusief hersen- en /of psychische aandoeningen.

  • 3.

    Verbetering van de opsporing of behandeling van ziektes of aandoeningen of van het herstel daarna.

  • 4.

    Innovaties, bijvoorbeeld hulpmiddelen, die het organiseren van zorg in de eigen leefomgeving in plaats van in zorginstellingen vergemakkelijken.

  • 5.

    Arbeidsbesparende technologie zowel intramuraal als in de leefomgeving.

  • 6.

    Verhoging van deelname aan de samenleving van mensen met een chronische ziekte of levenslange beperking, naar wens en vermogen.

  • 7.

    Verbetering van de kwaliteit van leven van mensen met dementie.

  • 8.

    Betere bescherming tegen maatschappelijk ontwrichtende gezondheidsdreigingen.

Bij de te ontwikkelen innovaties is het volgende relevant:

  • Gezien de doelstelling in de missie om gezondheidsverschillen terug te dringen, is het een pré als de innovatie bruikbaar en beschikbaar is voor mensen in een lage sociaal economische positie.

  • Met het oog op de inpassing in bestaande systemen dient bij de te ontwikkelen innovaties rekening gehouden te worden met interoperabiliteit: producten, systemen of organisaties zijn interoperabel als ze zonder beperkingen kunnen communiceren en interacteren.

Veel innovatieve concepten, producten en diensten van het MKB voor gezondheid en zorg bereiken de markt niet. Om teleurstellingen te voorkomen adviseren we ondernemers om bij aanvang van een R&D-samenwerkingsproject 'Health Innovation NL' (HI-NL) te raadplegen en eventueel te betrekken. HI-NL kan aangeven of de kans reëel is dat een project en/of een innovatie succesvol kan worden. Meer informatie over dit instituut is te vinden op: https://www.healthinnovation.nl/

Achterliggende informatie over de KIA Gezondheid en Zorg zijn te vinden op: https://online.fliphtml5.com/gedjp/iwgv/#p=1.

5. Veiligheid

De missies behorend bij het programma veiligheid zijn in nauwe samenwerking met de ministeries van Justitie en Veiligheid en Defensie opgesteld. De overkoepelende ambitie is (potentiële) tegenstanders steeds een stap vóór te blijven: 'always ahead of the threat met slimme oplossingen in dienst van een veilige maatschappij. Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor bij te dragen aan een van de volgende missiepaden en hun bijbehorende deelprogramma’s:

  • 1.

    In 2030 is de georganiseerde ondermijnende criminaliteit in Nederland riskant en slecht lonend, door meer zicht op illegale activiteiten en geldstromen.

    • Zicht: Er is specifiek behoefte aan instrumentaria om criminele activiteiten waar te nemen en ontwikkelingen en patronen te herkennen zoals het ontstaan van criminele samenwerkingsverbanden en werkwijzen. Nieuwe, slimme sensoren (bijvoorbeeld uit de chemische industrie) kunnen ongebruikelijke activiteiten detecteren en gedragswetenschappelijke inzichten kunnen patronen herkennen en analyses versterken. Het waarnemend vermogen kan verhoogd worden door gebruik te maken van detectiemiddelen van andere publieke en private partijen.

    • Inzicht: Omdat veel illegale activiteiten zich ‘ondergronds’ manifesteren, is het van belang om toekomstige ontwikkelingen goed te voorspellen. Dat is nodig om de schaarse interventiemogelijkheden effectiever te benutten. Aanvullend op het vergroten van ´zicht op´ georganiseerde criminaliteit, kan door kennisdeling, financiële en technische analyses het ´inzicht in´ criminele activiteiten worden vergroot. Met deze voorspellende kracht kunnen vervolgens interventies worden verbeterd of geëffectueerd.

    • Interventie: Door het genereren van overzicht en inzicht kan worden toegewerkt naar doelgerichte innovatieve interventies die bijdragen aan het terugdringen van de georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Deze interventies kunnen van technische of procesmatige aard zijn. Van belang is dat effectieve interventies alleen in gezamenlijkheid tot stand kunnen komen. Dit doen we door uitvoering, beleid, wetenschap en bedrijfsleven goed met elkaar te verbinden om zo integrale innovaties tot stand te brengen.

  • 2.

    In 2035 beschikt Nederland over de marine van de toekomst. Door de sterk verbeterde samenwerking in het marinebouwcluster is Nederland in staat om flexibel te reageren op onvoorspelbare ontwikkelingen.

    • Smart kill-chains - Radar en geïntegreerde sensorsuites

    • Smart operations

    • Smart manning & automation

    • Zero emission and surviable warschips

    • Smart design and maintenance

    • Smart concepts

  • 3.

    In 2030 heeft Nederland een operationeel inzetbare ruimtevaartcapaciteit voor defensie en veiligheid. Daarbij fungeert de Defensie Ruimteagenda als richtsnoer.

    • Robuuste plaatsbepaling- en tijdsynchronisatiesystemen

    • Nationale situational awareness, surveillance & tracking capaciteit

    • Grondgebonden situational awareness capaciteit (aardobservatie)

    • Veilige communicatie en vergrote transmissiecapaciteit

    • (Gedeeltelijk) eigen satellietcapaciteit met tijdige en veilige toegang tot verschillende diensten

    • Shared (space based) Early Warning

  • 4.

    Cyberveiligheid. In 2030 is veiligheid verplicht bij de ontwikkeling van digitale producten, en beschikt Nederland over een sterke cybersecurity kennis- en innovatieketen. De doelstellingen en acties in de Nederlandse Cybersecurity Strategie 2022-2028 (NLCS) vormen voor deze missie het overkoepelende kader.

    • Digitale weerbaarheid van de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties

    • Veilige en innovatieve digitale producten en diensten

    • Tegengaan van digitale dreigingen van staten en criminelen

    • Cybersecurity-arbeidsmarkt, onderwijs en digitale weerbaarheid van burgers

  • 5.

    Hightech Landoptreden. In 2030 werkt de krijgsmacht volledig genetwerkt met integratie van nieuwe technologieën om sneller en effectiever te kunnen handelen dan de tegenstander.

    • Robotics and Autonomous Systems

    • Communicatienetwerken en informatie gestuurd optreden

    • Slimme en robuuste logistiek

    • Energietransitie

    • Duurzame, high performance materialen

Achterliggende informatie over de KIA Veiligheid is te vinden op: https://www.kia-v.nl/kiav2024-2027.

6. Sleuteltechnologieën

Sleuteltechnologieën worden gekenmerkt door een generiek karakter met een breed toepassingsgebied of bereik in innovaties en/of sectoren. Bij de projecten die voor maatschappelijke uitdagingen worden ingediend zal dus veelal gebruik worden gemaakt van een of meer sleuteltechnologieën, waarbij sprake kan zijn van doorontwikkeling voor de specifieke toepassing. Projecten die specifiek voor het programma Sleuteltechnologieën worden ingediend, moeten bijdragen aan de generieke ontwikkeling van (een of meer) sleuteltechnologieën, door:

  • 1.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan de verdere ontwikkeling van kennis over sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld ten behoeve van het onderzoek daarnaar.

  • 2.

    Een ondersteunende bijdrage te leveren aan verbrede of versnelde toepassing van een of meer sleuteltechnologieën, bijvoorbeeld door de integratie er van in producten, processen of diensten te vergemakkelijken.

Hierbij wordt benadrukt dat onder optie 1 het doen van puur onderzoek naar sleuteltechnologieën en onder optie 2 het puur toepassen ervan in een willekeurige sector anders dan binnen de missies geen basis is voor toekenning van een subsidie.

Voor MKB-projecten binnen deze KIA wordt gezocht naar innovaties die de randvoorwaarden voor de kennisontwikkeling en toepassing van sleuteltechnologieën verbeteren, die als product veelvuldig verkoopbaar zijn en waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s moet reduceren.

De volgende groepen van sleuteltechnologieën zijn vanuit het perspectief van de potentiële bijdrage van technologie aan maatschappelijke uitdagingen in Nederland aangewezen:

  • Chemical Technologies

  • Digital and Information Technologies

  • Engineering and Fabrication Technologies

  • Photonics and OpticalTechnologies

  • Advanced Materials

  • Quantum Technologies

  • Life science and biotechnologies

  • Nanotechnologies

Achterliggende informatie over de groepen van KIA Sleuteltechnologieën is te vinden op: https://www.kia-st.nl/kiast2024-2027.

6.a. Digital Technologies: Artificiële Intelligentie (AI)

Aansluitend op de sleuteltechnologie Digital Technologies is binnen de MIT-subsidiemodules tevens het thema Artificiële Intelligentie (AI) opgenomen, om het MKB te ondersteunen bij de ontwikkeling en toepassing van AI.

Voor AI wordt de definitie gehanteerd van de Europese Commissie: ‘AI verwijst naar systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te analyseren en – met een zekere mate van zelfstandigheid – actie te ondernemen om specifieke doelen te bereiken’.

In aanmerking komen projecten die bijdragen aan de generieke ontwikkeling van AI, doordat:

  • 1.

    zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van generatieve AI, in het bijzonder large language models c.q. foundation models en de toepassing daarvan.

  • 2.

    zij gericht zijn op de ontwikkeling en inzet van Machine Learning (machinaal leren), waaronder Supervised Learning (gesuperviseerd leren), Unsupervised Learning (ongesuperviseerd leren) en Reinforcement Learning (bekrachtigingsleren).

  • 3.

    zij gericht zijn op de een aantoonbaar nieuwe oplossing binnen één of meerdere toepassingsgebieden van de Nederlandse AI Coalitie (NL AIC): Energie en Duurzaamheid; Gezondheid en Zorg; Vrede, Recht en Veiligheid; Landbouw en Voeding; Cultuur en Media; Financiële Dienstverlening; Gebouwde Omgeving; Haven en Maritiem; Mobiliteit; Transport en Logistiek; Onderwijs; Publieke Diensten; en de Technische Industrie. Achterliggende informatie over AI voor deze toepassingsgebieden is te vinden op: https://nlaic.com/toepassingsgebied/.

  • 4.

    zij gericht zijn op het aanbrengen van verbindingen tussen hun voorstel en de kern AiNed activiteiten (Learning Communities, Innovatielabs, Breaking Barriers, ELSA-Labs) alsmede het zoeken van aansluiting bij een van de zeven AI-Hubs.

  • 5.

    er gebruik gemaakt wordt van een aanpak die oog heeft voor betrouwbare en mensgerichte AI. Betrokkenen bij de AI toepassing (bijvoorbeeld burgers en/of werknemers) worden zoveel mogelijk betrokken in het maken van keuzes over de ontwikkeling en het gebruik.

7. Digitalisering

Projecten dienen bij te dragen aan de drie onderdelen van de KIA Digitalisering. De KIA Digitalisering is complementair aan de KIA Sleutel Technologieën en representeert de zeven ‘Digital and Information Technologies’ (DIT’s), als onderdeel van het totaal aan vierenveertig sleuteltechnologieën die binnen de Nationale Technologie Strategie van het Ministerie van EZK worden onderscheiden:

  • 1.

    Artificial Intelligence

  • 2.

    Data Science, data analytics and data spaces

  • 3.

    Cyber security technologies

  • 4.

    Software technologies and computing

  • 5.

    Digital Connectivity Technologies

  • 6.

    Digital Twinning and Immersive technologies

  • 7.

    Neuromorphic technologies

De KIA Digitalisering biedt als strategische agenda een kader en handvaten voor toekomstig ICT-onderzoek en -innovatie, en daarmee uiteindelijk ook oplossingen voor economische en maatschappelijke vraagstukken. In de KIA Digitalisering wordt onderscheid gemaakt tussen drie luiken op het gebied van 'Digital and Information Technologies':

  • innoveren met DIT's (ten behoeve van KIA’s 1 t/m 5);

  • reflectie op DIT's (zorgen voor verantwoorde ontwikkeling en toepassing van DIT's); en

  • innoveren in DIT's (fundamentele en toegepaste kennisontwikkeling rond de zeven DIT’s).

Projecten passen in de KIA Digitalisering als het een van de maatschappelijke uitdagingen in de KIA's 1 t/m 5 adresseert in relatie tot een van de zeven DIT’s. De projecten dienen gericht te zijn op toepassing, passend binnen (een van) de zeven DIT’s, en het in acht nemen van de drie luiken met betrekking op de zeven DIT’s zoals binnen de KIA Digitalisering beschreven.

Net als bij Sleuteltechnologieën is het uitvoeren van fundamentele kennisontwikkeling geen basis voor toekenning van een MIT-subsidie. Toegepaste kennisontwikkeling is dat alleen daar waar sprake is van een veelvuldig verkoopbaar product, waarvoor de MIT-subsidie de haalbaarheid moet aantonen of de technische ontwikkelrisico’s met reduceren. Ontwikkeling van software, zoals ten behoeven van apps, is niet subsidiabel.

Achterliggende informatie over de KIA Digitalisering is te vinden op: https://topsector-ict.nl/assets/images/default/KIA-Digitalisering-2024-2027_WEB.pdf.

8. Maatschappelijk Verdienvermogen

Het doel is om technologie beter te benutten in nieuwe producten, processen en diensten voor maatschappelijke uitdagingen en impact van het ondernemen te versterken. Daardoor worden betere toepassingen ontwikkeld, die zowel economisch als maatschappelijk rendement opleveren.

Projectvoorstellen passen in de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen als ze zowel een van de uitdagingen in de KIA's 1 t/m 5 adresseren en zich richten op bovengenoemde doelstelling.

Vertaald naar projecten voor het MKB binnen de subsidiemodule MIT dient het te ontwikkelen innovatief product, proces of de dienst daarvoor de volgende technologiebenuttingen te verbeteren:

  • De methodisch onderbouwde manier van werken, waarbij gebruik gemaakt wordt van relevante Key Enabling Methodologies (zie de KEM agenda via https://kems.nl/).

  • Het daarbij betrekken en inzetten van kennis en expertise uit mens- en maatschappijwetenschappen, bedrijfskunde, bestuurskunde, communicatie, transitiekunde en systeemdenken.

  • Samenwerking in innovatie-ecosystemen van bedrijven, overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, vaak regionaal georiënteerd en het organiseren van sterke betrokkenheid van eindgebruikers en/of. burgers.

Achterliggende informatie over de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen is te vinden op: https://assets.ctfassets.net/h0msiyds6poj/6CnWIHTuja2fpuGhmBQs5O/2c192d4114e61943caf5719c394408f4/KIA_Maatschappelijk_Verdienvermogen_2024-2027.pdf.

Bijlage II Toelichting

Inleiding

De MIT R&D samenwerking Noord-Nederland 2024 sluit aan op de bestuurlijke keuze om het innovatie- beleid te richten op een viertal thematische missies, op ondersteunende sleuteltechnologieën en op maatschappelijk verdienvermogen. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de missies en de aanpak voor Sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een zestal Kennis- en Innovatieagenda’s (KIA’s). In november 2023 zijn deze agenda’s geconcretiseerd in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies: https://www.topsectoren.nl/missiesvoordetoekomst/documenten/publicaties/publicaties-2023/november/02/kennis-en-innovatieconvenant-2024-2027

Missies & sleuteltechnologieën in de verschillende instrumenten binnen de MIT

Voor de R&D-samenwerkingsprojecten geeft u aan op welke KIA u zich richt. Het is mogelijk dat uw project zich op meerdere KIA’s richt. In dat geval geeft u eerst aan op welke KIA uw project zich hoofdzakelijk richt. Vervolgens kunt u een tweede KIA aangeven.

Voor de R&D-projecten is een vergaande en uitgebreide toelichting nodig. Als handvat daarvoor zijn KIA’s en KIC hieronder vertaald naar zo concreet mogelijk doelen, die volgen uit de missies, de sleutel- technologieënagenda en het beoogde verdienvermogen. Beoordeling van de projecten vindt plaats op de aspecten economie, innovatie en samenwerking en op de verwachte maatschappelijke baten. Om de projecten uit de verschillende KIA’s/missies zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, en die baten met punten te waarderen, wordt indieners gevraagd de verwachte baten van de innovatie zoveel mogelijk te kwantificeren (in aantallen en/of getallen uit te drukken). Ook de waarschijnlijkheid dat die baten kunnen worden bereikt, dient in het projectplan te worden onderbouwd.

Relevantie voor MKB en MKB-innovaties

Missies omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks leven en ons patroon van produceren en consumeren. Zoals ook in de voorwaarden is aangegeven is de MIT-regeling gericht op het stimuleren van technologische innovaties. Onderstaande opsommingen bevatten deels concrete vraagstukken binnen elk van de missies waarvoor technologische innovaties evident een bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen, een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het ontwikkelen van een innovatie, met het bijbehorende innovatierisico, en niet voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.

Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s

Waar een innovatie is gericht op de missiethema’s zijn er geen verplichtingen ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in uw innovatie te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) vinden op verdere ontwikkeling van die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.

Waar uw innovatie is gericht op doorontwikkeling of ondersteuning van de implementatie van een sleuteltechnologie, wordt verwezen naar de opsomming van sleuteltechnologieën in KIA 5 en de nadere informatie daar.

ASR 2019

Op aanvragen is de Algemene subsidieregeling SNN 2019 (ASR SNN 2019) van toepassing. Daarin zijn onder andere weigeringsgronden opgenomen.

De subsidieontvanger heeft een meldings- en mededelingsplicht. In artikel 2.5 van de ASR SNN 2019 is opgenomen wanneer de subsidieontvanger een schriftelijke melding dient te doen aan het dagelijks bestuur SNN.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 onder j

De definitie van ‘in een groep verbonden’ ondernemingen is bepaald in bijlage 1 van de AGVV (artikel 3, derde lid).

Dit betekent dat twee of meer mkb’ers een R&D-samenwerkingsproject kunnen uitvoeren als zij niet met elkaar verbonden zijn. Twee mkb’ers die partnerondernemingen zijn van elkaar kunnen geen samenwerkingsverband vormen omdat zij geen ‘onafhankelijke partijen’ zijn als bedoeld in artikel 2, onderdeel 90, van de AGVV.

Artikel 3 Doelgroep

Aan natuurlijke personen kan geen subsidie worden verleend.

Ondernemingen die in Nederland zijn gevestigd dienen te worden ingeschreven in het handelsregister (artikel 5 Handelsregisterwet). De toetsingscriteria van de Kamers van Koophandel staan vermeld in de Beleidsregel ondernemingsbegrip handelsregister (Staatscourant 2008, 123, laatst gewijzigd bij Staatscourant 2011, 8401).

Een in het buitenland gevestigde onderneming kan wel een samenwerkingspartner zijn in het R&D-samenwerkingsverband maar heeft geen recht op subsidie zolang deze geen vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft. Een buitenlandse samenwerkingspartner die wel subsidie wil ontvangen dient er zorg voor te dragen dat deze onderneming voor de eerste voorschotbetaling een vaste inrichting of dochteronderneming in Nederland heeft.

Artikel 4 Penvoerder

Het verdient aanbeveling om een samenwerkingsovereenkomst op te stellen met alle samenwerkingspartners en daarin ook afspraken vast te leggen omtrent betalingen. Dit is echter geen verplichting.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

Binnen een R&D-samenwerkingsproject zijn de kosten die direct betrekking hebben op het project subsidiabel.

Personeelskosten worden berekend via het forfaitair uurtarief van € 60,00. Het forfaitair vastgestelde uurtarief wordt gehanteerd voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen die in loondienst zijn bij de aanvragende organisatie en omvat zowel directe arbeids- en loonkosten als de daaraan toegerekende indirecte kosten. Dit tarief kan ook toegepast worden indien personen van een verbonden- of partneronderneming betrokken zijn in de projectuitvoering. Ook eigenaren van ondernemingen die niet worden verloond op basis van een dienstverband kunnen gebruik maken van het forfaitair uurtarief van € 60,00.

Kosten derden omvat alle kosten, gemaakt en betaald binnen de projectperiode, waar een factuur en betaalbewijs tegenover staat. Van belang is dat deze kosten op factuurbasis direct betrekking hebben op het project.

Onder afschrijvingskosten wordt verstaan de kosten van gebouwen, grond, apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer de kosten van gebouwen, grond, apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komend kosten beschouwd.

Forfaitair uurtarief en indirecte kosten

Het forfaitaire uurtarief van € 60,00 bestaat uit een basis uurtarief van € 40,00 met een opslag van 50% voor de indirecte kosten. Dit betekent dat de indirecte kosten die verdisconteerd zijn in het forfaitaire tarief niet afzonderlijk gedeclareerd kunnen worden, omdat deze kosten dan tweemaal gesubsidieerd zouden worden.

De kosten van administratief personeel dat wordt ingezet voor het project mogen niet worden opgevoerd als loonkosten met een forfaitair uurtarief voor € 60,00. Omdat deze kosten niet rechtstreeks uit het project voortvloeien zijn dergelijke kosten verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Inhoudelijk projectmanagement door eigen personeel valt onder de loonkosten. Kosten van een directeur die incidenteel projectmanagement doet dat niet inhoudelijk van aard is valt hier niet onder. Dergelijke kosten vallen onder de opslag voor de overheadkosten die zijn verdisconteerd in de toeslag op het forfaitair uurtarief.

Huurkosten voor gebouwen en apparatuur die voor de reguliere activiteiten wordt gebruikt is niet subsidiabel. Deze kosten vloeien niet rechtstreeks voort uit het project. Dergelijke indirecte bedrijfskosten zijn verwerkt in de 50% opslag van het forfaitaire uurtarief van € 60,00.

Reis- en verblijfkosten van het personeel zijn verwerkt in de 50% opslag voor de indirecte kosten van het forfaitaire uurtarief van € 60,00.

Kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien

Huurkosten van bedrijfsruimte en apparatuur die specifiek voor de uitvoering van het project worden gehuurd, worden aangemerkt als kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

Onder kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gemaakt vallen niet accountantskosten. Ook kosten voor het inschakelen van derden die advies geven om te voldoen aan wet- en regelgeving om producten en diensten op de markt te brengen vallen hier niet onder.

Niet subsidiabele kosten

In artikel 2.4 van de ASR SNN 2019 is opgenomen welke kosten niet subsidiabel zijn. Hieronder een aantal voorbeelden van kosten die in geen enkel geval subsidiabel zijn:

  • a.

    administratieve en financiële sancties en boetes;

  • b.

    winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;

  • c.

    fooien en geschenken;

  • d.

    representatiekosten- en vergoedingen;

  • e.

    kosten van personeelsactiviteiten;

  • f.

    gratificaties en bonussen;

  • g.

    kosten van een outplacementtraject;

  • h.

    kosten voor vrijwilligers;

  • i.

    stagevergoeding;

  • j.

    kosten voor marketing, promotie en publiciteit voor marktintroductie;

  • k.

    buitenlandse reis- en verblijfkosten en overheadkosten.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 8 Weigeringsgronden

Artikel 8 sub a

Indien niet minimaal 50 van de 100 punten worden gehaald, waarbij de verdeling van de punten is opgenomen in artikel 13, draagt het project in ieder geval niet voldoende bij aan de specifieke doelstelling binnen het programma zoals opgenomen in deze subsidieregeling.

Artikel 8 sub f

Op dit criterium kunnen geen punten worden gescoord. Het is echter van belang dat in het projectplan alle elementen helder en eenduidig zijn omschreven en onderbouwd met argumenten. Als dit onvoldoende is zal de subsidie worden geweigerd.

Artikel 8 sub i

Wanneer de activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd, en het project daar plaatsvindt, dan wordt geacht aan deze voorwaarde te zijn voldaan. Bij projecten waar niet alle, geen of nauwelijks activiteiten in Noord-Nederland worden uitgevoerd is van belang waar de resultaten van het project terecht komen: dit dient aantoonbaar in Noord-Nederland te zijn. Dit kunnen bijvoorbeeld de eigendomsrechten zijn, maar ook de productie van een bepaald product. Dit dient door de aanvrager in de aanvraag te worden uitgelegd en onderbouwd. Alleen R&D activiteiten uitvoeren in een kantoor in Noord-Nederland is niet voldoende.

Artikel 8 sub j

Hierbij geldt dat een verplichting pas mag zijn aangegaan na indiening van het project bij SNN. Na indiening van de aanvraag mag voor eigen risico worden begonnen met het project.

Artikel 8 sub m

Er is in ieder geval sprake van overwegende bezwaren indien er een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de goede zeden of de openbare orde.

Artikel 11 Subsidieaanvraag

Een projectplan is een verplichte bijlage. Hiervoor dient gebruik gemaakt te worden van het format dat door SNN ter beschikking wordt gesteld. Het projectplan mag maximaal 20 pagina's zijn. Het is mogelijk om een bijlage toe te voegen aan het projectplan met afbeeldingen die de inhoud van het project verduidelijken. De inhoud van deze bijlage wordt niet meegenomen bij de beoordeling op de rangschikking.

Artikel 13 Rangschikking

Er zijn vier categorieën waarop een project gewogen wordt. Het is van groot belang dat de aanvrager zorgdraagt voor een goede kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van de in de aanvraag gepresenteerde zaken. Een complete en gedegen onderbouwing borgt dat het SNN een goed oordeel kan vormen over een project en de mate waarin het project scoort op de beoordelingscriteria.

De projecten kunnen per beoordelingscriterium een vast aantal punten scoren. De verdeling van deze scores zijn opgenomen in lid 3 van dit artikel. Door deze getrapte verdeling van de punten is het mogelijk om alle projecten gestructureerd te beoordelen op de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten.

Artikel 13 lid 1 Beoordelingscriterium III onder lid b

Onder resources worden de middelen verstaan die nodig zijn om te zorgen dat een businessmodel werkt. Hier worden onder andere verstaan:

  • a)

    fysieke middelen waaronder: gebouwen, machines, voertuigen, systemen, netwerken;

  • b)

    intellectuele middelen, waaronder: gedeponeerde kennis, auteursrechten, klanten databases, merken;

  • c)

    menselijke middelen, waaronder: ervaren wetenschappers, ingenieurs, vakkundige verkoop.

Artikel 13 lid 1 Beoordelingscriterium IV

Het is mogelijk om hier een 2e KIA te beschrijven waarop uw voorstel een substantieel maatschappelijk voordeel op kan gaan leveren. Aanhaken bij nog meer KIA’s wordt niet gewaardeerd met meer punten.

Artikel 15 Subsidieverplichtingen

Kosten moeten zijn gemaakt op uiterlijk de einddatum van het project (dit is binnen 24 maanden na de start van het project). Kosten moeten zijn betaald vóór indiening van het verzoek tot definitieve vaststelling.