Regeling vervallen per 07-01-2015

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2010

De raad der gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 november 2010;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet,

BESLUIT:

vast te stellen de

Verordening op de heffing en de invordering van precariobelasting 2011.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    jaar: een kalenderjaar;

  • b.

    kwartaal: een kalenderkwartaal;

  • c.

    maand: een kalendermaand;

  • d.

    week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;

  • e.

    dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 0.00 uur;

  • f.

    vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon één of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben;

  • g.

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water en oever, bestemd of geschikt om door een vaartuig, bruin schip of een woonschip met bijbehorende voorzieningen te worden ingenomen;

  • h.

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot een hoofdverblijf geldend dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

  • i.

    bruine schepen: vaartuigen, die oorspronkelijk ten behoeve van de handelsvaart zijn gebouwd, maar die thans -zonder dat daaraan uitwendige voorzieningen zijn getroffen - uitsluitend door permanente bewoning worden gebruikt en ten aanzien waarvan - blijkens de aard van het vaartuig, de daarop aanwezige voorzieningen, de wijze van voortstuwing, zo mogelijk de wijze van gebruik of ander omstandigheden - vaststaat, dat de gebruikers daarvan normaliter niet gedurende het gehele jaar eenzelfde ligplaats innemen.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt, indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond, degene aan wie de vergunning is verleend of diens rechtsopvolger aangemerkt als degene bedoeld in het eerste lid, tenzij blijkt dat hij niet het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • 1.

    voorwerpen, welke ingevolge een wettelijk voorschrift, een overeenkomst of anderszins rechtens moeten worden gedoogd;

  • 2.

    voorwerpen, waarvoor de gemeente een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • 3.

    voorwerpen, waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van voorwerpen die in gebruik zijn bij een derde;

  • 4.

    het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;

  • 5.

    voorwerpen of werken, welke noodzakelijk ter uitoefening van hun publiekrechtelijke taak door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;

  • 6.

    voorwerpen ten behoeve van bouw- of onderhoudswerkzaamheden van:

    • a.

      objecten waarvoor een subsidie krachtens de monumentenwet wordt verleend;

    • b.

      sociale woningwetbouw welke plaatsvindt door de gemeente of een toegelaten instelling;

  • 7.

    halteborden welke op de routes van openbare vervoersbedrijven zijn geplaatst;

  • 8.

    versieringen, aangebracht tijdens en ter gelegenheid van nationale of plaatselijke feesten, winkelweken en dergelijke;

  • 9.

    voorwerpen, welke uitsluitend voorzien in een algemeen belang dan wel worden gebezigd voor weldadige doeleinden;

  • 10.

    pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, bloembakken, goten, goot- of kroonlijsten, regenpijpen, balkons, vlaggenmasten, spionnen en dergelijke;

  • 11.

    de met toestemming van burgemeester en wethouders door sportverenigingen geplaatste reclameborden langs sportvelden.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 9 wordt voor de berekening van de precariobelasting een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    4. Indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond, wordt voor de berekening van de precariobelasting aangesloten bij de geldigheidsduur van die vergunning, tenzij blijkt dat het belastbaar feit zich gedurende een kortere periode heeft voorgedaan. In dat geval bestaat aanspraak op ontheffing, waarbij het vijfde lid van overeenkomstige toepassing is.

  • 5.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp tarieven voor verschillende tijdseenheden zijn opgenomen, wordt de precariobelasting berekend op de voor de belastingplichtige meest voordelige wijze.

  • 6.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1 wordt voor de berekening van de precariobelasting:

    • a.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een weektarief, maar geen dagtarief is opgenomen, een gedeelte van een week gelijkgesteld met een week;

    • b.

      indien in de tarieventabel voor een voorwerp wel een maandtarief, maar geen dag- of weektarief is opgenomen, een gedeelte van een maand gelijkgesteld met een maand.

  • 7.

    Indien in de tarieventabel voor een voorwerp een dagtarief, weektarief of maandtarief is opgenomen en het belastingtijdvak van een langere periode dan een dag, onderscheidenlijk een week of een maand omvat, gelden deze tarieven per dag, onderscheidenlijk week of maand van het belastingtijdvak.

Artikel 7 Belastingtijdvak

  • 1.

    In de gevallen waarin de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van een voorwerp of voorwerpen onder, op of boven voor openbare dienst bestemde gemeentegrond, is het belastingtijdvak de periode waarvoor de vergunning is verleend, met dien verstande dat bij een kalenderjaaroverschrijdende geldigheidsduur van de vergunning het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar.

  • 2.

    In andere dan in het eerste lid bedoelde gevallen, is het belastingtijdvak de aaneengesloten periode gedurende welke het belastbaar feit zich voordoet of heeft voorgedaan.

Artikel 8 Wijze van heffing

De precariobelasting wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld.

Artikel 9 Omzetbelasting

  • 1.

    De met betrekking tot woonschepen verschuldigde tarieven zijn inclusief de ingevolge de Wet op de omzetbelasting 1968 verschuldigde belasting.

  • 2.

    De voor andere voorwerpen dan in lid 1 bedoeld verschuldigde tarieven worden, in gevallen dat de Wet op de omzetbelasting 1968 dat voorschrijft, verhoogd met de ingevolge deze wet verschuldigde belasting.

Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld, heffing naar tijdsgelang en overschrijving

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, eerste lid, is de precariobelasting verschuldigd bij aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7, tweede lid, is de precariobelasting verschuldigd bij het einde van het belastingtijdvak.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat er aanspraak op ontheffing voor de naar jaartarieven geheven precariobelasting voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,00.

  • 5.

    Indien een woonschip wordt vervangen door een ander woonschip, wordt het voor het vervangende woonschip over de nog niet verstreken maanden van de lopende termijnen betaalde belasting verrekend met de verschuldigde belasting over die maanden van het vervangende woonschip.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1.

    De aanslagen of de gevorderde bedragen moeten worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van de schriftelijke kennisgeving is vermeld.

  • 2.

    De aanslagen die met inachtneming van hoofdstuk 10 van de tarieventabel worden opgelegd, moeten worden betaald binnen 14 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 14 Overgangsbepaling

De 'Verordening precariobelasting 2010’ van 7 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15 genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de 'Verordening precariobelasting 2011'.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2010.

De griffier,

De voorzitter,

Tarieventabel

behorende bij de “Verordening precariobelastingen 2011”

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen waarvoor in de volgende hoofdstukken geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

1.1.1

indien het voorwerp een oppervlakte heeft van minder dan 2 m2:

1.1.1.1

per m1, gemeten over de langste zijde, per week

0,15

1.1.2

indien het voorwerp een oppervlakte heeft van 2 m2 of meer:

1.1.2.1

per m2, per week

0,15

1.2

Het onder 1.1 genoemde tarief bedraagt tenminste

32,21

Hoofdstuk 2 Voertuigen

2.1

Het tarief bedraagt voor het laten staan van:

2.1.1

een caravan, kampeerwagen, boottrailer of ander voertuig ten behoeve van de recreatie: per m2 per week

0,15

2.1.2

een aanhangwagen of ander voertuig niet zijnde een voertuig als bedoeld onder 2.1.1.: per m2 per week

0,15

2.2

Het onder 2.1 genoemde tarief bedraagt tenminste

32,21

Hoofdstuk 3 Bouwmaterialen en dergelijke

3.1.

Het tarief bedraagt voor het hebben van bouwmaterialen, andere dan die genoemd onder 3.2, 3.3 en 3.4

3.1.1

Per m2 per week

0,50

3.2

Het tarief bedraagt voor het hebben van een bouwkeet of bouwloods:

3.2.1

Per m2 per week

0,50

3.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van een bouwwerktuig:

3.3.1

Per m2 per week

0,50

3.4

Het tarief bedraagt voor het hebben van een hekwerk of afrastering:

3.4.1

Per m1 per week

0,50

3.5

Het onder 3.1 tot en met 3.4 genoemde tarief bedraagt tenminste

32,21

Hoofdstuk 4 Aankondigingborden en dergelijke

4.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van reclame- of andere aankondigingsborden

4.1.1

Per stuk, met een maximum van 25 stuks, per dag

0,50

4.2

Het tarief bedraagt voor het hebben van verwijzingsborden met een maximale afmeting van 60 bij 30 cm:

4.2.1

per stuk, met een maximum van 25 stuks, per dag

0,50

4.3

Het tarief bedraagt voor het hebben van een spandoek:

4.3.1

per stuk, met een maximum van 25 stuks, per dag

1,00

4.4

Het onder 4.2 vermelde tarief bedraagt tenminste

32,21

Hoofdstuk 5 Terrassen

5.1

Het tarief bedraagt voor het op een terras hebben van banken, tafeltjes, stoelen en windschermen

5.1.1

Per terras per m2 per jaar

23,98

Hoofdstuk 6 Verkoopgelegenheden

6.1

Het tarief bedraagt voor (semi-)permanente standplaatsen, anders dan op marktterreinen:

6.1.1

Van maandag tot en met vrijdag

6.1.1.1

Per standplaats per dag per jaar

301,13

6.1.2

Op zaterdag

6.1.2.1

Per standplaats per dag per jaar

602,31

6.2

Het tarief bedraagt voor incidentele standplaatsen, anders dan op marktterreinen:

6.2.1

Per standplaats per dag

30,65

6.2.2

Per standplaats per week

74,08

6.2.3

Per standplaats per maand

180,03

Hoofdstuk 7 Markten

7.1

Het tarief bedraagt voor het houden van een markt:

7.1.1

Per m2 per dag € 0,14 met een maximum van

301,13

Hoofdstuk 8 Circussen en kermissen

8.1

vervallen

8.1.1

vervallen

8.2

vervallen

8.2.1

vervallen

8.3

vervallen

8.3.1

vervallen

Hoofdstuk 9 Uitstallingen

9.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van

9.1.1

uitgestalde zaken langs en aan gevels per m2 per jaar

24,03

Hoofdstuk 10 Ligplaatsen

10.1

Het tarief bedraagt voor het innemen van een ligplaats met een vaartuig, niet zijnde een bruin schip, aan een openbare steiger of kade tussen de Trambrug in de Heerensloot en de spoorbrug in de Veenscheiding:

10.1.1

per vaartuig per dag € 4,50 met een maximum van

452,63

10.2

Het tarief bedraagt voor het innemen van een ligplaats met een bruin schip aan een openbare kade of oever:

10.2.1

per bruin schip per jaar

452,63

10.2.2

per bruin schip voor de uitoefening van commerciële activiteiten per jaar

2.067,47

10.3

Het tarief bedraagt voor het innemen van een ligplaats met een woonschip aan een openbare kade of oever:

10.3.1

per woonschip aan de Polderdijk 1001 t/m 1002 per jaar

650,89

10.3.2

per woonschip aan de Polderdijk 1003 t/m 1020 per jaar

772,75

10.3.3

per woonschip aan de Polderdijk 1021 per jaar

432,02

10.3.4

per woonschip aan de Leeuwarderstraatweg 1001 t/m 1013 per jaar

694,32

10.3.5

per woonschip aan Kostverloren 1001 t/m 1004 per jaar

668,36

10.3.6

per woonschip aan Kostverloren 1005 per jaar

485,40

Behorende bij raadsbesluit van 13 december 2010.

De griffier,