Algemene subsidieverordening gemeente Elburg

Geldend van 01-04-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Elburg

De raad van de gemeente Elburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 januari 2024;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein Elburg;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Elburg:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1. Bestemmingsreserve: het deel van het eigen vermogen waaraan een bepaalde bestemming is gegeven en waarbij wordt aangegeven wanneer deze bestemming wordt gerealiseerd.

2. De-minimissteun: steun die niet kwalificeert als staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1 van het Verdrag, omdat voldaan wordt aan de voorwaarden genoemd in een door een EU orgaan vastgestelde rechtshandeling in de zin van artikel 288 van het Verdrag en die betrekking heeft op de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun waaronder:

  • i. Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (Pb EU 2013 L 352/1);

  • ii. Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (Pb EU 2013 L 51 I/1);

  • iii. Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Europese Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (Pb EU 2014 L 190/45), of

  • iv. Verordening (EU) 2018/1923 van de Europese Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (Pb EU 2018 L 313/2);

De hiervoor bedoelde rechtshandelingen gelden steeds in de versie zoals toepasselijk op het moment dat steun wordt toegekend.

3. Europees steunkader: het geheel van Groepsvrijstellingen en Richtsnoeren;

4. Groepsvrijstelling, een door een EU orgaan vastgestelde rechtshandeling als bedoeld in artikel 288 van het Verdrag waarbij, steunmaatregelen van voorafgaande melding als bedoeld in artikel 108 lid 2 van het Verdrag zijn vrijgesteld, waaronder:

  • i. Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Europese Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2014 L 156/1);

  • ii. Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Europese Commissie van 14 december 2022 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2022 L 327/1);

  • iii. Verordening (EU) nr. 2022/2473 van de Europese Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (Pb EU 2022 L 327/82);

  • iv. Besluit C(2011) 9380 van de Europese Commissie van 20 december 2011, betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen (Pb EU 2012, L 7/2);

De hiervoor bedoelde rechtshandelingen gelden steeds in de versie zoals toepasselijk op het moment dat steun wordt toegekend;

5. Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent bestaande uit het aanbieden van goederen en/of diensten op een markt;

6. Periodieke subsidie: een periodieke subsidie is een subsidie die per boekjaar of kalenderjaar of voor een aantal boekjaren of kalenderjaren aan een aanvrager wordt verstrekt voor de kosten van een activiteit met een voortdurend karakter;

7. Richtsnoer : een document hoe ook genaamd [zoals bijvoorbeeld richtsnoer, mededeling, kaderregeling] waarin de Europese Commissie:

  • i. uitleg geeft over de toepasselijkheid van:

    • a.

      de artikelen 106 tot en met 109 van het Verdrag

    • b.

      een Groepsvrijstelling

  • ii. de criteria heeft vastgelegd op basis waarvan zij van plan is om de verenigbaarheid van door de lidstaten voorgenomen steunmaatregelen met de interne markt te beoordelen.

8. Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

9. Voorziening: een reservepot op de balans, zijnde vreemd vermogen, ontstaan uit een jaarlijkse dotatie ten laste van de exploitatie ten behoeve van een kostenpost die zich eens in een aantal jaren zal voordoen en dus hieruit gedekt kan worden;

10. Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is) kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

  • a. het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

  • b. de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Niet-subsidiabele kosten

Niet-subsidiabele kosten zijn in ieder geval:

  • 1. Kosten die niet in redelijke verhouding staan tot de gestelde doelen of redelijkerwijs te verwachten resultaten van de activiteit(en);

  • 2. De aan de subsidie-aanvrager in rekening gebrachte BTW die door hem kan worden teruggevorderd of op enigerlei wijze aan hem kan worden terugbetaald of gecompenseerd voor zover deze kosten niet verrekend kunnen worden en voor deze kosten geen beroep kan worden gedaan op het BTW compensatiefonds, genoemd in artikel 2 van de Wet op het BTW compensatiefonds.

Artikel 7. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Hoofdstuk 2: Subsidieverlening

Artikel 8. Aanvraag

1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

  • a. een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b. de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

  • c. een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • d. als de aanvrager een onderneming is:

  • 1. een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • 2. een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

  • e. als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • f. een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

3. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk 12 weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend tussen 8 en 26 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, tweede en derde lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen de beslistermijn als bedoeld in artikel 10 lid 2 eenmalig verlengen met 6 weken.

Artikel 11. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

  • a. als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

  • b. als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

  • a. subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

  • b. de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

3. Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

  • a. als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b. als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

  • c. als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • d. als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

  • e. als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

  • f. in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

Artikel 12. Subsidieverlening

  • 1. Een periodieke subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie verlenen voor een tijdvak langer dan een jaar, maar niet langer dan vier jaar.

  • 3. Wanneer van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, wordt in de verleningsbeschikking aangegeven op welk bedrag de subsidieaanvrager voor elk jaar of gedurende de subsidieperiode aanspraak kan maken. Wanneer geen bedrag kan worden genoemd, wordt in de verleningsbeschikking de wijze waarop het bedrag wordt bepaald, aangegeven.

  • 4. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Hoofdstuk 3: Verplichtingen

Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Een subsidieontvanger meldt en/of informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk:

  • 1. als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • 2. over beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

  • 3. over relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • 4. over ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

  • 5. over wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon;

  • 6. als na het indienen van de subsidieaanvraag voor dezelfde activiteit subsidie wordt verstrekt door een ander bestuursorgaan of de Europese Commissie;

  • 7. het ontbinden van de rechtspersoon;

  • 8. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. In de toelichting bij de subsidieregeling wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis voordoet als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in de verleningsbeschikking voor periodieke subsidies van meer dan € 50.000 regels stellen over de vorming van een egalisatiereserve, bestemmingsreserve of voorziening. Dit betreft dan de maximale omvang hiervan en de uitgaven die met gebruikmaking van deze reserve kunnen worden gedaan.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan burgemeester en wethouders verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 van de wet van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 4: Vaststelling en verantwoording

Artikel 16. Wijze van verstrekking en eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 12 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Als bij verleningsbeschikking de subsidieaanvrager wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 16 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies tussen € 10.000 en € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 en ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag bevat een financiële verantwoording en een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

  • a. in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juni van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

  • b. in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 16 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

  • c. in andere gevallen uiterlijk 12 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

2. De aanvraag bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

  • b. een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

  • d. een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 19. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een subsidie van meer dan € 10.000 vast binnen 12 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 6 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, zoals bedoeld in artikel 9, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend, kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 5. Bijzondere bepalingen

Artikel 20. Bijzondere afwijkingsbevoegdheden

1. Burgemeester en wethouders kunnen naast de in de voorgaande artikelen van deze verordening genoemde mogelijkheden ook afwijken van de bepalingen gesteld bij of krachtens deze verordening, vast te leggen in nadere regels.

2. Bij het vaststellen van nadere regels als bedoeld in artikel 3 kunnen deze ten behoeve van uniformiteit zijn opgesteld in samenwerking met een ander bestuursorgaan. Het gaat daarbij om:

  • a. subsidie(s) die worden verstrekt voor activiteiten waarvoor ook door andere bestuursorganen subsidie wordt verstrekt;

  • b. bij verstrekking van subsidies uit gelden, die door het Rijk of de provincie aan de gemeente beschikbaar zijn gesteld voor specifiek aangewezen activiteiten;

  • c. voor zover dit voor subsidieverstrekking noodzakelijk is gelet op:

  • i. een wet of een daarop gebaseerde regeling;

  • ii. bepalingen inzake Europese cofinanciering.

Artikel 21. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 22. P&C cyclus

  • 1. Het college besteedt in de jaarlijkse begroting aandacht aan de beleidsvoornemens inzake de uitvoering van deze subsidieverordening en doet in de jaarlijkse verantwoording verslag van de uitvoering ervan, mede in relatie tot de beleidsvoornemens.

  • 2. Hierbij wordt ook aandacht besteedt aan de toepassing van artikel 21.

Artikel 23. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene Subsidieverordening gemeente Elburg 2015 wordt ingetrokken per 1 april 2024.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2024.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Elburg 2015 van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Gemeente Elburg.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 maart 2024.

De voorzitter, ir J.N. Rozendaal

De griffier, mr. D.H.A.A. Kassing