VTH-beleidsplan 2024 – 2027 Gemeente Leidschendam-Voorburg

Geldend van 22-03-2024 t/m heden

Intitulé

VTH-beleidsplan 2024 – 2027 Gemeente Leidschendam-Voorburg

Burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg,

Gelet op artkikel 13.5, eerste lid, van het Omgevingsbesluit,

Besluiten vast te stellen:

VTH-Beleidsplan 2024 - 2027 Gemeente Leidschendam-Voorburg

Inleiding

Voor u ligt het Vergunning-, Toezicht- en Handhavingsbeleidsplan 2024-2027 (verder genoemd: VTH-beleidsplan) van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Dit VTH-beleidsplan schetst het kader waarbinnen wij onze taken uitvoeren. Dit gaat om vergunningverlening, toezicht en handhaving binnen het Omgevingsrecht, de APV en Bijzondere Wetten. De milieutaken zijn hiervan uitgezonderd .[ Zie uitvoeringsprogramma Omgevingsdienst Haaglanden voor verdere uitwerking van deze taken]. De gemeente is voor de milieutaken bevoegd gezag en heeft deze uitbesteed aan de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH). Het VTH-beleidsplan is tot stand gekomen door afstemming tussen diverse interne en externe partijen. Het beleidsplan is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en ter kennisname verstuurd naar de gemeenteraad en de provincie Zuid-Holland.

afbeelding binnen de regeling

Het VTH-beleidsplan laat zien welke keuzes de afdelingen Klant Contact Centrum (KCC) en Veiligheid, Toezicht en Handhaving maken [Binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg bestaat ook het team Veiligheid, Toezicht en Handhaving. Ter verduidelijking schrijven we dit altijd uit en gebruiken we de afkorting VTH uitsluitend voor Vergunningen, Toezicht en Handhaving]. Dit beleidsplan vormt tevens de basis voor het jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma voor de VTH-taken.

De inwerkingtreding van de Omgevingswet (OW) en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) zal veel veranderingen tot gevolg hebben voor de werkwijze van de VTH-taken. Het VTH-beleidsplan is daarom een dynamisch document dat kan worden aangepast indien de veranderende wet- en regelgeving hierom vraagt. Op deze manier wordt er flexibel ingespeeld op de ontwikkelingen in het Omgevingsrecht.

De systematiek van de “BIG8”

Dit VTH-beleidsplan volgt de systematiek van de BIG8-cyclus uit het Omgevingsrecht. De verschillende stappen in de cyclus vormen samen het VTH-beleid en het uitvoeringsprogramma (PDCA-cyclus). Ook geven de stappen richting aan de systematiek van doorwerking en evaluatie.

In dit VTH-beleid geven wij de BIG8-cyclus weer aan de hand van iconen. Ieder icoon staat voor een bepaalde stap uit de cyclus. Op de volgende pagina schematiseren we de stappen van de BIG8-cyclus in een leeswijzer en leggen we per icoon uit waar we in het hoofdstuk inhoudelijk op ingaan.

afbeelding binnen de regeling

Leeswijzer

Deze leeswijzer heeft als doel duidelijk te maken welk onderdeel van de BIG8-cyclus wij in welk hoofdstuk van dit VTH-beleid beschrijven. De onderstreepte, dikgedrukte woorden zijn de onderdelen van de BIG8-cyclus. De iconen komen bij elk hoofdstuk terug in dit beleid en in de overige documenten van de BIG8-cyclus.

 
  • 1.

    Omgevingsanalyse

  • .

    Ten behoeve van de prioriteiten en doelen voor de komende beleidsperiode beschrijven we in dit hoofdstuk:

  • -

    De relevante ontwikkelingen voor deze beleidsperiode: 

    • .

      Bestuurlijke ambities,

    • .

      Juridische ontwikkelingen

    • .

      Ruimtelijke ontwikkelingen

    • .

      Organisatorische ontwikkelingen

  • .

    In het uitvoeringsprogramma geven we de stand van zaken van deze ontwikkelingen.

 

4. Strategieën en werkwijzen

  • .

    In hoofdstuk 4 gaan we in op de wijze waarop wij ons werk uitvoeren.

  • .

    Wij vullen dit aan met mogelijke veranderingen onder de Omgevingswet en de Wkb.

  • .

    Daarbij geven wij aan hoe de risicoanalyse en prioritering doorwerkt in de praktijk.

 
  • 2.

    Missie, visie & doelstellingen

  • .

    De missie in hoofdstuk 2 vloeit voort uit visiedocumenten van de gemeente.

  • .

    Aan de hand van onze visie bepalen we de strategie op het gebied van VTH voor deze beleidsperiode.

  • .

    Met de hoofddoelstellingen in hoofdstuk 2 geven we richting aan het programma voor de komende beleidsperiode.

  • .

    Dit programma krijgt vorm in het uitvoeringsprogramma. Daar wijzen we specifieke acties toe voor dat jaar om de doelstellingen te behalen.

  • .

    We hebben een monitoringstool voor doelstellingen waarin we deze acties opnemen en waarin we de voortgang bijhouden (bijlage 2).

 

5. Borging van de uitvoering

  • .

    Wij maken de beschikbare middelen voor de komende beleidsperiode inzichtelijk in hoofdstuk 5.

  • .

    Aan de hand van dit inzicht kunnen we monitoren of de gestelde doelen haalbaar zijn en/of deze moeten worden bijgesteld.

  • .

    In de uitvoeringsprogramma’s gaan wij hier voor dat specifieke jaar verder op in.

  • .

    Met de beleidsevaluatie maken we de beleidscyclus rond. We beschrijven de methode voor de evaluatie van het VTH-beleidsplan en het uitvoeringsprogramma.

  • .

    Jaarlijks zullen wij het uitvoeringsprogramma evalueren, zodat we eventueel bij kunnen sturen en elke beleidsperiode een evaluatie kunnen uitvoeren van het VTH-beleidsplan.

 
  • 3.

    Risicoanalyse en prioritering

  • .

    In hoofdstuk 3 beschrijven we hoe de risicoanalyse is opgesteld en de prioritering is aangebracht.

  • .

    Door middel van deze risicoanalyse en prioritering geven wij vorm aan onze werkwijze voor de VTH-taken.

  • .

    Daarbij laten we zien wat de top 5 activiteiten voor de komende beleidsperiode op het gebied van het Omgevingsrecht en APV/bijzondere wetten zijn.

  • .

    In het uitvoeringsprogramma maken we de koppeling tussen de risicoanalyse en prioritering en de beschikbare en benodigde middelen.

1. Omgevingsanalyse

De Omgevingsanalyse beschrijft de invloed van interne en externe factoren op de VTH-werkzaamheden. Het richt zich op de omgeving waarbinnen VTH actief is en beschrijft relevante trends, gebeurtenissen en transities die van invloed kunnen zijn op het werk in de komende beleidsperiode. Er wordt gestart met een beschrijving van de bestuurlijke ambities van de gemeente Leidschendam-Voorburg voor het fysieke domein. Daarna wordt ingegaan op de impact van juridische, maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen op de VTH-werkzaamheden.

1.1 Terugblik

In de periode 2022-2023 heeft de gemeente Leidschendam-Voorburg stappen gezet om weer volledig te voldoen aan de procescriteria op grond van het besluit omgevingsrecht voor vergunningverlening, toezicht en handhaving, na een periode waar de VTH-beleidscyclus niet volledig is bijgehouden. Met het vaststellen van het nieuwe VTH-beleid wordt een verder vervolg gegeven aan het doorlopen van de procescriteria.

1.2 Bestuurlijke ambities

Vanuit het coalitieakkoord 2022-2026, getiteld ‘verbinden, vertrouwen, vooruitgang’, komen verschillende punten naar voren die relevant zijn voor het VTH-beleid. Voor het vergunningentraject wordt ingezet op een investering in het voortraject. Hiermee komt het voortraject in lijn met de geest van de Omgevingswet. De trajecten om deze verbeteringen door te voeren zijn in volle gang.

Voor de afdeling Veiligheid, Toezicht en Handhaving is een versteviging van de handhavingscapaciteit (BOA’s) gerealiseerd. In lijn met het coalitieakkoord kiezen we voor een wijkgerichte aanpak. Door o.a. een wijkregisseur in te stellen geven we hier al vorm aan. Ons doel in dit beleid is om verder vorm te geven aan de wijk- en mensgerichte aanpak.

De beleidscyclus van de Omgevingswet

De Omgevingswet heeft een beleidscyclus die de structuur biedt om de instrumenten van de wet te ordenen. De cyclus bestaat uit vier kwadranten: beleidsontwikkeling, beleidsdoorwerking, uitvoering en terugkoppeling.

Beleidsontwikkeling staat voor visievorming en is het kwadrant rechtsboven. Hierbij is input uit het kwadrant ervoor (terugkoppeling) van VTH belangrijk. De gewenste kwaliteiten van de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan kunnen vervolgens juridisch vastgelegd worden in de vorm van omgevingswaarden en programma's. Dit heet de beleidsdoorwerking.

Het kwadrant linksonder in de cyclus staat voor uitvoering en gaat over de regels voor activiteiten die te vinden zijn in het Omgevingsplan. Initiatiefnemers van activiteiten en projecten kunnen via een omgevingsvergunning toestemming vragen. Het kwadrant linksboven staat voor terugkoppeling en gaat over vergunningverlening, toezicht en handhaving om naleving van algemene regels en vergunningvoorschriften te controleren. Via monitoring kunnen de effecten hiervan op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving worden geëvalueerd en kan bepaald worden of aanpassing van de Omgevingsvisie, programma of Omgevingsplan noodzakelijk is.

In dit beleid wordt gesteld dat er een uniforme beleidscyclus geborgd moet worden in de organisatie. Hierbij wordt de samenwerking en samenhang tussen beleid en uitvoering geïntensiveerd en wordt de rol in de terugkoppeling verstevigd. Deze doelstelling en activiteiten dragen bij aan het opstellen van een meer specifieke analyse van inzichten in toekomstig beleid

afbeelding binnen de regeling

1.3 Juridische ontwikkelingen

Vanaf 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) van kracht. Dit brengt de nodige uitdagingen met zich mee. In deze paragraaf bespreken we de impact van deze wijzigingen op de afdelingen KCC en Veiligheid, Toezicht en Handhaving.

Omgevingswet

De Omgevingswet bundelt en moderniseert diverse wetten voor de fysieke leefomgeving, waaronder wet- en regelgeving over bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. De wet vereist een nieuwe manier van werken, waarbij de inwoner centraal staat en introduceert het digitaal stelsel omgevingswet (DSO), dat alles rondom vergunningverlening, toezicht en handhaving inzichtelijk maakt. Ook vallen vergunningen sneller onder de reguliere procedure, waardoor een vergunningsaanvraag binnen 8 weken moet worden afgehandeld.

Een belangrijke verandering van de Omgevingswet is de versteviging van de zorgplicht voor een veilige en gezonde leefomgeving. Deze zal geleidelijk worden ingevoerd en op lokaal niveau worden toegepast. Jurisprudentie zal in de komende jaren uitwijzen hoe de zorgplichten juridisch geïnterpreteerd worden.

Onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kon een vergunning van rechtswege verkregen worden indien een vergunningsaanvraag niet binnen de beslistermijn werd verleend. Onder de Omgevingswet komt deze mogelijkheid te vervallen. Vanaf inwerkingtreding van de Omgevingswet kan, bij niet tijdig (binnen 8 weken) beslissen op de aanvraag, gebruik gemaakt worden van de Wet dwangsom en beroep. Als er niet binnen de beslistermijn een beslissing wordt genomen, kan de aanvrager een dwangsom eisen, waardoor er druk ontstaat om tijdig beslissingen te nemen. Om deze uitdaging aan te gaan, implementeert het team KCC (vergunningen) nieuwe werkprocessen en een nieuw VTH-systeem, waarbij ook wordt geanticipeerd op de komst van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Er wordt ook gewerkt aan visie en planvorming, terwijl het team capaciteit inzet om bij te dragen aan de veranderingen en de implementatie en uitvoering van de wet soepel te laten verlopen.

Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb)

De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) heeft als doel de kwaliteit van bouwprojecten te verbeteren en de positie van de bouwconsument te versterken. In die gevallen wordt het toetsen van bouwplannen en toezicht tijdens bouwprojecten uitgevoerd door een marktpartij, wat gevolgen heeft voor de taken van vergunningverlening en toezicht. Maar de Wkb brengt niet alleen takenveranderingen met zich mee; er komen ook nieuwe (administratieve) taken bij. Om hiermee om te gaan, moeten werkprocessen worden ingericht voor de verschillende meldingen.

De teams Veiligheid, Toezicht en Handhaving en KCC hebben zich voorbereid op de aankomende veranderingen. In 2024 verwachten we veranderingen te merken door de implementatie van de Wkb. Gedurende deze beleidsperiode zullen we extra aandacht besteden aan het monitoren van de veranderingen om ons beleid, onze werkwijzen en werkafspraken aan te passen waar nodig. Ons doel is een soepele overgang naar het nieuwe systeem te realiseren en een optimale uitvoering van de Wkb te garanderen.

1.4 Maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen

Duurzaamheidsopgave

De gemeente staat voor grote maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen in de komende periode. Duurzaamheidsvraagstukken, zoals energietransitie en klimaatadaptatie, zullen de komende bestuursperiode veel aandacht krijgen. We hebben de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Dit vraagt om een integrale aanpak bij vergunningverlening en toezichthouden. We gaan investeren in meer kennis op het gebied van duurzaamheid, bouwkundige eisen en klimaatdoelstellingen. Bij vergunningaanvragen moet er gelet worden op energie- en isolatie-eisen. In de nieuwe Verordening Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) zal ook aandacht zijn voor verduurzaming.

De verduurzaming komt ook terug via wettelijke eisen, zoals de energielabel C-verplichting voor bedrijfspanden die per 1 januari 2023 is ingegaan. Dit is bij lokale overheden belegd. Vanwege beperkte capaciteit is besloten om het toezicht en de handhaving op kantorenlabel C onder te brengen bij de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH).

Het is belangrijk om zowel af te dwingen als te stimuleren om duurzaam handelen te bevorderen. Dit vraagt om een integrale aanpak bij het uitvoeren van de VTH-taken. De komende beleidsperiode zal kritisch gekeken worden naar welke taken zelf opgepakt moeten worden en welke taken beter uitbesteed kunnen worden. De gemeente zal zich daarbij richten op het waarborgen van de duurzaamheid van vergunningsaanvragers en het toezien op naleving van duurzaamheidseisen. Dit alles om de gemeente veilig en leefbaar te houden voor de huidige en toekomstige generaties.

Houtstook

In 2020 heeft gemeente Leidschendam-Voorburg het ‘Schone Lucht Akkoord’ medeondertekend. Eén van de ambities die uit dit akkoord volgt, is om te kijken waar de luchtkwaliteit nog verder kan worden verbeterd. Houtstook door particulieren is in dat kader een onderwerp dat aandacht vraagt. Gemeente Leidschendam-Voorburg heeft daarom een campagne opgezet, middels folders, om burgers bekend te maken met de overlast van houtstook. Onderzocht wordt of, en zo ja op welke manier, vanuit de gemeente Leidschendam-Voorburg verdere maatregelen kunnen worden getroffen om overlast te beperken. Gemeenten kunnen hier beleid voor maken en regels voor opstellen.

Woningbouwopgave

Een andere uitdaging is de woningbouwopgave. Woningbouw is een landelijke opgave die ook zijn weerslag kent in de gemeente Leidschendam-Voorburg. De komende periode worden veel nieuwe woningen gebouwd in Leidschendam-Voorburg. Dit brengt uitdagingen met zich mee rondom stikstof en de inzet van de beschikbare ruimte.

Stikstof

Met nieuwe rekenmodellen en de politieke actualiteit is stikstof een belangrijk thema de komende periode, vooral rondom bouwopgaven. Tot op heden is het effect op de werkvoorraad, waar het VTH aangaat, meegevallen. Bij grote bouwtrajecten wel leiden tot meer werk. Initiatiefnemers zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van Aerius-berekeningen. Verder moeten we aandacht hebben voor de veranderende regelgeving bij het toetsen van vergunningen en hierover duidelijk communiceren met initiatiefnemers. Dit vraagt extra capaciteit.

Beschikbare ruimte en leegstand

Naast het onderzoeken van nieuwe locaties voor woningbouw, is het ook mogelijk om te kijken naar hergebruik van bestaande panden. Dit kan bijvoorbeeld door leegstaande kantoren om te bouwen tot woningen.

In de Leegstandsverordening is aangegeven dat bij de aankoop van goedkope en middeldure woningen op of na 1 juli 2023 de zelfbewoningsplicht geldt. Hiernaast mogen woningen alleen worden verhuurd met een vergunning Opkoopbescherming. Hier vindt toezicht op plaats, wat capaciteit vergt van de afdeling Veiligheid, Toezicht en Handhaving.

Ondermijning

In de gemeente Leidschendam-Voorburg passen we de Wet Bibob toe om de integriteit van vergunningaanvragers te toetsen en misbruik van vergunningen te voorkomen. Dit houdt in dat de overheid de mogelijkheid heeft om vergunningen te weigeren of in te trekken wanneer er een ernstig vermoeden bestaat dat de aanvrager of zijn zakelijke partners zich in het verleden hebben beziggehouden met ondermijning. Op het moment passen we de Wet Bibob voornamelijk toe op Horeca, omdat hier een verplichting op geldt.

Recente uitbreidingen van de beleidslijn wet Bibob zorgen ervoor dat de toets de komende beleidsperiode een nog nadrukkelijker onderdeel wordt van de werkzaamheden van VTH. De wet wordt toegepast om de risico's op misbruik of criminele activiteiten bij de uitvoering van omgevingsactiviteiten te verminderen, vooral bij vergunningaanvragen voor activiteiten met een groot financieel belang, zoals grote bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur.

Om de impact van deze ontwikkelingen te monitoren, zal de gemeente Leidschendam-Voorburg gedurende de beleidsperiode extra aandacht besteden aan dit onderwerp. De gemeente Leidschendam-Voorburg heeft sinds 2022 twee Bibob-coördinatoren aangesteld om de extra werkzaamheden die voortkomen uit de nieuwe beleidslijn op te kunnen vangen.

In situaties waar sprake is van ondermijning zal een integrale aanpak met ketenpartners worden ingezet. De gemeente Leidschendam-Voorburg blijft de wetgeving over ondermijning nauwlettend volgen zodat de integriteit van vergunningaanvragers geborgd blijft en daardoor de gemeente veilig te houden. Dit vergt capaciteit.

Migratievraagstuk

De huisvesting van (arbeids-)migranten en vluchtelingen is een toenemende uitdaging voor de gemeente en heeft daarmee ook impact op de afdelingen KCC (vergunningen) en Veiligheid, toezicht en handhaving. De gemeente moet voldoen aan de wet- en regelgeving voor goede en legale huisvesting en controleert hierop door middel van onaangekondigde huisbezoeken. Extra vergunningaanvragen voor huisvesting kan leiden tot meer werk voor KCC en de controle op illegale bewoning vergt capaciteit van toezicht.

Daarnaast is de huisvesting van migranten en vluchtelingen vaak een maatschappelijk en politiek gevoelig thema, wat kan leiden tot extra aandacht en overleg met betrokken partijen. Kortom, de opvang van migranten en vluchtelingen vraagt om een integrale aanpak en extra aandacht van alle betrokken partijen.

Monumenten

In de gemeente Leidschendam-Voorburg is het aantal monumenten de laatste tijd gestaag toegenomen, wat op de lange termijn invloed heeft op de werkbelasting van de afdeling Veiligheid, Toezicht en Handhaving. Dit komt doordat het toezicht op monumenten een groter deel van hun werkzaamheden is geworden.

De monumenten in de gemeente kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën. De eerste categorie omvat werelderfgoed, rijksmonumenten en rijksbeschermde gezichten. De gemeente heeft beperkte zeggenschap over de aanwijzing van deze monumenten, aangezien deze verantwoordelijkheid bij organisaties zoals UNESCO, de Rijksoverheid en de provincie Zuid-Holland ligt.

De tweede categorie bestaat uit lokaal erfgoed, waaronder gemeentelijke monumenten, monumentale bomen en planologisch beschermd erfgoed. Bij deze monumenten kan worden beoordeeld of het ambitieniveau overeenkomt met de inspanningen van de gemeente op het gebied van toezicht en handhaving en om te kijken naar betere aansluiting hiervan.

1.5 Organisatorische ontwikkelingen

Integraliteit van werken

Zowel vanuit Veiligheid, Toezicht en Handhaving als KCC (vergunningen) zijn we bezig om meer integraal te werken om zo tot gedragen besluiten en beleid te komen. Dit betekent meer afstemmomenten tussen afdelingen, zowel intern als met externe ketenpartners, wat een andere werkwijze en tijdsinvestering vergt. Hiervoor hebben we in dit beleid ook de doelstelling opgenomen om duidelijke(re) werkafspraken af te stemmen met onze ketenpartners. De behoefte om meer integraal te werken komt ook voort uit de Omgevingswet, waar de achterliggende gedachte gestoeld is op meer integraal werken. Door de invoering van nieuwe processen en door anders te werken zorgen we ervoor dat de integraliteit van werken is geborgd.

Digitalisering processen

De ICT-systemen zijn vernieuwd en geïntegreerd in aanloop naar de Omgevingswet en de Wkb. Er vindt nog doorontwikkeling plaats tijdens ingebruikname. Integratie van ICT-systemen bij vergunningen gaat zorgen voor betere en toegankelijkere samenwerking. Het zorgt nu voor extra tijdsinvestering in de beginfase en voor doorontwikkeling tijdens het werken. Dit vergt meer capaciteit.

Verder wordt er geanticipeerd op de komst van het nieuwe digitale loket in de vorm van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en het werken met ketenpartners via de Samenwerkingsfunctionaliteit (SWF) in het DSO. Hiervoor zijn de processen aangepast en is het zaaksysteem Centric LeefOmgeving (CLO) ingevoerd.

Hoewel CLO in gebruik is genomen, zijn de systemen nog niet volledig gebruiksklaar en kost ingebruikname nog veel tijd. Dit zal zorgen voor vertraging in de processen tijdens de implementatie. Zeker in 2024 verwachten wij dat dit impact zal hebben.

Tijdens het schrijven van het VTH-beleidsplan 2024-2027 is ook een capaciteitstool (Smarttool) opgesteld om inzicht te geven in de werkvoorraad en capaciteit van de afdelingen KCC (vergunningen) en Veiligheid, Toezicht en Handhaving. In de komende beleidsperiode borgen we de uitwerking hiervan in de organisatie.

Nieuwe prioritering

Het nieuwe VTH-beleid omvat ook een nieuwe prioritering op basis van een geactualiseerde risicoanalyse. De doelstelling is om gerichter te werken en duidelijker te bepalen welke onderwerpen prioriteit hebben binnen de gemeente.

2. Missie, Visie en Doelstellingen

In dit hoofdstuk beschrijven wij onze missie, visie en doelstellingen voor de VTH-taken die voor ons liggen in de komende beleidsperiode. Onze missie vormt de basis voor wat wij doen en is het uitgangspunt voor onze uitvoering. Hier staan wij voor. Met onze visie geven wij aan hoe wij als afdelingen KCC (vergunningen) en Veiligheid, Toezicht en Handhaving invulling geven aan onze missie en wat onze rol is binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg.

De visie is verder uitgewerkt in een aantal hoofddoelstellingen met daaronder weer acties om de doelstellingen te bereiken. Deze doelstellingen geven richting aan de komende beleidsperiode en stellen ons in staat om onze visie in de praktijk te brengen. Deze zijn verder geduid hier en in onze monitoringstool (zie bijlage 2).

Onze missie, visie en doelstellingen zijn gebaseerd op onze analyse van interne en externe factoren die van invloedzijn op onze VTH-taken. Zo kunnen wij flexibel inspelen op veranderingen in onze omgeving en ons werk blijven uitvoeren op een manier die past bij de behoeften van de gemeente en haar inwoners.

2.1 Missie en visie

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

2.2 Doelstellingen

Bovenstaande missie en visie streven wij na met de volgende beleidsdoelstellingen:

  • 1.

    Mensgerichte dienstverlening

  • 2.

    Uitwerken processen (o.b.v. de Omgevingswet);

  • 3.

    Maken van ketenafspraken;

  • 4.

    Nuttig en zorgvuldig gebruik van data;

  • 5.

    Integraal werken in het initiatievenproces;

  • 6.

    Doorlopen VTH-beleidscyclus

Dit zijn onze beleidsdoelen voor de komende vier jaar. De komende beleidsperiode zullen we onze dienstverlening, toezichts- en handhavingstaken kunnen verbeteren en verstevigen. Dit doen we door meer wijk- en mensgericht te werken en onze processen op aan te passen. Jaarlijks ontwikkelen we een uitvoeringsprogramma en evalueren we de doelstellingen.

Hieronder geven we aan welke acties we zullen ondernemen om de doelstellingen te bereiken. Hiermee bepalen we jaarlijks onze voortgang in het jaarverslag en geven we in het uitvoeringsprogramma aan wat we gaan doen. In Bijlage 2 staat de meerjarenplanning over onze doelstellingen.

1. Mensgerichte dienstverlening

De doelstelling

Wat willen we bereiken?

Binnen KCC en Veiligheid, toezicht en handhaving zetten wij ons in voor mensgerichte dienstverlening. We werken van binnen naar buiten en van buiten naar binnen, en zijn continue in gesprek met de inwoner. Wij vinden het belangrijk om input te horen en waarderen de bijdragen van inwoners.

Hoofdactiviteiten

Wat gaan we daarvoor doen?

We maken (gebruik van) een gemeente brede participatieleidraad waarin onze kaders staan. Daarnaast wordt participatie een vast onderdeel van onze werkzaamheden en processen. Na de vaststelling van de participatieleidraad volgt een testperiode waarna we evalueren.

Resultaten

Wanneer zijn we tevreden?

Wanneer participatie een logisch onderdeel is van onze organisatie. Dit eiken we door te evalueren via de pilot. De lessen die we daaruit trekken passen we toe in onze werkprocessen.

2. Uitwerken van processen

De doelstelling

Wat willen we bereiken? 

Met de komst van de Omgevingswet zijn we met de processen aan de gang. Dit doen we om onze dienstverlening en doorlooptijden te borgen en zodoende efficiënter te kunnen werken.

Hoofdactiviteiten

Wat gaan we daarvoor doen?

We stellen processen vast met interne partners en externe partners. Ook valideren we onze huidige processen en controleren we of alles aansluit op de nieuwe werkelijkheid onder de Omgevingswet. We richten hiervoor een PDCA-cyclus in.

Resultaten

Wanneer zijn we tevreden? 

We stellen processen vast, die we doorlopend evalueren. We verbeteren/aanpassen deze wanneer nodig op basis van de evaluatie en stellen deze dan opnieuw vast. We zijn tevreden wanneer we deze cyclus goed hebben opgebouwd en integraal gebruiken in ons werk.

3. Maken van ketenafspraken

De doelstelling

Wat willen we bereiken? 

We maken en borgen ketenafspraken in de regio Haaglanden met betrekking tot initiatieven, informatiedeling, adviesverzoeken en besluiten’. Dit doen we zodat we aan de wettelijk gestelde termijnen kunnen voldoen en zo op een efficiënte manier integraal kunnen werken.

Hoofdactiviteiten

Wat gaan we daarvoor doen?

We maken werkafspraken met onze ketenpartners m.b.t. doorlooptijden. Daarnaast stemmen we onze systemen op elkaar af En oefenen we daar samen mee. We hebben structurele overleggen met onze ketenpartners.

Resultaten

Wanneer zijn we tevreden?

We controleren de werkafspraken door doorlooptijden te meten. Intern bewaken we de doorlooptijden met de ketenpartners, en gaan we in gesprek. Daarnaast zijn we tevreden als de doorlooptijden en het contact verbeterd is, het ophalen op de werkvloer goed verloopt en er beter inzicht is op afspraken waar onze werkvelden elkaar raken maar ook waar ze dat niet doen. We zijn tevreden als we met ketenpartners in staat zijn om de doorlooptijden te halen.

4. Nuttig en zorgvuldig gebruik van data

De doelstelling

Wat willen we bereiken?

Als gemeente Leidschendam-Voorburg gebruiken wij data om onder meer doorlooptijden in beeld te brengen, procesverbeteringen door te voeren, onze middelen efficiënt in te zetten en rapportages op te stellen’. Dit zorgt voor een efficientiëslag in ons werken. Ook maken de afdelingen Veiligheid, Toezicht en Handhaving en KCC (vergunningen) afspraken over het opslaan, gebruik en delen van data. Hierbij letten we op het borgen van gegevens van inwoners en de wettelijke eisen uit de AVG.

Hoofdactiviteiten

Wat gaan we daarvoor doen?

We koppelen diverse systemen met elkaar en bouwen een gebruiksvriendelijk dashboard waarin we real time rapportages uit kunnen draaien. We maken afspraken over het delen van gegevens, passen onze systemen hierop aan en communiceren afspraken over informatiebeveiliging binnen de afdelingen.

Resultaten

Wanneer zijn we tevreden?

Wanneer het dashboard naar behoren en gebruiksvriendelijk functioneert en we de rapportages hieruit kunnen gebruiken voor het verduidelijken van onze inzet, het in beeld brengen van onze werkzaamheden en het doorvoeren van procesverbeteringen op basis van de informatie. Ook zijn er duidelijke afspraken gemaakt over het delen van gegevens en dat deze bekend zijn binnen de organisatie en worden gevolgd.

5. Integraal werken in het initiatievenproces

De doelstelling

Wat willen we bereiken? 

We werken integraal en hebben heldere proces- overstijgende overleggen over het initiatievenproces. We werken ernaartoe dat we integraal adviseren en niet via een doorlopende lijn werken. Dit betekent dat we samen aan tafel zitten en integraal een zaak beoordelen.

Hoofdactiviteiten

Wat gaan we daarvoor doen?

We maken goede interne werkafspraken waarin duidelijk staat aangegeven hoe interne adviesvragen worden beoordeeld en wanneer medewerkers aansluiten in het initiatievenproces.

Resultaten

Wanneer zijn we tevreden?

Wanneer er goede werkprocessen staan die gebruikt worden om efficiënt integraal te adviseren in het initiatievenproces.

6. Doorlopen VTH-beleidscyclus

De doelstelling

Wat willen we bereiken? 

De gemeente doorloopt de verschillende fasen van de VTH-beleidscyclus (waaronder de jaarlijkse evaluatiecyclus, het opzetten van het uitvoeringsprogramma en de toets op de kwaliteit van onze organisatie) in onze processen en werkwijzen.

Hoofdactiviteiten

Wat gaan we daarvoor doen?

We verwerken de stappen van de VTH-beleidscyclus in onze processen en doorlopen deze jaarlijks. Ook zorgen we dat de taken voor zowel de evaluatie, het uitvoeringsprogramma en het VTH-beleid geborgd zijn binnen de organisatie.

Resultaten

Wanneer zijn we tevreden?

Wanneer de VTH-beleidscyclus voor langere periode geborgd is en er goedkeuring is vanuit het Interbestuurlijk Toezicht (IBT). Met het aannemen van dit beleidsplan zijn de eerste stappen hiertoe al gezet.

3. Risicoanalyse en prioritering

Waarom prioriteren we?

Er zal nooit voldoende capaciteit zijn om alle VTH-taken uitputtend uit te voeren. Een VTH-beleidsplan opstellen, betekent dan ook keuzes maken en prioriteiten stellen. Dit gebeurt aan de hand van een prioriteitstelling waar een risicoanalyse aan ten grondslag ligt. Hiermee maken de afdelingen keuzes voor de inzet van capaciteit en middelen.

Om medewerkers zo effectief mogelijk in te zetten, is door de teams KCC (vergunningen) en Veiligheid, Toezicht en Handhaving bepaald welke activiteiten binnen de gemeente prioriteit hebben en welke minder. Deze afweging vindt plaats door toepassing van een risicomodel. Het model biedt de mogelijkheid om op basis van een risico-inschatting en prioritering de inzet te bepalen. Deze inschatting wordt gezamenlijk gemaakt.

De inzet op activiteiten met een lage prioriteit is minder dan op activiteiten met een hoge prioriteit. Hierbij kan gedacht worden aan de diepgang van toetsing van een vergunningaanvraag of een toezichtmoment, de bezoekfrequentie van toezicht en de wijze waarop handhavingsverzoeken in behandeling worden genomen (nu doen of later inplannen).

In het kader van de beginselplicht tot handhaven, dienen handhavingsverzoeken altijd in behandeling genomen te worden. Op basis van de prioritering kan dus aangegeven worden dat dit niet direct, maar op een later moment uitgevoerd wordt

Uitleg risicoanalyse en prioritering

Voor alle relevante activiteiten die in het kader van het Omgevingsrecht worden uitgevoerd is een risico-inschatting gemaakt. Dit risico is bepaald volgens een vaste methodiek, waarbij vier beoordelingscriteria in acht zijn genomen, te weten:

  • Veiligheid

  • Volksgezondheid

  • Kwaliteit van de leefomgeving

  • Imago

Deze criteria zijn gescoord van 0 tot 4. De score is bepaald door voor elk criterium een inschatting te maken van het effect van slecht naleefgedrag op deze criteria. Het gemiddelde van deze vier scores is het gemiddelde effect van slecht naleefgedrag. Omdat voor sommige activiteiten vaker sprake is van overtredingen en dus de kans op slecht naleefgedrag groter is, nemen we ook deze kans mee in de risicoanalyse. Activiteiten met een hogere kans krijgen een verhoging. Deze verhoging wordt toegepast op de berekende score van het gemiddelde effect van slecht naleefgedrag. De overblijvende score noemen we het gemiddelde risico van slecht naleefgedrag.

Het gemiddelde risico is gekoppeld aan de prioritering van laag tot hoog. De prioritering is sturend voor onze inzet op Toezicht en Handhaving waarbij wij uitgaan van 3 scenario’s (zie tabel 1). In de tabellen 2 & 3 zijn de categorieën met de hoogste en de laagste prioriteit opgenomen. Het volledige overzicht van de prioritering staat in bijlage 1. Voor vergunningverlening en het toezicht op vergunningen zijn de kengetallen herijkt en is bij het bepalen van de kengetallen gekeken naar prioriteit, zodat deze activiteiten ook op basis van hun risicoprofiel kunnen worden geprioriteerd.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

4. Strategieën en werkwijzen

De gemeente zorgt ervoor dat het naleefgedrag onder inwoners en bedrijven wordt vergroot en de kwaliteit van de leefomgeving wordt verbeterd. De teams Veiligheid, Toezicht en Handhaving en de afdeling KCC (vergunningen) hanteren hiervoor 5 uitvoeringsstrategieën (zie hieronder). Deze strategieën bevatten de belangrijkste uitgangspunten voor ons werk, geven aan hoe wij onze VTH-taken uitvoeren en hoe wij onze doelen en prioritaire werkwijze bereiken. In de figuur hieronder is de samenhang tussen de strategieën weergegeven. Ten opzichte van de vorige beleidsplannen zijn de strategieën herzien, mede door de inwerkingtreding van de Omgevingswet en de Wkb. De komende beleidsperiode (2024-2027) monitoren en evalueren we de uitvoering van deze nieuwe strategieën jaarlijks. Indien hiertoe aanleiding is, herzien we de strategieën.

afbeelding binnen de regeling

Eigen verantwoordelijkheid

De verantwoordelijkheid voor naleving van regels ligt in eerste instantie bij burgers en bedrijven zelf. Bewustwordingscampagnes kunnen de betrokkenheid en het draagvlak voor (spontane) naleving van wet- en regelgeving vergroten. Nadere uitwerking voor specifieke bewustwordingscampagnes volgt waar nodig in het uitvoeringsprogramma.

Daarmee kunnen we de burgers en bedrijven ook de verantwoordelijkheid geven om deze regels te volgen.

Heldere regels

Een goede, duidelijke en begrijpelijke informatievoorziening zorgt voor betere bekendheid met de geldende wet- en regelgeving en bevorderd betere naleving. Dus streven we naar heldere en duidelijke regelgeving.

Participatie en tijdige communicatie

Communicatie en voorlichting spelen een belangrijke rol in de preventiestrategie. De gemeente biedt initiatiefnemers de mogelijkheid om de haalbaarheid van hun plannen te toetsen in een vooroverleg en betrekt belanghebbenden via het Participatiekader bij planvorming. Op die manier wordt geprobeerd om onenigheid later in het proces te

voorkomen.

Mens- en wijkgerichte bemiddeling

In sommige situaties kan bemiddelen of mediation uitkomst bieden voordat er juridische wegen worden bewandeld. Hierbij kijken we altijd naar wat wenselijk en effectief is waarbij de inwoner voorop staat.

Preventieve werking van sanctioneren

We treden consistent handhavend op. De overtreder wordt dan verzocht om de overtreding ongedaan te maken. Daarbij wordt aangegeven dat als de overtreder dit verzoek niet opvolgt een sanctie opgelegd gaat worden. Het vooruitzicht op sancties heeft een afschrikwekkende werking en daarmee eveneens een preventieve werking.

Preventie

  • .

    De verantwoordelijkheid voor naleefgedrag laten waar deze hoort

  • .

    We staan voor duidelijke en heldere regelgeving 

  • .

    We stimuleren participatie en streven naar tijdige communicatie over (on)haalbaarheid van initiatieven

  • .

    We zetten in op mens- en wijkgerichte mediation en buurtbemiddeling wanneer dat effectief is

  • .

    Overtredingen voorkomen we door consequent te handhaven 

De gemeente gaat bij het beoordelen van initiatieven en vergunningsaanvragen uit van de volgende uitgangspunten:

Ja, mits...

De gemeente heeft een open houding voor initiatief. De beoordeling gaat uit van ‘Ja, mits…’ in plaats van ‘Nee, tenzij…’. Wij werken naar een vergunbare aanvraag toe, ‘op voorwaarde dat’ aan wet- en regelgeving voldaan wordt.

Zorgvuldig en dienstverlenend

De gemeente maakt het de initiatiefnemer zo eenvoudig mogelijk om een aanvraag in te dienen. Hiervoor zorgen we dat de gemeente het aanspreekpunt is voor de initiatiefnemer en dat een contactpersoon de aanvraag begeleid (de één-loketgedachte). Hierdoor hoeft een initiatiefnemer niet verschillende instanties of verschillende gemeentelijke adviseurs te benaderen.

Participatie

De gemeente vindt participatie in het vergunningentraject van groot belang. Participatie wordt, boven op de wettelijke verplichtingen, extra gestimuleerd.

Wijk- en mensgericht

Bij initiatieven hechten we belang aan draagvlak en begrip in de wijk. Daarom informeren en betrekken we inwoners en bedrijven. We treden hierbij actief naar buiten. Dit doen we in het voortraject, door de behandeling van initiatieven (omgevingsrecht) aan de intake/omgevingstafel. Daarnaast plannen we bijvoorbeeld bij een startende horecaondernemer een kennismakingsgesprek om elkaar beter te leren kennen.

Scheiding van functies

Om de objectiviteit van onze werkzaamheden te waarborgen, hanteren we binnen de gemeente Leidschendam-Voorburg een scheiding tussen vergunningverlening, toezicht en handhaving. Dit houdt in dat de behandelaar van een vergunningaanvraag geen toezicht houdt op de uitvoering van de verkregen vergunning. Ook bij toezicht en handhaving bestaat een duidelijke functiescheiding. De toezichthouder die een overtreding constateert, draagt het dossier over aan een jurist.

Samenwerking

Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is essentieel. We werken daarom intern en extern actief samen voor kwalitatief goede adviezen. In de komende beleidsperiode wordt sterk ingezet op verbetering van samenwerking. Verdere duiding over onze ketenafspraken zijn te vinden in bijlage 3.

Vergunningen

  • -

    We beoordelen initiatieven vanuit mogelijkheden en oplossingen (‘Ja, mits’ i.p.v. ‘Nee, tenzij’)

  • -

    We zijn dienstverlenend en werken via de één loket-gedachte

  • -

    Participatie wordt aangemoedigd en ondersteund, en we blijven in gesprek met de inwoner

  • -

    We hebben een Wijk- en mensgerichte blik, we treden actief naar buiten

  • -

    We scheiden functies waar nodig

We werken actief samen

Hieronder gaan wij verder in op het wettelijke kader voor vergunningverlening, gevolgd door de werkwijzen en processtappen voor de behandeling van vergunningaanvragen en meldingen. Dit voor het Omgevingsrecht, Apv en Bijzondere Wetten.

1.1 Wettelijk kader

De gemeente Leidschendam-Voorburg toetst aan objectieve beoordelingscriteria voor het beoordelen van aanvragen omgevingsvergunning en het afhandelen van meldingen. De criteria bestaan zowel uit wettelijke bepalingen als uit lokale beleidsregels en verordeningen. Zie de figuur hieronder voor een opsomming van het toetsingskader. Dit zijn onze objectieve toetsingscriteria. Hiernaast zijn er nog andere lokale verordeningen, programma’s en beleidsregels waaraan wij toetsen.

afbeelding binnen de regeling

1.2 Werkwijze Vergunningen Omgevingsrecht

Werkwijze en proces initiatievenproces

Een inwoner of ondernemer kan met de gemeente in overleg over ideeën voordat een vergunningaanvraag wordt gedaan. Dit kan via de intake- en/of de ruimtetafel. In deze procedure wordt gekeken of het initiatief (vanuit wet- en regelgeving bezien) wenselijk en haalbaar is. De gemeente begeleidt initiatiefnemers in dit proces. In het geval van grote complexe bouwplannen Vindt het gesprek plaats aan de ruimtetafel.

Werkwijze en proces vergunningverlening

Na binnenkomst van de aanvraag volgen wij een standaardprocedure met vastgelegde processtappen. De processtappen per type vergunning kunnen overigens wel verschillen met het doel op efficiency. De processtappen zijn vastgelegd in het VTH-zaaksysteem. In dit zaaksysteem wordt de afhandeling van de vergunningaanvragen of meldingen bijgehouden. In het algemeen ziet dit proces voor behandeling van de vergunningaanvraag eruit zoals hieronder beschreven.

#

Processtap

1

Inboeken, registreren en eventueel digitaliseren van de aanvraag

2

Publiceren van de aanvraag (veelal via frontoffice)

3

De vergunningverlener, algemeen:

  • a.

    Stuurt ontvangstbevestiging naar aanvrager;

  • b.

    Is aanspreekpunt voor aanvrager en informeert aanvrager waar nodig;

  • c.

    Bewaakt het overzicht van lopende procedure, de voortgang en de (beslis)termijn;

  • d.

    Voegt interne en externe adviezen toe aan aanvraagdossier (dossiervorming);

4

De vergunningverlener, inhoudelijk:

  • a.

    Controleert of bevoegd gezag de juiste is;

  • b.

    Toetst op volledigheid en ontvankelijkheid;

  • c.

    Toetst (vak)inhoudelijk aan relevante beoordelingskaders;

  • d.

    Zet adviesverzoeken uit bij interne- en externe adviseurs;

  • e.

    Verwerkt adviezen;

  • f.

    Stelt (concept)beschikking op;

5

Verzenden van de (concept)beschikkingen (veelal via frontoffice)

6

Publiceren van de (concept)beschikkingen (veelal via frontoffice)

7

Archiveren van de (concept)beschikkingen (analoog en digitaal)

8

Behandelen mogelijk bezwaar, beroep en hoger beroep, eventueel gecombineerd met een voorlopige voorziening

Werkwijze en proces meldingen

Voor meldingen (omgevingsrecht) geldt de grondslag van het Bal en Bbl [Bal: Besluit activiteiten leefomgeving. Bbl: Besluit bouwwerken leefomgeving] . Het kan hier gaan om meldingen start bouw, gereedmeldingen, sloopmeldingen, mobiel breken van bouw- en sloopafval en de gebruiksmelding (brandveilig gebruik). In tegenstelling tot vergunningaanvragen wordt bij meldingen alleen een beoordeling op volledigheid uitgevoerd [Bij sloopmeldingen waarbij er (ook) sprake is bouwkundige sloop (bv. Totaalsloop) wordt naast een volledigheidstoets door de gemeente ook de sloopveiligheid getoetst en door de ODH asbestinventarisatie. Bij gebruiksmeldingen wordt door de brandweer getoetst of aan de brandveiligheidsvoorschriften wordt voldaan]. . Wanneer de melding niet volledig is, wordt deze niet in behandeling genomen. De melder wordt hiervan op de hoogte gebracht. Meldingen worden via het DSO bij de gemeente ingediend of uitbesteed aan de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH). Bij de afhandeling van meldingen wordt een risico-gestuurde aanpak gehanteerd, waarbij de prioriteit wordt bepaald aan de hand van een risicoanalyse. Als er behoefte is aan inhoudelijk advies, vragen wij dit op bij onze ketenpartners.

Wkb-meldingen (bouw- en gereedmelding)

Met de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) verandert het toezicht op bouwactiviteiten. Gemeenten blijven verantwoordelijk voor het toezicht op de bestaande bouw en de bouw- en sloopveiligheid. Ofwel, de gemeente blijft het bevoegd gezag voor het bouwdomein. Bouwtoezicht voor gevolgklasse 1 bouwwerken wordt echter primair belegd bij private kwaliteitsborgers.

Dit zal gefaseerd in werking treden: vanaf 1 januari 2024 voor alle nieuwbouwactiviteiten; vanaf 1 juli 2024 ook voor verbouwactiviteiten. De bedoeling is dat gevolgklassen 2 en 3 later ook onder het private bouwtoezicht worden ondergebracht.

De preventieve toetsing van het bouwplan aan de bouwregelgeving voorafgaand aan de bouw wordt vervangen door toetsing en toezicht door private kwaliteitsborgers op het bouwwerk zelf. Er zijn wel vaste momenten in het proces ingebouwd waarin de initiatiefnemer verantwoording moet afleggen aan de gemeente over de naleving van de bouwtechnische voorschriften. Dit in de vorm van meldingen zoals de bouwactiviteit en de gereed melding. In de basis gaan wij hiermee hetzelfde om als met de overige meldingen, namelijk door deze risico gestuurd op te pakken. Als er lokaal gebonden risico’s zijn, dan worden deze gecontroleerd in het borgingsplan. Onze toezichthouders behandelen deze meldingen. Indien signalen of klachten bij het gemeentelijke bouwtoezicht binnenkomen over de bouwkwaliteit, het functioneren van de kwaliteitsborger of bij bijzondere lokale omstandigheden kan de gemeente de bouw stilleggen en/of een controle op de bouwplaats uitvoeren.

1.3 Werkwijze Apv en Bijzondere Wetten

Werkwijze en proces vergunningverlening

In de Algemene plaatselijke verordening (Apv) heeft de gemeente de mogelijkheid om activiteiten die in de leefomgeving plaatsvinden aan extra regels te binden. Doel hiervan kan liggen in de bescherming van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid, de bescherming van het milieu en de fysieke leefomgeving. Voor een aantal activiteiten eist de Apv dat vooraf een vergunning/ontheffing wordt aangevraagd of dat een melding wordt gedaan. De aanvragen op basis

van de Apv of Bijzondere wetten vindt plaats via de website en worden geregistreerd in het VTH-zaaksysteem. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van standaard-aanvraagformulieren.

In het algemeen ziet het proces voor vergunningverlening in het kader van de Apv en Bijzondere Wetten eruit zoals hieronder (z.o.z.) beschreven. Hieraan moet worden toegevoegd dat een achtergrond van een bedrijf of persoon kan worden onderzocht in het kader van een vergunning van Apv en bijzondere wetten. De Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) geeft deze mogelijkheid.

#

Processtap

1

Inboeken, registreren en eventueel digitaliseren van de aanvraag

2

Publiceren van de aanvraag (veelal via frontoffice)

3

De vergunningverlener, algemeen:

  • a.

    Stuurt ontvangstbevestiging naar aanvrager;

  • b.

    Is aanspreekpunt voor aanvrager en informeert aanvrager waar nodig;

  • c.

    Bewaakt het overzicht van lopende procedure, de voortgang en de (beslis)termijn;

  • d.

    Voegt interne en externe adviezen toe aan aanvraagdossier (dossiervorming);

4

De vergunningverlener, inhoudelijk:

  • a)

    Controleert of bevoegd gezag de juiste is;

  • b)

    Toetst op volledigheid en ontvankelijkheid;

  • c)

    Toetst (vak)inhoudelijk aan relevante beoordelingskaders;

  • d)

    Zet adviesverzoeken uit bij interne- en externeadviseurs;

  • e)

    Verwerkt adviezen;

  • f)

    Stelt (concept)beschikking op;

5

Verzenden van de (concept)beschikkingen (veelal via frontoffice)

6

Publiceren van de (concept)beschikkingen (veelal via frontoffice)

7

Archiveren van de (concept)beschikkingen (analoog en digitaal)

8

Behandelen mogelijk bezwaar, beroep en hoger beroep, eventueel gecombineerd met een voorlopige voorziening

Hieronder volgt een nadere toelichting op de voornaamste soorten vergunningen en meldingen:

Evenementen

Het evenementenbeleid wordt binnenkort geactualiseerd. De gemeente Leidschendam-Voorburg maakt onderscheid tussen een evenementenmelding en een evenementenvergunning. De evenementenvergunning is opgedeeld in verschillende categorieën:

  • De evenementenmeldingen

  • Deze evenementen hebben een beperkte impact op de directe omgeving en zijn alleen meldingsplichtig. Deze meldingen worden door de gemeente getoetst op elementen waarvoor een ontheffing of ander besluit nodig is. Dit kan bijvoorbeeld een verkeersbesluit zijn of een ontheffing in het kader van de Alcoholwet. Uiterste indieningsdatum betreft 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement. Een voorbeeld van een evenement dat meldingsplichtig is, is een straatfeest.

  • A- en B- evenementen zonder risicoaanpak

  • A en B-evenementen zonder risicoaanpak hebben een grotere impact op de directe omgeving dan de evenementenmelding en zijn vergunning plichtig. Aanvragen worden volledig getoetst, d.w.z. dat getoetst wordt op volledigheid, veiligheid en of er overlast beperkende maatregelen worden getroffen. Een complete vergunningaanvraag dient minstens 8 weken voorafgaand aan het evenement te worden ingediend. Het opstellen van een veiligheidsplan is niet verplicht, tenzij de gemeente hier om verzoekt. Indien er constructies zoals tribunes of tenten geplaatst worden, dan wordt advies gevraagd aan de constructeur en/of bouwinspecteurs. Een vooroverleg is niet verplicht, maar wel wenselijk als het een nieuw evenement betreft. Een voorbeeld hiervan is het cultureel festival Voorburg.

  • B- en C-evenementen met risicoaanpak

  • De B- en C-evenementen hebben een grote(re) impact op de directe omgeving dan A-evenementen. Er dient een complete vergunningaanvraag minstens 13 weken voorafgaand aan het evenement te worden ingediend. Daarnaast is het opstellen en indienen van een veiligheidsplan verplicht. De gemeente organiseert een dienstenoverleg en evaluatieoverleg met organisator en relevante partijen, zoals politie, brandweer, GHOR, organisatie en eventueel beveiliging. Bij C-evenementen vindt tevens een voorschouw van het evenement plaats, zodra het evenement is opgebouwd. Hierbij zijn naast organisator en de gemeente ook betrokken hulpdiensten aanwezig. Indien er constructies zoals tribunes of tenten geplaatst worden, dan wordt ook hier advies gevraagd aan de constructeur en/of bouwinspecteurs. Een voorbeeld van een C-evenement met risicoaanpak is de Stompwijkse Paardendagen.

Vooraankondiging/Evenementenkalender

Voorafgaand aan een kalenderjaar stelt de evenementencoördinator een evenementenkalender op voor de Gemeente Leidschendam-Voorburg. Deze is gebaseerd op vooraankondigingen die zijn binnengekomen. Hiertoe worden organisatoren voortijdig voor opgeroepen. Een vooraankondiging is een aankondiging dat er in het volgende jaar waarschijnlijk een evenement gaat plaatsvinden en is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Aan een vooraankondiging kunnen geen rechten worden ontleend. In december stelt de burgemeester de evenementenkalender voor het komende jaar vast.

Het doel van de evenementenkalender is om inzichtelijk te maken welke evenementen er binnen de Gemeente Leidschendam-Voorburg gepland zijn en voor welke periode. Aan de hand hiervan kan onder meer de politiecapaciteit voor een bepaalde periode geraamd worden, waardoor alvast een globale planning kan worden opgesteld, zodat eventuele knelpunten inzichtelijk gemaakt kunnen worden. Van een knelpunt kan sprake zijn als een risicoaanpak evenement waarbij politie-inzet verlangd wordt gelijktijdig plaatsvindt met een risicoaanpak evenement in een buurgemeente.

Tenslotte heeft de evenementenkalender tot doel om omwonenden in een vroeg stadium te informeren over de evenementen die in hun omgeving plaats gaan vinden. Omwonenden kunnen hier dan rekening mee houden.

Horeca

Exploitatievergunning

Voor de exploitatie van een openbare inrichting is op grond van de Apv een vergunning van de burgemeester vereist. In de Apv staan tevens categorieën genoemd waarvoor de vergunningplicht niet geldt. In de Apv staan de toetsingsgronden vermeldt. Er wordt onder andere gekeken naar het bestemmingsplan en de leefbaarheid in de directe omgeving van de openbare inrichting. Ook wordt gekeken naar de leeftijd en het levensgedrag van de ondernemer. Zodra een aanvraag ontvankelijk is en de benodigde adviezen zijn ontvangen, wordt deze inhoudelijk beoordeeld en vindt besluitvorming plaats. Een exploitatievergunning is persoonsgebonden en niet overdraagbaar.

Alcoholvergunning

De Alcoholwet vereist dat ieder bedrijf of iedere instelling die alcoholhoudende dranken schenkt en/of verkoopt voor gebruik ter plaatse hiervoor een vergunning heeft. Voor slijterijen, waar alcohol verkocht wordt met een promillage van meer 15% voor gebruik elders dan ter plaatse geldt eveneens een vergunningplicht. De Alcoholwet bepaalt uitputtend welke bijlagen bij de aanvraag om vergunning gevoegd moeten worden. Elke aanvraag wordt volledig getoetst en zo nodig worden er voorschriften aan de vergunning verbonden. De inrichting wordt steekproefsgewijs gecontroleerd op de inrichtingseisen door een bouwtoezichthouder.

Aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten

Voor de behandeling van een aanvraag voor een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten, een loterij- of bingovergunning wordt de Wet op de Kansspelen (WOK) gevolgd. De vergunning is persoonsgebonden en wordt voor onbepaalde tijd verleend. Vast onderdeel van de aanvraagprocedure is een bezoek aan de horeca-inrichting door de vergunningverlener en de Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa), om te controleren of de horeca-inrichting voldoet aan de voorschriften uit de aanwezigheidsvergunning.

Overig

Naast bovenstaande activiteiten zijn nog meer taken die onder APV en bijzondere wetten vallen. Dit betreft o.a. standplaatsvergunningen, vergunning voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats en andere activiteiten rondom verkeer. Bij de uitvoering hiervan volgen we de prioritering zoals uitgewerkt in bijlage 1.

Hierbij volgen de belangrijkste uitgangspunten voor het toezicht:

  • (Omgevings-)vergunningen; (activiteit Bouwen)

  • Ruimtelijke vergunningen; ( Buitenplanse Omgevingsplanactiviteit)

  • vergunningen op basis van de Apv of Bijzondere wetten.

  • Ontheffingen, vrijstellingen en verboden

  • Meldingen brandveilig gebruik, slopen, milieu

Ogen en oren

De toezichthouders zijn dagelijks in de wijken van de gemeente aanwezig. Zij houden contact met de burgers en ondernemers en signaleren vroegtijdig problemen. Indien nodig worden deze signalen doorgespeeld aan samenwerkingspartners. Hiervoor worden integrale overlegstructuren ingericht en zorgen we dat advies uit de uitvoering wordt meegenomen in beleidsvorming.

Wijk- en mensgericht

Iedere wijk heeft haar eigen kenmerken en prioriteiten. Onze toezichthouders werken wijkgericht. De toezichthouders zijn vaste aanspreekpunten binnen de wijken en zij kennen daardoor de specifieke kenmerken en prioriteiten van een gebied.

Integraal en/of themagericht

Bij integraal toezicht houden de toezichthouders toezicht op de eigen taken en bij een geconstateerde mogelijke overtreding buiten zijn expertise gebied, wordt een signaal afgegeven aan de ketenpartner. Bij themagericht/projectmatig toezicht wordt gericht toezicht gehouden op een thema of doel binnen een project.

Informatie- en risico-gestuurd

Informatie-gestuurd werken: een goede informatievoorziening zorgt ervoor dat we over de juiste informatie beschikken. Zo kunnen we samen met partners risico’s herkennen en het toezicht bepalen. Ook maken we hiermee inzichtelijk of de genomen maatregelen bijdragen aan de doelen;

Risico-gestuurd werken: op basis van informatie-gestuurd werken wordt een betere risicoanalyse gemaakt waarop het toezicht wordt bepaald;

Aan de hand van de resultaten van de informatievoorziening en de risicoanalyse worden in overleg met de interne en externe partners de toezichtprioriteiten en frequentie bepaald.

Naleefgedrag

Bij de uitvoering van onze toezicht-taken stimuleren wij het verantwoordelijkheidsgevoel van inwoners en bedrijven. Dit houdt in dat we inwoners en bedrijven willen informeren en te adviseren over wat er van hen wordt verwacht op gebied van de VTH-beleid. Het naleefgedrag is van invloed op de controlefrequentie. Bij goed naleefgedrag wordt de controlefrequentie lager dan bij situaties waarbij dit niet het geval is.

Toezicht

  • .

    We zijn de ogen en oren van de gemeente

  • .

    We zijn zichtbaar en aanspreekbaar en werken wijk- en mensgericht

  • .

    We voeren zoveel mogelijk integraal en/of themagericht toezicht

  • .

    We voeren informatie- en risico-gestuurd toezicht

  • .

    Het (naleef-)gedrag is van invloed op de controlefrequentie. Goed (naleef-)gedrag wordt gestimuleerd

Welke soorten toezicht en handhaving zijn er?

  • 1.

    Toezicht op vergunningen en meldingen;

  • Hieronder valt het toezicht op verleende omgevingsvergunningen (en meldingen) tijdens de uitvoeringsfase. Qua diepgang van de beoordeling volgen we voor de activiteit bouwen de risicomatrix van de vereniging Bouw- en Woningtoezicht (BWT). Deze bevat een risicoanalyse en prioritering. Hieruit blijkt of toezicht nodig is en op welke momenten in het bouwproces. (Vergunningen en meldingen zoals op gebied van milieu en brandveiligheid worden gecontroleerd door ODH en/of VRH)

  • 2.

    Thematisch/projectmatig toezicht;

  • In het Uitvoeringsprogramma en VTH-jaarplan formuleren wij specifieke projecten die jaarlijks kunnen wisselen. Deze specifieke projecten worden gebaseerd op bestuurlijke wensen of de actualiteit, zoals risico’s voor de veiligheid en gezondheid in of op bepaalde gebieden/sectoren/thema’s/onderwerpen

  • 3.

    Toezicht o.b.v. klachten of meldingen;

  • Schriftelijke verzoeken om handhaving die voldoen aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht handelen we conform de hiervoor geldende regels af. Bij de afhandeling van de verzoeken om handhaving en klachten zijn de in dit beleidsplan genoemde prioriteiten in de handhaving leidend. Ook speelt het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid veel meer bij de burgers en de bedrijven ligt een belangrijke rol bij de afweging van de beslissing op de klacht en het verzoek. Dit betekent dat de gemeente zich niet bij elke klacht/verzoek geroepen zal voelen om op te treden maar de verantwoordelijkheid voor het oplossen hiervan bij de burger en het bedrijf zal leggen. Waar mogelijk moedigen wij een traject via mediation of buurtbemiddeling aan. Op anonieme meldingen wordt in beginsel niet gereageerd, met uitzondering voor Toezicht openbare ruimte (TOR).

  • 4.

    Integraal signaaltoezicht;

  • Toezicht waarbij een toezichthouder een signaal doorgeeft aan een ketenpartner of interne collega als de geconstateerde overtreding buiten zijn expertise valt, heet signaaltoezicht. Dit geeft ruimte voor toezichthouders om integraal te werken en tijdens controles aan te geven als ze iets waarnemen wat naar inzicht van de toezichthouder van belang kan zijn voor handhaving behorend bij een andere discipline. Signaaltoezicht is een overkoepelende vorm van toezicht en kan worden toepast bij elk van de hierboven beschreven vormen van toezicht.

Hoe wordt toezicht gerapporteerd?

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden door de toezichthouders verifieerbaar en transparant opgeslagen in ons bestand. De mate en de inhoud van de rapportage is afhankelijk van het toetsingsniveau dat hierbij wordt gehanteerd. Het controlerapport wordt niet actief gedeeld met betrokkenen. Echter op verzoek van belanghebbenden of in het kader van juridische procedures kan het rapport openbaar worden gemaakt.

De handhavings-/sanctiestrategie van de gemeente Leidschendam-Voorburg geeft aan hoe de gemeente handhaaft.

De gemeente levert mensgericht maatwerk

De gemeente kijkt niet alleen naar de overtreding, maar ook naar de (persoonlijke) omstandigheden.

Er wordt maatwerk geleverd waar dit (juridisch) mogelijk en/of acceptabel is. Op basis van feiten en omstandigheden kan worden bepaald welke aanpak het beste is en welke handhavingsmaatregelen hierbij het best aansluiten. Ernstige overtredingen, waarbij de veiligheid of gezondheid in het geding is, worden echter altijd gesanctioneerd.

Handhaving is het sluitstuk

Handhaving komt aan de orde als het voortraject (‘minnelijk overleg’) geen resultaat oplevert. In de gevallen waar er geen bereidheid is tot medewerking of de gewenste oplossing niet geboden kan worden, wordt overgegaan tot het (formele) handhavingstraject.

We werken volgens een programma

Gemeenten hebben te maken met een groot aantal handhavingstaken. Daardoor kan de gemeente niet elke handhavingstaak op hetzelfde niveau uitvoeren. Bij onvoldoende beschikbare capaciteit en middelen moeten er keuzes gemaakt worden. Dit houdt in dat de handhaving op grond van een risicoanalyse plaatsvindt. Dit noemen we geprioriteerde handhaving.

Handhaving/ Sanctie

  • .

    We zijn constructief en informeel. De gemeente levert mensgericht maatwerk.

  • .

    Handhaving is het sluitstuk. We proberen via minnelijk overleg tot een oplossing te komen.

  • .

    De gemeente werkt volgens een programma.

Toelichtingen

1.Geprioriteerd handhaven

Als bevoegd gezag is het de taak van de gemeente om bij overtredingen de beginselplicht tot handhaven toe te passen. Het doel is om de overtreding weg te nemen en/of herhaling in de toekomst te voorkomen. Hierbij maken wij per overtreding een gedegen afweging en hanteren wij een prioritering op basis van de risicoanalyse. Dit betekent dat wij niet overal tegelijkertijd kunnen zijn en dus een evenwichtig handhavingsbeleid moeten voeren waarbij we onze handhavingscapaciteit inzetten op zaken met de hoogste prioriteit.

Het is belangrijk te benadrukken dat prioritering in toezicht- en handhavingstaken op basis van de risicoanalyse niet onder gedogen valt. Het is onmogelijk om alles te handhaven, dus het evenwichtige handhavingsbeleid leidt tot de inzet van onze handhavingscapaciteit op zaken met de hoogste prioriteit. In gevallen waarin wij ervoor kiezen om bepaalde overtredingen niet actief te handhaven, betekent dit niet dat wij deze overtredingen gedogen. Handhaving blijft mogelijk in gevallen waarin er bijvoorbeeld een klacht wordt ingediend of als de resultaten van een steekproef aanleiding geven tot controle van de gehele branche.

2.Uniforme aanpak

Om uniformiteit in onze handhavingsaanpak te waarborgen, zoeken wij aansluiting bij de landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (hierna: LHSO). Deze strategie is een landelijk en uniform afwegingsinstrument voor de uitvoering van handhaving en stelt ons in staat om bij een overtreding passende maatregelen te nemen (zoals begunstigingstermijnen en dwangsombedragen). Ook maakt de LHSO afstemming tussen de verschillende handhavingspartners mogelijk. De handhavingsstrategie geeft nadere invulling aan hoofdstuk 18 van de Omgevingswet en hoofdstuk 13 van het Omgevingsbesluit. De LHSO wordt in Leidschendam-Voorburg apart als beleidsregel vastgesteld.

3.Richtlijn dwangsombedragen en begunstigingstermijnen

De gemeente heeft bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom en de begunstigingstermijn een ruime mate van beleidsvrijheid. In het licht van rechtszekerheid en het gelijkheidsbeginsel wil de gemeente op een uniforme wijze tegen overtredingen optreden. Wij kunnen hier gebruik maken van de leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen van het interbestuurlijk programma Verbetering VTH-Stelsel. Dit geeft duidelijkheid en transparantie over de hoogte van dwangsommen en begunstigingstermijnen in relatie tot overtredingen. Maar ook hier geldt dat de aard en specifieke omstandigheden van en in een casus daarbij bepalend zullen zijn.

4.Sanctiematrix Alcoholwet, Wet op de kansspelen en verwante artikelen uit de APV

Naast de sanctiematrix LHSO is tezamen met dit beleid ook een sanctiematrix Alcoholwet, Wet op de kansspelen en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg vastgesteld. Hiermee specificeren we de sanctiemogelijkheden onder deze wetgeving die afwijkt van het LHSO (wat toegespitst is op het omgevingsrecht). Verdere duiding hiervan is te vinden in Bijlage 4 van dit beleidsplan.

Gedogen is het bewust niet sanctioneren van overtredingen. Oftewel het door de gemeente gedurende een zo kort mogelijke periode niet handhavend optreden tegen een illegale situatie. Dit betekent dus niet dat een illegale situatie legaal wordt.

Gedogen en de voorwaarden die daar bij gelden worden vastgelegd in een gedoogverklaring. Een gedoogverklaring (of intrekking of weigering daarvan) is geen besluit. Hiertegen is dus geen bezwaar of beroep mogelijk. Betrokkenen kunnen wel een verzoek tot handhaving indienen. Tegen een besluit op een handhavingsverzoek staat bezwaar en beroep open.

In beginsel handhaven

De gemeente streeft ernaar om het gedogen zo veel mogelijk te beperken. Er geldt namelijk de beginselplicht tot handhaving. Alleen in uitzonderlijke situaties kan worden gedoogd, bijvoorbeeld bij overmacht, overgangssituaties of disproportionaliteit.

Zorgvuldige belangenafweging

Dit betekent dat er altijd zorgvuldig afgewogen wordt tussen het belang van handhaving en het belang van gedogen. De gemeente volgt het gedoogkader uit de Rijksnotitie ‘Gedogen in Nederland’ (Tweede Kamer, vergaderjaar 1996-1997, 25 085, nrs 1-2).

Van Gedoogbeschikking naar Gedoogverklaring

In het vorige VTH-beleid werd nog gesproken van een gedoogbeschikking. Echter is in 2019 een uitspraak van de Raad van State geweest die uitsluitsel gaf dat een gedoogbeschikking geen besluit is en niet kan worden aangevochten bij de bestuursrechter. Dit was voor de gemeente Leidschendam-Voorburg dan ook een reden om in dit nieuwe beleid te besluiten om niet meer te werken met beschikkingen, maar met verklaringen. We stellen beleidsregels op om af te stemmen wanneer gedoogverklaringen gemandateerd kunnen worden afgegeven.

Gedogen

  • .

    Wél handhavend optreden bij overtredingen is ons uitgangspunt

  • .

    We gedogen alleen in uitzonderlijke situaties

  • .

    Op basis van een zorgvuldige en kenbare belangenafweging 

  • .

    Een gedoogverklaring is geen vergunning

5. Borging van de uitvoering

In dit laatste hoofdstuk gaan we in op welke financiële- en personele middelen, samenwerking en communicatie nodig zijn voor een de goede uitvoering van geprioriteerde VTH-taken zoals gesteld in Hoofdstuk 3. In de jaarlijkse uitvoeringsprogramma's en jaarverslagen beschrijven we hoe de samenwerking met VTH-partners en de realisatie van onze doelen is verlopen en de aanpak voor het komende jaar.

5.1 Organisatie en middelen

Financiële middelen

Om de VTH-taken vanuit het Omgevingsrecht, de APV en Bijzondere Wetten uit te kunnen voeren en de beleidsdoelen te realiseren, zijn financiële en personele middelen nodig. Dit benodigd budget is geborgd in onze begroting. In de begroting zijn verschillende kostenposten gelabeld voor de uitvoering van de VTH-taken.

Personele middelen

Het Omgevingsbesluit stelt eisen aan de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. Deze kwaliteitscriteria bestaan uit twee elementen, namelijk de procescriteria en de eisen aan de kritieke massa (kwaliteitscriteria 2.3). De procescriteria schrijven eisen voor die ervoor zorgdragen dat er een sluitende beleids- en operationele cyclus ontstaat, zodat resultaatgericht gestuurd kan worden. De eisen aan kritieke massa gaan over onze werknemers, hoe ze zijn opgeleid en welke kennis we wel of niet in huis hebben. Hier gelden minimale kwaliteitseisen, waarvoor verschillende indicatoren zijn. Deze indicatoren zijn opleiding, kennis, ervaring, frequentie van uitvoeren (aantal ‘vlieguren’) en menskracht. Er is hierbij onderscheid gemaakt tussen 28 verschillende deskundigheidsgebieden. Ter voorbereiding op de Omgevingswet zijn de eisen aan de kritieke massa aangepast. De komende tijd willen wij inzicht verkrijgen in welke mate wij hieraan voldoen en daaropvolgend een verbeterslag maken.

Uitvoering proces

De werkwijzen van vergunningverlening, afhandeling van meldingen en toezicht en handhaving worden vastgelegd in het CLO. Deze werkwijzen zijn bekend gemaakt bij alle betrokken medewerkers en zijn geborgd binnen de organisatie. Nieuwe medewerkers worden ingewerkt aan de hand van deze handleiding van deze applicatie. Ook deze werkprocessen zijn veranderd door de komst van de Omgevingswet en Wkb. Daarom zullen we deze de komende beleidsperiode monitoren en aanpassen naar geleerde lessen.

Afstemming ketenpartners

Een goede samenwerking tussen de gemeente en haar partners is van belang. Samenwerking levert kwalitatief sterkere adviezen op die zijn gebaseerd op gedeelde informatie en uitgangspunten. De onderdelen van dit VTH-beleid die gaan over de strafrechtelijke handhaving hebben wij afgestemd met de politie en het Openbaar Ministerie. Waar multidisciplinaire of integrale controles niet mogelijk zijn werken wij zoveel mogelijk met signaaltoezicht. Dat houdt in dat als wij tijdens controles voor andere bevoegde gezagen relevante zaken constateren, wij hen daarover zullen informeren. Daarnaast wisselen wij onderling informatie uit. Daarnaast hebben wij met verschillende ketenpartners, zoals de Omgevingsdienst Haaglanden (ODH), Veiligheidsregio Haaglanden, Provincie Zuid-Holland, De Hoogheemraadschappen/Waterschappen Delfland en Rijnland, de GGD, de politie en het OM afspraken gemaakt over de afstemming en samenwerking op het gebied van VTH-taken. Een volledig overzicht van de samenwerking met onze ketenpartners is opgenomen in bijlage 3.

Bereikbaarheid

Onder Omgevingswet artikel 13.9 lid 2 sub d van het Omgevingsbesluit moet de gemeentelijke organisatie ook buiten de gebruikelijke kantooruren bereikbaar en beschikbaar zijn voor toezicht en handhaving. Bereikbaar voor het melden van acute klachten en beschikbaar voor het behandelen van incidenten. Om dit te waarborgen heeft Leidschendam-Voorburg verschillende piketregelingen.

5.2 Monitoring en evaluatie

Uitvoeringsprogramma

Jaarlijks wordt het VTH-beleidsplan uitgewerkt in een concreet uitvoeringsprogramma voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Het uitvoeringsprogramma bevat de werkvoorraad, prioriteiten, doelen, activiteiten en methoden op operationeel niveau en fungeert als actieplan voor het komende jaar. In de monitoringstool wordt vastgelegd welke acties dat jaar worden uitgevoerd om de voortgang van de doelen uit het beleidsplan over meerdere jaren te kunnen monitoren. Het uitvoeringsprogramma geeft ook aan hoe de (financiële en personele) middelen van dat jaar worden ingezet en vergelijkt deze met de beschikbare capaciteit en de werkvoorraad. Eventuele verschillen hierin worden geanalyseerd en kunnen leiden tot aanpassingen in het plan. Het uitvoeringsprogramma wordt naar de provincie (IBT) gestuurd en ter kennisname naar de gemeenteraad. Het uitvoeringsprogramma moet voor 1 februari worden vastgesteld.

Evaluatie

Evaluatie is nodig om te beoordelen of het gevoerde beleid effectief is en uitvoering geeft aan de gestelde prioriteiten en doelen. Jaarlijks rapporteren wij in het jaarverslag over de uitvoering van het vastgestelde uitvoeringsprogramma. Hierbij beoordelen we minimaal of:

  • Voorgenomen activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn uitgevoerd;

  • De uitvoering van deze activiteiten uit het uitvoeringsprogramma heeft bijgedragen aan de voortgang van de beleidsdoelen uit het VTH-beleidsplan;

  • We het VTH-beleidsplan (mede op basis van bovenstaande) eventueel moeten aanpassen.

De monitoringstool (zie bijlage 2) wordt gebruikt om de eerste twee punten te evalueren. De evaluatie wordt vastgelegd in een jaarverslag en gebruikt voor het uitvoeringsprogramma van het volgende jaar.

Periodiek, maar in ieder geval nadat een beleidsperiode is verstreken, wordt het VTH-beleidsplan geëvalueerd om te beoordelen of:

  • Vastgestelde beleidsdoelen uit het VTH-beleidsplan zijn bereikt;

  • De voorgenomen activiteiten zijn uitgevoerd;

  • Er aan de afspraken is voldaan met externe partijen.

Deze evaluatie kan de basis vormen voor nieuw op te stellen VTH-beleid. Het geeft inzicht in de bijdrage van het uitgevoerde beleid aan de gestelde visie en doelen en het naleefgedrag. De gegevens kunnen aanleiding geven om de risicoanalyse aan te passen en doelen bij te stellen.

Het jaarverslag moet ieder jaar voor 15 juli zijn vastgesteld.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 19 december 2023

R den Haan, M. Vroom

secretaris, burgemeester

Bijlage 1 Risicoanalyse en prioritering

Activiteiten vergunningverlening en vergunningentoezicht voor Omgevingsrecht

Bouwactiviteit (technische beoordeling)

Categorie

Veiligheid

Volksgezondheid

Kwaliteit van de leefomgeving

Imago

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Gevolgklasse 1

1,5

1,5

1,0

1,0

Komt vaak voor

1,5

Laag

Gevolgklasse 2

3,0

3,0

2,5

2,5

Komt soms voor

2,8

Gemiddeld

Gevolgklasse 3

3,5

3,5

3,0

3,0

Komt soms voor

3,4

Hoog

Activiteiten handhaving voor Omgevingsrecht

Categorie

Veiligheid

Volksgezondheid

Kwaliteit van de leefomgeving

Imago

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Strijdig gebruik woning/wonen

2,5

2,0

4,5

3,0

Komt soms voor

3,1

Hoog

Strijdig gebruik bedrijven (w.o. kantoor en maatschappelijke bestemming)

2,5

2,0

4,5

3,0

Komt soms voor

3,1

Hoog

Strijdig gebruik horeca/detailhandel

2,5

2,0

4,5

3,0

Komt soms voor

3,1

Hoog

Strijd met verkeers-/groen/bestemming en aanleggen

1,0

1,0

2,0

1,0

Komt soms voor

1,4

Laag

Staat van bestaande gebouwen en bouwwerken - strijdigheid met Bbl (Wkb)

 
 
 
 

Komt vaak voor

2,9

Gemiddeld

Illegaal aan-/uit-/bijgebouw, dakkapel, gevelwijziging

1,5

1,0

2,5

1,0

Komt soms voor

1,6

Laag

Illegale appartement, woningsplitsing en kamerbewoning

3,0

3,0

3,5

2,5

Komt vaak voor

3,2

Hoog

Illegale wijziging monument & beschermd stads- en dorpsgezicht

1,5

1,5

4,5

3,0

Komt soms voor

2,8

Gemiddeld

Illegale bouwwerken geen gebouw zijnde (airco's, schotels, reclame)

1,5

1,0

2,5

1,5

Komt vaak voor

1,9

Laag

Slopen, controle op illegaal slopen

3,0

3,0

3,0

3,0

Komt soms voor

3,1

Hoog

Activiteiten Apv en Bijzondere Wetten

Apv vergunningen

Categorie

Veiligheid

Volksgezondheid

Kwaliteit van de leefomgeving

Imago

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Artikel 2:10 - Voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats

2,0

2,0

2,0

2,5

Komt vaak voor

2,3

Gemiddeld

Artikel 2:25 - Evenementenvergunning A

3,5

3,0

3,0

3,5

Komt soms voor

1,2

Laag

Artikel 2:25 - Evenementenvergunning B

1,0

1,0

1,0

2,0

Komt zelden voor

2,1

Gemiddeld

Artikel 2:25 - Evenementenvergunning C

2,5

2,5

3,5

3,0

Komt soms voor

3,4

Hoog

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of donateurwerving

2,0

1,5

2,0

2,0

Komt zelden voor

1,3

Laag

Artikel 3:3 vergunning seksbedrijf

2,0

2,0

2,0

2,5

Komt zelden voor

2,9

Gemiddeld

Terrasvergunning

1,0

1,5

2,0

2,0

Komt soms voor

2,0

Laag

Artikel 5:18 - snuffelmarkt

2,0

2,0

2,0

2,5

Komt zelden voor

2,1

Gemiddeld

Artikel 5:18 - Standplaatsvergunning

3,5

3,0

3,0

3,5

Komt zelden voor

1,6

Laag

Tabel 8 Risicoanalyse en prioritering APV+

Apv ontheffingen/vrijstellingen/meldingen

Categorie

Veiligheid

Volksgezondheid

Kwaliteit van de leefomgeving

Imago

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Artikel 87 Wegenverkeerswet

2,0

1,5

2,0

1,5

Komt vaak voor

2,0

Gemiddeld

Overige ontheffingen/vrijstellingen

1,0

1,0

1,0

1,0

Komt vaak voor

1,2

Laag

Meldingsplichtige evenementen

2,0

1,5

2,0

2,0

Komt vaak voor

2,1

Gemiddeld

Tabel 9 Risicoanalyse en prioritering ontheffingen/vrijstellingen/meldingen

Bijzondere Wetten

Categorie

Veiligheid

Volksgezondheid

Kwaliteit van de leefomgeving

Imago

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Alcoholwet - Artikel 3 - Vergunning horecabedrijf of slijtersbedrijf

2,5

4,0

2,5

3,0

Komt zelden voor

3,0

Hoog

Alcoholwet - Artikel 30 - Melding van wijziging vergunning

1,0

1,0

1,0

1,0

Komt zelden voor

1,0

Laag

Wet op de kansspelen

2,0

2,0

1,0

1,0

Komt zelden voor

1,5

Laag

Wet Bibob - Toetsing vergunningaanvraag

3,0

2,0

3,0

2,0

Komt soms voor

2,6

Gemiddeld

Verklaring geen bezwaar - vuurwerk/luchtballon/helikopter

3,0

2,0

3,0

2,0

Komt soms voor

2,6

Gemiddeld

Winkeltijdenverordening

1,5

1,0

3,5

1,5

Komt soms voor

2,0

Laag

Marktverordening

2,0

3,0

2,0

2,5

Komt zelden voor

2,4

Gemiddeld

Tabel 10 Risicoanalyse en prioritering Bijzondere wetten

Toezicht & handhaving APV & OOV

Categorie

Veiligheid

Volksgezondheid

Kwaliteit van de leefomgeving

Imago

Kans op slecht naleefgedrag

Gemiddeld risico

Prioriteit

Voorwerpen op de weg, hinderlijke beplanting

2,5

1,5

2,5

2,0

Komt vaak voor

2,3

Gemiddeld

Dumping vuil (afvalstoffenverordening)

1,0

2,5

4,0

3,5

Komt soms voor

2,9

Gemiddeld

Digitaal opsporingsregister[1]

1,0

1,0

2,0

3,0

n/a

1,8

Laag

Jeugd (overlast en hangjongeren)

2,0

1,0

3,0

2,0

Komt soms voor

2,1

Gemiddeld

Verontreiniging honden + loslopen

1,5

1,0

2,0

1,5

Komt vaak voor

1,7

Laag

Kampeermiddelen

0,0

0,0

1,0

0,0

Komt zelden voor

0,3

Laag

Betogingen/samenscholing

2,0

1,0

1,5

3,0

Komt zelden voor

1,9

Laag

Wrakken, aanhangers, campers, grote voertuigen

1,0

0,0

2,0

1,0

Komt soms voor

1,1

Laag

Parkeren (foutparkeren en niet betaald parkeren) + wet mulder

2,0

1,5

3,0

2,0

Komt vaak voor

2,3

Gemiddeld

Reclame

1,0

1,0

2,0

1,0

Komt zelden voor

1,3

Laag

(gevaarlijke) Dieren

3,0

2,0

3,0

3,0

Komt zelden voor

2,8

Gemiddeld

Drugsoverlast

3,0

3,0

4,0

4,0

Komt soms voor

3,6

Hoog

Horeca (overtredingen)

2,0

1,5

3,0

2,0

Komt soms voor

2,2

Gemiddeld

Vuurwerk overlast

3,0

1,0

3,0

1,0

Komt vaak voor

2,2

Gemiddeld

Gebiedsverboden & tijdelijk huisverboden

3,0

1,0

2,0

2,0

Komt soms voor

2,1

Gemiddeld

Pandsluitingen o.b.v. Opiumwet 13b

3,0

4,0

3,0

4,0

Komt soms voor

3,6

Hoog

Openbaar water en waterstaatwerken (ligplaatsen)

1,0

1,0

2,0

1,0

Komt zelden voor

1,3

Laag

[1] Leidschendam-Voorburg vult op het moment het digitaal opsporingsregister nog niet. De gemeente is voornemens dit wel op te pakken op een later moment

Bijlage 2 Monitoringstool doelstellingen en acties VTH

afbeelding binnen de regeling

(Een gedetailleerde weergave van Bijlage 2 is op te vragen bij afdeling Veiliheid, Toezicht en Handhaving.)

Bijlage 3 Samenwerking Ketenpartners

Externe partners

Doel samenwerking

Hoe

Veiligheidsregio Haaglanden

De veiligheidsregio werkt aan de publieke veiligheid en gezondheid. Zij zijn de Brandweer, GGD, GHOR, Ambulancezorg en Veilig Thuis. Zij adviseert en ondersteunt de gemeente bij de vergunningverlening (bouwen, milieu, gebruik) op het gebied van brandveiligheid, bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen, brandveiligheid en gezondheidsaspecten bij evenementen, ruimtelijke ordening inclusief externe veiligheid van brandveilig gebruik en gezondheid. Ook voert de VRH op deze gebieden toezicht uit. Daarnaast ondersteunt zij de gemeente bij diverse projecten en is zij aangesloten bij de regionale afspraken over de intake- en omgevingstafel.

De samenwerkingsafspraken tussen de veiligheidsregio en de gemeente zijn vastgelegd in het Meerjarenbeleidsplan 2020-2025 van de VRH. Het zijn afspraken rondom samenwerking in de initiatievenfase, vergunningentraject, meldingen en advies.

Omgevingsdienst Haaglanden

De omgevingsdienst voert de wettelijke én enkele aanvullende (milieu)taken uit namens de gemeente. Zo adviseert de omgevingsdienst de gemeente bij vergunningverlening en meldingen op het gebied van milieuaspecten. Ook voert zij toezicht uit op de milieuaspecten. Tot slot ondersteunt zij de gemeente bij diverse projecten en is zij aangesloten bij de regionale afspraken over de intake- en omgevingstafel.

In samenspraak met het bestuur heeft de Omgevingsdienst de koers en beleidskaders gevat in een Koersplan. Hiernaast is ook een mandaatbesluit genomen.

De contactpersoon vanuit de gemeente heeft nauw contact met diverse contacten binnen de omgevingsdienst en zorgt voor afstemming van de belangen en wensen.

Politie en Openbaar Ministerie

Afstemming over strafrechtelijke handhaving.

Er zijn verschillende convenanten met de ketenpartners opgesteld, o.a.:

  • -

    Integrale aanpak hennepkwekerijen

  • -

    RIEC-convenant

HEIT (Haags Economisch Interventie Team)

In het regionale interventieteam (HEIT) werken gemeenten, politie, Belastingdienst, Douane, Inspectie SZW en het UWV samen om ondermijnende en criminele bedrijven en misstanden in de prostitutie aan te pakken binnen de gemeente Den Haag en omstreken. Het team valt onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de burgemeester van Den Haag.

De bestuurlijke handhaving ligt bij de gemeente, de strafrechtelijke opsporing bij het HEIT

GGD Haaglanden

Advisering op het gebied van woningvervuiling en adresfraude.

Samenwerkingsafspraken zijn in een apart document gevat.

Welstand en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK)

Deze commissie is belast met het beoordelen van initiatieven, bouwplannen en aanvragen die gaan over Rijksmonumenten en welstandsaspecten.

Deze commissie (en haar leden) wordt benoemd door de gemeenteraad via een verordening gemeentelijke adviescommissie. Tweewekelijks komt de commissie in een openbare vergadering bijeen en behandelt zij de zaken.

De commissie behandelt alle relevante aanvragen voor een omgevingsvergunning en ruimtelijke plannen. De commissie geeft haar oordeel in een advies aan het college van burgemeester en wethouders. Het college beslist dan of een omgevingsvergunning wordt afgegeven of niet.

Provincie Zuid-Holland

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen wordt afgestemd met/advies ingewonnen bij de Provincie. Voor de complexe initiatieven vindt omgevingsoverleg plaats met de ketenpartners, waaronder de Provincie.

Over de afstemming met de provincie zijn regionaal werkafspraken gemaakt.

De vergunningverlener/behandelaar is afhankelijk van de externe en interne samenwerking. Voor de integrale afweging worden specialisten gevraagd om hun advies over de aanvraag te geven. Dat kunnen interne of externe specialisten zijn (veiligheidsregio, waterschappen of provincie).

De provincie evalueert via het Interbestuurlijk Toezicht (IBT) ook het VTH-beleid van Leidschendam-Voorburg. Hiervoor is een jaarlijks contactmoment.

Hoogheemraadschap Delfland en Hoogheemraadschap Rijnland

Bij een aantal ruimtelijke afwegingen (Omgevingsbesluit Hoofdstuk 4) stemmen wij af met het Waterschap. Daarnaast ondersteunt het waterschap de gemeente bij diverse projecten en is zij aangesloten bij de regionale afspraken over de intake- en omgevingstafel.

bij activiteiten in of nabijheid van het watersysteem en keringen (beschermingszones) en bij onttrekkingen van grondwater verleent het waterschap zelfstandig de omgevingsvergunning water. Hier geeft de gemeente advies.

Met de Hoogheemraadschappen zijn regionaal werkafspraken gemaakt. Eventuele adviezen vragen wij rechtstreeks op.

Het Hoogheemraadschap heeft een accountmanager in dienst die verantwoordelijk is voor het contact met de gemeente.

Incidentele ketenpartners (o.a. Rijksoverheid)

Op ad hoc-basis hebben we contact met incidentele ketenpartners aangaande specialistische kennis of specifieke vergunningaanvragen. Hierbij maken wij specifieke werkafspraken op basis van het betreffende project.

 

Bijlage 4 Uitleg Sanctiematrix Alcoholwet

De Sanctiematrix is als apart PDF aan dit beleid verbonden

Toelichting bij de Sanctiematrix Alcoholwet, Wet op de kansspelen en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg

In de Sanctiematrix Alcoholwet, Wet op de kansspelen en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg worden verschillende sancties genoemd. De verschillende sancties zijn onder te verdelen in drie categorieën, te weten een herstellend bestuurlijk traject, een bestraffend bestuurlijk traject en strafrecht. Hieronder wordt op de verschillende trajecten ingegaan.

Herstellend bestuurlijk traject

Een herstellend bestuurlijk traject houdt in dat gerichte interventie plaatsvindt om ervoor te zorgen dat de overtredingen worden ongedaan gemaakt en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtredingen. In een herstellend traject zijn verschillende stappen en sancties te onderscheiden. In de sanctiematrix staat aangegeven wanneer een herstellend traject wordt gestart met een waarschuwing en wanneer er direct wordt opgetreden (last onder dwangsom of last onder bestuursdwang; vooraf gegaan met een voornemen). Hiervan kan gemotiveerd in een voorkomend geval worden afgeweken. Indien sprake is van recidive wordt in beginsel direct opgetreden.

De in de sanctiematrix genoemde bedragen en hersteltermijnen worden in beginsel gehanteerd. Ook hier kan gemotiveerd van worden afgeweken.

  • .

    Stap 1: waarschuwen met hersteltermijn

De burgemeester van de gemeente kan ten aanzien van een overtreding eerst een waarschuwing geven. Waarschuwen betekent dat de normadressaat naar aanleiding van een inspectie een waarschuwingsbrief ontvangt. Daarin is opgenomen welke maatregelen of voorzieningen getroffen moeten worden om na te leven en binnen welke (redelijke) termijn. In de brief staat ook dat er verdergaande bestuursrechtelijke interventies zullen worden ondernomen (last onder bestuursdwang, last onder dwangsom), als blijkt dat de in de waarschuwingsbrief opgenomen maatregelen of voorzieningen niet zijn getroffen na het verstrijken van de termijn.

Afsprakenrapport  waarschuwing

Tijdens een inspectie kan de toezichthouder een afsprakenrapport invullen. Hierop wordt aangegeven van welke overtredingen sprake is, welke maatregelen of voorzieningen moeten worden getroffen en binnen welke termijn. Het afsprakenrapport wordt door de 

toezichthouder en de normadressaat ondertekend. Het afsprakenrapport wordt gelijkgesteld met een waarschuwing.

Na de gegeven hersteltermijn zal een hercontrole worden uitgevoerd. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap (zie stap 2) worden ingezet.

  • .

    Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang

Last onder dwangsom

Een last onder dwangsom (artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)) is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van overtredingen en/of het voorkomen van verdere/herhaalde overtreding. De normadressaat krijgt een verplichting (een last) opgelegd om binnen een gegeven termijn de overtreding te beëindigen door iets te doen of na te Iaten op straffe van het verbeurenvan een dwangsom wanneer de last niet tijdig wordt uitgevoerd. De op te leggen dwangsom moet voldoende hoog zijn om de overtreding te beëindigen. Een last onder dwangsom kan alleen worden opgelegdals hiervoor een wettelijkebevoegdheid bestaat.

Het opleggen van een last onder dwangsom gebeurt volgens zorgvuldig te volgen stappen. In het algemeen worden de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    Voornemen sanctiebeschikking: het bekend maken van het voornemen om een last onder dwangsom op te leggen met een termijn om zienswijzen bekend te maken.

  • 2.

    Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder dwangsom met een hersteltermijn. Indien niet (tijdig) hersteld:

  • 3.

    Verbeuren en innen dwangsom.

De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden om een last onder bestuursdwang op te leggen.

Last onder bestuursdwang

Een last onder bestuursdwang (artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:21 van de Awb) is een op herstel gerichte interventie voor het ongedaan maken van een overtreding waarbij het bestuursorgaan (in deze deburgemeester), wanneer de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, op kosten van de overtreder, een overtreding beëindigt door zelf daadwerkelijkinte (Iaten) grijpen.Een last onder bestuursdwang kan alleen worden toegepastals hiervoor een wettelijke bevoegdheid bestaat.

Voor de last onder bestuursdwang gelden dezelfde zorgvuldig te doorlopenstappen als voor de last onder dwangsom.Hier kan, bijvoorbeeld in spoedeisende situaties, van worden afgeweken:

  • 1.

    Voornemen sanctiebeschikking: het bekend maken van het voornemen om een last onder bestuursdwang op te leggen met een termijn om zienswijzen bekend te maken.

  • 2.

    Sanctiebeschikking, dat wil zeggen: het opleggen van een last onder bestuursdwang met een hersteltermijn. Indien niet (tijdig) hersteld:

  • 3.

    Uitvoeren bestuursdwang en kostenverhaal.

In spoedeisende situaties en bij ernstige overtredingen is de last onder bestuursdwang de meest geschikte bestuursrechtelijke interventie. Het bestuursorgaan kan verzoeken om onmiddellijke beëindiging van de overtreding. Als blijkt dat de normadressaat niet bereid is aan dit verzoek te voldoen, kan het bestuursorgaan zelf en in spoedeisende gevallen zonder voorafgaande last feitelijk optreden. Wel moet het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk nadien alsnog een formele sanctiebeschikking uitvaardigen.

Preventieve last onder dwangsom of bestuursdwang

De last onder dwangsom en de last onder bestuursdwang kan ook preventief worden opgelegd (artikel 5:7 van de Awb). Van een preventieve last is sprake alsde last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt,dat wil zeggen dat de overtredingzichmet aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Bestraffend bestuurlijk traject

Naast een herstellend bestuurlijk traject bestaat in een aantal gevallen ook de mogelijkheid om een bestraffend bestuurlijk traject in te zetten. Dit traject is niet gericht op herstel maar is bestraffend (punitief}.

  • .

    Intrekking of schorsing van de vergunning

Als de normadressaat houder is van een begunstigend besluit (vergunning of ontheffing), dan kan het geheel of gedeeltelijk (al dan niet tijdelijk) intrekken van dat besluit een passende interventie zijn.

Deze interventie is met name passend als de normadressaat niet in actie komt naar aanleiding van eerdere correctieve interventies,zoals een last onder dwangsom (dus bij recidive). Het geheel of gedeeltelijk intrekken van een begunstigend besluit is een vergaande interventie die zorgvuldigmoet worden voorbereid.

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaanis.Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft.

In de sanctiematrix staat aangegeven in welke gevallen de Alcoholwet (AW) verplichtom de vergunningin te trekken en in welke gevallen het een mogelijkheid is om de vergunning te schorsen of in te trekken. Daarnaast kan volgend op stap 2 (bij niet voldoen aan de lastgeving of in geval van herhaling van de overtreding (recidive) over worden gegaan tot het (tijdelijk)geheel of gedeeltelijk intrekken van de vergunning. Ook in ernstige gevallen kan worden overgegaantot (tijdelijk) geheel of gedeeltelijk intrekken van de vergunning.

  • .

    Bestuurlijke boete

Een bestuurlijke boete is een bestuurlijke bestraffende sanctie die door een daartoe bevoegde bestuursorgaan zonder tussenkomst van het OM of een rechter kan worden opgelegd. Een bestuurlijke boete houdt de onvoorwaardelijke verplichting in tot betaling van een geldsom en kan naast een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Het opstellen van het boeterapport gebeurt door de toezichthouder/handhaver. De kennisgeving, beschikking en inning worden opgesteld door een juridischmedewerker van de afdeling Veiligheid, Toezicht en Handhavingen door de gemandateerden namens de burgemeester ondertekend. De maxima en bandbreedtes van boetebedragen zijn vastgelegd in het Alcoholbesluit en genoemd in de sanctiematrix. Een belangrijk verschil met de bestuurlijke strafbeschikking (BSB) is dat bezwaar enberoep bij het bestuursorgaan dienen te wordenaangetekend, terwijl de normadressaat tegen de BSB in verzet kan komen bij het OM.

Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

De burgemeester kan in geval van een overtreding van een van de artikelen genoemd in artikel 44a van de AW gebruik maken van zijn bevoegdheid en een bestuurlijke boete ter hoogte van het in de matrix genoemde bedrag opleggen. Om te bepalen wanneer een bestuurlijke boete wordt opgelegd wordt onderstaande interventiematrix van de LandelijkeHandhavingsstrategie (zie fig. 1) gehanteerd.

Om te bepalen wat de gevolgen zijn (verticale lijn in de interventiematrix) dient aansluiting te worden gezocht bij de meest recente risicoanalyse met betrekking tot de Alcoholwetbehorende bij het handhavingsbeleid van de gemeente Leidschendam-Voorburg.

Indien sprake is van het middensegment of het zware segment zal de burgemeester in beginsel gebruik maken van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.

afbeelding binnen de regeling

Recidive

In geval van een herhaling van de overtreding (recidive) maakt de burgemeester gebruik van zijn bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen. Indien al eerder een bestuurlijke boete is opgelegd voor dezelfde overtreding zal een tweede bestuurlijke boete worden opgelegd waarbij het bedrag wordt verhoogd conform het Alcoholbesluit.

Strafrecht

  • .

    Proces-verbaal (PV}

BOA's die een strafbaar feit vermoeden of constateren, kunnen een PV opmaken. Dit optreden valt onder het strafrechtelijk optreden. Een PV is de basis voor het verdere optreden van het OM dat kan leiden tot sancties als: een geldboete, een werkstraf, een gevangenisstraf, ontnemingvan wederrechtelijk verkregen voordeel, publicatie van het vonnis,stillegging van de onderneming en verbeurdverklaring. Voor wat betreft de AW gaat het om overtreding van artikel 45 van de AW. In dit artikel is bepaald dat het degenen die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, met uitzondering van personenvan16 of 17 jaar die dienst doen in een inrichtingwaarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, waaronder begrepen het zijn van barvrijwilliger in een inrichting in beheer bij een paracommerciële rechtspersoon, verboden is op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig te hebbenofvoor consumptie gereed te hebben, met uitzondering van plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt. BOA's kunnen bij overtreding hiervaneen PV opmaken. Ook kan een HALT verwijzing worden gedaan.

Bijlage [5] Sanctiematrix

Sanctiematrix Alcoholwet, Wet op de kansspelen en verwante artikelen uit de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leidschendam-Voorburg. De sanctiematrix is onderdeel van het VTH-beleidsplan 2024-2027 Gemeente Leidschendam-Voorburg

APV: Algemene plaatselijke verordening Leidschendam-Voorburg

Wok: Wet op de kansspelen

A: Minder ernstige overtreding (Alcoholwet, APV, Wok)

B: Ernstige overtreding zonder acuut gevaarof verzwarende

omstandigheden bij een categorie A overtreding (Alcoholwet, APV, Wok) en aantoonbaar verwijtbaar handelen bij categorie A overtreding (APV)

C:Acuut gevaar voor volksgezondheid of veiligheid in geding

(Alcoholwet), overtreding met acuut gevaar en/of onomkeerbaar (APV), direct nadelig effect op mogelijke verslaving of fraude en witwassen en illegaal gokken (Wok)

Regel- geving

Artikel

Overtreding

Toelichting

Cate- gorie

Aanbevolen sanctiemiddel

Last onder bestuursdwang

Dwangsom in euro's per overtreding (tenzij anders vermeld)

  • 1.

    Maximum: 3 x vermelde dwangsom.

  • 1.

    De genoemde m2 is van toepassing op de lokaliteiten en terras van het bedrijf (zie o.a. Alcoholwetvergunning en/of exploitatievergunning), tenzij anders

vermeld.

Sanctie per

Begunstigingstermijn

Bestuurlijke boete mogelijk

Alcoholwet

3

Bedrijf exploiteert zonder (rechtsgeldige) vergunning

Geen vergunning, wel zicht op legalisatie

A

Last onder dwangsom

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

week

2 weken

Ja

Alcoholwet

3

Bedrijf exploiteert zonder (rechtsgeldige) vergunning

Geen vergunning, geen zicht op legalisatie, geweigerde of ingetrokken vergunning

C

Last onder bestuursdwang

 

sluiting bedrijf

 

2 weken

Ja

Alcoholwet

8

Leidinggevende voldoet niet langer aan een of meerdere aan hem gestelde vereisten

Artikel 31 verplicht in dat geval tot intrekking vergunning

C

Intrekkingvergunning

 

Niet mogelijk

 

1 weektot 12 weken,afhankelijk van vereiste

Nee

Alcoholwet

10

Inrichting voldoetniet langer

aan een of meerdere gestelde inrichtingseisen

Artikel 31 verplicht in dat geval tot intrekking vergunning

C

Intrekkingvergunning

 

Niet mogelijk

 

1 weektot 12 weken,afhankelijk van inrichtingsaanpassingen

Nee

Alcoholwet

12, lid 1 en 2

Verstrekken alcoholhoudende drank in een niet op de vergunning vermelde lokaliteit

 

B

Last onder dwangsom

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

overtreding

1 week

Ja

Alcoholwet

13, lid 1

Verbod verstrekking alcohol voor gebruik elders dan ter plaatse

 

C

Last onder dwangsom

 

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

13, lid 2

Verbod verstrekking alcohol voor gebruik ter plaatse in slijtersbedrijf

Slechts toegestaan indien een klant erom vraagt de alcoholhoudende drankeerst te

proeven

C

Last onder dwangsom

 

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

14, lid 1

Verbod andere bedrijfsactiviteiten in slijtersbedrijf

Zie Alcoholbesluit voor nadere omschrijving

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

14, lid 2 en 15

Verbod kleinhandel in horecalokaliteit of op terras

ook activiteiten zoals verwoord in artikel 14, derde lid

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

16

Verbod automatenverkoop alcohol

M.u.v. hotelkamers

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

17

Verbod verstrekken alcoholhoudende drank anders dan in gesloten verpakking

Dit geldtvoor supermarkten en slijterijen, niet voor horeca- inrichtingen

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

18, lid 1 en 2

Verkoopverbod zwak- alcoholische drank andersdan in slijtersbedrijf of levensmiddelenbedrijf voor gebruik elders dan per plaatse

 

C

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

18, lid 3

Onderscheid tussen zwak- alcoholhoudende en alcoholvrijedranken ontbreekt in ruimte van het

levensmiddelenbedrijf

 

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

 

APV: AlgemenePlaatselijke Verordening

Wok: Wet op de kansspelen

A: Minder ernstige overtreding (Alcoholwet, APV, Wok)

B: Ernstige overtreding zonder acuut gevaarof verzwarende

omstandigheden bij een categorie A overtreding (Alcoholwet, APV, Wok) en aantoonbaar verwijtbaar handelen bij categorie A overtreding (APV)

C:Acuut gevaar voor volksgezondheid of veiligheid in geding

(Alcoholwet), overtreding met acuut gevaar en/of onomkeerbaar (APV), direct nadelig effect op mogelijke verslaving of fraude en witwassen en illegaal gokken (Wok)

Regel- geving

Artikel

Overtreding

Toelichting

Cate- gorie

Aanbevolen sanctiemiddel

Last onder bestuursdwang

Dwangsom in euro's per overtreding (tenzij anders vermeld)

  • 1.

    Maximum: 3 x vermelde dwangsom.

  • 2.

    De genoemde m2 is van toepassing op de lokaliteiten en terras van het bedrijf (zie o.a. Alcoholwetvergunning en/of exploitatievergunning), tenzij anders

vermeld.

Sanctie per

Begunstigingstermijn

Bestuurlijke boete mogelijk

Alcoholwet

19, lid 1

Verbod op bestelservice sterke drank voor ander bedrijf dan slijtersbedrijf en partijen-

catering

 

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

19, lid 2

Verbod bestelservice zwak- alcoholhoudende drank, behalve vanuit de uitzonderingen genoemd in

artikel 19 lid 2

 

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

20, lid 1

Verkoop alcohol aan persoon< 18 jaar

 

C

* Last onder dwangsom (horecabedrijf)

** Art. 44 Alcoholwet (three strikes out) voor genoemde bedrijven: ontzegging bevoegdheid tot verkoop zwak-alcoholhoudende drank en last onder bestuursdwang

** Ontzegging: minimaal 1 week, maximaal 12 weken

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Ja

Alcoholwet

20, lid 3

Niet duidelijk aangegeven leeftijdsgrenzen

 

A

Last onder dwangsom

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

20, lid 4

Dronken personen of onder invloed van drugstoegelaten in horeca- en slijtersbedrijf

Proces Verbaal = strafrechtelijk

B

Last onderdwangsom en Proces Verbaal

 

* 2000 tot 50m2,

* 4000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Nee

Alcoholwet

20, lid 5

Onder invloed (dronken of drugs) aan hetwerk zijn in horeca- en slijtersbedrijf

Proces Verbaal = strafrechtelijk

B

Last onderdwangsom en Proces Verbaal

 

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Nee

Alcoholwet

21

Alcohol verstrekken wat tot verstoring openbare orde, veiligheid of zedelijkheid leidt

Proces Verbaal = strafrechtelijk

C

Last onderbestuursdwang en Proces Verbaal

Sluiting alcoholverkoop

 

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Nee

Alcoholwet

22, lid 1 en 2

Verbod alcoholhoudende drank te verstrekken in o.a. tankstations en stadions

 

C

Last onder dwangsom

 

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

24, lid 1 en 2

Geen leidinggevende of vereiste persoon aanwezig in horeca- en slijtersbedrijf

 

B

Last onder dwangsom

 

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

1 uur

Ja

Alcoholwet

24, lid 3

Verkoop alcohol/dienst door personen < 16 jaar

lid 5 bevat enkele uitzonderingen hierop in het kader van onderwijs

B

Last onder dwangsom

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 5000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Ja

Alcoholwet

25, lid 1

Verbod aanwezigheid alcoholhoudende drank, in niet zijnde horecabedrijf,

behoudens uitzondering

 

C

Last onder dwangsom

 

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

 

APV: AlgemenePlaatselijke Verordening

Wok: Wet op de kansspelen

A: Minder ernstige overtreding (Alcoholwet, APV, Wok)

B: Ernstige overtreding zonder acuut gevaarof verzwarende

omstandigheden bij een categorie A overtreding (Alcoholwet, APV, Wok) en aantoonbaar verwijtbaar handelen bij categorie A overtreding (APV)

C:Acuut gevaar voor volksgezondheid of veiligheid in geding

(Alcoholwet), overtreding met acuut gevaar en/of onomkeerbaar (APV), direct nadelig effect op mogelijke verslaving of fraude en witwassen en illegaal gokken (Wok)

Regel- geving

Artikel

Overtreding

Toelichting

Cate- gorie

Aanbevolen sanctiemiddel

Last onder bestuursdwang

Dwangsom in euro's per overtreding (tenzij anders vermeld)

  • 1.

    Maximum: 3 x vermelde dwangsom.

  • 2.

    De genoemde m2 is van toepassing op de lokaliteiten en terras van het bedrijf (zie o.a. Alcoholwetvergunning en/of exploitatievergunning), tenzij anders

vermeld.

Sanctie per

Begunstigingstermijn

Bestuurlijke boete mogelijk

Alcoholwet

25, lid 2

Verbod nuttiging alcoholhoudende drankter plaatse, in niet zijnde horecabedrijf, behoudens

uitzondering

 

C

Last onder dwangsom

 

* 2000 tot 50m2,

* 4500 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 8000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 12500 boven 500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

29, lid 3

Vergunning, aanhangsel e.d. niet aanwezig in inrichting

 

A

Last onder dwangsom

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

30

Vergunninghouder heeftniet binnen een maand melding gedaan van wijziging in

inrichting

Artikel 31 verplicht in dat geval tot intrekking vergunning

C

Intrekking vergunning verplicht

 

Niet mogelijk

 

1 week

Nee

Alcoholwet

30a, lid 1

Geen melding nieuwe leidinggevende of doorhaling

gedaan

Artikel 31 verplicht in dat geval tot intrekking vergunning

C

Intrekking vergunning verplicht

 

Niet mogelijk

 

1 week

Nee

Alcoholwet

31, lid 1

Gevaar voor openbare orde, veiligheid of zedelijkheid door voorgedane feiten of onjuiste/onvolledige gegevens die hadden moeten leiden tot een andere beslissing

Artikel 31 verplicht in dat geval tot intrekking vergunning

C

Intrekking vergunning verplicht

 

Niet mogelijk

 

1 dag

Nee

Alcoholwet

31, lid 2

Handelen in strijd met vergunningvoorschriften of regels uit Alcoholwet

Facultatieve intrekkingsgrond

*eerst schorsen voor ten hoogste 12 weken

B

  • 1.

    Schorsing vergunning

(art. 32 Alcoholwet)

  • 1.

    Intrekking vergunning

 
 

overtreding

1 week

Nee

Alcoholwet

31, lid 3

Resultaat Wet Bibob en minimaal 3x weigering bijschrijving persoonop

aanhangsel

Facultatieve intrekkingsgrond

B

  • 1.

    Schorsing vergunning

(art. 32 Alcoholwet)

  • 1.

    Intrekking vergunning

 
 

overtreding

1 week

Nee

Alcoholwet

35, lid 1

Zonder ontheffing zwak- alcoholhoudende drank

verstrekken

 

C

Last onder bestuursdwang

Sluiting alcoholverkoop

 

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Nee

Alcoholwet

35, lid 2

Niet voldoen aan beperkingen/voorschriften die gekoppeld zijn aan ontheffing

 

B

Last onder bestuursdwang

Sluiting alcoholverkoop

 

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Ja

Alcoholwet

35, lid 4

Ontheffing niet aanwezig

 

A

Last onder dwangsom

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

overtreding

zo kort mogelijk, max 1uur

Ja

Alcoholwet

38

Onvolledige of onjuiste gegevens verstrekken bij een aanvraag

Kan leiden tot intrekking van een vergunning als ander besluit was genomen (zie artikel 31, lid

1)

C

Bestuurlijke boete

 
 

overtreding

 

Ja

PARACOMMERCIE

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Alcoholwet APV

4, lid 1 en 25a Alcoholwet 2:34b, 2:34cApv

Paracommercieel horecabedrijf houdt zich niet aan de schenktijden voor alcoholhoudende drank

 

B

Last onder dwangsom

 

1000

overtreding

1 dag

Ja

 

APV: AlgemenePlaatselijke Verordening

Wok: Wet op de kansspelen

A: Minder ernstige overtreding (Alcoholwet, APV, Wok)

B: Ernstige overtreding zonder acuut gevaarof verzwarende

omstandigheden bij een categorie A overtreding (Alcoholwet, APV, Wok) en aantoonbaar verwijtbaar handelen bij categorie A overtreding (APV)

C:Acuut gevaar voor volksgezondheid of veiligheid in geding

(Alcoholwet), overtreding met acuut gevaar en/of onomkeerbaar (APV), direct nadelig effect op mogelijke verslaving of fraude en witwassen en illegaal gokken (Wok)

Regel- geving

Artikel

Overtreding

Toelichting

Cate- gorie

Aanbevolen sanctiemiddel

Last onder bestuursdwang

Dwangsom in euro's per overtreding (tenzij anders vermeld)

  • 1.

    Maximum: 3 x vermelde dwangsom.

  • 2.

    De genoemde m2 is van toepassing op de lokaliteiten en terras van het bedrijf (zie o.a. Alcoholwetvergunning en/of exploitatievergunning), tenzij anders

vermeld.

Sanctie per

Begunstigingstermijn

Bestuurlijke boete mogelijk

Alcoholwet

4, lid 5, Alcoholwet

Ontheffing niet aanwezig

 

A

Last onder dwangsom

 

750

overtreding

1 dag

Ja

Alcoholwet

9, lid 3 en 4

Geen registratie van barvrijwilligers of reglement aanwezig bij paracommercieel horecabedrijf

 

A

Last onder dwangsom

 

750

week

1 week

Ja

ALCOHOLMATIGING

 
 
 
 
 
 
 
 
 

Alcoholwet

45

Jonger dan 18 jaar in bezitvan alcohol op publiek toegankelijke plaatsen (muv supermarkt en slijterij) muv bevoegd dienst doend personeel

Proces Verbaal = strafrechtelijk

C

Strafrechtelijk (PV)bestraft met boete van eerste categorie (derde lid)

 
 
 
 
 

Alcoholwet

45a

Verbod op wederverstrekking (het kopen van alcohol door iemand van 18 jaar of ouder die bestemd is voor

iemand die jonger is dan 18)

Proces Verbaal = strafrechtelijk

C

Strafrechtelijk (PV)bestraft met boete van eerste categorie (tweede lid)

 
 
 
 
 

EXPLOITATIE OPENBARE INRICHTING EXCL. TERRAS (APV)

 
 
 
 
 
 
 

APV

2:28, lid 1

Exploitatie zonder exploitatievergunning (m.u.v. terras)

Een openbare inrichting exploiteert zonder exploitatievergunning en er is ook geen zicht op legalisatie (bijv. door intrekking of weigering vergunning)

C

Last onder bestuursdwang

Sluiting van de inrichting.

 
 

1 dag

 

APV

2:28, lid 1

Leidinggevende voldoet niet langer aan een of meerdere aan hem gestelde vereisten

De exploitatievergunning wordt ingetrokken op grond van artikel 1:6 Apv

C

Intrekking vergunning

 

Niet mogelijk

 

1 weektot 12 weken,afhankelijk van vereiste

Nee

APV

2:28, lid 1

Exploitatie zonder exploitatievergunning

Een openbare inrichting exploiteert zonder exploitatievergunning en er is ook wel zicht op legalisatie

A

Last onder dwangsom

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

week

2 weken

 

APV

2:28a, lid 1 en artikel 2:28, lid 1

Een exploitatievergunning is vervallen.

Het gevolg is:

Exploitatie zonder exploitatievergunning.

Geen zicht op legalisatie.

Het exploiteren van de openbare inrichting is beëindigd en er is geen volledige aanvraag om een nieuwe vergunning voor het exploiteren van dezelfde openbare inrichting ingediend binnen 13 weken na het beëindigen van het exploiteren van de openbare inrichting.

C

Last onder bestuursdwang

Sluiting van de inrichting.

 
 

1 dag

 

 

APV: AlgemenePlaatselijke Verordening

Wok: Wet op de kansspelen

A: Minder ernstige overtreding (Alcoholwet, APV, Wok)

B: Ernstige overtreding zonder acuut gevaarof verzwarende

omstandigheden bij een categorie A overtreding (Alcoholwet, APV, Wok) en aantoonbaar verwijtbaar handelen bij categorie A overtreding (APV)

C:Acuut gevaar voor volksgezondheid of veiligheid in geding

(Alcoholwet), overtreding met acuut gevaar en/of onomkeerbaar (APV), direct nadelig effect op mogelijke verslaving of fraude en witwassen en illegaal gokken (Wok)

Regel- geving

Artikel

Overtreding

Toelichting

Cate- gorie

Aanbevolen sanctiemiddel

Last onder bestuursdwang

Dwangsom in euro's per overtreding (tenzij anders vermeld)

  • 1.

    Maximum: 3 x vermelde dwangsom.

  • 1.

    De genoemde m2 is van toepassing op de lokaliteiten en terras van het bedrijf (zie o.a. Alcoholwetvergunning en/of exploitatievergunning), tenzij anders

vermeld.

Sanctie per

Begunstigingstermijn

Bestuurlijke boete mogelijk

APV

2:28

1:4

1:6

Exploitatie in strijd met de voorschriften (m.u.v het terras)

Exploitatie in afwijking van de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften

A

  • 1.

    Last onder dwangsom

  • 2.

    Intrekking vergunning

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

 

APV

2:29

1:6

Sluitingstijd

De openbare inrichting geopend hebben voor bezoekers of bezoekers aldaar laten verblijven buiten de aangewezen tijden dan wel handelen in afwijking van een verleende ontheffing

A

  • 1.

    Last onder dwangsom

  • 2.

    Intrekking vergunning

 

* 1000 tot 50m2,

* 2000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 4000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 6000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

 

APV

2:30

Sluitingstijd

De openbare inrichting geopend hebben voor bezoekers of bezoekers aldaar laten verblijven buiten de aangewezen tijden terwijl een afwijkende sluitingstijd is bepaald

C

Last onder bestuursdwang

Sluiting van de inrichting

 
 

1 dag

 

APV

2:32

1:6

Handel in openbare inrichtingen

De exploitant staat niet toe dat een handelaar of een voorhem handelend persoon in de inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op een andere wijze overdraagt

B

  • 1.

    Last onder dwangsom

  • 2.

    Intrekking vergunning

 

* 1500 tot 50m2,

* 3000 van 51 m2 t/m 150 m2,

* 6000 van 151 m2 t/m 500 m2,

* 8000 boven500 m2.

overtreding

1 dag

 

EXPLOITATIE TERRAS (APV)

 
 
 
 
 
 
 
 

APV

2:31 onder c

Geen terrasverstrekking

Verstrekking etenen drinken op het terras aan personen die geen gebruik maken van het

terras

A

Last onder dwangsom

 
  • 1.

    1000 tot 50m2 terras,

  • 2.

    2000 van 51 m2 t/m 150 m2 terras,

  • 3.

    4000 van 151 m2 t/m 500 m2 terras,

  • 4.

    6000 boven 500 m2 terras.

overtreding

1 dag

 

APV

2:28, lid 1

Exploitatie van terras zonder exploitatievergunning

Exploitatie van een terras zonder exploitatievergunning

B

Last onder dwangsom

 
  • 1.

    1500 tot 50m2 terras,

  • 2.

    3000 van 51 m2 t/m 150 m2 terras,

  • 3.

    6000 van 151 m2 t/m 500 m2 terras,

  • 4.

    8+H60000 boven500 m2 terras.H8

dag

1 dag

 

APV

2:28

1:4

1:6

Exploitatie in strijd met de voorschriften met betrekking tot het terras

Exploitatie in afwijking van de aan de exploitatievergunning verbonden voorschriften

A

  • 1.

    Last onder dwangsom

  • 2.

    intrekking vergunning

m.b.t. terras

 
  • 1.

    1000 tot 50m2 terras,

  • 2.

    2000 van 51 m2 t/m 150 m2 terras,

  • 3.

    4000 van 151 m2 t/m 500 m2 terras,

  • 4.

    6000 boven 500 m2 terras.

dag

1 dag tot enkele dagen, afhankelijk van situatie; o.a. veiligheid, blokkeren doorgang

hulpdiensten

 

Wet op de Kansspelen (in openbare inrichtingen)

 
 
 
 
 
 
 
 

Wok

30b, lid 1

Aanwezig hebben van kansspelautomaten zonder

vergunning

Geen vergunning, wel zicht op legalisatie

A

Last onder dwangsom

 

500

week

1 week

Ja

Wok

30b, lid 1

Aanwezig hebbenvan

kansspelautomaten zonder vergunning

Geen vergunning, geen zicht op

legalisatie, geweigerde of ingetrokken vergunning

C

Last onder dwangsom

 

2000

dag

1 week

Ja

Wok

7c 7d

Klein kansspel organiseren zonder hiervan melding te

hebben gedaan

 

A

Last onder dwangsom

 

2000

per overtreding

 

Ja

Wok

30d, lid 1 30g

30f, lid 2

Overtreden van de voorschriften van de vergunning voor

kansspelautomaten

bij intrekking is horen verplicht

B

  • 1.

    Last onder dwangsom

  • 2.

    intrekking vergunning

 

500

dag

1 dag

Ja

 

APV: AlgemenePlaatselijke Verordening

Wok: Wet op de kansspelen

A: Minder ernstige overtreding (Alcoholwet, APV, Wok)

B: Ernstige overtreding zonder acuut gevaarof verzwarende

omstandigheden bij een categorie A overtreding (Alcoholwet, APV, Wok) en aantoonbaar verwijtbaar handelen bij categorie A overtreding (APV)

C:Acuut gevaar voor volksgezondheid of veiligheid in geding

(Alcoholwet), overtreding met acuut gevaar en/of onomkeerbaar (APV), direct nadelig effect op mogelijke verslaving of fraude en witwassen en illegaal gokken (Wok)

Regel- geving

Artikel

Overtreding

Toelichting

Cate- gorie

Aanbevolen sanctiemiddel

Last onder bestuursdwang

Dwangsom in euro's per overtreding (tenzij anders vermeld)

  • 1.

    Maximum: 3 x vermelde dwangsom.

  • 1.

    De genoemde m2 is van toepassing op de lokaliteiten en terras van het bedrijf (zie o.a. Alcoholwetvergunning en/of exploitatievergunning), tenzij anders

vermeld.

Sanctie per

Begunstigingstermijn

Bestuurlijke boete mogelijk

Wok

30d, lid 1 30g

Overtreden van de voorschriften door het laten bespelen van de kansspelautomaten door een

minderjarige

 

C

Last onder dwangsom

 

2000

overtreding

1 dag

Ja

Wok

30f, lid 1 onder a

Onvolledige of onjuiste gegevens verstrekken bij een aanvraag waardoor is gekomen tot een ander besluit

 

C

  • 1.

    Gelegenheid geven tot herstel (lid 5)

    • 1.

      Intrekking vergunning

 

Niet mogelijk

 

1 week

Nee

Wok

30f, lid 1 onder b en c

Inrichting of de aanvrager, bedrijfsleiders en beheerders voldoen niet langer aan de gestelde eisen

Artikel 30f verplicht in dat geval totintrekking vergunning (horen verplicht)

C

  • 1.

    Gelegenheid geven tot herstel (lid 5)

    • 1.

      Intrekking vergunning

 

Niet mogelijk

 

1 week

Nee

Wok

30f, lid 2

Gewettigde vrees dat het van kracht blijven van de vergunning ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid

Artikel 30f verplicht in dat geval tot intrekking vergunning

C

Intrekking vergunning verplicht

 

Niet mogelijk

 

1 week

Nee

Wok

30f, lid 3

Resultaat Wet Bibob

Facultatieve intrekkingsgrond

B

  • 1.

    Gelegenheid geven tot herstel (lid 5)

  • 2.

    Intrekking vergunning

 
 
 

1 week

Nee

Bijlage [6] Landelijk Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO)

HOOFDSTUK 1

Inleiding

1.1 Aanleiding en achtergrond

De Omgevingswet is gericht op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Deze wet heeft daarbij oog voor de duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. De wet is ook gericht op de intrinsieke waarde van de natuur, en op het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Met de Omgevingswet is (nagenoeg) alle voorheen bestaande wet- en regelgeving die ter bescherming van de fysieke leefomgeving dient, gemoderniseerd en gebundeld. Het gaat om een stelselherziening waarmee zowel integratie als vereenvoudiging van het omgevingsrecht is beoogd.

Dat is een grote hoeveelheid regels en voorschriften. Het omgevingsrecht is niet alleen neergelegd in de Omgevingswet, maar ook in de bijbehorende uitvoeringsregelgeving: het Omgevingsbesluit (Ob), het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de Omgevingsregeling (Or). Daarnaast maken ook Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen regels en voorschriften in het omgevingsrecht. Een groot aantal bestuursorganen en 29 regionale omgevingsdiensten zijn met de uitvoering van die regels belast. Die bestuursorganen en omgevingsdiensten, de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de inspectie leefomgeving en transport (ILT), gemeenten, provincies, waterschappen, en het Openbaar Ministerie zijn met de bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving belast. Tezamen vormen zij de handhavingspartners.

De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen. Bij vertrouwen hoort het nemen van verantwoordelijkheid. De overheid wil erop kunnen vertrouwen dat burgers en bedrijven zich houden aan de voor hen geldende regels. Burgers en bedrijven mogen erop vertrouwen dat de overheid degenen aanspreekt die de regels overtreden. Dat draagt bij aan een gelijk speelveld en doet recht aan het rechtsgevoel van de samenleving. Handhaving is dan ook één van de instrumenten waarmee de overheid het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit nastreeft. Handhaving is een essentieel element van de werking van de rechtsstaat.

Om effectief te kunnen handhaven, moeten de handhavingspartners intensief en loyaal samenwerken. Dat geldt voor de bestuurlijke overheden onderling, voor de instanties binnen de strafrechtsketen en, omdat vrijwel alle omgevingsrechtelijke regels zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden gehandhaafd, bovenal voor de bestuurlijke organen en instanties enerzijds en het Openbaar Ministerie en andere strafrechtelijke instanties anderzijds.

Afstemming en samenwerking tussen bestuur en justitie zijn ook noodzakelijk omdat niet alleen via het strafrecht (strafrechter of OM ) een straf kan worden opgelegd, maar in toenemende mate ook het bestuur overtredingen kan bestraffen met een bestuurlijke boete. Afstemming en samenwerking tussen bestuur en justitie zijn bovendien in talloze wettelijke bepalingen voorgeschreven. Het gaat daarbij niet alleen om de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht, maar ook om het Wetboek van Strafvordering en de Wet op de economische delicten.

De inwerkingtreding van de Omgevingswet is de aanleiding voor het vaststellen van de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). De LHSO heeft een breder werkings- bereik dan zijn voorganger, de Landelijke handhavingsstrategie (LHS) uit 2014. Een deel van de taken, het basistakenpakket, moet worden uitgevoerd door de regionale omgevingsdiensten. Voor die basistaken moeten de bestuursorganen die in een omgevingsdienst deelnemen gezamenlijk een uniforme handhavingsstrategie vaststellen.

Die strategie moet zo nodig worden afgestemd met de instanties belast met de strafrechtelijke handhaving. Het Omgevingsbesluit stelt eisen aan de kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De decentrale bestuursorganen stellen op basis daarvan kwaliteitscriteria vast voor het VTH-beleid.

De LHSO is daarvan een belangrijk onderdeel. De decentrale bestuursorganen stellen op basis van deze eisen een uitvoerings- en handhavingsstrategie vast. Deze twee strategieën vormen in feite het uitvoerings- en handhavingsbeleid. Het is noodzakelijk dat hierin ook het handhavingsbeleid wordt opgenomen, bij voorkeur wordt er hier de LHSO voor gebruikt. Voor de omgevingsdiensten is het verplicht om, voor dit onderdeel, aan te sluiten bij de LHS en zijn opvolgers; nu dus de LHSO. [Op grond van de modelverordening uitvoering en handhaving van de VNG en het IPO. De link voor de omgevingsdiensten met de LHS en de LHSO staat beschreven in deel C (procescriteria), onder de 9b (de sanctiestrategie).]

1.2 Doelstelling en werkingssfeer

De overheid is verantwoordelijk voor het handhaven van het omgevingsrecht. Voor het bestuur geldt (bij herstelsancties) de zogenoemde beginselplicht tot handhaving. Het Openbaar Ministerie is belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De kwaliteitseisen die het Unierecht aan nationale handhaving stelt – handhaving moet doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn –, gelden door de toenemende invloed van het Unierecht op het omgevingsrecht voor een steeds groter deel van het omgevingsrecht en worden in de LHSO dan ook als uitgangspunt genomen.

Wanneer regels worden overtreden – en het vertrouwen daardoor wordt geschaad –, is een passende interventie geboden. Welke interventie passend is, hangt af van de aard, zwaarte, oorzaken en gevolgen van de overtreding en van het verwachte effect van de interventie. Het gedrag van de overtreder speelt vooral bij bestraffende interventies ook een belangrijke rol.

Uit een oogpunt van rechtsgelijkheid behoren interventies in vergelijkbare situaties op eenzelfde wijze te worden toegepast. Interveniëren is daarbij breder dan het opleggen van sancties; ook aanspreken, waarschuwen en informeren kunnen in een concreet geval passende interventies zijn. De LHSO biedt een afwegingsinstrument om in concrete gevallen afgestemd, eenduidig, effectief en evenredig te kunnen interveniëren. De LHSO dient als hulpmiddel voor een effectieve en rechtmatige handhaving.

Brede toepasselijkheid; werkingssfeer ook naast de verplichte basistaken mogelijk

De LHSO heeft betrekking op de Omgevingswet en de daarop gebaseerde regels. Ze is bedoeld als instrument voor de organisaties belast met de handhaving daarvan. Toepassing van de LHSO leidt tot afgestemd en effectief bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk optreden. Daarom is de LHSO met de daarin neergelegde visie, uitgangspunten en richtsnoeren, breed toepasbaar. De LHSO kan dan ook door bestuursorganen worden vastgesteld voor andere taken dan de verplichte basistaken. Ook zou de LHSO kunnen worden toegepast door andere bestuursorganen. De uiteindelijke werkingssfeer hangt dus af van de mate waarin bestuursorganen de LHSO toepassen en in hun handhavingsbeleid overnemen.

Alle bij de LHSO betrokken handhavingspartners hebben de wens en zien de verplichting om te komen tot integrale en effectieve handhaving op het geheel van ordeningswetgeving, en het omgevingsrecht in het bijzonder. De noodzaak ligt besloten in de wijze waarop de Europese en Nederlandse wetgever toezicht en opsporing en handhaving hebben geregeld. De noodzaak komt ook naar voren uit een reeks onderzoeksrapporten. De LHSO is de tussen de handhavingspartners afgestemde strategie om tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving af te wegen.

Met de vaststelling van de LHSO door het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOb) vervalt de landelijke handhavings- strategie van 4 juni 2014. De LHSO zal vijf jaar na de vast- stelling op initiatief van het Interprovinciaal overleg worden geëvalueerd.

1.3 Opzet van dit document

Het grote bereik van de Omgevingswet brengt mee dat de LHSO een brede reikwijdte heeft. Er is daarom gekozen voor de volgende opzet. In hoofdstuk 2 worden de uitgangspunten en beginselen voor de handhaving van het omgevingsrecht uiteengezet, waaronder die voor de noodzakelijk samenwerking tussen de handhavingspartners. Die beginselen en uitgangspunten spelen een belangrijke rol bij de wijze waarop de passende interventie wordt gekozen. De algemene strategie hiervoor is te vinden in hoofdstuk 3 (visie) en hoofdstuk 4 (stappenplan). In hoofdstuk 5 worden de randvoorwaarden en processtappen voor het werken met de LHSO gegeven. In aanvulling op de LHSO kunnen er handhavings- of sanctiestrategieën zijn voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht vergelijkbaar met de aanvulling voor Seveso- overtredingen (Brzo) uit 2012.

Landelijke handhavingsstrategie (algemeen/basis)

De handhavingsstrategie bestaat inhoudelijk uit een visie op de handhaving, een beschrijving van de keuzes tussen interventies, de processtappen om – in het licht van de uitgangspunten en beginselen – in een concreet geval tot de juiste keuze voor een passende interventie te komen en de beslispunten voor het bevoegd gezag. De landelijke VTH kwaliteitscriteria [In dit document wordt uitgegaan van de VTH Kwaliteitscriteria 2.2 uit 2019] vereisen voor het basistakenpakket een uniforme handhavingsstrategie op het niveau van de regio; door het overnemen van de landelijke handhavingsstrategie kan aan deze verplichting van met name de deelnemers aan een Omgevingsdienst worden voldaan. De handhavingsstrategie in hoofdstuk 3 ziet dan ook primair op de basistaken, waarvoor het vaststellen van een uniforme handhavingsstrategie op het niveau van de omgevingsdienst voor met name de deelnemers aan een Omgevingsdienst wettelijk verplicht is, maar kan ook worden vastgesteld voor en toegepast bij de uitvoering en handhaving van de niet-basistaken. De LHSO kan op deze manier worden gebruikt voor (veel) meer delen van of zelfs het gehele omgevingsrecht. Dat heeft als voordeel dat ook handhavingspartners zoals de politie en bijzondere toezicht- en opsporingsinstanties er meer mee zouden kunnen gaan werken.

Keuzemodules niet-basistakenpakket: keuzestrategieën

Vanwege de breedte van het omgevingsrecht is de handhavingsstrategie naar zijn aard algemeen. De keuze van bestuursorganen om de LHSO ook vast te stellen voor handhaving buiten de verplichte basistaken kan verder worden ondersteund met een aantal modules waarin bouwstenen en modellen zijn opgenomen voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht buiten dat basistakenpakket. Te denken valt aan bouwregels en erfgoedregels, vanwege de daarvoor bestaande bestuurlijke boetebevoegdheden, maar het is denkbaar dat in de loop van de komende tijd andere modules worden toegevoegd die geschikt zijn voor een landelijke benadering [3 De landelijke handhavingsstrategie Brzo die van toepassing is bij de hand­ having van Seveso­voorschriften, is een voorbeeld van een landelijke module die al bestond vóór inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het gaat hier om een module ‘bovenop’ de algemene landelijke handhavingsstrategie voor een basistaak waarvoor de specifieke deskundigheid is vereist die bij een klein aantal (6) omgevingsdiensten is gebundeld. Er valt ook te denken aan modules voor andere taken dan de verplichte basistaken].

Deze domeinspecifieke strategieën kan het bevoegd gezag (het OM daaronder begrepen) naar keuze vaststellen, al dan niet aangepast aan de lokale situatie. Ook kan het bevoegd gezag ervoor kiezen samen met het vaststellingsbesluit LHSO of in een latere aanvulling daarop eigen lokale, bovenlokale of regionale strategieën vast te stellen voor bepaalde deelterreinen naar keuze. De elektronische bekendmaking van zo’n besluit maakt deze beleidskeuze transparant.

HOOFDSTUK 2

Uitgangspunten en beginselen

Aan het Unierecht en het Nederlandse geschreven en ongeschreven recht kan een aantal uitgangspunten en beginselen worden ontleend die centraal staan bij de handhaving van het omgevingsrecht en de samenwerking tussen de handhavingspartners. Dat zijn de volgende.

2.1 Uitgangspunten

A. Veilige en gezonde fysieke leefomgeving.

Handhaving door de overheid van het omgevingsrecht draagt bij aan het bereiken van de doelen van de Omgevingswet: duurzame ontwikkeling, bewoonbaarheid van het land en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Ook handhaving is gericht op het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en op het doelmatig beheren en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving.

B. Vertrouwen

De Omgevingswet gaat uit van vertrouwen. Bij vertrouwen hoort het nemen van verantwoordelijkheid. De overheid wil erop kunnen vertrouwen dat burgers en bedrijven zich houden aan de voor hen geldende regels. Burgers en bedrijven moeten er op kunnen vertrouwen dat de overheid degenen die regels overtreden daarop aanspreekt. Het spreekt vanzelf dat burgers en bedrijven erop kunnen vertrouwen dat de overheid ook zelf de regels naleeft. En de instanties die met de uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht zijn belast, handelen op basis van onderling vertrouwen en respect.

C. Integraal, risico gestuurd en effectgericht.

Handhaving in het omgevingsrecht is integraal (de activiteiten van de betrokken overheidsorganisaties zijn onderling afgestemd), risico gestuurd (prioritering op basis van regelmatige risico-inventarisatie om met beperkte capaciteit een zo groot mogelijke beperking van risico’s te bereiken) en effectgericht (het doel is een zo groot mogelijke naleving om bij te dragen aan de doelen van de Omgevingswet).

Vanzelfsprekend wordt waar nodig en/of op verzoek van handhavingspartners ook buiten vooraf gestelde prioriteiten opgetreden.

D. Onafhankelijk en professioneel.

Het tot handhaving bevoegde gezag is sterk, slagkrachtig en onbevangen. Het heeft een onafhankelijke houding, is deskundig en professioneel, en handelt zonder vooringenomenheid. Handhavingsinstanties en hun medewerkers handelen consequent en vasthoudend op basis van de geldende wet- en regelgeving en de landelijke handhavingsstrategie. Het belang van sterke, slagkrachtige en onafhankelijke handhaving is groot. De handhavingsinstanties zijn daarom robuust, hebben voldoende kritische massa en beschikken over de benodigde professionele afstand tot het politiek-bestuurlijke gezag. Ook is het belangrijk dat er ruimte is voor medewerkers om hun professionele mening naar voren te brengen. Alle bevoegde bestuursorganen en handhavingsorganisaties dragen hier aan bij. Indien en voor zover omgevingsdiensten met de uitvoering van handhavingstaken op grond van de Omgevingswet zijn belast, verstrekken de bevoegde bestuursorganen deze diensten een duidelijke opdracht en een ruim mandaat om die opdracht op professionele wijze uit te kunnen voeren.

E. Loyale samenwerking.

Met het oog op effectieve handhaving werken de met handhaving belaste bestuurlijke, politiële en justitiële autoriteiten loyaal met elkaar samen, hebben ze regelmatig overleg en handelen ze op basis van vertrouwen en respect. Ze wisselen waar mogelijk en noodzakelijk informatie met elkaar uit en delen kennis met elkaar. Ze stemmen hun handhavingsprogramma’s op elkaar af om planmatig effectief en integraal te handhaven en ze stemmen hun handhavingsactiviteiten af om te komen tot passende interventies en de gekozen interventies effectief te doen zijn. Ze beseffen dat het delen van beschikbare informatie een noodzakelijke voorwaarde is voor een toereikende informatiepositie en effectieve handhaving.

De handhavingspartners voldoen zo aan de verplichtingen uit het Unierecht die zijn neergelegd in vele richtlijnen en verordeningen en worden afgeleid uit de algemene verplichting tot loyale samenwerking bij handhaving. Ook de aangifteplicht uit artikel 162 Sv en de voorlegplicht bij bestuurlijke boetes op grond van artikel 5:44 Awb zijn invulling van loyale samenwerking.

F. Adequate overlegstructuur

Effectieve handhaving gaat uit van een adequate overlegstructuur waarin de bevoegde instanties en de bij hen werkzame toezichthouders en opsporingsambtenaren elkaar op het juiste moment informeren, overleg hebben en de vereiste loyale samenwerking tot stand brengen. De LHSO gaat uit van het bestaan van deze adequate overlegstructuur op zowel zaaksniveau als op meer algemeen, strategisch en beleid vaststellend niveau, met inachtneming van organisatorische verschillen per regio. Met deze overlegstructuur wordt ook de samenwerking tussen het bestuur en de politie en het openbaar ministerie loyaal en effectief gemaakt.

G. Dienstbaar.

Het tot handhaving bevoegde bestuurlijk gezag verwacht van zijn bestuurders en medewerkers dat zij handelen in het algemeen belang en dat zij zich dienstbaar opstellen en rolvast zijn richting betrokken burgers en bedrijven, verzoekers om handhaving en overtreders.

H. Transparant.

Het tot handhaving bevoegde gezag is transparant over zijn afwegingen, beleid, prioriteiten, activiteiten en resultaten.

2.2 Beginselen

A. Handhaving van het omgevingsrecht is gelijkwaardig, doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig om een goede naleving te bereiken

Het Unierecht normeert een steeds groter deel van het omgevingsrecht en in toenemend detail. Dat betekent dat de nationale handhaving aan unierechtelijke kwaliteitseisen moet voldoen. De handhaving van unierechtelijke regels dient gelijkwaardig te zijn aan die van nationale regels, en ze dient doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig te zijn. Deze algemene, op artikel 4, derde lid, van het Verdrag betreffende de Europese Unie gebaseerde eisen horen daarom thuis in de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht.

Het evenredigheidsbeginsel brengt met zich dat de herstelsancties, bijvoorbeeld de hoogte van de dwangsom, evenredig zijn aan het doel ervan en dat bij bestuurlijke boetes maatwerk wordt betracht. Bij de strafrechtelijke handhaving geldt het opportuniteitsbeginsel en is het evenredigheidsbeginsel beter bekend als beginsel van proportionaliteit en subsidiariteit.

B. Beginselplicht tot handhaving.

Gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken (of een handhavingstraject in gang moeten zetten dat tot het gebruiken van die bevoegdheid zal of kan leiden). Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

Het bevorderen van normconform gedrag staat bij handhaving centraal. In het omgevingsrecht is vaak herstel van de rechtmatige situatie mogelijk. Voor herstelsancties geldt de beginselplicht tot handhaven. Het overheidsoptreden is erop gericht dat eenieder zich uit eigen beweging normconform gedraagt. De beginselplicht tot handhaving biedt in veel gevallen ruimte om eerst te waarschuwen. Een bepaald gedrag of de aard van de overtreding kan echter aanleiding zijn om niet te waarschuwen, en dan wordt normconform gedrag in beginsel afgedwongen door de inzet van steviger handhavingsinstrumenten.

Indien de geconstateerde overtreding nog voortduurt, is het handhavend optreden in ieder geval gericht op het beëindigen van de overtreding, herstel van de rechtmatige situatie (het naleven van de norm) en het voorkomen van herhaling, en bestraffing. Het bevoegd gezag beziet in voorkomende gevallen of er aanleiding is om ook een bestuurlijke boete op te leggen aan de overtreder of om in nauw overleg met het openbaar ministerie strafrechtelijk te reageren. Bestraffende sancties en herstelsancties kunnen immers naast elkaar voor dezelfde overtreding worden opgelegd. Met algemene kaders of in een concreet geval moet dan ook steeds worden bezien of er aanleiding is voor strafrechtelijke of bestuursrechtelijke bestraffing.

C. Gelijkheidsbeginsel

De overheid behoort gelijke gevallen gelijk te behandelen. Voor het bestuurlijk bevoegd gezag vloeit dat voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het waarborgen van een level playing field is daarvan een onderdeel. Bij handhaving is dat van zo mogelijk nog groter belang. Dit vergt van de handhavende instanties dat zij stelselmatig en consistent handelen. Het uitgangspunt van transparantie en het gelijkheidsbeginsel betekenen dat het bestuursorgaan voorspelbaar handelt bij overtredingen. Het Openbaar Ministerie weegt bij zijn strafrechtelijke beslissingen het opportuniteitsbeginsel met het gelijkheidsbeginsel af. De werking van dat beginsel is in het strafprocesrecht niet altijd gelijk aan de werking in het bestuursrecht. Onderlinge afstemming en overleg is van groot belang om recht te doen aan zowel de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke invulling van het gelijkheidsbeginsel met het oog op effectieve handhaving en naleving.

D. Verdedigingsbeginsel

De persoon of onderneming die als overtreder of als klager te maken krijgt met handhavend overheidsoptreden moet in de gelegenheid worden gesteld haar of zijn zienswijzen kenbaar te maken, en daarvoor een redelijke termijn te krijgen. Bij bestuursrechtelijke handhaving heeft dit beginsel mede uitwerking gekregen in de hoorplicht van art. 4:7 en 4:8 Awb (spoedeisende gevallen uitgezonderd). In voorkomend geval betekent dit dat de verklaring van een deskundige of getuige moet kunnen worden ingebracht. Het draagvlak van de handhaving wordt versterkt door een overheid die recht doet aan de beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het verdedigingsbeginsel. Dat beginsel is ook neergelegd in tal van verdragsbepalingen (zoals artikel 6 EVRM) en in het Unierecht. In het strafrecht wordt de verdachte (onderneming) ook beschermd door zijn verdedigingsrechten.

E. Respect voor fundamentele rechten

Het spreekt vanzelf, en het staat zeker niet op de laatste plaats: respect voor fundamentele rechten. Juist bij handhaving – waar veel handelen inbreuk (kan) maken op deze rechten - is dat respect van groot belang. Er moet daarbij in het bijzonder worden gedacht aan fundamentele rechten zoals het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, het huisrecht en het zwijgrecht.

HOOFDSTUK 3

Visie op een passende interventie

De LHSO zet in op een passende interventie bij iedere overtreding. Handhavers hanteren de strategie bij iedere constatering van een overtreding en maken daarbij gebruik van de daarin aangegeven instrumenten. Dit waarborgt een effectieve en doelmatige handhaving. Het draagt bij aan passend en eenduidig optreden. Het waarborgt rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

Een passende interventie is een interventie die is gebaseerd op de verzamelde feiten en op een beoordeling van de aard en ernst van de overtreding en van de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd, en die zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedig herstel van de rechtmatige toestand, verdere naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft indien dit passend of noodzakelijk is om de normadressaat tot naleving te bewegen dan wel om de norm te bevestigen (speciale en generale preventie).

Om in het omgevingsrecht tot een passende interventie te komen, zijn de volgende twee hoofdvragen leidend:

Inzake herstel

1a. Is herstel mogelijk? Zo ja, dan is in elk geval bestuursrechtelijk optreden aangewezen en is de vervolgvraag:

1b. Welke bestuursrechtelijke interventie is in dit geval het meest geschikt

Inzake bestraffing

2a. Is er aanleiding voor bestraffing? Zo ja, dan is de vervolgvraag:

2b. Welke weg (bestuursrechtelijk of strafrechtelijk) is het meest passend?

Dit zijn twee vragen met gelijk belang. Positieve beantwoording van de één betekent niet dat beantwoording van de andere hoofdvraag achterwege zou moeten worden gelaten. De vragen zijn nevengeschikt. Het zijn vragen die zowel door de bestuurlijke als door de strafrechtelijke handhavingspartners behoren te worden gesteld. In combinatie met het beginsel van loyale samenwerking betekent dit bijvoorbeeld ook dat het Openbaar Ministerie zich dient af te vragen of er herstel mogelijk is met bevoegdheden van de bestuurlijke handhavingspartners, en deze laatste partners of er bestraffende interventies kunnen zijn aangewezen waar het Openbaar Ministerie een taak heeft. Loyale samenwerking betekent onder meer ook dat waar mogelijk tijdig informatie wordt gewisseld om het beantwoorden van deze hoofdvragen op het juiste moment mogelijk te maken voor de ander in de handhavingssamenwerking.

Ad 1a en 1b (inzake herstel)

Centrale doelstelling van het omgevingsrecht is het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Dit betekent dat bij de handhaving van het omgevingsrecht herstel van de rechtmatige toestand altijd het eerste doel moet zijn, indien herstel uiteraard mogelijk is. Herstel wordt hier ruim opgevat: het beëindigen van de overtreding, het wegnemen of beperken van de gevolgen van de overtreding en/of het voorkomen van herhaling van de overtreding. Het aansturen op herstel ligt primair op de weg van het bestuur, dat zo nodig namelijk een herstelsanctie (last onder bestuursdwang of last onder dwangsom) kan opleggen en effectueren. Dit volgt ook uit de beginselplicht tot handhaving. Welke bestuurlijke interventie het meest passend is, hangt af van de omstandigheden van het geval, zoals de aard en ernst van de overtreding, kenmerken van de overtreder en de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd of ontstaan. De keuze vindt plaats aan de hand van het stappenplan en de interventiematrix uit hoofdstuk 4.

Ad 2a en 2b (inzake bestraffing)

In het kader van integrale handhaving moet steeds worden beoordeeld of er aanleiding is om de overtreder te bestraffen.

Redenen voor bestraffing worden ontleend aan de feiten en omstandigheden rond de overtreding, de overtreder of een combinatie daarvan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de overtreder al eerder in de fout is gegaan (recidive) of dat de overtreder de overtreding calculerend of welbewust heeft gepleegd. Ook de ernst van de overtreding, de wens om wederrechtelijk genoten economisch voordeel af te romen, het belang van ontmoediging, normbevestiging, individuele en algemene preventie etc. kunnen dergelijke redenen vormen.

Strafrechtelijke handhaving is vaak aangewezen bij overtreding van de regels door een bepaalde functionaris of onderneming die in ethisch opzicht of in verband met het bijzondere vertrouwen dat in haar of zijn nastreven van normconform gedrag wordt gesteld een voorbeeldrol heeft. Dit kan per geval en ook per domein verschillen en wordt beoordeeld aan de hand van het stappenplan en de toepasselijke interventiematrix alsmede aan de hand van tussen de betrokken handhavingspartners gemaakte (afgestemde) afspraken. Als herstel niet meer mogelijk is, kan geen herstelsanctie worden opgelegd. Dat kan een indicatie zijn om een bestraffende sanctie op te leggen. Zie verder hoofdstuk 4 van deze strategie. Indien in een concreet geval aanleiding bestaat voor bestraffing en het bestuursrecht voor de betrokken overtreding een bestraffende sanctie mogelijk maakt (bestuurlijke boete), moet worden bekeken welke weg in dat geval het meest passend is: de bestuursrechtelijke of de strafrechtelijke. Dit kan per geval en per domein verschillen. Het OM en het bestuur zullen hierover afspraken moeten maken. Bij deze afspraken zal in de eerste plaats rekening moeten worden gehouden met de wens van de wetgever in het betrokken domein over de verhouding tussen de bestuurlijke of strafrechtelijke bestraffing. Juist waar de wetgever bepaalde overtredingen niet uitsluitend beboetbaar heeft gesteld, maar zowel strafbaar als beboetbaar kan de wens van de wetgever over de keuze tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bestraffing per domein of zelfs per (soort) overtreding uiteenlopen. Ook bij de inzet van het strafrecht is de effectiviteit in relatie tot de inzet van andere instrumenten leidend (optimum remedium in plaats van ultimum remedium). Doeltreffendheid, afschrikwekkendheid en evenredigheid zijn eisen die aan zowel de bestuursrechtelijke als de strafrechtelijke handhaving worden gesteld. Echter, het accent van deze eisen ligt bij strafrechtelijke handhaving iets anders dan bij bestuursrechtelijke handhaving.

Zo zal de doeltreffendheid bij de bestuursrechtelijke handhaving meer gewicht hebben, en afschrikwekkendheid meer bij de strafrechtelijke handhaving. De scherpte van de sancties in het strafrecht en de kracht van de strafprocesrechtelijke bevoegdheden en methoden voor waarheidsvinding onderscheiden zich van bestuursrechtelijke handhaving. Dat betekent vaak dat bestuursrechtelijke handhaving sneller en breder effect kan hebben, terwijl strafrechtelijke handhaving dieper kan en moet gaan, en mede daardoor in voorkomend wat meer tijd kan vergen. Dit zijn factoren die bij de keuze tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke bestraffing en bij de daarover te maken afspraken een rol zullen (moeten) spelen. OM, politie en andere opsporingsdiensten evenals het bestuur werken in voorkomende gevallen loyaal samen om tot een passende bestraffing te komen.

HOOFDSTUK 4

Stappenplan om te komen tot een passende interventie

Dit hoofdstuk geeft een stappenplan voor het toepassen van de visie uit hoofdstuk 3. Startpunt van het stappenplan zijn de bevindingen van het toezicht (al dan niet na een melding of aangifte): de constatering van feiten en omstandigheden en het oordeel van de toezichthouder, boa of handhaver daarover (de vaststelling dat sprake is van een overtreding). Het stappenplan is een hulpmiddel om de juiste afwegingen te maken en moet in geen geval als een rigide beslisboom worden beschouwd. De LHSO is immers vooral een afwegingsinstrument voor uitvoerders en richt zich tot hen. Aan de hand van het stappenplan, waartoe de hierna weer te geven interventiematrix behoort, kan worden gekomen tot onderling afgestemd en effectief handelen van de handhavingspartners [Dit is ook de reden waarom de LHSO – evenals haar voorgangster – niet als recht in de zin van artikel 79 RO kan worden beschouwd (zie onder meer HR 17 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:436 en Hof Arnhem­Leeuwarden 7 juli 2021, ECLI:NL:G­ HARL:2021:640). Uit rechtspraak vloeit voort dat op het openbaar ministerie niet de verplichting rust om in individuele, concrete gevallen te motiveren waarom de omstandigheden van die zaak het OM tot afwijking van de LHSO deden besluiten].

Het stappenplan bestaat uit de volgende vijf stappen:

Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix.

Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing.

Stap 3: optreden aan de hand van de [algemene of domeinspecifieke] interventiematrix.

Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is

Stap 5: vastleggen stappen en beslissingen.

Het stappenplan wordt hieronder per stap toegelicht. Het begrip ‘handhaver’ ziet op iedere functionaris –toezichthouder, opsporingsambtenaar, handhavingsjurist – die binnen de betrokken organisatie (een of meer onderdelen van) het stappenplan doorloopt.

4.1 Stap 1: positionering van de bevindingen in de basisinterventiematrix

De handhaver [Afhankelijk van de organisatie of het complexe karakter van de betrokken kwestie kan dit positioneren door twee (of meer) handhavers plaatsvinden] bepaalt in welk segment van de in figuur 1 opgenomen matrix (de basisinterventiematrix) hij zijn bevindingen positioneert door (1) het beoordelen van de gevolgen van de overtreding voor de fysieke leefomgeving, zoals milieu, erfgoed, natuur, water, ruimtelijke ordening, veiligheid, gezondheid e.d., en (2) het typeren van de (vermeende) overtreder. [Uit een oogpunt van duidelijkheid wordt de term overtreder gebruikt, ook al kan in de praktijk op enig moment in een procedure blijken dat betrokkene toch niet als overtreder kan worden aangemerkt (bijvoorbeeld – vgl. bij rechts­ personen – omdat de overtreding hem/haar niet kan worden toegerekend of omdat er achteraf beschouwd geen sprake was van een overtreding)]

afbeelding binnen de regeling

Ad 1 Typering van de gevolgen voor de fysieke leefomgeving

De handhaver beoordeelt de gevolgen van de geconstateerde overtreding voor de fysieke leefomgeving als:

1. (vrijwel) nihil; of

2. beperkt; of

3. van belang; of

4. aanzienlijk en/of onomkeerbaar.

Onder gevolgen worden ook dreigende gevolgen verstaan, dat wil zeggen als de overtreding (mogelijk) leidt tot (bij categorie 3 en 4: aanmerkelijke) nadelige gevolgen van belang (of het risico daarop) voor de fysieke leefomgeving, zoals hinder, schade aan beschermde waarden (zoals milieu, natuur of erfgoed), verontreiniging, zieken, gewonden of doden (mens, plant en dier). Ook kunnen daaronder de gevolgen van een overtreding worden verstaan die de mogelijkheden van controle beperken of onmogelijk maken, en de gevolgen of verstorende effecten die de overtreding heeft of kan hebben voor het gezag van de overheid of voor het systeem van ordening- of normering van de betrokken bedrijfstak als zodanig. Bij gevolgen is sprake van een glijdende schaal en het verschilt per (type) overtreding wat de gevolgen kunnen zijn en hoe ernstig die kunnen zijn. In zijn algemeenheid gaat het bij categorie 1 en 2 om lichte overtredingen. Het onderscheid tussen gevolgen van belang (categorie 3) en aanzienlijke gevolgen (categorie 4) zit vooral in de ernst en omvang van de (dreigende) schade. Schade van enige omvang die onomkeerbaar is, wordt in beginsel ingedeeld in categorie 4.

Voor specifieke domeinen of specifieke (bijvoorbeeld veelvoorkomende) overtredingen kan de kwalificatie van de gevolgen van een geconstateerde overtreding nader worden uitgewerkt om de handhavers houvast te bieden.

De handhaver baseert zijn kwalificatie van de gevolgen op de bevindingen van het toezicht. Als duidelijk is dat de overtreding nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving heeft of kan hebben maar de precieze omgeving daarvan nog niet kan worden vastgesteld, hanteert hij als uitgangspunt dat er gevolgen van belang zijn.

Ad 2 Typering van (het gedrag van) de overtreder

De handhaver typeert de overtreder aan de hand van zijn gedrag als:

  • A.

    Goedwillend (indien de overtreder proactief is, geneigd is om de regels te volgen en/of de overtreding het gevolg is van onbedoeld handelen); of

  • B.

    Neutraal/onverschillig (indien de overtreder passief of reactief is, een houding van ‘moet kunnen’ heeft en/of de bevinding en de gevolgen van zijn handelen hem koud laten); of

  • C.

    Calculerend/opportunistisch (indien de overtreder wist of moest weten wat de gevolgen van de bevinding zouden zijn en die op de koop toe neemt, alleen tot normconform gedrag overgaat indien de toezichthouder daar uitdrukkelijk op wijst (of daarvoor een sanctie laat opleggen of oplegt), bewust risico(’s) op overtreding neemt); of

  • D.

    Notoir/crimineel (indien de overtreder bewust en structureel de regels overtreedt, controle bewust belemmert, criminele activiteiten ontplooit en/of deel uitmaakt van een criminele organisatie, sprake is van fraude, oplichting of witwassen).

Van professionele marktpartijen en ervaren personen of bedrijven mag worden verwacht dat zij de regels kennen en streven naar de naleving daarvan [Dit neemt uiteraard niet weg dat van de overheid kan worden verwacht dat burgers en bedrijven goed worden voorgelicht over nieuwe regels en wijzigingen van regels. Goede voorlichting en transparantie draagt bij aan grotere naleving]. En voor de overheid als overtreder geldt hier dat voor de kennis over en de naleving van regels gelet op haar voorbeeldfunctie strenge maatstaven gelden. Dat betekent dat een geconstateerde overtreding al snel wijst op een onverschillige houding of zelfs aanknopingspunt kan zijn voor het aannemen van calculerend gedrag. Dat geldt sterker indien een overtreding (steeds) pas ongedaan wordt gemaakt nadat een toezichthouder erop heeft gewezen.

De handhaver baseert de typering op de bevinding van het toezicht en neemt daarbij het gedrag van de overtreder en de toezicht- en handhavingshistorie mee in de beschouwing. De typering van de overtreder moet objectief en controleerbaar zijn en mag niet zijn gebaseerd op ‘onderbuikgevoelens’

Als de handhaver niet in staat is om de overtreder te typeren, dan is typering A het uitgangspunt bij overtredingen waarvan de gevolgen vrijwel nihil zijn (categorie 1) en typering B het uitgangspunt bij overtredingen met beperkte gevolgen, gevolgen van belang of aanzienlijke/onomkeerbare gevolgen (categorie 2, 3 en 4).

4.2 Stap 2: bepalen van de verzwarende aspecten die aanleiding kunnen geven voor een ingrijpender herstelsanctie of voor strafrechtelijk onderzoek of bestraffing

De handhaver bepaalt of er verzwarende aspecten zijn die aanleiding geven voor een meer ingrijpende op herstel gerichte interventie of voor bestraffing. Bij de op herstel gerichte interventie hangen de verzwarende aspecten samen met de mate waarin er op feiten en omstandigheden gebaseerd vertrouwen is dat de overtreder terugkeer naar normconformiteit nastreeft en herstel. Dat vertrouwen is bijvoorbeeld geschonden wanneer er sprake is van recidive. (hoofdvragen 1a en 1b)

De handhaver bepaalt of er aspecten zijn die aanleiding geven voor bestraffing (hoofdvraag 2a), hetzij, - indien wettelijk mogelijk- met een bestuursrechtelijke bestraffing (bestuurlijke boete), hetzij met een strafrechtelijke bestraffing (strafbeschikking of strafvervolging). Hieronder valt ook de beslissing dat (nader) strafrechtelijk onderzoek aangewezen lijkt. De uitkomst van beantwoording van de hiervoor beschreven twee hoofdvragen (herstel of bestraffing) kan in veel gevallen zijn dat met herstel kan worden volstaan. Bij sommige aspecten is sowieso strafrechtelijke handhaving geïndiceerd.

In zijn algemeenheid geldt dat de keuze voor de soort bestraffing afhankelijk is van de wens van de wetgever in het betrokken domein. De wens van de wetgever over de keuze tussen strafrechtelijke en bestuursrechtelijke bestraffing loopt per domein of zelfs per (soort) overtreding uiteen. Zoals hiervoor is toegelicht, zal de doeltreffendheid bij de bestuursrechtelijke handhaving met bestraffende sancties meer gewicht hebben, en afschrikwekkendheid meer bij de strafrechtelijke handhaving. De scherpte van de sancties in het strafrecht en de kracht van de strafprocesrechtelijke bevoegdheden en methoden voor waarheidsvinding onderscheiden zich van bestuursrechtelijke handhaving. Dit zijn factoren die bij de keuze tussen bestuurs- rechtelijke en strafrechtelijke bestraffing en bij de daarover te maken afspraken in zijn algemeenheid een rol zullen (moeten) spelen.

De volgende aspecten worden in elk geval meegewogen bij de keuze voor strafrechtelijke bestraffing:

A. Onomkeerbare gevolgen/geen herstelsanctie mogelijk:

de overtreding heeft nadelige gevolgen voor de fysieke leefomgeving die niet (meer) kunnen worden weggenomen, zoals onherstelbare milieuschade, of de normadressaat heeft het anderszins niet (meer) in zijn macht om de rechtmatige toestand te herstellen. Hoe groter en/of ernstiger de schade, hoe eerder strafrechtelijke handhaving is geïndiceerd. Een overtreding met onomkeerbare gevolgen zal overigens veelal al meteen bij het indelen in de basisinterventiematrix (stap 1) in de zwaardere interventiecategorie vallen

B. Recidive: de normadressaat was al eerder in de fout gegaan en eerdere herstelsancties en/of een bestuurlijke boete hadden een onvoldoende preventief effect. Omdat het hier een beleidsmatige afweging betreft, zijn (algemene of domeinspecifieke) afspraken mogelijk over wat onder recidive wordt verstaan: herhaling van dezelfde overtreding, van eenzelfde type overtreding (en wat dat dan is) of van een overtreding in het betrokken domein – en alles daartussen.

Bij het bepalen van recidive worden ook overtredingen meegenomen uit andere regio’s, ook overtredingen uit aangrenzende landen of het verdere buitenland kunnen worden meegenomen.

C. Verkregen financieel voordeel (winst of besparing):

de normadressaat heeft door zijn handelen of nalaten financieel voordeel behaald en/of het behalen van financieel voordeel was het doel. Als het voordeel (substantieel) hoger is dan de maximale bestuurlijke boete die voor het betrokken feit kan worden opgelegd of als er helemaal geen bestuurlijke boete kan worden opgelegd, is strafrechtelijke handhaving aangewezen

D. Combinatie met andere relevante strafbare feiten:

de normadressaat heeft andere strafbare feiten gepleegd om de in het omgevingsrecht geconstateerde overtreding te verhullen, zoals valsheid in geschrifte of omkoping, of de geconstateerde overtreding is gepleegd in het kader van andere strafbare feiten, zoals witwassen. Een zeer belangrijke indicator is ook het vermoeden van het bestaan van een criminele organisatie.

E. Medewerking van malafide deskundigen (“facilitators”):

De normadressaat is bij zijn handelen ondersteund door malafide deskundigen, zoals malafide vergunningverlenende of certificerende instellingen, keuringsinstanties en brancheorganisaties. Het gaat hier om de inschakeling van ‘facilitators’, dat wil zeggen sleutelfiguren in een branche die niet-naleving bewust faciliteren. Het ligt voor de hand dat het strafrecht zich in het bijzonder juist op deze facilitators zal richten. Loyale samenwerking tussen het OM en het bestuur is hier van groot belang alleen al gelet op de taken en bevoegdheden van het bestuur bij het verlenen en intrekken van vergunningen, certificaten en dergelijke

F. Waarheidsvinding: soms is strafrechtelijke handhaving aangewezen vanwege de mogelijkheid van het toepassen van opsporingsbevoegdheden waarover de bestuurlijke organisaties niet beschikken. Strikt genomen gaat het hier niet om een verzwarende omstandigheid maar om de inzet van onderzoeksbevoegdheden die alleen in het strafrecht voorhanden zijn. Die bevoegdheden kunnen veelal alleen worden ingezet bij zwaardere feiten.

G. Normbevestiging: het strafrecht is het meest indringende corrigerende systeem. Juist door zijn expressieve kracht is het bij uitstek geschikt om het belang van regels en de ernst van niet-naleving te agenderen bij politiek, publiek en branche.

In aanvulling op deze algemene verzwarende aspecten kunnen per domein domeinspecifieke verzwarende aspecten worden geformuleerd In aanvulling op deze algemene verzwarende aspecten kunnen per domein domeinspecifieke verzwarende aspecten worden geformuleerd

4.3 Stap 3: optreden aan de hand van de algemene of domeinspecifieke interventiematrix

De LHSO heeft als uitgangspunt om de meest effectieve interventie in te zetten. Dat betekent in veel gevallen dat kan worden volstaan met een lichte interventie. In andere gevallen brengt de situatie mee dat zo’n lichte interventie geen recht doet, en moet een zwaardere, meer ingrijpende interventie worden gekozen. Per situatie wordt deze ‘interventieladder’ beoordeeld met de vraag wat de meest effectieve interventie is in het concrete geval. Daarbij speelt ook het maatschappelijk draagvlak voor handhaving een belangrijke rol. Zo zal bij een goedwillende overtreder die een lichte overtreding zonder nadelige gevolgen heeft gepleegd (positionering in segment A1) in eerste instantie kunnen worden volstaan met aanspreken, informeren of waarschuwen [Dit is ook de bedoeling van de wetgever (MvT Omgevingswet, Kamerstukken II 2013/14, 33962, nr. 3, p. 48): “Wanneer de gevolgen van een overtreding beperkt zijn en de overtreder normaal gesproken de regels naleeft en de betreffende overtreding onbedoeld heeft begaan, zal kunnen worden volstaan met een lichte interventie, zoals een waarschuwing.”] Moet die overtreder (beperkte) maatregelen treffen om de overtreding op te heffen en laat hij dat na of gaat hij anderszins weer in de fout, dan wordt opgeschaald naar bijvoorbeeld het opleggen van een herstelsanctie of een bestuurlijke boete.

De handhaver gebruikt bij stap 4 de algemene of, indien beschikbaar en van toepassing, de domeinspecifieke interventiematrix. Dit werkt als volgt:

  • 1.

    De handhaver kijkt naar de interventies in het segment van de toepasselijke interventiematrix waarin hij de bevinding eerder met behulp van stap 1 (paragraaf 4.1) in de basisinterventiematrix heeft gepositioneerd.

  • 2.

    De handhaver kiest voor de minst zware (combinatie) van de bij het betreffende segment behorende interventies, tenzij de handhaver motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is. Daarbij maakt hij gebruik van zijn bevindingen bij stap 2 (inzake eventuele verzwarende aspecten; paragraaf 4.2).

  • 3.

    De handhaver zet de betreffende (combinatie van) interventie(s) in totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de door de handhaver bepaalde termijn uitblijft, pakt de handhaver direct door via het inzetten van een zwaardere (combinatie van) interventie(s).

De (mogelijke) gevolgen:

 
 

Interventiematrix

 
 

4. Aanzienlijk en/of onomkeerbaar

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV/nader strafr. onderzoek

 

Strafrecht

PV/nader strafr. onderzoek

 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 
 
 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat

 
 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen)

Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen)

Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen)

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen)

3. Van belang

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV/nader strafr. onderzoek

 

Strafrecht

PV/nader strafr. onderzoek

 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 
 
 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht ingrijpend Exploitatieverbod/sluiting Schorsen/intrekken vergunning, erkenning of certificaat

 
 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen). Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen). Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen)

2. Beperkt

 
 
 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

PV

 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 
 

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen). Verscherpt toezicht

 

Bestuursrecht herstellend LOD/LOB (incl. tijdelijk stilleggen)

1. Vrijwel nihil

 
 
 
 
 

Strafrecht

BSB (indien mogelijk)/PV

 

Strafrecht

PV

 
 
 
 
 
 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 

Bestuursrecht bestraffend

Bestuurlijkeboete (indien mogelijk)

 
 

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

 

Bestuursrecht herstellend

Aanspreken/informeren

 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

 

Bestuursrecht herstellend Bestuurlijk gesprek/ waarschuwing

Het gedrag van de overtreder is:

 

A. Goedwillend, proactief (dwz beëindigt overtreding eigener beweging)

 

B. Onverschillig

 

C. Calculerend

 

D. Notoir/crimineel

 

In aanvulling op de LHSO kunnen er handhavings- of sanctiestrategieën zijn voor specifieke deelterreinen van het omgevingsrecht vergelijkbaar met de aanvulling voor Seveso-overtredingen (Brzo) uit 2012.

Maatvoering (termijnen)

In algemene zin geldt voor het stellen van termijnen het volgende:

  • .

    Gedragsvoorschriften dienen direct in acht te worden genomen. Hiervoor moet geen of hooguit een zeer korte termijn te worden gesteld om de overtreding te beëindigen en/of herhaling ervan te voorkomen.

In alle andere gevallen, waaronder ook situaties waarin voor het treffen van herstelmaatregelen (al dan niet aanzienlijke) investeringen moeten worden gedaan, geldt: hoe urgenter de situatie des te korter de termijn. De termijn moet altijd worden afgestemd op de tijd die redelijkerwijs nodig is om de benodigde herstelmaatregelen te treffen, dus rekening houdend met de technische en organisatorische uitvoerbaarheid.

4.4 Stap 4: bepalen of afstemmingsoverleg nodig is

Indien er aan de hand van stap 1 en stap 2 wordt vastgesteld dat er aanleiding is voor bestraffing, beziet de handhaver bij stap 3 of er overleg met andere handhavende instanties is afgesproken of om andere redenen nodig is. Indien er is afgesproken dat de bestraffende interventie een strafrechtelijke is, dan wordt die weg ingezet. Indien er sprake is van opzettelijk of zeer nalatig veroorzaken van gevaar aan personen en/of milieu wordt steeds overleg met het OM gevoerd. Afhankelijk van de afspraken vindt er nadere afstemming plaats of niet. De gemaakte afspraken en de afstemming kunnen betekenen dat er een gezamenlijke interventie plaatsvindt

Deze stap beoogt het faciliteren van goede afstemming en weloverwogen inzet van het handhavingsinstrumentarium. Het betreft daarom tweerichtingsverkeer: bestuursrechtelijke handhavers zoeken indien nodig en volgens de (algemene of domeinspecifieke) gemaakte afspraken het overleg op met politie en OM en omgekeerd. Samen met tijdige informatie- uitwisseling is dit tweerichtingsverkeer een uitwerking van het beginsel van loyale samenwerking

Aan overleg is meer behoefte als voor de betrokken situatie geen standaard afspraken over de afstemming tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving gelden. De standaardafspraken voor de betrokken situatie kunnen voorzien in overleg of overleg wordt gezocht als de handhaver in de bevindingen van het concrete geval aanleiding ziet om van de standaard afspraken af te wijken. Uit een oogpunt van doelmatige handhaving wordt zoveel mogelijk gehandhaafd op basis van algemene afspraken tussen bestuur, politie en justitie over afstemming en keuzes voor afdoening.

Als de handhaver in een concreet geval concludeert dat overleg over de afstemming en inzet van bestuurs- en/of strafrecht nodig is, wordt gehandeld op basis van vooraf tussen bestuursrechtelijke handhavingsinstanties, bijzondere opsporingsdiensten, politie en OM gemaakte algemene afspraken over hun inzet en samenspel (afstemming). Alleen zo kan in voorkomende gevallen accuraat en effectief optreden worden gewaarborgd, vooral als sprake is van spoed en/of heterdaad. Situaties waarin de vooraf gemaakte afspraken niet voorzien, zullen apart door de betrokken instanties worden beoordeeld, in een regulier overleg of in ad hoc overleg als snelheid is vereist. Uit het overleg volgt hoe de betreffende overtreding verder wordt opgepakt.

Ten slotte wordt, ongeacht de positionering van overtreding en overtreder, standaard aangifte bij het OM gedaan als toezichthouders de volgende ernstige bevindingen doen:

  • .

    Het toezicht wordt bewust onmogelijk gemaakt, bijvoorbeeld door het onterecht weigeren van toegang, intimidatie, geweldsdreiging, fraude, vernietiging van bewijs en/of poging tot omkoping.

  • .

    De toezichthouder constateert dat er opzettelijk mensen in gevaar worden gebracht, door onder andere sabotage, vernieling of het bewust verstrekken van verkeerde informatie.

Bij deze vormen van niet-medewerking aan het toezicht wordt tevens bestuursrechtelijk opgetreden met het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang (artikel 5:20, derde lid, en 5:32 Awb).

4.5 Stap 5: vastlegging stappen en beslissingen

De doorlopen stappen en genomen beslissingen worden systematisch, verifieerbaar en transparant vastgelegd, zodanig dat hieruit kan worden afgeleid dat is voldaan aan het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel, het verbod van willekeur en het verbod van misbruik van bevoegdheid. De handhaver neemt hierbij in aanmerking dat handhavingsbeleid, waartoe naar vaste rechtspraak ook een handhavingsstrategie en/of interventieladder behoort, in de regel moet worden gevolgd en dat handelen in afwijking van het beleid zorgvuldig moet worden afgewogen en deugdelijk moet worden gemotiveerd. Ook wordt zo inzichtelijk op welke wijze verzwarende en verzachtende omstandigheden een rol hebben gespeeld bij de keuze, wat bijdraagt aan een consistent overheidshandelen. Het verdient aanbeveling om te werken met een vast model voor verslaglegging dat zoveel mogelijk landelijk wordt gehanteerd en in de gebruikte ICT systemen is ingebouwd.

HOOFDSTUK 5

Randvoorwaarden voor werken met de LHSO

Eventuele vaststelling en bekend­ making als beleid(sregel)

De LHSO kan elektronisch worden bekendgemaakt als beleidsregel. Vaak zal er daarnaast een beleidsregel moeten worden vastgesteld waarin duidelijk wordt gemaakt dat en hoe de LHSO wordt gevolgd in het eigen beleid. Er is daarvoor een model-vaststellingsbesluit beschikbaar dat door het betrokken bestuursorgaan kan worden gebruikt.

Afstemming met ander handhavingsbeleid

Het bestaande handhavingsbeleid dient waar nodig te worden afgestemd op de LHSO. De betrokken handhavende instantie is verplicht om een handhavingsstrategie vast te stellen en kan hierbij gebruik maken van de LHSO. Voor bepaalde beleidsterreinen zullen daarvoor naar verwachting in de toekomst modellen worden ontwikkeld die kunnen worden overgenomen of waarbij aansluiting kan worden gezocht. Om recht te doen aan het uitgangspunt van een transparante overheid zouden deze keuzestrategieën ook als beleidsregel moeten worden vastgesteld die elektronisch wordt bekendgemaakt. Het model-vaststellingsbesluit gaat uit van deze mogelijkheid.

Overlegstructuur

Het is voor een effectieve handhaving van groot belang dat er effectief en loyaal wordt samengewerkt tussen alle betrokkenen (bevoegde bestuursorganen, toezichthouders en opsporingsambtenaren, politie en openbaar ministerie). Deze samenwerking moet zo zijn georganiseerd dat de juiste personen op het juiste moment structureel of juist ad hoc en zaakgericht overleggen en informatie uitwisselen. Structureel afstemmingsoverleg en overleg over signalen of concrete zaken met het OM en de politie dient te zijn gewaarborgd.

Organisatorische borging

Niet alleen op papier, maar ook organisatorisch moet uitvoering van de LHSO en in het bijzonder de afstemming en samenwerking geborgd zijn. Dat betekent dat de betrokken instanties ervoor zorgen dat relevante functies (zoals contactpersonen en specialisten) structureel bemenst zijn.

Model verslaglegging stappen

Het verdient aanbeveling om te werken met een vast model voor verslaglegging van de stappen en beslissingen in handhavingstrajecten dat zoveel mogelijk landelijk wordt gehanteerd en in de gebruikte ICT systemen is ingebouwd.

BIJLAGE 1

Concept Model vaststellingsbesluit handhavingsstrategie Omgevingsrecht

Beleidsregel Handhavingsstrategie Omgevingsrecht provincie xxx/ Waterschap xxx/ Gemeente xxx

Het college van Gedeputeerde Staten/het college van dijkgraaf en heemraden/het college van

Burgemeester en wethouders (en de burgemeester)

Gelet op:

  • -

    Artikel 18.1 en 18.20, eerste lid, Omgevingswet;

  • -

    Artikel 13.5 Omgevingsbesluit;

  • -

    Artikel xx Verordening Kwaliteit, toezicht en handhaving Omgevingsrecht xx

Besluit vast te stellen:

+ Beleidsregel Handhavingsstrategie omgevingsrecht en de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht

+ De handhavingsstrategie Bouwen (bij wijze van voorbeeld)

+ De handhavingsstrategie Cultureel Erfgoed (bij wijze van voorbeeld)

+ De handhavingsstrategie Horeca ((bij wijze van voorbeeld van een optioneel lokaal geformuleerde strategie)

Het verdient aanbeveling om in het vaststellingsbesluit (of in de daarmee vast te stellen besluiten) voorzieningen op te nemen van overgangsrecht, en een uitdrukkelijke bepaling die de citeertitel voorschrift.