Verordening op de Rekenkamer Gulpen-Wittem 2024

Geldend van 20-03-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de Rekenkamer Gulpen-Wittem 2024

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem,

  • -

    gelet op het initiatiefvoorstel van het Presidium met raadsnummer: A/272;

  • -

    gelet op artikelen 81a en verder, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

De Verordening op de Rekenkamer Gulpen-Wittem 2024 vast te stellen.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    burgemeester: burgemeester van Gulpen-Wittem;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van Gulpen-Wittem;

  • -

    griffier: de griffier van Gulpen-Wittem of diens plaatsvervanger;

  • -

    raad: de gemeenteraad van Gulpen-Wittem;

  • -

    rekenkamer: gemeentelijke rekenkamer als bedoeld in artikel 81a van de Gemeentewet.

  • -

    werkgeverscommissie: de werkgeverscommissie van de gemeente Gulpen-Wittem.

Artikel 2. Rekenkamer

  • 1. De rekenkamer bestaat uit één lid. De raad benoemt ook een plaatsvervangend lid.

  • 2. De werkgeverscommissie is belast met de werving, selectie en het doen van een voordracht van het lid en het plaatsvervangend lid van de rekenkamer.

Artikel 3. Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De griffier of een door hem aangewezen ambtenaar is verantwoordelijk voor de procedurele ondersteuning van de rekenkamer. Deze ambtenaar voert geen onderzoekstaken.

  • 2. De rekenkamer is zelfvoorzienend ten aanzien van haar bedrijfsmiddelen.

Artikel 4. Budget

  • 1. De raad stelt jaarlijks een budget vast ten aanzien van de werkzaamheden van de rekenkamer;

  • 2. De rekenkamer is bevoegd binnen zijn budget uitgaven te doen voor de uitvoering van de werkzaamheden van de rekenkamer.

Artikel 5. Onderzoeksplan en verantwoording

  • 1. De rekenkamer zendt jaarlijks een onderzoeksplan en een verantwoording aan de raad;

  • 2. Een onderzoeksplan heeft betrekking op één kalenderjaar en de daarin te starten en nog (eventueel) in uitvoering zijnde onderzoeken. De verantwoording heeft betrekking op de werkzaamheden en ingezette middelen door de rekenkamer in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 3. Het onderzoeksplan voorziet ten minste in een opsomming van alle aangedragen onderzoeksonderwerpen en een motivering van alle door de rekenkamer gekozen onderzoeksonderwerpen.

  • 4. De rekenkamer legt tussentijds via de daarvoor aangewezen commissie verantwoording af indien de raad daartoe verzoekt.

Artikel 6. Oplevering onderzoeken en vaststelling door raad

  • 1. De rekenkamer overlegt bij ieder uitgevoerd onderzoek een overzicht van conclusies en aanbevelingen welke aan de raad ter vaststelling aangeboden worden;

  • 2. In het overzicht van aanbevelingen zoals bedoeld in het eerste lid, maakt de rekenkamer inzichtelijk op welk bestuursorgaan of welke bestuursorganen een aanbeveling betrekking heeft.

Artikel 7. Monitoring van aanbevelingen

  • 1. Het college en/of de burgemeester, ieder voor zover verantwoordelijk, zendt jaarlijks een overzicht van de aan het college of de burgemeester gedane voorstellen van de rekenkamer, vergezeld van zijn standpunt daaromtrent en van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven.

  • 2. De griffier verstrekt de raad jaarlijks een overzicht van de aan de raad gedane voorstellen van de rekenkamer welke door de raad zijn overgenomen en door de raad zelf moeten worden uitgevoerd, vergezeld van de wijze waarop aan de voorstellen vervolg is gegeven.

  • 3. In het overzicht zoals bedoeld in het eerste en tweede lid wordt verantwoording afgelegd over aanbevelingen uit de laatste vijf jaren, gerekend vanaf het moment dat deze door de raad zijn vastgesteld.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. Het lid van de rekenkamer ontvangt voor zijn werkzaamheden een vaste uurvergoeding van € 75 (zegge: vijfenzeventig euro) ten laste van het door de raad ter beschikking gestelde jaarlijkse budget voor de rekenkamer.

  • 2. De vergoeding als bedoeld in het eerste lid is inclusief reis-, verblijf- en overige kosten.

Artikel 9. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2024;

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de Rekenkamer Gulpen-Wittem 2024;

  • 3. De Verordening op de Rekenkamer Gulpen-Wittem 2020 wordt per 1 maart 2024 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van

22 februari 2024.

de raadsgriffier,

mr. R. Reichrath

de voorzitter,

ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens

Toelichting op de Verordening op de Rekenkamer Gulpen-Wittem 2024

Artikel 1

Dit artikel voorziet in de definities van de in de verordening benoemde bestuursorganen.

Artikel 2

Artikel 81a van de Gemeentewet voorziet in een verplichting voor de raad om een rekenkamer in te stellen. Met de verordening op de Rekenkamer Gulpen-Wittem (geldig van 1 januari 2022) is daarin voorzien. In het tweede lid is de samenstelling van de rekenkamer geregeld zoals bedoeld in artikel 81b en 81c van de Gemeentewet. Daarbij geldt dat de raad kiest voor een eenhoofdige rekenkamer waarbij ook een verplichting rust om een plaatsvervanger te benoemen. Daar is in Gulpen-Wittem reeds in voorzien.

In de Rekenkamerverordening van 2021 is voorzien in een bepaling waarbij de werkgeverscommissie tot taak heeft om te voorzien in de werving en selectie van een rekenkamerlid en het plaatsvervangend lid. Deze is overgenomen in de voorliggende concept-verordening. De raad blijft bevoegd om te besluiten over een benoeming, schorsing en ontslag (art. 81c, zevende lid Gw). Deze bevoegdheden zijn niet overdraagbaar.

Artikel 3

De Rekenkamer kent ambtelijke ondersteuning. Hierbij is bedoeld dat de griffier of de door hem aangewezen ambtenaar procedurele ondersteuning biedt. De taken beperken zich tot het verrichten van betalingen en procedurele ondersteuning bij de afstemming tussen de rekenkamer en de raad.

Het college of een door haar aangewezen ambtenaar is verantwoordelijk voor de secretariële ondersteuning van de rekenkamer. Dit komt neer op het aanleveren van de door de rekenkamer benodigde informatie en inlichtingen en de procedurele ondersteuning bij het maken van afspraken voor bijvoorbeeld interviews en gesprekken binnen de organisatie.

In het derde lid is bepaald dat voormelde organen en ambtenaren geen taken hebben die rechtstreeks een onderzoek raakt. Hiermee wordt voorkomen dat beïnvloeding van het onderzoek of de onderzoeksresultaten kan plaatsvinden. Indien de rekenkamer wel ondersteuning nodig heeft bij de onderzoekstaken, dan kan zij daarvoor eigen bedrijfsmiddelen inzetten. Onder bedrijfsmiddelen wordt eveneens verstaan externe inhuur (bijvoorbeeld een onderzoeksbureau) en/of het aanschaffen en de instandhouding van bijvoorbeeld ICT-middelen. Daartoe strekt het vierde lid.

Artikel 4

De gemeenteraad is verplicht om een werkende rekenkamer in stand te houden en zal zodoende ook de nodige middelen aan de rekenkamer ter beschikking moeten stellen. Omdat de raad als orgaan niet bevoegd is om private rechtshandelingen aan te gaan, zullen onder verantwoordelijkheid van het college de kosten van de rekenkamer betaalt moeten worden. In de praktijk is de griffier door het college gemandateerd om in deze afhandeling te voorzien. Het college (en dus ook de griffier) treedt niet in enige beoordeling of de door de rekenkamer gemaakte kosten doelmatig, doeltreffend en rechtmatig zijn. Dit is ter verantwoording van de rekenkamer en ter beoordeling aan de raad.

Artikel 5

Vanuit de verordening uit 2021 is opgenomen dat de rekenkamer jaarlijks een onderzoeksplan en een verantwoordingsdocument aan de raad ter beschikking stelt. In de voorliggende actualisatie zijn de aanlevertermijnen op verzoek van de rekenkamer verdwenen. De aanlevertermijnen zijn door de rekenkamer als bezwarend en als onwerkbaar ervaren, waarbij er in de afgelopen jaren geen tijdige aanlevering heeft plaatsgevonden. De rekenkamer gaf verder aan te willen inspelen op (politiek-maatschappelijke) actualiteiten. Daarbij pasten de huidige termijnen voor het onderzoeksplan niet.

Hoewel er in deze verordening geen termijnen gesteld zijn voor de aanlevering van het onderzoeksplan en verantwoordingsdocument, ligt het in de lijn van de huidige werkwijze, waarbij voorafgaand aan een kalenderjaar (laatste kwartaal) het onderzoeksplan aan de raad ter kennisgeving wordt gesteld en het verantwoordingsdocument (eerste kwartaal) na het kalenderjaar wordt besproken.

Uit het derde lid blijkt dat de rekenkamer alle ingediende onderzoeksvoorstellen transparant met de raad moet delen. Voort motiveert de rekenkamer haar keuze voor één of meer onderzoeken. De rekenkamer heeft hierbij de ruimte om eigen keuzes te maken en kan dus van de door anderen ingediende onderzoeksvoorstellen afwijken.

Nieuw is de facultatieve bepaling dat de rekenkamer tussentijds verantwoording moet afleggen over haar werkzaamheden aan de raad. Dit wanneer de rekenkamer dit nodig acht. Voorts kan ook de rekenkamer op eigen verzoek tussentijds verantwoording afleggen.

Artikel 6

Naast ieder onderzoeksrapport zal de rekenkamer ook een separate lijst aanleveren waarop alle door de rekenkamer gedane aanbevelingen uit dat rapport inzichtelijk zijn. Aan iedere aanbeveling zal de rekenkamer een of meerdere betrokkenen (lees: bestuursorganen) koppelen waarop de aanbeveling betrekking heeft. De raad kan deze lijst met aanbevelingen in zijn vergadering vaststellen.

Artikel 7

De door de raad vastgestelde lijst met aanbevelingen vormt het fundament voor een periodieke evaluatie. In dit artikel zijn het college en de burgemeester (als bestuursorganen) verplicht om jaarlijks aan te geven wat zij met de aan hen gerichte aanbevelingen gedaan hebben. Dit geldt voor alle rekenkameronderzoeken (althans de door de raad vastgestelde lijsten van aanbevelingen) die minder dan vijf jaar terug liggen. Indien de raad of raadsleden inlichtingen willen verkrijgen over aanbevelingen die langer dan vijf jaar terug liggen, dan kunnen zij onverminderd gebruikmaken van hun inlichtingenrechten. Echter is het college of de burgemeester niet verplicht om oudere aanbevelingen in de jaarlijkse verantwoordingsrapportage te rapporteren.

Artikel 8

In de verordening van 2021 is gesteld dat de vergoeding voor het lid van de rekenkamer door de werkgeverscommissie wordt vastgesteld. Gelet op artikel 81k van de Gemeentewet stelt dat de vergoeding per raadsverordening vastgesteld moet zijn. In de voorliggende actualisatie is het door de werkgeverscommissie vastgestelde bedrag a €75 euro integraal overgenomen.

Artikel 9

Slotwijziging waarbij de oude verordening ingetrokken wordt.