Financiële Verordening 2024

Geldend van 20-03-2024 t/m heden

Intitulé

Financiële Verordening 2024

De raad van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 januari 2024 ;

overwegende dat de Financiële verordening op basis van artikel 212 Gemeentewet moet worden geactualiseerd;

gelet op hetgeen in artikel 212 in de Gemeentewet is beschreven,

BESLUIT:

Vast te stellen de Financiële Verordening 2024

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • afdeling: iedere organisatorische eenheid die op grond van het Organisatiebesluit gemeente Heerenveen 2014 een eigen, rechtstreekse verantwoordingsplicht heeft aan de directie;

  • directie: de adjunct-directeur en de gemeentesecretaris vormen samen de directie, dat in die hoedanigheid de besluiten neemt. De algemeen directeur (gemeentesecretaris) is eindverantwoordelijk voor alle besluiten;

  • inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking aan reserves;

  • overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

  • rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving;

  • uitgaven: totaal van de lasten voor stortingen aan reserves.

Hoofdstuk 2 begroting en verantwoording

Artikel 2 Thema-indeling

  • 1. De raad stelt op voorstel van burgemeester en wethouders de thema-indeling en de taakvelden per thema vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van burgemeester en wethouders per thema de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3 Inrichting begroting en rekening

  • 1. In de themabegroting en de themarekening worden de lasten en baten per thema en taakveld weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de themabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de themabegroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit themabegroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de themabegroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitaties.

  • 4. In de themarekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5. In het overzicht van de incidentele baten en lasten per thema worden alleen posten vanaf € 100.000 afzonderlijk gespecificeerd en toegelicht.

Artikel 4. Kaders themabegroting

Burgemeester en wethouders bieden voor 1 juli aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de themabegroting voor het volgende themabegrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

Artikel 5. Autorisatie themabegroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de themabegroting de baten en de lasten per taakveld.

  • 2. Bij de themabegrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de themabegrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een taakveld de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een taakveld de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten, voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 4. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van bestaand beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere themabegroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om incidentele themabegrotingswijzigingen tot € 50.000 door te voeren. Deze wijzigingen worden achteraf door middel van de eerst volgende tussentijdse rapportage aan de raad ter autorisatie voorgelegd. Themabegrotingswijzigingen met een structureel effect of themabegrotingswijzigingen met een incidenteel effect groter dan € 50.000 worden vooraf en met een toelichting aan de raad ter autorisatie aangeboden.

  • 6. Voor investeringen tot € 100.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de themabegroting is geautoriseerd, wordt de beschikbaarstelling van het krediet en de bijbehorende themabegrotingswijziging achteraf door middel van de eerstvolgende tussentijdse rapportage aan de raad ter autorisatie voorgelegd. Voor investeringen groter dan € 100.000 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de themabegroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportages

  • 1. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van een voorjaars- en najaarsrapportage over de realisatie van de themabegroting van de gemeente over de eerste vier maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van een decemberrapportage ten minste over de mutaties met betrekking tot de circulaires gemeentefonds en de budgetoverhevelingen van het lopende themabegrotingsjaar.

  • 3. De indeling van de tussentijdse rapportages sluiten aan op de thema-indeling van de themabegroting en themarekening.

  • 4. In de tussentijdse rapportages worden de afwijkingen groter dan € 50.000 in de geautoriseerde lasten en baten per taakveld toegelicht.

  • 5. In de tussentijdse rapportages worden de afwijkingen groter dan € 100.000 in geautoriseerde investeringskredieten toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende themabegrotingsjaar.

Artikel 8. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de themabegroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de themabegroting.

Hoofdstuk 3 Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de themabegroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de themarekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 1% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 100.000 nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks, doch uiterlijk op 31 december van het desbetreffende boekjaar, ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 11. begrotingscriterium

  • 1. Het themabegrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde themabegroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende thema's, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De themabegrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de themabegroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de themabegrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de themabegroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c.

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.

  • 5. begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • 6. Met het vaststellen van de jaarstukken wordt door de raad ingestemd met alle begrotingsonrechtmatigheden zoals opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording van de themarekening.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vier jaar een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

    • a.

      de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

    • b.

      het moment van starten met afschrijven;

    • c.

      de gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen ofwel de afschrijvingstermijn;

    • d.

      de componentenbenadering.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de themabegroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

  • 2. Voor de privaatrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de themabegroting en de themarekening vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld en bevat minimaal:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      bij welke specifiek benoemde taakvelden het verschil tussen het geraamde saldo van baten en lasten en het gerealiseerde saldo van baten en lasten mogen worden verrekend met een daartoe in het leven geroepen reserve.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve;

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • e.

      de maximale looptijd.

  • 4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in themarekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (btw), de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid en de kosten voor straatreiniging betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in themarekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.

  • 6. In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 3. Burgemeester en wethouders leggen bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 19. Financieringsfunctie

Burgemeester en wethouders bieden de raad eens in de vier jaar een nota leningen en garantiebeleid aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt de werkwijze omtrent het aantrekken van financieringen, het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal.

Hoofdstuk 5 Paragrafen

Artikel 20. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

Burgemeester en wethouders bieden de raad tenminste eens in de vier jaar de notitie weerstandsvermogen aan. De notitie geeft het kader weer voor de beschrijving van de risico’s, weerstandscapaciteit en het benodigde weerstandsvermogen.

Artikel 21. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de themabegroting en de themarekening naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit themabegroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      het van toepassing zijnde kwaliteitsniveau;

    • c.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad tenminste eens in de vier jaar een beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen aan. De beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor civieltechnische kunstwerken, oevers en kades, vastgoed, verhardingen en openbaar groen. De raad stelt de beleidsnota kapitaalgoederen vast.

  • 3. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een watertakenplan aan. Het watertakenplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding en vervanging van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het watertakenplan vast.

Artikel 22. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de themabegroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

  • b.

    de kosten van inhuur derden;

  • c.

    de huisvestingskosten;

  • d.

    de automatiseringskosten;

  • e.

    de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant;

  • f.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9 overschrijden, en welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • g.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • h.

    rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

  • i.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

Artikel 23. Verbonden partijen

Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de vier jaar een nota verbonden partijen aan. De raad stelt deze nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan de definities, de kaders, de reikwijdte van verbonden partijen, de alsdan geldende actualiteiten en de wijze waarop de raad bij de totstandkoming en monitoring van de doelen betrokken wordt.

Artikel 24. Grondbeleid

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de [aantal] jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota grondbeleid vast. De nota grondbeleid bevat in ieder geval:

    • a.

      De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      De doelen van het grondbeleid

    • c.

      De uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • d.

      De wijze waarop de gemeenteraad wordt geïnformeerd over de resultaten van het grondbedrijf.

    • e.

      De wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan;

    • f.

      De afweging voor het tussentijds winst nemen tussen het voorzichtigheidsbeginsel en het realisatiebeginsel.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een grondprijzenbrief aan met een vastgestelde uitgifteprijs voor zowel maatschappelijke grond als intern door te leveren grond. De raad stelt de grondprijzenbrief vast.

  • 3. De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen contante waarde.

Hoofdstuk 6 Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de themabegroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de themabegroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 26. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten, voorzieningen en investeringskredieten;

  • d.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 27. Interne controle

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 28. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Heerenveen 2022 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de themarekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de themabegroting en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Heerenveen 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 29 februari 2024,

De griffier,

Mevrouw L. Roest-Jonkers

De voorzitter,

Mevrouw Mr. M.A. Fokkens-Kelder