Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2024

Geldend van 01-03-2024 t/m heden

Intitulé

Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2024

Hoofdstuk 1 Inleiding

De Verordening sociaal domein gemeente Terneuzen 2024 (verder te noemen: de verordening) is op 14 december 2023 door de gemeenteraad vastgesteld. De datum van inwerkingtreding is 1 maart 2024. Deze verordening vormt de basis voor deze nadere regels.

De verordening is een algemeen verbindend voorschrift en is rechtstreeks bindend voor de inwoner. De Participatiewet bepaalt dat de gemeente een aantal zaken in de verordening regelt. De verordening bevat een aantal hoofdregels. Een uitwerking kan in nadere regels worden vastgelegd.

Nadere regels

Nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften die een uitwerking zijn van de verordening. Het college heeft op grond van de verordening de bevoegdheid om nadere regels vast te stellen. Nadere regels bevatten rechten en plichten voor inwoners.

Uitvoering

De uitvoering van de Participatiewet (PW) ligt bij de gemeente, de consulenten die hier uitvoering aan geven zijn door het college gemandateerd.

1.1 Begripsbepalingen

De begrippen in artikel 1.1 van de Participatiewet en 11.1 van de verordening zijn ook op deze nadere regels van toepassing.

Hoofdstuk 2 Participatie en inkomen

2.1 Melding bij de gemeente (art. 2.1 van de verordening)

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij de gemeente worden ingediend. Het melden kan schriftelijk, fysiek, telefonisch of digitaal plaatsvinden.

  • 2. Het college heeft voor het doen van een melding van een hulpvraag een meldingsformulier vastgesteld. Het meldingsformulier is digitaal in te vullen op de website van de gemeente: www.terneuzen.nl.

  • 3. Het college bevestigt de ontvangst van de melding. Dit is gelijk de bevestiging van de afspraak voor een brede intake. De inwoner wordt ook over de mogelijkheid van cliëntondersteuning geïnformeerd.

  • 4. Bij de brede intake onderzoekt het college welke problematiek er speelt op alle levensgebieden.

  • 5. Er wordt samen met de inwoner een analyse gemaakt van de persoonlijke situatie van de inwoner. De analyse vloeit voort uit het onderzoek op de levensgebieden.

2.2 De aanvraag

  • 1. Een inwoner kan binnen maximaal 10 werkdagen na de brede intake een aanvraag in het kader van de Participatiewet indienen.

  • 2. Als een inwoner na 10 werkdagen na de brede intake de aanvraag indient, geldt de datum dat het aanvraagformulier is ingediend als ingangsdatum voor de uitkering.

  • 3. Als de aanvraag binnen 10 werkdagen na de brede intake is ingediend, geldt de meldingsdatum als ingangsdatum.

  • 4. Als een besluit wordt genomen op een aanvraag, wordt dit vastgelegd in een beschikking. In de beschikking worden de verplichtingen waaraan moet worden voldaan vermeld.

  • 5. Hoofdregel is dat bijstand wordt toegekend per datum melding. Naast de uitzondering genoemd in lid 2, gelden de volgende uitzonderingen:

    • a.

      het recht op bijstand ontstaat na de aanvraag.

    • b.

      een aanvraag om bijstand voor een belastingaanslag die gaat over een periode van bijstand in het verleden;

    • c.

      er zijn bijzondere omstandigheden;

Hoofdstuk 3 Andere voorzieningen en vergoedingen, maatwerk (artikel 3.3.17 van de verordening)

3.1 Maatwerkbudget

  • 1. Een voorziening kan ook in de vorm van een maatwerkbudget worden gegeven onder de hieronder genoemde voorwaarden.

  • 2. Voor het verstrekken van een maatwerkbudget hanteert het college een maximum bedrag van € 5.000 per kalenderjaar, voor maximaal 3 kalenderjaren.

  • 3. Een maatwerkbudget kan worden verleend op verzoek van een uitkeringsgerechtigde na het overleggen van een plan van aanpak;

  • 4. Dit plan van aanpak omvat in ieder geval een beschrijving van de wijze waarop de uitkeringsgerechtigde zijn re-integratie denkt vorm te geven en een tijdspad.

  • 5. De consulent beoordeelt namens het college of de inhoud van het plan van aanpak tot duurzame uitstroom kan leiden;

  • 6. Als de onder lid 5 genoemde beoordeling leidt tot een negatief oordeel wordt het maatwerkbudget niet toegekend;

  • 7. Vergoeding kan plaatsvinden nadat de inwoner aan de hierboven genoemde voorwaarden heeft voldaan.

3.2 Reiskosten

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van de daadwerkelijke kosten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de reiskosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak.

    • b.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

    • c.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 5 kilometer van het huisadres.

  • 2. De hoogte van de reiskostenvergoeding is:

    • de kosten van openbaar vervoer bij gebruik van openbaar vervoer;

    • de door de Belastingdienst vastgestelde belasting- en premievrije kilometervergoeding bij gebruik van eigen vervoer;

    • de werkelijke tunnelkosten.

  • 3. De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van een Connexxion voordeelkaart, mits aan de volgende voorwaarde is voldaan:

    • de plaats van bestemming ligt minimaal 5 kilometer van het huisadres.

3.3. Onkostenvergoeding

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject onkosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van de daadwerkelijke kosten, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • b.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2. Het college vergoedt onkosten voor:

    • a.

      een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG);

    • b.

      werkmateriaal;

    • c.

      een computerbril of veiligheidsbril;

    • d.

      een prepaid telefoon, maximaal € 100;

    • e.

      overblijfkosten voor kinderen op de basisschool;

    • f.

      kleding, als de kleding niet beschikbaar is bij de kledingbank;

    • g.

      overige noodzakelijke kosten: in overleg met consulent/jobhunter.

3.4 Fiets

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van een fiets, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 2 kilometer van het huisadres;

    • b.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • c.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2. De fiets is in bruikleen. Bruikleen houdt in dat belanghebbende na afloop van de voorziening de fiets teruggeeft aan het college. Bij uitstroom uit de uitkering is er sprake van een gift na 6 maanden. Dit leggen we vast in een bruikleenovereenkomst.

  • 3. De vergoeding bedraagt maximaal € 680 incl. BTW, tenzij er een fiets voor handen is.

  • 4. Indien noodzakelijk wordt er vanuit het re-integratiebudget tevens een verzekering, kinderzitje, fietshelm en regenpak vergoed. Dit gebeurt via het onkostenformulier.

  • 5. Schade door eigen toedoen wordt niet vergoed.

3.5 Elektrische Fiets

  • 1. De uitkeringsgerechtigde, die in het kader van een re-integratietraject reiskosten maakt, komt in aanmerking voor een vergoeding van een elektrische fiets, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      de plaats van bestemming ligt minimaal 10 kilometer van het huisadres;

    • b.

      de kosten zijn noodzakelijk in het kader van het re-integratietraject en vastgelegd in het plan van aanpak;

    • c.

      de kosten worden niet op een andere manier vergoed.

  • 2. De fiets is in bruikleen. Bruikleen houdt in dat belanghebbende na afloop van de voorziening de fiets teruggeeft aan het college. Bij uitstroom uit de uitkering is er sprake van een gift na 12 maanden. Dit leggen we vast in een bruikleenovereenkomst.

  • 3. De vergoeding bedraagt maximaal € 1600 incl. BTW.

  • 4. Indien noodzakelijk wordt er vanuit het re-integratiebudget tevens een verzekering kinderzitje, fietshelm en regenpak vergoed. Dit gebeurt via het onkostenformulier.

  • 5. Schade door eigen toedoen wordt niet vergoed.

3.6 Overig vervoer

  • 1. Het verstrekken van ander vervoer (zoals een scooter of auto) of het behalen van een rijbewijs is op het individu afgestemd maatwerk. Afspraken worden vastgelegd in een plan van aanpak.

3.7 Minima reisproduct

Voor inwoners met een inkomen tot 120% van de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm en een vermogen onder de vermogensgrens zoals genoemd in artikel 34 lid 3 van de Participatiewet, verstrekken we het minima reisproduct van Connexxion. Het reisproduct wordt toegevoegd aan een persoonlijke OV-chipkaart.

1. De kosten voor de (eenmalige) aanschaf van een persoonlijke OV-chipkaart verstrekken we aan minima die deze nog niet hebben.2. Met het minima reisproduct kan gereisd worden van maandag tot en met vrijdag van 9 uur 's morgens tot het einde van de dienstregeling.3. Op zaterdag en zondag en op feestdagen kan hiermee de gehele dag gereisd worden.4. Bij verlies wordt geen nieuwe OV-chipkaart verstrekt. 3.8 Verlaging bijstandsnorm in verband met lagere algemeen noodzakelijke kosten van bestaan

1. De uitkeringsgerechtigde die geen woonkosten heeft, krijgt minder algemene bijstand.

2. De verlaging is 20% van de van de alleenstaande norm.

3.9 Tarieven externe begeleiding/jobcoaching

Voor interne werkbegeleiding en jobcoaching hanteren we de volgende tarieven: 

  • a.

    Specialistische jobcoaching: maximaal het door het UWV gehanteerde tarief voor jobcoaching; 

  • b.

    50 % van het tarief genoemd onder a voor interne werkbegeleiding; 

  • c.

    ten hoogste 75% van het tarief genoemd onder a voor externe jobcoaching.

3.10 Stagevergoeding

Als iemand bij wijze van proef tijdelijk en met behoud van uitkering een werkervaringsplaats/stage heeft bij een re-integratiebedrijf ontvangt hij/zij een stagevergoeding van maximaal € 75 per maand. Deze vergoeding wordt naar rato van het aantal uren dat iemand werkervaring op doet berekend.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

4.1 Onvoorziene omstandigheden

  • 1. In gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien, beslist het college.

  • 2. Het college handelt in overeenstemming met deze nadere regels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze nadere regels bedoelde uitgangspunten en doelen.

4.2 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2024’.

4.3 Inwerkingtreding

De Nadere regels participatie en inkomen gemeente Terneuzen 2024 treden op 1 maart 2024 in werking.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 20 februari 2024.

Burgemeester en Wethouders van Terneuzen,

gemeentesecretaris, burgemeester,

S.I.L. (Steven) de Waal H.J.A. (Erik) van Merrienboer

Ondertekening