Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Winterswijk 2024

Geldend van 15-03-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Winterswijk 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk;

Gelet op het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, en artikel 14.1 van de Verordening Sociaal Domein Winterswijk 2024, de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Winterswijk 2023 en haar rechtsopvolger;

Gelet op de Inkoopdocumenten Jeugd en Wmo 2022 Sociaal domein Achterhoek en het Inkoopdocument Huishoudelijke Ondersteuning 2023,

Besluit vast te stellen:

Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Winterswijk 2024

Inleiding

De regels in dit Besluit vullen de wettelijke regels en de regels uit de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024 aan. Het zijn regels waarin bepaalde zaken uit de verordening zijn uitgewerkt en die door het college zijn vastgesteld.

Artikel 1. Begripsbepalingen

De begrippen die in dit Besluit gehanteerd worden hebben, tenzij hier anders aangegeven, de betekenis zoals omschreven in de Wmo 2015 en de Jeugdwet, alsmede de daarop gebaseerde gemeentelijke verordeningen en beleidsregels op het terrein van de Wmo en Jeugdhulp en de Inkoopdocumenten Jeugd en Wmo 2022 Sociaal domein Achterhoek en het Inkoopdocument Huishoudelijke Ondersteuning 2023;

Artikel 2. Hoogte persoonsgebonden budget en financiële temoetkoming

Het college stelt in dit Besluit de tarieven van het pgb vast op basis van de in artikel 8.3.4 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024 vastgelegde regels. De bedragen zijn opgenomen in bijlage 1.

Artikel 2a. Persoonsgebonden budget voor professionele hulp

Het college legt de pgb tarieven voor de te verstrekken hulp-op-maat in de vorm van een persoonsgebonden budget voor maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp vast op basis van de in artikel 8.3.4, lid 5 en lid 6 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024 vastgelegde regels.

De bedragen zijn opgenomen in bijlage 1.

Artikel 2b. Persoonsgebonden budget voor niet-professionele hulp, met uitzondering van logeren

Het college legt de pgb tarieven voor de te verstrekken hulp-op-maat in de vorm van een persoonsgebonden budget voor niet professionele maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp vast op basis van de in artikel 8.3.4, lid 3 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024 vastgelegde regels.

De bedragen zijn opgenomen in bijlage 1.

Artikel 2c. Maximumhoogte pgb overige hulp-op-maat

  • 1. Bij het verstrekken van hulp-op-maat wordt uitgegaan van de goedkoopst compenserende voorziening en deze bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura.

  • 2. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 3. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

  • 4. Jaarlijks wordt er een bedrag verstrekt voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie van het voorafgaande jaar. Verstrekking van dit bedrag gaat in, 1 jaar na aanschaf van de voorziening.

Artikel 2d. Vergoeding logeren voor niet professionele hulp Wmo en Jeugd

Voor logeren kan een symbolische vergoeding worden toegekend van maximaal € 141,- per maand. Er kan geen vergoeding sociaal netwerk voor een etmaal of dagdeel worden verstrekt. Dit op basis van artikel 8.3.4, lid 4 van de Verordening.

Let op! Pgb en een symbolische vergoeding kunnen op cliëntniveau niet gezamenlijk worden verstrekt. (artikel 2ab Uitvoeringsregeling Wmo 2015)

Artikel 2e. Financiële tegemoetkomingen

In de verordening is voor een aantal zaken de mogelijkheid opgenomen om in aanmerking te komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten. Deze tegemoetkoming is per definitie niet kostendekkend en bedraagt voor:

  • 1.

    verhuizing en inrichtingskosten maximaal: € 2.528,00 (artikel 5.2.1, lid 2)

  • 2.

    tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte bedraagt maximaal € 2.500,-.(artikel 5.2.1, lid 3)

  • 3.

    tijdelijke huisvesting niet zelfstandige woonruimte bedraagt maximaal €1.260,-.(artikel 5.2.1, lid 3)

  • 4.

    Sportvoorziening 1x in de 3 jaar : € 2.281 (artikel 3.7.5, lid 2)

Voor deze tegemoetkomingen is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 2f. Bepalen hoogte pgb bij woningaanpassing

De volgende kosten in het kader van een woningaanpassing kunnen in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van het pgb of de financiële tegemoetkoming:

  • 1.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

  • 2.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

  • 3.

    Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

  • 4.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

  • 5.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

  • 6.

    De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

  • 7.

    Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

  • 8.

    De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens bijgaande tabel.

  • 9.

    De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

  • 10.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

  • 11.

    De kosten van aansluiting op een openbare nutsvoorziening;

Artikel 2g. Afbouwregeling van rechtswege afgelopen indicatie

  • 1. Om bestaande pgb’s, indien nodig, op een verantwoorde en acceptabele wijze aan te passen is een overgangsregeling nodig. Deze overgangsregeling voorziet in het afbouwen van de toegekende budgetten. Het verschil tussen het huidige toegekende budget en het nieuw vastgestelde budget is het afbouwbedrag. Op basis van artikel 8.3.4, lid 9 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024 gelden daarbij de volgende regels.

  • 2. De afbouwperiode start op het moment dat de indicatie van de inwoner van rechtswege afloopt. De afbouwperiode duurt 3, 6 of 12 maanden:

    • a.

      Tot aan een totaal afbouwbedrag van € 250,- per maand of € 3.000 per jaar geldt een afbouwperiode van 3 maanden. De afbouw vindt plaats per maand in gelijke delen.

    • b.

      Vanaf een totaal afbouwbedrag van € 250,- tot € 833 per maand en vanaf een totaal afbouwbedrag van € 3.000,- tot € 10.000,- per jaar geldt een afbouwperiode van een half jaar. De afbouw vindt plaats per maand in gelijke delen.

    • c.

      Vanaf een totaal afbouwbedrag van € 833,- per maand of € 10.000,- per jaar geldt een afbouwperiode van een jaar. De afbouw vindt plaats per maand in gelijke delen.

  • Voorbeeld:

    Het pgb budget was € 200 per maand en wordt € 125 per maand, dan ziet de afbouw er als volgt uit:

    Maand 1 : € 175 pgb

    Maand 2 : € 150 pgb

    Vanaf maand 3 : € 125 pgb

Artikel 2h. Handelingswijze bij veranderende zorgvraag

Indien de zorgvraag van de client verandert en er extra hulp nodig is, blijft het budget voor de huidige hulp staan tot aan het einde van die indicatie. Voor de extra uren/dagdelen/etmalen wordt een nieuw budget vastgesteld op basis van het op dat moment geldende tarief.

Artikel 3. Afschrijvingstermijnen hulp-op-maat

  • 1. Voor een kindvoorziening, douchevoorziening en autoaanpassing geldt een technische levensduur van 5 jaar, voor trapliften geldt een technische levensduur van 10 jaar en voor overige Wmo-hulpmiddelen geldt een technische levensduur van 7 jaar. Elk hulpmiddel, dat met behulp van een persoonsgebonden budget of in natura is verstrekt, heeft een afschrijvingstermijn van respectievelijk 5, 7 of 10 jaar en dient dus in principe respectievelijk 5,7 of 10 jaar mee te gaan. Is een hulpmiddel afgeschreven dan ontstaat niet automatisch het recht op een nieuw of gebruikt hulpmiddel. Zolang het verstrekte hulpmiddel of het via een persoonsgebonden budget aangeschafte hulpmiddel technisch nog voldoet, bestaat geen recht op vervanging van het hulpmiddel. Dit tenzij een medische noodzaak daarvoor wordt aangetoond.

  • 2. Indien met een persoonsgebonden budget een voorziening als genoemd in de beschikking tweedehands wordt aangeschaft, dan wordt verwacht dat deze minimaal nog de in lid 1 genoemde periode mee gaat. Het pgb wordt geacht te zijn verstrekt voor de duur van respectievelijk 5, 7 of 10 jaar en er bestaat geen recht op vervanging binnen deze afschrijvingstermijn.

  • 3. Het pgb voor het onderhoud en de service van een voorziening kan na afloop van de afschrijvingstermijn van de voorziening doorlopen indien de voorziening nog adequaat en passend is. De inwoner dient de nota(‘s) hiervan in bij de gemeente.

  • 4. Het is de inwoner (of de erven van de inwoner) niet toegestaan om de met een pgb aangeschafte voorziening te verkopen, zonder hiervoor toestemming te hebben van de gemeente.

Artikel 4a. Terugbetaling van meerwaarde woning naar aanleiding van een woonvoorziening

  • 1. De eigenaar/bewoner die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 7 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden.

  • 2. De meerwaarde door de aangebrachte woonvoorziening van de woning dient op grond van artikel 5.2.1, lid 5 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024 te worden terugbetaald tot een maximum van de kosten van de woonvoorziening.

  • 3. Terugbetaling van de kosten van de woonvoorziening is alleen vereist voor woonvoorzieningen met een waarde van méér dan € 2.500,- .

  • 4. Het hiervoor vastgestelde afschrijvingsschema is als volgt:

    • in het eerste jaar: 100% van de investering is verschuldigd;

    • in het tweede jaar: 90% van de investering is verschuldigd;

    • in het derde jaar: 80% van de investering is verschuldigd;

    • in het vierde jaar: 70% van de investering is verschuldigd;

    • in het vijfde jaar: 60% van de investering is verschuldigd;

    • in het zesde jaar: 50% van de investering is verschuldigd;

    • in het zevende jaar: 40% van de investering is verschuldigd.

    In alle gevallen minus het percentage die voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen en de eigen bijdrage.

Artikel 5a. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s

  • a.

    Bij het verstrekken van maatwerk voorzieningen op grond van de Wmo is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd (Artikel 2.1.4a van de Wmo 2015 en artikel 8.4 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024) . Deze wordt het abonnementstarief genoemd.

  • b.

    Voor een rolstoel wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

  • c.

    Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd van ouders van een aanvrager die jonger is dan 18 jaar. Uitzondering hierop is de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige. Deze is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • d.

    Voor de vervoersvoorziening collectief taxivervoer (ZOOV op Maat) is een eigen bijdrage verschuldigd van € 60,- per jaar. Zie hiervoor ook artikel 5d.

  • e.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 20,60 per maand (2024) voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 of het volgende lid geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • f.

    Indien er een eigen bijdrage wordt gevraagd, mag deze de kostprijs van een voorziening niet te boven gaan. Dit geldt ook voor voorzieningen die in bruikleen zijn verstrekt. De gemeente bepaalt de kostprijs en geeft deze door aan het CAK. Bij voorzieningen in bruikleen worden ook de onderhoudskosten meegenomen.

  • g.

    Gaat het om een voorziening in natura of een pgb die “niet in eigendom wordt verstrekt”, dan vraagt de gemeente de eigen bijdrage zo lang als de voorziening wordt verstrekt. Voorbeelden zijn hulp bij huishouden (dienstverlening) of scootmobiel (bruikleen).

Artikel 5b. Vaststelling en inning eigen bijdrage

De omvang van de eigen bijdrage per maand wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De eigen bijdrage wordt berekend en geïnd door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).

Dit geldt niet voor de eigen bijdrage voor de vervoersvoorziening collectief taxivervoer ZOOV.

Artikel 5c Eigen bijdrage voor Beschermd Wonen

Uitzondering op het abonnementstarief is de eigen bijdrage voor beschermd wonen. Deze wordt berekend volgens artikel 3.11 en 3.12 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Berekening van de eigen bijdrage doet het CAK op basis van het inkomen, vermogen, de leeftijd, de huishouding en de zorg.

Heeft de inwoner een pgb voor beschermd wonen, dan is de hoogte van de eigen bijdrage afhankelijk van de situatie:

  • voor een pgb Wmo beschermd wonen zonder vergoeding van de wooncomponent geldt het abonnementstarief van € 20,60 per maand.

  • voor een pgb Wmo beschermd wonen met vergoeding van de wooncomponent geldt een eigen bijdrage die afhankelijk is van het inkomen of vermogen.

Beschermd Thuis valt wél onder artikel 5a van dit Besluit.

Artikel 5d. Berekening bijdrage in de kosten collectief vervoer van ZOOV

De eigen bijdrage voor de vervoersvoorziening collectief taxivervoer ZOOV wordt geïnd door de gemeente. We hanteren 3 categorieën bij het opleggen van de jaarlijkse bijdrage in de kosten (artikel 8.4, lid 2 van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024) voor collectief vervoer “ZOOV Op Maat”:

  • 1. Bestaande gebruikers: gebruikers die op de peildatum 1 januari in het systeem staan, ontvangen een nota van € 60,- om hun jaarbijdrage te voldoen;

  • 2. Nieuwe gebruikers: het jaarbedrag wordt berekend aan de hand van de maand waarin de toekenning wordt gestuurd; € 5,- voor iedere resterende maand van het jaar. Daarbij wordt de maand van verzending meegerekend als de beschikking vóór de 15e van de maand wordt gestuurd. De totale bijdrage wordt in één keer in rekening gebracht;

  • 3. Tijdelijke gebruiker: deze categorie betaalt afhankelijk van de duur van de indicatie een bedrag in de kosten, op basis van € 5,- per maand. Daarbij wordt de maand van verzending meegerekend als de beschikking vóór de 15e van de maand wordt gestuurd. De totale bijdrage wordt in één keer in rekening gebracht.

Restitutie bij stopzetting van de indicatie vindt niet plaats, tenzij de gebruiker is overleden.

Let op! Voor minderjarigen is er geen bijdrage voor ZOOV verschuldigd.

Het opstaptarief en het kilometertarief voor het collectief taxivervoer ZOOV is geen eigen bijdrage in de zin van de Wmo en wordt in rekening gebracht door de vervoerder.

Artikel 5e. Bijdrage voor algemene voorzieningen

  • a.

    Voor een algemene voorziening kan een cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn aan de organisatie die zorg draagt voor uitvoering van de algemene voorziening.

  • b.

    De organisatie die zorg draagt voor de algemene voorziening stelt de hoogte van de bijdrage vast en int deze.

  • c.

    Voor een algemene voorzieningen waarbij sprake is van een duurzame hulpverleningsrelatie geldt het abonnementstarief . Een duurzame hulpverleningsrelatie wil zeggen dat de inwoner voor een langere periode vaste begeleiding of hulp krijgt. Deze bijdrage wordt tevens door het CAK geïnd.

Artikel 6. Kwaliteitseisen

De kwaliteitseisen die gesteld worden aan aanbieders zijn verder uitgewerkt in het Kwaliteitskader

Sociaal Domein Achterhoek en de bijbehorende ‘Beleidsregel handhaving en naleving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en Jeugdwet’ en de selectieleidraden ‘Procedure voor sociale en andere specifieke diensten volgens de niet-openbare procedure’ voor Wmo- en jeugdhulp’. Dit op basis van artikel 12.1, lid 4 van de Verordening Sociaal Domein Winterswijk 2024.

Artikel 7. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Het college wijst op grond van artikel 11.3, derde lid, van de Verordening sociaal domein Winterswijk 2024 de ambtenaar openbare orde en veiligheid aan voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten.

Artikel 8 Betrekken van inwoners bij het beleid

zijn nadere regels gesteld met betrekking tot de medezeggenschap van inwoners.

Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit Besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024

  • 2. Met de inwerkingtreding van dit Besluit wordt het gewijzigde Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Winterswijk 2023 ingetrokken.

  • 3. Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór 1 januari 2024 en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens het Gewijzigde besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Winterswijk 2023.

  • 4. Dit Besluit wordt aangehaald als: Besluit Maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Winterswijk 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld te Winterswijk op 27 febrauri 2024,

burgemeester en wethouders

M. Keur,

Loco-secretaris

B.J.J. Bengevoord,

Burgemeester

Bijlage 1:

afbeelding binnen de regeling

NB: deze tarieven omvatten de vergoeding voor zowel directe als indirecte cliëntgebonden tijd, zoals het voorbereiden van een activiteit, verslaglegging in het kader van een activiteit, reistijd van en naar de cliënt of hersteltijd na een intensieve behandelsessie. Hiervoor kunnen geen aparte uren gedeclareerd worden.

De tarieven onder het segment Wmo Wonen zijn inclusief ondersteuning. Hier kunnen geen gestapelde indicaties voor worden afgeven.