Damoclesbeleid gemeente Cranendonck

Geldend van 13-03-2024 t/m heden

Intitulé

Damoclesbeleid gemeente Cranendonck

De burgemeester van de gemeente Cranendonck;

Besluit:

gelet op de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet,

  • -

    onder intrekking van de Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2020 (vastgesteld op 14 januari 2020),

vast te stellen de “Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2024 ( Damoclesbeleid gemeente Cranendonck)”.

Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale (verkoop)punten van verdovende middelen of productieplaatsen daarvan. De Opiumwet verbiedt in artikel 2 en 3 om verdovende middelen (soft- en harddrugs) te telen, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren alsmede aanwezig te hebben en te vervaardigen. Drugshandel, alsmede de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven en/of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs (voorbereidingshandelingen) vormen een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.

De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid, het beschermen van de volksgezondheid en van het woon- en leefklimaat van de inwoners van de gemeente. Vanuit dit oogpunt maakt de burgemeester gebruik van artikel 13b van de Opiumwet, het juridisch instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen de illegale aanwezigheid en de illegale verkoop van drugs in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven en/of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs (voorbereidingshandelingen).

In dit beleid staat beschreven op welke wijze en onder welke omstandigheden de burgemeester van de gemeente Cranendonck gebruik maakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 1. Juridisch kader

Bevoegdheid burgemeester (artikel 13b Opiumwet)

Voor de bestuurlijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet en/of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen bereiden van drugs (voorbereidingshandelingen), is in die wet artikel 13b opgenomen.

Op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien in woningen of lokalen of op een daarbij behorend erf drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig zijn. De bevoegdheid bestaat ook als in een lokaal/woning of op een daarbij behorend erf geen drugs worden aangetroffen (noch verkocht, afgeleverd of verstrekt), maar er wel voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Denk hierbij aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen. Er is dan sprake van zogenoemde strafbare voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° (harddrugs), of artikel 11a van de Opiumwet (softdrugs).

Middels de last onder bestuursdwang geeft de burgemeester het bevel af dat de woning, het lokaal en/of bijbehorend erf (tijdelijk) moet worden gesloten. Daarnaast heeft de burgemeester de bevoegdheid om een last onder dwangsom op te leggen of een waarschuwing af te geven.

Het betreft een discretionaire bevoegdheid. Dit betekent dat de burgemeester een individuele afweging maakt bij het nemen van een besluit waarin alle relevante feiten en omstandigheden van dat specifieke geval worden afgewogen.

Artikel 2. Definities van begrippen

Ter verduidelijking van deze beleidsregel worden onderstaand enkele begrippen gedefinieerd.

2.1 Drugs

Een middel als bedoeld in lijst I en lijst II behorende bij de Opiumwet en/of een middel dat vooruitlopend op plaatsing op lijst I of II is aangewezen bij regeling van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet. Wanneer in deze beleidsregel wordt gesproken over drugs, omvat dat ook de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs (voorbereidingshandelingen).

2.2 Drugshandel

De verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van drugs in een woning of lokaal en/of de daarbij behorende erven.

2.3 Handelshoeveelheid drugs

Een hoeveelheid hard- of softdrugs waarvan in beginsel, behoudens tegenbewijs, aannemelijk is dat de drugs bestemd zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Bij het bepalen van deze hoeveelheden wordt aangesloten bij het bepaalde in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.

2.4 Woning

Een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning wordt gebruikt en mag worden gebruikt. Of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in de bestuurlijke rapportage van de politie.

2.5 Lokaal

Voor het publiek toegankelijke lokalen en erven, zoals een winkel, een café, een restaurant, een sportkantine, een bedrijfsruimte, een loods, een gebouw, een hotel, etc.

2.6 Voorbereidingshandelingen

Het voorhanden hebben van een voorwerp of een stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a van de Opiumwet. Deze artikelen vereisen dat degene die het voorwerp of de stof in de woning of het lokaal of op het erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, dan wel voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt.

2.7 Samenhangend geheel

Van een samenhangend geheel is sprake als een woning en een lokaal ruimtelijke en functionele samenhang vertonen. Van ruimtelijke samenhang is sprake als beide gebouwen bijvoorbeeld op hetzelfde kadastrale perceel aanwezig zijn, dezelfde eigenaar hebben, in elkaars nabijheid staan, etc. Van functionele samenhang is sprake als bijvoorbeeld in het lokaal drugs wordt aangetroffen én in de woning aan drugs gerelateerde attributen worden aangetroffen of als in het lokaal of de woning drugs worden aangetroffen en het lokaal en de woning gas-, water- en/of elektra-aansluitingen of (andere) voorzieningen delen.

Om als samenhangend geheel te kunnen worden aangemerkt is niet vereist dat in alle samenhangende delen drugs zijn aangetroffen. Wel zal in ten minste één onderdeel (bijvoorbeeld het lokaal) van het samenhangend geheel een overtreding van de Opiumwet aan de orde moeten zijn.

Artikel 3. Doel(en) van de beleidsregel

Met de toepassing van deze beleidsregel streeft de burgemeester een of meerdere van onderstaande doelen na:

  • -

    Een einde maken aan de verboden situatie;

  • -

    Het voorkomen van herhaling van de verstoring van de openbare orde, dan wel het plegen van strafbare feiten;

  • -

    De kwaliteit van het woon- en leefklimaat herstellen/verbeteren;

  • -

    De woning/het lokaal uit het drugscircuit te verwijderen;

  • -

    De loop naar de woning/het lokaal weg te halen;

  • -

    De bekendheid van de woning/het lokaal als drugspand weg te nemen;

  • -

    Een duidelijk signaal afgeven aan de buitenwereld dat drugsactiviteiten in een woning en/of lokaal niet worden geaccepteerd door de overheid;

  • -

    Kenbaar maken aan burgers welke maatregelen in de gemeente Cranendonck worden getroffen na een overtreding van de Opiumwet.

Artikel 4. Beleidskader: Algemeen

Onderstaand wordt omschreven wanneer er sprake is van een handelshoeveelheid drugs, wanneer sprake is van voorbereidingshandelingen, wat de evenredigheidstoets inhoudt, welke bestuursrechtelijke maatregelen ingezet kunnen worden, wat de afwijkingsbevoegdheid inhoudt, wanneer sprake is van een ernstig geval en wat het onderscheid tussen woningen en lokalen is.

4.1 Handelshoeveelheid drugs

Onderstaand wordt weergegeven welke hoeveelheden worden aangemerkt als een gebruikershoeveelheid. Als onderstaande hoeveelheden worden overschreden, is er sprake van een handelshoeveelheid.

Harddrugs

Onderstaande hoeveelheden harddrugs worden volgens de Aanwijzing aangemerkt als een hoeveelheid voor eigen gebruik:

  • -

    Maximaal 0,5 gram (zoals bijvoorbeeld in grammen uitgedrukte hoeveelheden cocaïne, heroïne, amfetamine (speed), MDMA (XTC) of een andere stof van lijst I, of;

  • -

    Maximaal 1 bolletje / 1 ampul / 1 wikkel / 1 tablet/pil (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram), of;

  • -

    Maximaal 5 milliliter (zoals bijvoorbeeld in milliliters uitgedrukte hoeveelheden GHB of andere stof van lijst I).

Softdrugs

Onderstaande hoeveelheden softdrugs worden volgens de Aanwijzing aangemerkt als een hoeveelheid voor eigen gebruik:

  • -

    Maximaal 5 planten, of;

  • -

    Maximaal 5 gram.

Aan lijst II bij de Opiumwet (softdrugs) is sinds 1 januari 2023 ook ‘lachgas’ toegevoegd. Het is verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen Nederland te vervoeren, te verkopen, te produceren of in bezit te hebben. Volgens het Openbaar Ministerie wordt 1 ampul/1 ballon aangemerkt als een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik.

Als bovenstaande hoeveelheden worden overschreden, is sprake van een handelshoeveelheid drugs. Bij een handelshoeveelheid drugs mag in beginsel worden aangenomen dat de drugs (mede) bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het ligt in dat geval op de weg van de betrokkene om het tegendeel aannemelijk te maken. Slaagt de betrokkene daar niet in, dan is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet, bevoegd om ten aanzien van de woning/het lokaal en/of bijbehorend erf een last onder bestuursdwang op te leggen.

4.2 Voorbereidingshandelingen

Als in een woning of een lokaal of een daarbij behorend erf, voorwerpen of stoffen voorhanden zijn die op zichzelf legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om harddrugs of softdrugs te produceren, is sprake van voorbereidingshandelingen. De volgende artikelen zijn van toepassing: artikel 13b, eerste lid, onder b, artikel 10a (harddrugs) en artikel 11a (softdrugs) van de Opiumwet.

De aangetroffen voorwerpen en/of stoffen moeten van dien aard zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat deze gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Voor de mate van professionaliteit van een hennepkwekerij kunnen de factoren zoals genoemd in bijlage 1 van de Aanwijzing worden toegepast.

Uit de rechtspraak volgt dat het niet nodig is dat alle aangetroffen stoffen en/of voorwerpen tegelijk geschikt zijn voor het opzetten van een drugsproductiepunt. Ook als slechts een deel van de voorwerpen voorhanden is die nodig zijn voor de productie van drugs, kan de burgemeester bevoegd zijn handhavend op te treden, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn (ABRvS 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:617).

Voor het bestaan van de bevoegdheid is niet vereist dat de betrokkene zelf wetenschap dan wel een ernstig vermoeden behoeft te hebben dat de aanwezige stoffen of voorwerpen bestemd zijn voor het bereiden van drugs (ABRvS 31 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2523).

4.3 Gebruikmaken van de bevoegdheid (evenredigheidstoets)

De burgemeester dient per geval te beoordelen of van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet gebruik wordt gemaakt. Dit is de zogeheten evenredigheidstoets, waarbij het volgende moet worden beoordeeld:

  • 1.

    Is de maatregel noodzakelijk om de doelen zoals genoemd in deze beleidsregel te bereiken?

  • 2.

    Is de maatregel evenwichtig, oftewel niet onredelijk bezwarend voor de belanghebbende?

Voor de invulling van deze criteria wordt aangesloten bij de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912) en de daaropvolgende Harderwijk-uitspraak van 2 februari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:285).

Noodzakelijkheid

De burgemeester moet aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding beoordelen of sluiting van een woning/lokaal en/of bijbehorend erf noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en het herstel van de openbare orde.

Evenredigheid

Als de burgemeester de sluiting van een woning/lokaal en/of bijbehorend erf noodzakelijk acht, moet hij/zij ook beoordelen of een sluiting evenredig is. Bij de beoordeling van de evenredigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning/het lokaal en de mogelijkheid om na de sluiting weer van de woning/het lokaal gebruik te kunnen maken. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de noodzaak van de sluiting. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig, bijvoorbeeld als de betrokkene een ernstig verwijt van de overtreding kan worden gemaakt of gezien de ernst en omvang van de overtreding.

4.4 Last onder bestuursdwang (sluiting), last onder dwangsom of waarschuwing

Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester in de daarin genoemde gevallen bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Een last onder bestuursdwang houdt in dit geval een besluit tot sluiting van een lokaal/woning/erf in.

In bepaalde gevallen kan worden gekozen voor de toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In de artikelen 5:31 en 4:11, eerste lid, onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn de procedureregels opgenomen die gevolgd moeten worden als tot toepassing van spoedeisende bestuursdwang wordt overgegaan.

Artikel 5:32 van de Awb regelt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven kan een last onder dwangsom, vanuit het oogpunt van evenredigheid, meer op zijn plaats zijn.

Daarnaast is de burgemeester bevoegd een waarschuwing af te geven. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet volgt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel. Dit moet worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Op grond van de rechtspraak dient in ieder geval bij een geringe overschrijding van de gedoogde gebruikshoeveelheden drugs te worden afgewogen of met een minder verstrekkende maatregel, zoals een waarschuwing kan worden volstaan (zie ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738).

4.5 Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig deze beleidsregel opgetreden. De burgemeester kan op basis van betrokken feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van deze beleidsregel op grond van artikel 4:84 Awb. Dit betekent dat in bepaalde situaties zowel strengere als minder strenge maatregelen kunnen worden getroffen dan in deze beleidsregel is opgenomen.

4.6 Ernstige gevallen

Bij een ernstig geval is volgens deze beleidsregel de noodzaak tot sluiting gegeven. Van een ernstig geval is in ieder geval sprake als aannemelijk kan worden gemaakt dat één of meer van de navolgende indicatoren van toepassing is/zijn, waarbij geen sprake is van een limitatieve opsomming:

  • -

    Er is sprake van een handelshoeveelheid harddrugs en/of softdrugs;

  • -

    Indien naast de handelshoeveelheid drugs attributen worden aangetroffen die te relateren zijn aan drughandel, zoals een weegschaal, verpakkingsmaterialen, versnijdingsmiddel, grote sommen contant geld en/of wapens;

  • -

    Indien sprake is van drugshandel met betrokkenheid van minderjarige(n);

  • -

    De mate waarin de woning/het lokaal betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Dit kan onder andere blijken uit politiewaarnemingen, meldingen en verklaringen van omwonenden of betrokkenen, (waarnemingen van) aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht;

  • -

    Indien sprake is van (andere) strafbare feiten, zoals geweldsdelicten, wapenbezit in de zin van de Wet wapens en munitie, diefstal van stroom of er sprake is van openbare ordeverstoringen gerelateerd aan de woning/het lokaal. Bij gerelateerde feiten kan gedacht worden aan het aantreffen van personen met antecedenten op het gebied van geweld, drugs of wapenbezit of van personen die dergelijke feiten eerder hebben begaan;

  • -

    Indien sprake is van recidive;

  • -

    De mate van gevaarzetting of risico voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonende(n);

  • -

    Indien sprake is van een bedrijfsmatig karakter/professionele inrichting van een hennepkwekerij of productiepunt voor harddrugs. Denk hierbij aan illegale stroom-aftap, aanwezige hennep-/drugsresten van een productie, aanwezigheid van precursoren, preprecursoren, IBC’s en randapparatuur voor het in stand houden en onderhouden van de hennepkwekerij of het productiepunt.

4.7 Onderscheid tussen woningen en lokalen

In deze beleidsregel wordt voor de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet, onderscheid gemaakt tussen woningen en al dan niet voor het publiek openstaande lokalen. De sluiting van een woning kan gevolgen hebben die een inmenging kunnen vormen in het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Laatstgenoemd recht is niet in het geding bij lokalen.

De duur van de sluiting is bij een lokaal langer dan bij een woning. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen een koopwoning of een (sociale) huurwoning.

Artikel 5: Beleidskader voor woningen en/of een daarbij behorend erf

In artikel 2 van deze beleidsregel is de definitie van het begrip ‘woning’ weergegeven. Een woning hoeft niet in een woonhuis te zijn gelegen. Onder omstandigheden kan ook een hotelkamer of ander recreatieverblijf als woning worden aangemerkt. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de BRP staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Als er wél sprake is van een bewoner, dan leidt diens tijdelijke afwezigheid, bijvoorbeeld wegens vakantie of opname in een ziekenhuis, er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest.

Beleidsuitgangspunt is een gehele sluiting van een woning. Dit met het oog op een van de doelstellingen: het verwijderen van een drugspand uit het drugscircuit. Doorgaans zal een woning als zodanig en niet (alleen) een zich daarin bevindende specifieke kamer bekend staan als drugspand. Als er sprake is van een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de illegale drugs(handel) in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen. Gelet op het feitelijke gebruik ervan kan deze kamer in principe worden aangemerkt als afzonderlijke woning.

Onderstaand wordt weergegeven welke sluitingstermijnen worden gehanteerd bij het aantreffen van een handelshoeveelheid soft- of harddrugs in een woning en/of een daarbij behorend erf.

Sluitingstermijn softdrugs woning en/of een daarbij behorend erf

Constatering

1e constatering

2e constatering*

3e constatering*

Aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs en/of voorbereidingshandelingen daartoe

3 maanden

6 maanden

12 maanden

* Binnen drie jaar na de vorige constatering. Concreet: maatregel volgt wanneer de 2e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 1e constatering, maatregel volgt wanneer de 3e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 2e constatering.

Sluitingstermijn harddrugs woning en/of een daarbij behorend erf

Constatering

1e constatering

2e constatering*

3e constatering*

Aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs en/of voorbereidingshandelingen daartoe

4 maanden

6 maanden

12 maanden

* Binnen drie jaar na de vorige constatering. Concreet: maatregel volgt wanneer de 2e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 1e constatering, maatregel volgt wanneer de 3e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 2e constatering.

Indien zowel sprake is van een overtreding met zowel een handelshoeveelheid harddrugs als softdrugs, dan geldt het regime voor een overtreding met harddrugs.

Artikel 6: Beleidskader voor lokalen en/of een daarbij behorend erf

In artikel 2 van deze beleidsregel is de definitie van het begrip ‘lokaal’ weergegeven. Onderstaand wordt weergegeven welke sluitingstermijnen worden gehanteerd bij het aantreffen van een handelshoeveelheid soft- of harddrugs in een lokaal en/of een daarbij behorend erf.

Sluitingstermijn softdrugs lokaal en/of een daarbij behorend erf

Constatering

1e constatering

2e constatering*

3e constatering*

Aanwezigheid van een handelshoeveelheid softdrugs en/of voorbereidingshandelingen daartoe

6 maanden

12 maanden

24 maanden

* Binnen drie jaar na de vorige constatering. Concreet: maatregel volgt wanneer de 2e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 1e constatering, maatregel volgt wanneer de 3e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 2e constatering.

Sluitingstermijn harddrugs lokaal en/of een daarbij behorend erf

Constatering

1e constatering

2e constatering*

3e constatering*

Aanwezigheid van een handelshoeveelheid harddrugs en/of voorbereidingshandelingen daartoe

12 maanden

24 maanden

36 maanden

* Binnen drie jaar na de vorige constatering. Concreet: maatregel volgt wanneer de 2e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 1e constatering, maatregel volgt wanneer de 3e constatering zich voordoet binnen 3 jaar na de 2e constatering.

Artikel 7: Feitelijke sluiting

Onderstaand wordt het proces van de sluiting van een woning/lokaal en/of erf weergegeven.

Effectuering sluiting

In het besluit tot sluiting is opgenomen op welke datum en welk tijdstip de woning en/of het lokaal en/of het erf wordt gesloten door de toezichthouders van de gemeente Cranendonck. De betrokkene krijgt de gelegenheid om voorafgaand aan de sluiting persoonlijke eigendommen en/of huisdieren uit de woning of het lokaal te halen, tenzij sprake is van een spoedeisende situatie. Alle deuren en ramen dienen te worden (af)gesloten. Ook moeten de sloten worden vervangen. Namens de burgemeester wordt gecontroleerd of de betrokkene heeft voldaan aan de last onder bestuursdwang.

Vervangen van de sloten

In het besluit tot sluiting wordt aangegeven dat de sloten van de woning en/of het lokaal en/of het erf, in het bijzijn van de toezichthouders, door een erkende slotenmaker moeten worden vervangen. De sleutels worden overgedragen aan de toezichthouders waarna deze veilig worden opgeslagen. Als de betrokkene niet aan voornoemde voldoet, zullen de toezichthouders een erkende slotenmaker inschakelen. De gemaakte kosten zullen op grond van artikel 5:25 van de Awb op de betrokkene worden verhaald.

Stickers

Het uitgangspunt is dat de sluiting kenbaar wordt gemaakt door het aanbrengen van stickers aan of binnen de woning/het lokaal en/of de toegang tot het bijbehorende erf. Op de stickers is aangegeven dat de woning/het lokaal en/of bijbehorend erf is gesloten op last van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De stickers dienen duidelijk zichtbaar te blijven gedurende de sluiting. De reden van deze openbare kennisgeving van de sluiting is dat een signaal wordt afgegeven dat in de woning/het lokaal en/of het daarbij behorende erf geen met de Opiumwet strijdige activiteiten meer plaatsvinden en dat actief wordt opgetreden tegen overtredingen van de Opiumwet. Hiermee wordt in het bijzonder beoogd te voorkomen dat opnieuw met de Opiumwet strijdige activiteiten worden gepleegd en aan het eventueel betrokken circuit kenbaar te maken dat de woning/het lokaal en/of het daarbij behorende erf hieraan is onttrokken.

Verzegeling

De ramen, toegangsdeuren en andere toegangen van de woning/het lokaal worden verzegeld door middel van verzegelingsstickers. Zonder het aanbrengen van zegels kan niet worden gecontroleerd of de woning/het lokaal gedurende de sluitingsperiode inderdaad gesloten blijft. Het doorbreken van het zegel is strafbaar op grond van artikel 199, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Verbod tot het betreden van gesloten woning/lokaal

Op grond van artikel 2:41 tweede lid van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Cranendonck 2023 is het verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. De burgemeester kan in uitzonderlijke gevallen toestemming geven om de woning/het lokaal en/of het erf te betreden.

Kostenverhaal

De kosten voor toepassing van bestuursdwang zullen in beginsel op de overtreder(s) worden verhaald. Het gaat hierbij in de eerste plaats om de directe kosten van feitelijk optreden door het bestuursorgaan, zoals het vervangen van de sloten. Ook andere kosten van bestuursdwang in de zin van artikel 5:25 van de Awb kunnen worden verhaald.

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

De burgemeester is op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen (WKBP) verplicht om in het beperkingenregister aan te geven dat een woning/lokaal en/of het bijbehorende erf is gesloten. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het Basisregistratie Kadaster Publiekrechtelijke beperkingen.

Artikel 8: Slotbepalingen

Intrekken bestaande beleidsregel

Met het vaststellen van deze beleidsregel wordt de “Beleidsregel voor de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet 2020” ingetrokken.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt direct in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Overgangsbepaling

Voor zover toepassing van deze beleidsregel leidt tot een andere uitleg ten opzichte van de voornoemde ingetrokken beleidsregel, wordt voor gevallen waarvoor reeds een voornemen tot het treffen van een maatregel is geuit vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel, de uitleg gehanteerd overeenkomstig het ten tijde van het uiten van het voornemen geldende beleid.

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Damoclesbeleid gemeente Cranendonck 2024”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 4 maart 2024.

De burgemeester van de gemeente Cranendonck,

F.A.P. van Kessel