Programma Externe Veiligheid gemeente Asten 2024

Geldend van 07-03-2024 t/m heden

Hoofdstuk 1 Inleiding

Inleidende tekst

Het uitgangspunt van de Omgevingswet is dat (decentrale) overheden, zoals de gemeente Asten, bij hun plannen in een zo vroeg mogelijk stadium kijken naar veiligheid. Zo kan de gemeente een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Daarom is het belangrijk voor de gemeente Asten om beleid te hebben op dit gebied: waar zijn welke nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving mogelijk, rekening houdend met externe veiligheid? In dit programma is het beleid van de gemeente Asten met betrekking tot externe veiligheid opgenomen.

Met de intreding van de Omgevingswet zal eerder vastgesteld beleid rondom externe veiligheid komen te vervallen. Hierdoor wordt de gemeente Asten gedwongen om de doelstelling en ambities rondom het aspect externe veiligheid opnieuw af te wegen, rekening houdend met het ambitieniveau uit de Omgevingsvisie.

Daarnaast kent de wetgeving rondom externe veiligheid een aantal forse veranderingen. De regels omtrent de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (buisleidingen (Bevb, Revb)), basisnet spoor, weg en water (Bevt, Regeling Basisnet), risicovolle bedrijven Bevi, Revi) worden niet meer centraal vastgelegd onder de Omgevingswet. De omgang met en regels omtrent risicocontouren en aandachtsgebieden moeten in het decentrale beleid vastgelegd worden, in de omgevingsvisie, het programma externe veiligheid en het in het omgevingsplan.

Om gerichte planregels te kunnen opnemen in het Omgevingsplan en om externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen op een goede manier te verantwoorden kiest de gemeente Asten om dit programma externe veiligheid op te stellen.

§ 1.1 Wat is externe veiligheid?

Externe veiligheid gaat over de risico’s voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Specifiek gaat externe veiligheid over de kans om buiten de locatie van een activiteit met externe veiligheidsrisico’s te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de locatie van de activiteit waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

De gemeente Asten heeft te maken met diverse externe veiligheidsrisico’s. Het gaat hierbij onder andere om risico’s die samenhangen met het vervoer van gevaarlijke stoffen openbare wegen, hoge druk aardgastransportleidingen en risicovolle bedrijven (o.a. LPG-tankstations en industriële bedrijven). Dit zijn milieubelastende activiteiten (MBA’s) met externe veiligheidsrisico’s. De risico’s zijn veiligheidsrisico’s voor mensen die zich in de buurt van de milieubelastende activiteit bevinden. Hierbij gaat het om veiligheid voor de personen buiten de locatie van de milieubelastende activiteit: externe veiligheid.

§ 1.2 Doel van dit programma

Het doel van het programma externe veiligheid is een veilige leefomgeving in de gemeente Asten. De gemeente Asten heeft beleidsvrijheid om bepaalde functies, gebouwen en locaties en bepaalde activiteiten met externe veiligheidsrisico’s wel of niet toe te laten in bepaalde delen van de gemeente. In het programma externe veiligheid staan de beleidskeuzes van de gemeente Asten over waar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn waarbij externe veiligheid een rol speelt. Dit kan zijn bij het toevoegen van nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s of het toevoegen van gebouwen en locatie binnen aandachtsgebieden. Verder is een verantwoordingskader ontworpen wat de gemeente zal toepassen bij de afweging of nieuwe activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, nieuwe (zeer) kwetsbare gebouwen en nieuwe kwetsbare locaties voldoende veilig kunnen worden gerealiseerd en of de locatiekeuze geschikt is. Het verantwoordingskader is momenteel (vóór de intreding van de Omgevingswet) nog verankerd in landelijke wetgeving zoals in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Bij de intreding van de Omgevingswet zullen deze wetten komen te vervallen, waardoor het verantwoordingskader opgenomen moet worden in decentraal beleid. Dit programma externe veiligheid is hier een goed instrument voor.

Aangezien de huidige beleidsvisie externe veiligheid uit 2008 altijd gepast heeft bij de milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s en het ambitieniveau van de gemeente Asten wordt getracht om zoveel mogelijk beleidsneutraal over te gaan.

§ 1.3 Voor wie is dit programma bedoeld?

De visie is bedoeld voor zowel bestuurders en ambtenaren als voor burgers en bedrijven. Bij het realiseren van nieuwe en bestaande ruimtelijke ontwikkelingen kunnen initiatiefnemers in dit programma de kaders rondom het thema externe veiligheid terugvinden. Daarnaast hebben ook (bestuurs)partners zoals de provincie, Omgevingsdienst Zuidoost Brabant (ODZOB), de buurgemeenten, de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant (VRBZO) en Rijkswaterstaat met dit document een duidelijk beeld van de Astense visie op externe veiligheid.

§ 1.4 Externe veiligheid in de Omgevingsvisie Asten

De omgevingsvisie bevat het belangrijkste beleid voor de fysieke leefomgeving. De gemeente Asten moet ook externe veiligheid meenemen bij hun afwegingen voor de omgevingsvisie. Het goed nadenken over de inrichting van een gebied kan mensen die in dat gebied wonen, werken of recreëren beschermen tegen de gevaren van een brand, explosie of een gifwolk. De omgevingsvisie geeft de beschermingsdoelstellingen in hoofdlijnen weer.

In het document ‘Omgevingsvisie Asten’, vastgesteld in 2022, heeft de gemeente de doelstelling opgenomen om een gezonde en veilige leefomgeving te ontwikkelen. Externe veiligheid is hier een onderdeel van.

In dit programma externe veiligheid zal concrete invulling worden gegeven aan dit ambitieniveau. De beleidskeuzes in dit programma zullen moeten leiden tot een goede indeling van de gemeente Asten om te komen tot een gezonde en veilige leefomgeving.

§ 1.5 Leeswijzer

Dit programma externe veiligheid is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de gemeentelijke situatie op het gebied van externe veiligheid weergegeven. Daarnaast worden hierbij de relevante wettelijke kaders en regelgeving gekoppeld aan de specifieke “Astense” situatie en milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Daarna worden in hoofdstuk 3 de doelstellingen en ambities van de gemeente Asten vertaald naar Beleidskeuzes. In hoofdstuk 4 worden vervolgens deze beleidskeuzes gekoppeld aan gebiedstypes om invulling te geven aan een gezonde en veilige leefomgeving. Tot slot wordt het verantwoordingskader rondom het ontwikkelen in aandachtsgebieden (deze is niet meer vastgelegd in landelijke wetgeving) in hoofdstuk 5 beschreven.

Om de inhoud van dit programma goed te kunnen begrijpen is het belangrijk om kennis te nemen van de begrippen en systematiek behorend bij dit thema. Daarom geeft bijlage 2 van dit programma een uitgebreide uitleg over de begrippen en systematiek van de Omgevingswet. Daarnaast worden de belangrijkste basisbegrippen van externe veiligheid uitgelegd.

Hoofdstuk 2 Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico's

Inleidende tekst

Het is belangrijk om te weten waar de bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s zich bevinden binnen de gemeente. Zo heeft de gemeente een duidelijk beeld waar de aandachtsgebieden zich bevinden en waar eventueel het groepsrisico verantwoord dient te worden. Binnen de gemeente Asten zijn diverse milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s:

  • Locaties met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, dit zijn MBA’s met externe veiligheidsrisico’s conform bijlage VII van het BKL (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties propaantanks en opslag gevaarlijke stoffen);

  • 4 hogedruk aardgasleidingen;

  • Wegen, rijksweg A67, N279, N608 en N609;

  • Waterwegen, Zuid-Willemsvaart;

  • Hoogspanningslijnen;

  • Duurzame ontwikkelingen met externe veiligheidsrisico’s.

§ 2.1 Register Externe Veiligheid (REV)

Figuur 1: Register Externe Veiligheid (REV)EV-sginaleringskaart d.d. 5 december 2023
afbeelding binnen de regeling

Op het Register Externe veiligheid (REV) (bron: EV-signaleringskaart d.d. 5 december 2023) uit figuur 1 zijn de milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s in Asten met vastgestelde afstanden van de brand- en explosieaandachtsgebieden en plaatsgebonden risicocontour zichtbaar.

§ 2.2 Risicovolle bedrijven

Er zijn meerdere locaties met MBA’s met externe veiligheidsrisico’s (risicovolle bedrijven) gesitueerd binnen Asten. Deze zijn weergegeven op de kaart (zie figuur 3). Hierin zijn de plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6 contouren), de brandaandachtsgebieden en de explosieaandachtsgebieden opgenomen. Het gifwolkaandachtsgebied is momenteel nog niet zichtbaar op de risicokaart, omdat er nog discussie bestaat over de aan te houden afstanden. Deze zijn ook nog onvoldoende vastgesteld in het Bkl. Artikel 5.12 zegt: een gifwolkaandachtsgebied wordt begrensd door een afstand van 1,5 km als de daadwerkelijke afstand groter is dan 1,5 km. Een gifwolkaandachtsgebied zal dus nooit groter dan 1,5 km zijn, aangezien deze grens beleidsmatig is afgekapt. Ondanks dat er nog geen gifwolkaandachtsgebied zichtbaar is op de kaart, moet de gemeente hier wel rekening mee houden bij de verantwoording van het groepsrisico. Daarnaast kent ook de Rijksweg A67 een gifwolkaandachtsgebied. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 2.4.1.

Bij het toestaan van nieuwe zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen en kwetsbare en beperkt kwetsbare locaties binnen een gifwolkaandachtsgebied moet de risicocommunicatie op orde zijn en moet er voldoende verantwoording plaatsvinden middels het verantwoordingskader (stappenplan ‘voldoende bescherming) in het programma externe veiligheid (hoofdstuk 5).

Globaal gaat het om de volgende MBA’s met externe veiligheidsrisico’s activiteiten conform bijlage VII BKL:

  • 1x aardgasreduceerstation

  • 14x propaantank tussen de 3m3 en 13m3

  • 4x propaantanks groter dan 13m3

  • 1x ammoniakkoelinstallatie

  • 1x opslagtank met giftige of bijtende gassen

  • 3x opslag van gevaarlijke stoffen (zowel bedrijven die voorheen BEVI als niet voorheen BEVI waren)

  • 5x LPG-tankstation

Bij sommige MBA’s is de afstand van het plaatsgebonden risicocontour vastgesteld. Voor andere activiteiten geldt dat de plaatsgebonden risicocontour berekend moet worden (zie bijlage VII van het Bkl). Sommige MBA’s hebben een brand-, explosie- en / of gifwolkaandachtsgebied (zie bijlage 2). Hierbinnen moet de gemeente rekening houden met externe veiligheidsrisico’s per scenario van het aandachtsgebied en het eventueel toewijzen van voorschriftengebieden. In de gemeente bevinden zich meerdere bedrijventerreinen, hier komen met name MBA’s voor die externe veiligheidsrisico’s opleveren.

Onder de Omgevingswet verandert de drempelwaarde van enkele bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s wanneer deze geregistreerd moeten worden in het Register Externe Veiligheid (zichtbaar worden op de risicokaart), inclusief PR 10-6 contour en veiligheidsafstanden. Het gaat hier bijvoorbeeld over:

  • Alle propaantanks: momenteel staan alleen de propaantanks groter dan 3m3 op de risicokaart. Nu moeten ook de kleinere tanks geregistreerd worden. Deze zijn inmiddels in beeld op basis van coördinaten (in totaal 8 stuks). De precieze veiligheidsafstanden zijn onbekend omdat informatie over de grootte en de vulfrequentie van de tanks mist, dus in het programma wordt de maximale veiligheidsafstand gehanteerd: 60 meter brandaandachtsgebied, 160 meter explosieaandachtsgebied (worst-case scenario). Wanneer de informatie per propaantank inzichtelijk is, zullen de veiligheidsafstanden aangepast worden. De inventarisatie is in 2022 gestart en de inventarisatie van alle propaantanks zal in 2024 afgerond zijn. De registratie van de data in het REV zal in 2024 plaatsvinden.

  • PGS 15 opslagen groter dan 2,5 ton: incompleet overzicht van locaties. De maximale veiligheidsafstand bedraagt 20 meter. Deze zijn nog niet in beeld gebracht. De inventarisatie is in 2021 gestart en zal in 2024 afgerond worden.

  • Verstikkende en oxiderende gassen welke zijn opgeslagen in een opslagtank: locaties zijn onbekend. De PR-contour bedraagt tussen de 1 en 3 meter. Ook deze zijn nog niet in beeld gebracht. De inventarisatie voor deze activiteit wordt niet projectmatig opgepakt, maar zal in de reguliere VTH-taken worden meegenomen door de ODZOB.

§ 2.3 Buisleidingen

Door de gemeente Asten lopen vier hogedruk aardgasleidingen. Een daarvan is een zogenaamde A-leiding (A-585), deze hebben een werkdruk van meer dan 40 bar. Daarnaast lopen er ook drie kleinere Z-leidingen (Z-540-01, Z-540-09 en Z-540-52) door de gemeente Asten. Deze hebben een werkdruk van tussen de 16 bar en 40 bar. Bij buisleidingen geldt een belemmeringenstrook van vier meter (voor de Z-leidingen) tot vijf meter (voor de A-leidingen). Hierbinnen mogen geen bouwwerken worden opgericht, aangezien de ruimte is gereserveerd voor onderhoud aan de leidingen. De PR 10-6 contour en de aandachtsgebieden moeten op grond van het Bkl, bijlage VII onder D2 berekend worden voor buisleidingen. De leidingbeheerder levert deze aan het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV).

§ 2.4 Wegen

Over de weg worden ook gevaarlijke stoffen vervoerd. Het gaat hier zowel om doorgaand vervoer over rijks- en provinciale wegen als om bestemmingsverkeer over gemeentelijke wegen. De regels over vervoer van gevaarlijke stoffen blijven buiten de Omgevingswet bestaan onder de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd in Asten zijn niet allemaal zichtbaar op de risicokaart omdat het Basisnet alleen de hoofdsnelwegen bevat (de A-wegen) en enkele autowegen (N-wegen). In het geval van de gemeente Asten geldt dat alleen de A67 op de risicokaart is geprojecteerd. Voor de transportroutes die niet tot het Basisnet behoren en waarover aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd worden, moet ook naar externe veiligheid gekeken worden. Dit is o.a. opgenomen in de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. In de toelichting van deze beleidsregels verzoekt het ministerie van Infrastructuur en Waterstraat de provincies en gemeenten dit beleid ook op de transportroutes in hun beheer toe te passen.

Er zijn wegen in Asten die (mogelijk) van invloed zijn op externe veiligheid.

2.4.1 Rijksweg A67

De Rijksweg A67 (wegvlak B112) loopt door de gemeente Asten. Deze rijksweg is opgenomen in de Regeling Basisnet. Wegvlak B112 kent een PR10-6 contour van 32 meter. Daarnaast kent de gehele Rijksweg A67 een brandaandachtsgebied van 30 meter en een explosieaandachtsgebied van 200 meter. Aangezien dit wegvlak een plasbrandaandachtsgebied kent wordt aan brandaandachtsgebied verplicht aangewezen als een brandvoorschriftengebied. Daarnaast gaat deze Rijksweg ook een gifwolkaandachtsgebied krijgen. Deze zal echter nog nader bepaald worden door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Figuur 2: Rijksweg A67 tussen Asten en Ommel
afbeelding binnen de regeling

Een nieuwe ontwikkeling is de herijking van het Basisnet. Momenteel worden er volgens de Regeling Basisnet 4832 tankwagens met gevaarlijke stoffen vervoerd over de rijksweg A67 afrit 35 Someren – afrit 38 (Helden). Volgens de meest recente realisatiecijfers uit het rapport van Infomil (2021) worden er aanzienlijk meer tankwagens brandbare gassen en ook andere gevaarlijke stoffen (brandbare en giftige vloeistoffen) vervoerd. Mede door het toenemende vervoer over zowel het spoor als de weg wordt het Basisnet herijkt. Dit kan consequenties hebben voor de risicocontouren rondom de A67 in de gemeente Asten. Het is nog onduidelijk wat deze consequenties zijn.

2.4.2 Provinciale wegen N279, N608 en N609

In het rapport “Externe veiligheid provinciale wegen” van 5 oktober 2010 is de huidige situatie onderzocht. Tevens is een prognose voor de komende 10 jaar doorgerekend (tot 2020 red.).

Op basis van een inventarisatie die heeft plaatsgevonden ten behoeve van de risicoberekeningen, wordt gesteld dat het transport van gevaarlijke stoffen over deze provinciale wegen geen problemen oplevert.

Onder de Omgevingswet worden de provinciale wegen niet gezien als zijnde MBA met externe veiligheidsrisico’s. Dit betekent dat mogelijke risico’s rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen niet meer afgewogen hoeven te worden bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen.

2.4.3 Gemeentelijke (doorgaande) wegen

Binnen de gemeente Asten worden er over de gemeentelijke doorgaande wegen geen grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Alleen in het kader van het bevoorraden van (LPG)-tankstations worden er sporadisch gevaarlijke stoffen vervoerd via de doorgaande weg. Hierbij wordt rekening gehouden om dit vervoer zo min mogelijk door ‘risicoluw gebied’ te laten plaatsvinden.

Onder de Omgevingswet worden de gemeentelijk wegen niet gezien als zijnde MBA met externe veiligheidsrisico’s. Dit betekent dat mogelijke risico’s rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen niet afgewogen hoeven te worden bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen.

§ 2.5 Waterwegen

In de gemeente ligt een waterweg waarover gevaarlijke stoffen vervoerd kunnen worden: de Zuid-Willemsvaart. De vervoersstromen van gevaarlijke stoffen over de Zuid-Willemsvaart zijn niet relevant qua externe veiligheid omdat ze niet worden genoemd in de monitoring van het Basisnet Water. De Zuid-Willemsvaart is volgens het Basisnet een zogenaamde groene waterweg. Daarmee valt deze waterweg niet onder categorie C van Bijlage VII Bkl. Dit betekent dat er geen plaatsgebonden risico bestaat waar rekening mee gehouden dient te worden. Ook is er geen brand/explosieaandachtsgebied. De Zuid-Willemsvaart levert dus geen beperkingen op voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Asten.

§ 2.6 Hoogspanningslijnen

Door de gemeente Asten lopen hoogspanningslijnen. Deze lopen van noord naar zuid en volgt het traject van de Aa via de westkant van Asten. Rondom hoogspanningslijnen zijn magneetvelden aanwezig, verschillend in sterkte en afhankelijk van de hoeveelheid elektriciteit die door de lijnen gaat. In Nederland bestaat sinds 2005 voorzorgbeleid bij nieuwe situaties rond hoogspanningslijnen vanwege (mogelijke) gezondheidseffecten. Uit onderzoek is gebleken dat dat er bij een langdurig verblijf bij kinderen tot 15 jaar een verhoogde kans bestaat op het krijgen van leukemie. Het zou in Nederland gaan om één geval van kinderleukemie per 2 jaar. Het gaat dan om magneetvelden waarbinnen het berekende jaargemiddelde hoger is dan 0,4 microtesla. Concreet betekent dit dat er binnen de 0,4 microtesla-zone geen nieuwe woningen, scholen en KDV worden toegestaan. De gemeente Asten conformeert zich aan het voorzorgbeleid.

De risico’s van hoogspanningslijnen zijn voornamelijk gezondheidsrisico’s en worden daarom niet verder uitgewerkt in het programma externe veiligheid. De omgang met hoogspanningslijnen wordt in het omgevingsplan verder uitgewerkt.

§ 2.7 Duurzame ontwikkeling met externe veiligheidsrisico's

Met het oog op de toekomst is het belangrijk om duurzaamheid op te nemen in het programma externe veiligheid. Bepaalde duurzame ontwikkelingen kunnen externe veiligheidsrisico’s opleveren. Mede vanwege het maatschappelijk belang, wil de gemeente Asten deze ontwikkelingen mogelijk kunnen maken. Voorbeelden van duurzame ontwikkelingen met externe veiligheidsrisico’s zijn:

  • Buurtbatterijen: accu’s kunnen instabiel worden met als gevolg kortsluiting, thermal runaway en brand waarbij zeer giftige pyrolyseproducten vrijkomen. De risico’s zijn brand, explosie en gifwolk.

  • Waterstoftankstations: werken met hoge druk, waterstof is zeer licht ontvlambaar en ontbrand bij een lage ontstekingsenergie, explosief bij zuurstof en een ontstekingsbron. Er geldt een brandaandachtsgebied.

  • Windturbines: mogelijkheid dat een blad of gondel afbreekt. Daarnaast zijn er indirecte risico’s bij nabijheid van andere MBA’s met externe veiligheidsrisico’s (bijv. een afgebroken rotorblad breekt af en slaat in een hogedruk aardgasleiding).

  • Zonnepanelen: kortsluiting met als gevolg brand, of brand door oververhitting en pyrolyse van montagemateriaal.

  • Alternatieve opties voor aardgas: brengen per soort risico’s met zich mee (zie: Transitievisie Warmte).

Belangrijk is om binnen de beleidskeuzes op het gebied van de gemeente Asten en de bijbehorende gebiedstypes ruimte te laten voor deze duurzame ontwikkelingen. Indien dit op een verantwoorde veilige manier kan worden uitgevoerd, zal de gemeente Asten duurzame ontwikkelingen in ieder gebiedstype mogelijk willen maken. Voor woonwijken geldt dat dit uitsluitend mogelijk is als deze MBA met externe veiligheidsrisico’s noodzakelijk is voor het functioneren van de woonwijk.

Gezien de mogelijke externe veiligheidsrisico’s is het belangrijk dat bij ruimtelijke ontwikkelingen waarbij deze duurzame ontwikkelingen onderdeel uitmaken het aspect externe veiligheid goed geborgd wordt. Hoe dit geborgd wordt procesmatig binnen een ruimtelijke ontwikkeling moet worden uitgewerkt in deze werkprocessen.

Hoofdstuk 3 Beleidskeuzes

Inleidende tekst

De gemeente Asten maakt afwegingen en keuzes om de fysieke leefomgeving veilig in te richten. Hiermee kan de gemeente Asten voldoen aan het ambitieniveau om de externe veiligheidsrisico’s binnen de gemeentegrenzen zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast wil de gemeente Asten ook juist voor bedrijven een interessant ondernemersklimaat realiseren. De gemeente heeft de beleidsvrijheid om bepaalde gebouwen en locaties en bepaalde activiteiten met externe veiligheidsrisico’s wel of geheel niet toe te laten in bepaalde delen van de gemeente. Door hier gerichte beleidskeuzes in te maken, kan de gemeente Asten de balans tussen beide doelstellingen vinden. In de beleidsvisie externe veiligheid 2008 zijn een aantal strategische uitgangspunten geformuleerd. De gemeente Asten kiest ervoor om deze zoveel mogelijk beleidsneutraal over te nemen.. Echter dwingt de transitie naar de omgevingswet ook om op aanvullende aspecten beleidskeuzes te nemen. In dit hoofdstuk komen de beleidskeuzes aan bod.

§ 3.1 De 'Astense blik op externe veiligheid'

De opvatting ten aanzien van externe veiligheid is als volgt geformuleerd:

“Het gemeentelijke beleid ten aanzien van externe veiligheid is gericht op het beperken van de risico’s, die de inwoners in Asten lopen als gevolg van MBA’s met externe veiligheidsrisico’s, met als doel een veiliger woon- en werkklimaat. De wettelijke normen zijn daarbij de minimale basis. Door middel van onderstaande strategische uitgangspunten, uitgewerkt in een gebiedsgerichte benadering, wordt gestreefd naar een hoger ambitieniveau”.

Bestaande situaties

De bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en kwetsbare objecten heeft de gemeente Asten in beeld. Daar waar nodig zijn reeds brongerichte maatregelen getroffen. In het geval van bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s heeft de gemeente Asten de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • a.

    Het waar mogelijk beperken, verplaatsen of beëindigen van bestaande risicovolle bedrijven in risicoluw gebied. Uitbreiding van bestaande risicovolle bedrijven in het centrum en woonwijken wordt in beginsel niet toegestaan. Indien de ontwikkeling echter wel past in vastgesteld beleid en/of beleidsuitgangspunten, kan medewerking worden verleend als de risico’s niet toenemen.

  • b.

    Het mogelijk terugdringen van overeenkomstig het maatschappelijke belang beoordeelde niet-acceptabele risicosituaties in de overige gebieden. MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden verminderd (aanpassing omgevingsvergunning) dan wel beëindigd (sanering) in situaties, waarbij de risico’s de landelijke normen overschrijden, of indien het maatschappelijke belang daartoe aanleiding geeft.

Nieuwe situaties

Bij nieuwe situaties wordt gebiedsgericht beleid gevolgd. Hiermee worden de ruimtelijke consequenties van externe veiligheid in kaart gebracht en wordt door het treffen van maatregelen en ruimtelijke ordening een zo veilig mogelijke leefsituatie geschapen. Daarbij worden beleidskeuzes gehangen aan de eigenschappen van de omgeving. Dit is gericht op het verminderen van de gevolgen van een mogelijk incident voor de directe leefomgeving (de kans wordt dus niet verminderd). In de Omgevingsvisie 2022 en de toekomstagenda Asten 2030 is grofmazig per kern aangegeven welke gebieden mogelijk geschikt zijn voor MBA’s met externe veiligheidsrisico’s of juist voor woningbouw. In het omgevingsplan zullen de gebiedstypes daadwerkelijk worden aangewezen. Daarom dient altijd het omgevingsplan geraadpleegd te worden voor uitbreiding van of nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s.

§ 3.2 Uitgangspunten rondom bestaande activiteiten met externe veiligheidsrisico's

3.2.1 Vervoer van gevaarlijke stoffen (over de weg)

Een bijzonder aandachtspunt in het kader van de gebiedsgerichte aanpak is de aanwezigheid van infrastructuur waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze vervoersassen zijn niet als een afgebakend gebied te beschouwen omdat ze verschillende gebieden doorsnijden. Denk bijvoorbeeld aan woonwijken, buitengebieden en bedrijventerreinen. Hierdoor wordt het lastig om uniforme eisen te verbinden aan de mogelijkheid om ontwikkelingen te laten plaatsvinden in de nabijheid van diezelfde infrastructuur.

Gebieden die als ‘risicovolle infrastructuur’ worden beschouwd, betreffen locaties die binnen het aandachtsgebied van een weg, een ondergrondse buisleiding of een vaarweg vallen. In de gemeente Asten zijn dit bijvoorbeeld Rijksweg A67 en een vijftal hogedruk aardgasleidingen.

De risico’s die hieruit voortvloeien hebben betrekking op het transport van gevaarlijke stoffen. Op de aard en omvang hiervan heeft de gemeente weinig invloed. Daarom kiest de gemeente Asten om de omgang met deze risico’s te verbinden aan de voorwaarden van de gebiedstypes uit hoofdstuk 4. Concreet betekent dit dat waar bijvoorbeeld veel transport van gevaarlijke stoffen door het gebiedstype ‘Risicoluw’ loopt, de risicoluwe ambities worden gehanteerd. Daarnaast probeert de gemeente Asten het vervoer van gevaarlijke stoffen door de woonkern zoveel mogelijk te beperken. Dit betekent dat het vervoer van gevaarlijke stoffen door de gebiedstypes ‘Buitengebied’ en ‘Bedrijventerreinen Intensief‘ intensiever kan. Hiermee probeert de gemeente Asten de inwoners zoveel te beschermen tegen externe veiligheidsrisico’s.

In hoofdstuk 4 wordt een omschrijving van de gebiedstypen gegeven en worden de consequenties voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico besproken.

3.2.2 Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico's (risicovolle bedrijven)

Voor bestaande risicovolle bedrijven geldt dat de risicocontouren zoveel mogelijk worden beperkt om inefficiënt ruimtegebruik tegen te gaan. Dit wordt gedaan door een gerichte inzet van Best Beschikbare Technieken (BBT), waarbij de PR 10-6 contour (zoveel mogelijk) wordt teruggebracht binnen de eigen perceelgrenzen. Hiermee worden beperkingen voor de aangrenzende percelen opgeheven. In de gebiedstypes is bewust de keuze gemaakt om bedrijventerrein op te splitsen. Hierbij worden de (delen) bedrijventerreinen dichtbij en rondom woonkernen uitgesloten voor het realiseren van nieuwe activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Daarbij worden (delen van) bedrijventerrein waarbij de afstand (acceptabel) groter is ingericht om MBA’s met externe veiligheidsrisico’s, mits voldoende veilig, toe te staan.

3.2.3 Hogedruk aardgasleidingen

De gemeente Asten wordt doorsneden door vijf hogedruk aardgasleidingen. Het maatgevend scenario voor aardgastransportleidingen is een fakkelbrand en/of explosie als gevolg van breuk van de leiding (door een externe oorzaak, bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Afhankelijk van de leidingdiameter en gasdruk kan er een fakkel ontstaan van 60 meter tot enkele honderden meters hoog.

Door de Gasunie zijn op basis van dit mogelijke scenario de effectafstanden voor verschillende leidingdiameters en drukken bepaald (Scenarioboek externe veiligheid).

De effectafstanden (1% letaal) van de leidingen binnen de gemeente bedragen 80, 180, 430 en 490 meter. De stralingshitte op deze afstand bedraagt 10 kW/m2. Zoals gezegd worden de effectafstanden bepaald op basis van het scenario van een guillotinebreuk. Het gas ontsteekt en er treedt een fakkelbrand op. De kans op een guillotinebreuk is echter zeer klein (kans op een breuk is 5 tot 10 keer kleiner dan een lek). Het meest geloofwaardige scenario is een lek in de buisleiding. Voor de grootste leidingen in Asten (44 inch, 36 inch en 14,5 inch) ligt de effectafstand van een lek van de buisleiding op circa 10 meter van de buisleiding, voor de kleinste buisleiding (6,5 inch) ligt deze op de leiding (Tabellen 31 tot en met 34 van de Handreiking verantwoorde brandweeradvisering).

Gelet op de zeer kleine kans op een guillotinebreuk en de naar verhouding hoge kosten die gemaakt moeten worden om de bestaande gebouwde omgeving hiertegen te beschermen, is het niet reëel om hiervoor extra maatregelen op te leggen in het omgevingsplan of omgevingsvergunning. Ook voor het scenario van een lek van een buisleiding is het niet zinvol maatregelen aan de bestaande gebouwde omgeving op te leggen. De effectafstand is immers zeer klein (ligt op de buisleiding zelf of op zeer korte afstand), en bebouwing op de buisleiding is al uitgesloten vanwege de vrij te houden belemmeringstrook van 4 of 5 meter. Bij het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties in aandachtsgebieden van aardgasbuisleidingen moet door middel van het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 blijken welke maatregelen er getroffen dienen te worden. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen worden op voorhand uitgesloten binnen brand- en explosieaandachtsgebieden (zie 3.4).

§ 3.3 Uitgangspunten rondom nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico's

De ambitie van de gemeente Asten is dat er ruimte moet zijn om nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s toe te staan en om bestaande uit te breiden. Dit kan alleen binnen de gebiedstypes waar dit is toegestaan, om de externe veiligheidsrisico’s voor de bewoners van de gemeente Asten zo klein mogelijk te houden. Belangrijk bij het realiseren van nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s is dat het alleen kan als een passend beschermingsniveau wordt bereikt. Voorwaarde hierbij is dat de PR 10-6 contour binnen de perceelgrens blijft dan wel over locaties zonder bebouwingsmogelijkheden ligt. Hierdoor wordt voorkomen dat (beperkt) kwetsbare gebouwen en/of locaties en zeer kwetsbare gebouwen aanwezig mogen zijn of zich mogen vestigen binnen de PR 10-6 contour van milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Er kunnen dan geen nieuwe saneringssituaties ontstaan.

Wenselijk is dat nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zo ver mogelijk van (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties plaatsvinden. Daarom zijn de bedrijventerreinen in verschillende gebiedstypes gesplitst. De meeste (nieuwe) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden hierdoor zover mogelijk van de woongebieden af gerealiseerd. Nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden in eerste instantie op gebiedstype Bedrijventerrein Intensief gesitueerd (zie hoofdstuk 5). Daarnaast zou eventueel het gebiedstype Buitengebied ook MBA’s met externe veiligheidsrisico’s kunnen toestaan, mits deze passend zijn binnen de (bestaande) agrarische activiteiten (bijv. propaantanks).

In gebiedstype Risicoluw (zie hoofdstuk 5) zijn nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en de uitbreiding van bestaande activiteiten niet toegestaan, tenzij deze onlosmakelijk verbonden zijn aan het goed functioneren van het woongebied. Hier moet dan een zwaarwegend belang voor de realisatie van de activiteit met externe veiligheidsrisico’s gelden. Verder moet er een voldoende beschermingsniveau worden gerealiseerd volgens het verantwoordingskader in hoofdstuk 5.

§ 3.4 Kwetsbaarheid van gebouwen en locaties

Een gebouw wordt als zeer kwetsbaar aangemerkt als er personen in verblijven die zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen, bijvoorbeeld een kinderdagverblijf, of verpleeghuis. Op het moment er een nieuw zeer kwetsbare gebouw in het brand- of explosieaandachtsgebied wordt toegelaten, is de gemeente verplicht om deze locatie aan te wijzen als een brand- of explosievoorschriftengebied. Automatisch gelden dan de aanvullende bouweisen uit artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) dan wel gelijkwaardige maatregelen. Deze aanvullende bouweisen gelden alleen in het geval van (vervangende) nieuwbouw.

De beleidskeuze van de gemeente Asten is om geen nieuwe zeer kwetsbare gebouwen toe te staan in een brand- of explosieaandachtsgebied. Zeer kwetsbare gebouwen in aandachtsgebieden worden beschouwd als onnodig onveilig, omdat de gevolgen ernstig kunnen zijn als mensen zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bovendien is het niet in overeenstemming met de kernwaarden van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) (zie website van de VBRZO onderwerp omgevingsvisie kernwaarden[1]). Zeer kwetsbare gebouwen zijn wel toegestaan in het gifwolkaandachtsgebied gezien de grootte van dit gebied, mogelijke scenario’s en daarbij behorende beschermingsmaatregelen. Daarnaast dient ten allen tijden de risicocommunicatie in orde te zijn op het moment dat er zeer kwetsbare gebouwen worden gerealiseerd in gifwolkaandachtsgebieden.

Mogelijke ontwikkellocaties voor (nieuwe) zeer kwetsbare gebouwen bevinden zich voornamelijk in de gebiedstypes Risicoluw. (Nieuwe) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s zijn hier niet toegestaan, waardoor er in de toekomst geen mogelijkheid bestaat dat deze zeer kwetsbare gebouwen in (nieuwe) aandachtsgebieden komen te liggen.

Een mogelijk knelpunt in de gemeente bevindt zich aan de noordzijde van het dorp Asten en bij het dorp Ommel. Beide dorpen grenzen aan de rijksweg A67. Hierdoor ligt een gedeelte van het dorp in een brand- en explosieaandachtsgebied. Net zoals veel gemeenten in de regio heeft de gemeente Asten ook een grote verdichtingsopgave. De gemeente Asten wil locaties in de buurt van de A67, zoals in Ommel, niet uitsluiten van de verdichtingsopgave of voor het realiseren van locaties waar verminderd zelfredzame personen kunnen vestigen. Hierbij wordt gedacht aan faciliteiten voor lokale mensen zoals bijvoorbeeld een mantelzorgwoning. Voor het realiseren van zeer kwetsbare gebouwen in deze gebieden dient eerst gekeken te worden naar mogelijkheden buiten de aandachtsgebieden. Voor het realiseren van (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties geldt dat dit wel is toegestaan in de aandachtsgebieden, indien dit op een veilige manier kan worden ingericht. Hiervoor moet er aangetoond worden dat er sprake is van een passend beschermingsniveau op basis van het verantwoordingkader uit hoofdstuk 5.

§ 3.5 Voorschriftengebied

De beleidskeuze van de gemeente Asten is om de brand- en explosieaandachtsgebieden niet aan te wijzen als brand- of explosievoorschriftengebied, tenzij dit wettelijk verplicht is (bijvoorbeeld bij het realiseren van nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en het brandvoorschriftengebied bij de A67). De gemeente Asten kiest voor de uitzonderingsregel in artikel 5.14 lid 3 van het Bkl om af te wijken van het aanwijzen van voorschriftengebieden. Er is hierbij geen onderscheid tussen de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Deze keuze ondersteunt de gemeente Asten voornamelijk om meer aantrekkelijke ruimte te creëren om aan de verdichtingsopgave te voldoen. Echter, bij nieuwe ontwikkelingen in het aandachtsgebied wordt er altijd rekening gehouden met externe veiligheidsrisico’s en het bereiken van voldoende bescherming volgens het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5. De aanwijzing van de (verplichte) voorschriftengebieden vindt plaats in het omgevingsplan.

§ 3.6 Groepsrisico

Bij nieuwe (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in aandachtsgebieden dient de gemeente rekening te houden met het groepsrisico. De initiatiefnemer/ontwikkelaar heeft de mogelijkheid om zelf te beslissen over het uitvoeren van een groepsrisicoberekening bij een nieuwe ontwikkeling. De initiatiefnemer/ontwikkelaar moet bij ontwikkellocaties in aandachtsgebieden altijd aan tonen dat er sprake is van passende bescherming middels het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5.

Daarnaast wordt bij nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving de VRBZO in de gelegenheid gesteld om advies te geven over zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van noodhulpdiensten. Bij nieuwe ontwikkelingen van (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in het aandachtsgebied, wordt verwezen naar de kernwaarden van de VRBZO (zie website van de VBRZO onderwerp omgevingsvisie kernwaarden). Ook wordt verwezen naar het standaard en maatwerkadvies van de VRBZO omtrent nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving (zie brochure maatwerk of standaardadviesop de website van de VRBZO). Verder adviseert de VRBZO over omgevingsveiligheid bij nieuwe initiatieven in de gemeente Asten.

Hoofdstuk 4 Gebiedsgerichte risicoprofielen

Inleidende tekst

De gemeente Asten wil zorgen voor een goede balans tussen wonen en werken. Hierbij wil de gemeente Asten ruimte maken voor nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving enerzijds en anderzijds ruimte maken voor ondernemen. Om vooraf structuur en handvaten te bieden over hoe de gemeente haar grondgebied wil inrichten, worden gebiedstypen geïntroduceerd. Het toewijzen van de gebiedstypen aan specifieke gebieden in de gemeente Asten, gebeurt in het omgevingsplan. In de bijlage 4 van dit programma zijn de kaarten terug te vinden van het grondgebied van de gemeente Asten, met de indeling van alle gebiedstypes.

Indeling gebiedstypen in de gemeente Asten:

  • Risicoluw gebied:

    • Woongebied: uitsluitend wonen, zeer beperkt ruimte voor andere functies;

    • Gemengd gebied: gebied met meerdere functies (wonen, horeca, detailhandel, kleine ondernemingen);

  • Bedrijventerrein Intensief: verder van woongebied af, groot formaat bedrijven, industrie geconcentreerd bij elkaar;

  • Bedrijventerrein Extensief: dichtbij / aansluitend aan woongebied, klein of gemiddeld formaat bedrijven, bedrijven en andere functies bestaan naast elkaar;

  • Buitengebied: groen gebied, agrarisch gebied (het gebied dat voortkomt uit het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ in de gemeente Asten).

De gekozen gebiedstypen voor de gemeente Asten zijn gebaseerd op de staalkaarten van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Niet alle gebiedstypen zijn van toepassing voor de gemeente Asten, enkel die hier behandeld worden (met aanvullingen). Risicoluw gebied omvat bijvoorbeeld het centrum, waar wonen en andere functies bij elkaar komen. Daarnaast zijn er grote woonwijken met beperkte andere functies, bijvoorbeeld enkele functies zoals detailhandel. Verder kent de gemeente bedrijventerreinen met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, zoals aan de noordkant van het dorp Asten (Nobis, Florapark, ’t Hoogveld), maar ook kleinere bedrijventerreinen zonder milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s en/of direct naast woonfuncties gelegen, zoals aan de zuid-zuidwest kant van het dorp Asten of de Molenakkers.

Nieuw ten opzichte van de huidige beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Asten uit 2008 is het splitsen van het gebiedstype bedrijventerrein naar zowel bedrijventerrein Intensief als -Extensief. Door de huidige en nieuwe bedrijventerreinen, of delen daarvan, in te delen in een passend gebiedstype kan er ruimte gecreëerd worden tussen woongebieden en risicocontouren. De gemeente Asten kiest hier bewust voor om zo de externe veiligheidsrisico’s voor burgers zo klein mogelijk te maken. Daarnaast wordt het zoekgebied voor nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s een stuk gedetailleerder.

De gemeente Asten heeft een groot buitengebied. Dit buitengebied kenmerkt zich door de vele verschillende (agrarische) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en gedeeltelijk woongebied. De gemeente Asten kiest ervoor om dit gebied open te houden voor de ontwikkeling van zowel risicovolle (agrarische) activiteiten als het realiseren van woonvoorzieningen, mits dit goed verantwoord wordt conform het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5.

In de tabel hieronder zijn de gebiedstypen met bijbehorende beleidskeuzes beknopt in beeld gebracht. Op de volgende pagina’s zijn de beleidskeuzes per gebiedstype gedetailleerd in een overzicht gezet. Het gifwolkaandachtsgebied is nog niet meegenomen.

afbeelding binnen de regeling

§ 4.1 Risicoluw gebied

afbeelding binnen de regeling

Een risicoluw gebied kenmerkt zich door een hoge bevolkingsdichtheid. De gemeente Asten kiest ervoor om in principe geen ruimte te maken voor milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Het risicoluw gebied wordt juist aangewezen als zoeklocaties voor nieuw te realiseren (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties. Nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn hier niet toegestaan met uitzondering van (nuts)voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het functioneren van het gebied. Op het moment dat er gebruik wordt gemaakt van deze uitzondering dient te allen tijde middels het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 te worden geborgd dat deze MBA met externe veiligheidsrisico’s veilig wordt gerealiseerd voor de bewoners/gebruiken van het gebied. In de nabijheid van risicovolle infrastructuur zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan, mits het planontwerp wordt geoptimaliseerd (mogelijkheden voor beheersbaarheid van calamiteiten, zelfredzaamheid van de burgers etc.) Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen in bestaande (en mogelijke nieuwe) aandachtsgebieden zijn niet toegestaan. Specifieke locaties die in onze gemeente onder het risicoluwe gebied vallen zijn:

4.1.1 Centrum

Het centrum is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals detailhandel, horeca en kleine bedrijvigheid. De risico’s van eventueel aanwezige risicovolle inrichtingen worden zoveel mogelijk beperkt. Nieuwe risicovolle inrichtingen zijn uitgesloten.

4.1.2 Woonwijken

Dit zijn locaties die worden gekenmerkt door hoge dichtheden van personen en activiteiten zoals wonen, scholen en zorginstellingen. In de woonwijken zijn alle MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uitgesloten, mits dit noodzakelijk is voor het functioneren van de woonwijk. Hiermee wil de gemeente Asten niet per definitie ontwikkelingen rondom energietransitie (bijvoorbeeld buurtbatterijen, oplaadstations voor elektrische auto’s) uitsluiten. Er moet een passend beschermingsniveau worden gerealiseerd, inclusief een verantwoording van het groepsrisico volgens het verantwoordingskader.

4.1.3 Recreatiepark Prinsenmeer

Prinsenmeer is een groot recreatiepark met dito propaantank, waar semi-permanente bewoning plaats vindt en waar op gezette tijden meer dan 10.000 mensen verblijven. Om die reden hebben we ervoor gekozen om dit terrein ook als risicoluw gebied te beschouwen. Concreet betekent dit dat nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico in de buurt van het recreatiepark niet mag zorgen voor eventuele blootstelling van risico’s voor de populatie op het vakantiepark. Daarnaast zijn nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s op het recreatiepark zelf uitgesloten. In het kader van de propaantank mogen er geen nieuwe (zeer) kwetsbare gebouwen worden gerealiseerd in het brand en/of explosieaandachtsgebied van de tank.

§ 4.2 Bedrijventerrein Intensief

Bedrijventerrein Intensief is binnen de gemeente Asten, gezien vanuit het oogpunt van externe veiligheid, aangewezen voor de vestiging van risicovolle bedrijven. Hier bevinden zich vaak al inrichtingen die werken met gevaarlijke stoffen of andere activiteiten die aangewezen staan in bijlage VII van het BKL. Deze MBA’s met externe veiligheidsrisico’s kennen vaak een PR 10-6 -contour en ook een of meerdere aandachtsgebieden. Via het vergunningenstelsel worden de plaatsgebonden risicocontouren beperkt en vervolgens vastgelegd om de ruimte op de industrieterreinen zo goed mogelijk te kunnen benutten. Binnen dit gebiedstype mogen zowel bestaande (risicovolle) activiteiten uitbreiden en ook mogen hier eveneens nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zich vestigen. Clustering van risicobedrijven ligt daarom voor de hand. Nieuwe woningen en andere kwetsbare gebouwen niet toegestaan. Bestaande bedrijfswoningen blijven gehandhaafd. Ook zijn nieuwe zeer kwetsbare gebouwen zijn toegestaan binnen dit gebiedstype.

Door MBA’s met externe veiligheidsrisico’s binnen dit gebiedstype te concentreren wordt zoveel mogelijk voorkomen dat op meer plaatsen binnen de gemeente met grens- en richtwaarden rekening moet worden gehouden. Hierdoor is de kans dat er (zeer) kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden komen te liggen zo klein mogelijk. Mede daarom wordt vestiging nabij risicovolle infrastructuur ook zoveel mogelijk gestimuleerd. Om de grotere risico’s als gevolg van clustering te verantwoorden, wordt de omgeving actief geïnformeerd over de risico’s. Hulpdiensten richten zich voor deze gebieden op de optimalisatie van rampenbestrijdingsplannen. Goede voorzieningen, zoals bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorzieningen zijn hierbij volledig uitgewerkt en up-to-date. Bij het realiseren van nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s dient ook binnen dit gebiedstype het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 doorlopen te worden.

§ 4.3 Bedrijventerrein Extensief

Bedrijventerrein Extensief is specifiek aangewezen voor vestiging van bedrijven, welke aangemerkt worden als niet-risicovol. Deze bedrijven hebben geen plaatsgebonden risicocontour en geen brand- of explosieaandachtsgebied. Nieuwe bedrijven met MBA’s met externe veiligheidsrisico’s mogen zich hier niet vestigen.

Doordat er in het verleden nooit een splitsing (zie visie externe veiligheid 2008 van Asten) is gemaakt in de eigenschappen van de verschillende (delen) bedrijventerreinen, kan het voorkomen dat er bestaande bedrijven met MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn gevestigd binnen dit gebiedstype. Door historisch verkregen rechten is het voor bestaande risicovolle bedrijven wel mogelijk om uit te breiden onder specifieke voorwaarden (zie eerste kolom tabel). Deze MBA’s met externe veiligheidsrisico’s kennen vaak een PR 10-06-contour en ook brand- en of explosieaandachtsgebieden. Via het vergunningenstelsel worden de plaatsgebonden risicocontouren beperkt en vervolgens vastgelegd om de ruimte op de industrieterreinen zo goed mogelijk te kunnen benutten. Nieuwe woningen en andere kwetsbare gebouwen zijn niet toegestaan in dit gebiedstype. Bestaande bedrijfswoningen blijven gehandhaafd. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen zijn per definitie niet toegestaan.

§ 4.4 Buitengebied

afbeelding binnen de regeling

Het gebiedstype Buitengebied is minder eenduidig dan de gebiedstypes Risicoluw en Bedrijventerrein Intensief en Bedrijventerrein Extensief. In dit gebied wordt de aanwezigheid van agrarische MBA’s activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (of gelieerd aan agrarische activiteiten) als vanzelfsprekend gezien. Door historische ontwikkelingen heeft er een mengeling van wonen en agrarisch ondernemen plaatsgevonden. Er zijn veel (agrarische) bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s binnen dit gebied, waarbij ook vele woonlocaties zijn gevestigd binnen dit gebiedstype. Nieuwe (agrarische) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn toegestaan binnen dit gebiedstype. Andere industriële (niet passend in het beeld van het buitengebied) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn, met uitzondering van propaantanks, niet toegestaan binnen dit gebiedstype. Ook de uitbreiding van agrarische bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn mogelijk. Daarnaast is het mogelijk om ook (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties mogelijk te maken, wanneer deze buiten brand- en explosieaandachtsgebieden van MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn gelegen. Ruimtelijke ontwikkelingen nabij MBA’s met externe veiligheidsrisico’s (in aandachtsgebieden) zijn eveneens toegestaan, mits voldaan wordt aan de verantwoordingsplicht uit hoofdstuk 5. Dit geldt niet voor zeer kwetsbare gebouwen. Deze worden uitgesloten in brand- en/of explosieaandachtsgebieden.

Rondom de volgende activiteiten worden extra beleidskeuzes vastgelegd binnen dit gebiedstype:

4.4.1 Agrarische inrichtingen

Vestiging van inrichtingen met een agrarisch karakter is mogelijk, vanuit het oogpunt van externe veiligheid bezien. Deze uitzondering wordt gemaakt omdat deze bedrijven en activiteiten op grond van hun typering van oudsher in het buitengebied passen. De risico’s van dit soort bedrijvigheid hangen bovendien samen met de plaatsing van propaantanks. Deze zijn toegestaan, omdat op sommige plekken een fijnmazig gasdistributienet in het buitengebied ontbreekt en hiervoor reeds adequate veiligheidsvoorzieningen zijn opgenomen in de betreffende wet- en regelgeving (Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)).

4.4.2 LPG-tankstations/waterstof-stations

De vestiging van nieuwe LPG-tankstations in het buitengebied wordt toegestaan. Deze industriële activiteiten van dergelijke inrichtingen hangen vaak nauw samen met de ligging van de doorgaande wegen in Asten. Bovendien is het uit oogpunt van externe veiligheid verstandig om nieuwe LPG-tankstations zoveel mogelijk buiten bebouwde gebieden te vestigen. Dit geldt ook voor waterstof-stations, die mogelijk door de energietransitie ook haar intrede kunnen maken binnen de gemeente Asten. Locaties die ingericht zijn voor het afleveren van LPG zijn in de toekomst uitermate geschikt voor het van afleveren risicovolle brandstoffen, zoals bijvoorbeeld waterstof of een combinatie van verschillende brandstoffen (zoals voorkomt bij multifuel-tankstations), door de historisch gecreëerd afstand tussen kwetsbare gebouwen en de MBA’s met externe veiligheidsrisico’s.

4.4.3 Windturbines

Nederland staat voor een belangrijke opgave om meer duurzame energie te produceren. Windenergie moet hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Ook in de gemeente Asten kan het voorkomen dat er delen van het buitengebied worden bestemd voor het realiseren van windturbines. Externe veiligheid kan een complicerende rol spelen bij het vinden van locaties voor windturbines.

Om te voorkomen dat zich ongelukken voordoen met windturbines, moeten windturbines aan strenge veiligheidseisen voldoen. Daarnaast is de locatiekeuze van de molens van belang waarbij de (externe) veiligheidsrisico’s voor de omgeving goed in kaart worden gebracht en worden beoordeeld. Om de plaatsing van windturbines zorgvuldig te kiezen dient de Handreiking Risicozonering Windturbines gevolgd te worden.

Hoofdstuk 5 Verantwoordingskader

Inleidende tekst

Conform 5.15 van het Besluit kwaliteit leefomgeving moet de gemeente in het omgevingsplan bij het realiseren van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen een brand-, explosie en/of gifwolkaandachtsgebied rekening houden met het groepsrisico. Om hieraan te voldoen kan de gemeente kiezen, conform artikel 5.15 lid 2, om dit op twee manieren in te vullen:

  • a.

    geen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties toelaten in aandachtsgebieden

  • b.

    waar het omgevingsplan beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties toelaat, waarborgt de gemeente:

    • 1.

      dat maatregelen zijn getroffen ter bescherming van personen in die gebouwen en op die locaties; of

    • 2.

      dat het aantal doorgaans aanwezige personen of de tijd dat die aanwezig zijn in die gebouwen en op die locaties beperkt is.

De gemeente Asten kiest er bewust voor om binnen bepaalde gebiedstypes onder deze voorwaarden wel beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en locaties toe te staan binnen aandachtsgebieden. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen in brand- en explosieaandachtsgebieden worden uitgesloten. Indien de gemeente Asten nieuwe (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties wil toe staan in een aandachtsgebied moet het aantonen of er voldoende bescherming middels maatregelen gewaarborgd wordt. Een andere mogelijkheid is het aantal personen (of tijdsduur) binnen het aandachtsgebied beperken.

Om aan te tonen of er passende bescherming geboden kan worden aan de nieuwe populatie of dat de populatie beperkt kan worden maakt de gemeente Asten gebruik van het stappenplan ‘voldoende bescherming’ van de provincie Noord-Brabant. De visualisatie van dit stappenplan is als PDF bijgevoegd bij dit programma. Vanaf 1 januari 2024 is het stappenplan incl. invoermodule te vinden via de website van de provincie Noord-Brabant.

§ 5.1 Verantwoording van het groepsrisico; zowel binnenplans als buitenplans

Uit de gebiedsindeling van dit programma kan blijken dat een ontwikkeling niet is toegestaan. Dit moet bij de inwerkingtreding van het definitieve omgevingsplan ook blijken uit de planregels volgens het omgevingsplan. Als een activiteit niet (geheel) mogelijk is op basis van het omgevingsplan, kan een initiatiefnemer een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) aanvragen of verzoeken om een wijziging van het omgevingsplan. Het bevoegd gezag kan de BOPA verlenen als de activiteit voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies en aan de instructieregels van het Rijk en de provincie. Vrijwel altijd zijn burgemeester en wethouders (B&W) het bevoegd gezag bij de beslissing op een aanvraag voor een BOPA. In sommige gevallen zijn Gedeputeerde Staten of de minister het bevoegd gezag. Dit volgt uit het Omgevingsbesluit.

5.5.1 Waaraan moet een BOPA voldoen

Het bevoegd gezag kan een vergunning voor een BOPA alleen verlenen als deze in ieder geval voldoet aan:

  • een evenwichtige toedeling van functies aan locaties; en

  • de instructieregels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het Besluit kwaliteit leefomgeving (afdeling 5.1 Bkl); en

  • de instructieregels in de provinciale omgevingsverordening, onder andere dit programma externe veiligheid.

De instructieregels uit hoofdstuk 5 zijn dus alsnog van toepassing en er moet dus ook ten alle tijden rekening worden gehouden met het groepsrisico, indien er een ontwikkeling gerealiseerd wordt in het brand- en explosieaandachtsgebied. Om bij een BOPA aan te tonen of er voldoende bescherming geboden kan worden aan de nieuwe populatie of dat de populatie beperkt kan worden maakt de gemeente Asten gebruik van het stappenplan ‘voldoende bescherming’ van de provincie Noord-Brabant. Opgemerkte dient te worden dat wanneer er met een BOPA een zeer kwetsbaar gebouw mogelijk wordt gemaakt in een aandachtsgebied, er ook verplicht een voorschriftengebied aangewezen dient te worden. Voorschriftengebieden kunnen ook met een Bopa aangewezen worden.

5.5.2 Gemotiveerd afwijken van het programma externe veiligheid

Dit programma geeft vooral vanuit externe veiligheid richting aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Vanuit die optiek is dit programma op onderdelen strenger dan de maximale wettelijke mogelijkheden op het gebied van externe veiligheid. Naast een gezonde en veilige woonomgeving heeft de gemeente veel meer ambities. In de totaal afweging van een initiatief getoetst aan de te bereiken ambities kan de gemeente Asten afwijken van de bovenwettelijke ambities uit dit programma. Dit dient door de initiatiefnemer gemotiveerd te worden. Deze motivatie bevat zowel de redenen waarom het initiatief meerwaarde heeft voor de gemeente Asten getoetst aan de ambities uit de Omgevingsvisie. Daarnaast dient ten alle tijden ook te worden aangetoond dat er sprake is van een passende bescherming volgend uit het stappenplan ‘voldoende bescherming’ van de provincie Noord-Brabant.

Bijlage I Afkortingenlijst

Afkortingenlijst

Afkortingen

Betekenis

ODZOB

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

VRBZO

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

MBA

Milieubelastende activiteit

EV

Externe veiligheid

Ow

Omgevingswet

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl

Besluit bouwwerken leefomgeving

PR10-06

Plaatsgebonden risico

GR

Groepsrisico

BKG

Beperkt kwetsbaar gebouw

KG

Kwetsbaar gebouw

ZKG

Zeer kwetsbaar gebouw

BKL

Beperkt kwetsbare locatie

KL

Kwetsbare locatie

PGS

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

DSO

Digitaal Stelsel Omgevingswet

BBT

Best beschikbare technieken

Bijlage II Wettelijk kader

Het beleid uit dit programma is gebaseerd op en getoetst aan de bepalingen uit de Omgevingswet en uit de vier Algemene Maatregelen van Bestuur. Op grond van artikel 3.1 van de Omgevingswet stelt de gemeenteraad een omgevingsvisie vast welke de volgende zaken bevat: de kwaliteit van de leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, beheer en de bescherming van het grondgebied, de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid. Het programma externe veiligheid is de beleidsuitwerking die volgt uit de omgevingsvisie.

in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan instructieregels, beoordelingsregels, regels voor monitoring en regels over omgevingswaarden voor het Rijk en decentrale overheden. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn algemene regels gesteld of voor activiteiten in de fysieke leefomgeving een melding of omgevingsvergunning nodig is: milieubelastende activiteiten die externe veiligheidsrisico’s opleveren.

Omgevingsvisie, programma en omgevingsplan

De omgevingsvisie bevat het belangrijkste beleid voor de fysieke leefomgeving. Bij het afwegen van dit beleid moet ook externe veiligheid meegenomen worden bij de afwegingen om te komen tot de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie geeft de beschermingsdoelstellingen in hoofdlijnen weer. Het bevoegd gezag kan de mensen beschermen tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen door een gebied zo in te richten dat de mensen die er verblijven voldoende zijn beschermd. Bescherming betekent in deze context: het voorkomen en beperken van slachtoffers en schade als gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen.

Om de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving te bereiken, kunnen decentrale overheden een programma opstellen met beleid en maatregelen. Om het strategisch ambitieniveau vanuit de Omgevingsvisie op het gebied van externe veiligheid te vertalen naar doelmatige beleidskeuzes, kies de gemeente Asten ervoor om een programma externe veiligheid op te stellen. Het programma is een flexibel instrument dat de overheid kan toepassen in verschillende fasen van de beleidscyclus. Het instrument programma is een beleidsdocument, net als de omgevingsvisie.

De instructieregels voor programma's staan in hoofdstuk 4 van het Bkl. Regels voor programma's bij het overschrijden van omgevingswaarden staan in hoofdstuk 2 van het Bkl. Programma's zijn bedoeld voor de verdere beleidsuitwerking en de uitwerking van de concrete maatregelen om doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Ze bevatten het uitvoeringsgerichte, (multi)sectorale of gebiedsgerichte beleid. Ze kunnen strategische beleidselementen bevatten, maar bevatten vooral niet-strategisch beleid. Daarnaast is het kenmerk van de omgevingsvisie dat deze voor tientallen jaren wordt opgesteld. Een programma kan op korte termijn (bijvoorbeeld vijf jaar) herzien en aangepast worden, indien het bevoegd gezag dit nodig acht. (IPLO, sd)

Het programma externe veiligheid bevat de volgende onderdelen:

  • de uitwerking van het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke leefomgeving in relatie tot externe veiligheid (artikel 3.5, onder a, Omgevingswet)

  • maatregelen om aan omgevingswaarden om passende beschermingsniveaus voor de burgers rondom milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s te realiseren. (artikel 3.5, onder b, Omgevingswet)

De omgevingsvisie en het programma externe veiligheid kennen de volgende samenhang:

Parameter

Omgevingsvisie

Programma (externe veiligheid)

Karakter

Strategisch, integraal, politiek-bestuurlijk

Uitvoeringsgericht, sectoraal, strategische elementen mogelijk

Inhoud

Ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke leefomgeving als geheel

Uitwerking beleid op het gebied van externe veiligheid (kan ook voor andere milieuthema's)

Samenhang tussen domeinen

Eén integraal ontwikkelingsbeleid voor de fysieke leefomgeving

Gericht op een beleid voor één domein (externe veiligheid), kan zorgen voor coördinatie tussen andere domeinen

Horizon

Langere termijn (meer dan 10 jaar)

Kortere termijn (+/- 5 jaar)

Werking

Basis voor het handelen van het visie vaststellend bestuursorgaan en voor programma's

Basis van beleidskeuzes en inzet van maatregelen ter bescherming van de fysieke leefomgeving

Juridische status

Bindt enkel het visie vaststellend kader

Bindt het beleidskader rondom een domein (externe veiligheid)

Vaststelling

Gemeenteraad

College van B&W

Op het moment dat het College van B&W het programma externe veiligheid vaststelt, biedt dit beleidsdocument de basis om gerichte planregels op te stellen in het Omgevingsplan. Daarnaast biedt dit programma externe veiligheid handvaten in de transitieperiode van een tijdelijk omgevingsplan naar een definitief omgevingsplan in 2032. Het omgevingsplan bevat de gemeentelijke regels voor de fysieke leefomgeving, waaronder dus ook voor het aspect externe veiligheid. Zo stelt de gemeente in het omgevingsplan onder meer regels op voor o.a. de volgende aspecten:

  • Aanwijzen van voorschriftengebieden;

  • Aanwijzen van andere veiligheidscontouren (bijvoorbeeld reseveringsstroken, contouren munitieopslagen)

  • het koppelt de fysieke omgeving aan de verschillende gebiedstypes (zie hoofdstuk 5);

  • Het stelt regels op over het al dan wel niet toestaan van nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s;

  • Het stelt regels op voor het al dan wel niet toestaan van zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen en locaties en beperkt kwetsbare gebouwen en locaties.

Begrippenkader externe veiligheid

In januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Het doel van deze nieuwe wet is het bundelen en vereenvoudigen van de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke ordening. Zo worden er 26 wetten die te maken hebben met de fysieke leefomgeving gebundeld tot één Omgevingswet. Er komt een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) waar overheden, belanghebbenden en initiatiefnemers snel kunnen zien wat in de fysieke leefomgeving is toegestaan (Aan de slag met de Omgevingswet, sd). Hierdoor wordt het voor burgers en bedrijven makkelijker om vergunningen aan te vragen voor bijvoorbeeld het bouwen van woningen, bedrijfspanden, het aanleggen van wegen en andere ruimtelijke ordeningsprojecten (Rijksoverheid, sd).

Verschillende zaken veranderen door de komst van de Omgevingswet. Gemeenten ontwikkelen een omgevingsplan, welke de bestaande bestemmingsplannen en de beheersverordening vanuit de Wet ruimtelijke ordening vervangt. Daarnaast komt er per gemeente een gemeentelijke omgevingsvisie: de toekomstige ontwikkelingen en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving op lange termijn worden hierin vastgelegd. Externe veiligheid vormt ook een onderdeel in de omgevingsvisie: wanneer is een gebied voldoende veilig, rekening houdend met bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s en ontwikkelingen in de toekomst. Beleid over externe veiligheid volgt uit het programma externe veiligheid. In het programma staat de verdere beleidsuitwerking en de uitwerking van concrete maatregelen om de doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. (IPLO, sd)

De wet- en regelgeving over externe veiligheid is nu nog versnipperd over meerdere wetten, besluiten en ministeriële regelingen. De Omgevingswet integreert in ieder geval de volgende besluiten volledig:

  • Besluit en regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

  • Besluit en regeling externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Regeling Basisnet

  • Besluit en regeling risico's zware ongevallen (Brzo)

  • Registratiebesluit externe veiligheid

De omgang en rijksregels in het kader van de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (buisleidingen, basisnet, risicovolle bedrijven) zullen niet centraal meer vastgelegd worden onder de Omgevingswet. De omgang en regels rondom met risicocontouren en aandachtsgebieden zullen in het decentrale beleid vastgelegd moeten worden, in de omgevingsvisie, het programma externe veiligheid en het in het omgevingsplan.

Om gerichte planregels te kunnen schrijven in het Omgevingsplan en om externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen op een goede manier te verantwoorden kiest de gemeente Asten om dit programma Externe veiligheid op te stellen.

Omgevingsveiligheid

Onder de Omgevingswet wordt niet enkel van externe veiligheid gesproken, maar nieuw is het meer omvattende begrip omgevingsveiligheid. Externe veiligheid valt hieronder, maar omgevingsveiligheid gaat ook over rampen en crises en het voorkomen, beperken en bestrijden ervan, de mogelijkheid van personen om zichzelf in veiligheid te brengen en geneeskundige hulpverlening (artikel 5.2 Bkl). De veiligheidsregio’s hebben hier een adviserende rol (zie bijlage 6). In het programma externe veiligheid van de gemeente Asten worden deze zaken niet behandeld, daarom spreken we van externe veiligheid en niet van omgevingsveiligheid.

Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico's

Risicobronnen zijn onder de Omgevingswet milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s:

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven (dit omvat verschillende milieubelastende activiteiten uit het Bal[1]);

  • Het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (spoor, weg, water);

  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen, welke zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Bal;

  • Windturbines;

  • Luchthavens en defensieterrein;

  • Civiele en militaire munitieopslagen.

De MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uit bijlage VII van het BKL zijn alle activiteit waar externe veiligheid moet worden beschouwd bij ruimtelijke ontwikkelingen. De grootte van de plaatsgebonden risicocontouren (PR10-6 ) en aandachtsgebieden (hierna uitgelegd) zijn in deze bijlage VII per activiteit bepaald. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt tussen de volgende categorieën:

  • A: Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht

  • B: Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht

  • C: Activiteiten met bij ministeriële regeling vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico

  • D: Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht

  • E: Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht

De aard, omvang en het risicoprofiel bepaald onder andere de categorie indeling van een activiteit. Bij de te berekenen PR10-6 contouren en aandachtsgebieden zijn gaat het om vaak de activiteiten met de grootste externe veiligheidsrisico’s.

De regels rondom het veilig beheer, gebruik en onderhoud van de MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn opgesteld per activiteit en zijn terug te vinden in het Bal. Daarnaast dienen alle MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uit bijlage VII van het Bkl worden opgenomen in het Register Externe veiligheid (REV), de vervanger van de Risicoregister gevaarlijke stoffen (RRGS).

Plaatsgebonden risico

Dit is de kans dat één persoon per jaar overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt is dat deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats bevindt. De ruimtelijke waarden voor het plaatsgebonden risico zijn terug te vinden in het Bkl. Deze waarden worden vertaald in afstanden die tot locaties en gebouwen in acht moeten worden genomen of waarmee rekening moet worden gehouden. Hier hoort een plaatsgebonden risicocontour bij: binnen de contour is het risico groot, buiten de contour is het risico kleiner. Dit noemen we de PR 10-6 contour. De afstanden van het plaatsgebonden risico zijn vastgestelde afstanden, berekende afstanden en de kans die geaccepteerd is als veilig: één op de miljoen per jaar. Binnen deze PR-6 contour zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toegestaan.

Aandachtsgebieden

Aandachtsgebieden zijn gebieden rond locaties met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s die inzichtelijk maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen kunnen er zich levensbedreigende gevaren voor personen in gebouwen voordoen. Er is onderscheid gemaakt tussen drie soorten gevaren: warmtestraling (brand), overdruk (explosie) en concentratie giftige stoffen in de lucht (gifwolk).

Figuur 3RIVM 2021
afbeelding binnen de regeling

Daarom zijn er drie typen aandachtsgebieden gedefinieerd:

  • Brandaandachtsgebied (BAG);

  • Explosieaandachtsgebied (EAG);

  • Gifwolkaandachtsgebied (GAG).

De grenswaarden van de aandachtsgebieden zijn geregeld in het Bkl. Voor de bepaling ervan is uitgegaan van de bescherming die nieuwbouw en rampenbestrijding bieden. De aard en de omvang van een aandachtsgebied wordt bepaald door de effecten van een scenario, niet door de kans. Een aandachtsgebied kan kleiner worden door het toepassen van de best beschikbare technieken (BBT) bij de MBA met externe veiligheidsrisico’s. Voor een overzicht van de vaste afstanden van aandachtsgebieden bij enkele milieubelastende activiteiten, zie de tabel in bijlage 2 (RIVM, 2021).

Figuur 4Oostkracht 10, 2022
afbeelding binnen de regeling

Externe veiligheidsafstanden

Voor een groot aantal activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden vaste afstanden. Deze zijn te vinden in het Bal of in het Bkl. De afstanden uit het Bal gelden vanaf het bij de activiteit aangegeven meetpunt tot de begrenzing van de locatie waar de activiteit plaatsvindt. Onder bepaalde voorwaarden gelden de afstanden in plaats daarvan tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties in de omgeving (gevel van een gebouw bijvoorbeeld). De begrenzingen staan in artikel 5.9 van het Bkl. De afstanden uit het Bkl gelden vanaf het bij de activiteit in bijlage VII aangegeven meetpunt(en) tot (zeer / beperkt) kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare locaties in de omgeving.

Voorschriftengebieden

Het bevoegd gezag besluit op grond van artikel 5.14 Bkl of een (deel van het) brand- of explosieaandachtsgebied wordt aangewezen als brand- of explosievoorschriftengebied. In het voorschriftengebied gelden aanvullende bouweisen voor nieuwbouw en vervangende nieuwbouw van zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen, of gelijkwaardige maatregelen. De aanvullende bouweisen staan in artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het doel van deze maatregelen is om mensen binnenshuis beter te beschermen tegen de gevolgen van een brand of explosie, veroorzaakt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Op grond van artikel 5.14 lid 3 Bkl kan de gemeente afwijken van het aanwijzen van een brand- of explosievoorschriftengebied.

Aanvullende regels:

  • Een brandaandachtsgebied van het basisnet wordt verplicht aangewezen als brandvoorschriften-gebied als daar met de huidige regelgeving een plasbrandaandachtsgebied geldt;

  • Locaties voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen (ook de functiewijziging van bestaande gebouwen naar zeer kwetsbaar gebouw) binnen een aandachtsgebied worden verplicht aangewezen als voorschriftengebieden.

Groepsrisico

Dit is de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Binnen aandachtsgebieden moet het bevoegd gezag rekening houden met het groepsrisico. Dit gebeurt bij het ontwikkelen van nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. “Rekening houden met” betekent dat het bevoegd gezag afwegingsruimte heeft over hoe ze omgaat met de omgeving van een risicovolle bron met de kans op maatschappelijke ontwrichting. Het doel is een integrale afweging van alle betrokken belangen. Het gaat hierbij ook om milieu en gezondheid. De centrale vraag luidt: wat acht het bevoegde gezag voldoende veilig en hoe motiveert ze dit?

Kwetsbaarheid van gebouwen en locaties

In bijlage VI van het Bkl staan drie categorieën gebouwen en locaties waarvoor de regels bescherming bieden:

  • a.

    Zeer kwetsbaar (alleen gebouwen)

  • b.

    Kwetsbaar (gebouwen en locaties)

  • c.

    Beperkt kwetsbaar (gebouwen en locaties)

In het omgevingsplan neemt de gemeente regels op ter bescherming van deze gebouwen en locaties vanwege externe veiligheidsrisico’s. De volgende zaken komen aan de orde bij het bepalen van de kwetsbaarheid van locaties en gebouwen: het aantal personen dat gelijktijdig aanwezig is, de aanwezigheidsduur van personen en de zelfredzaamheid van de aanwezige personen. De gebouwen worden alleen beschermd voor de gebruikersfunctie van het gebouw. Deze moet blijken uit het omgevingsplan of uit de omgevingsvergunning waarbij die functie mogelijk wordt gemaakt.

Een gebouw is zeer kwetsbaar als de aanwezige personen zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Bijvoorbeeld: een basisschool, gevangenis, woonfunctie voor 24-uurszorg. Voorbeelden van kwetsbare gebouwen en locaties zijn alle gebouwen met een woonfunctie en alle locaties waar grote evenementen of recreatief nachtverblijf voor meer dan vijftig personen plaatsvindt. Gebouwen en locaties zijn kwetsbaar als er veel personen een groot deel van de dag aanwezig zijn: sportfunctie, kantoorfunctie, hogescholen. Alle overige gebouwen en locaties zijn beperkt kwetsbaar.

Rondom de kwetsbaarheid van de populatie buitenshuis is er een handleiding Omgevingsveiligheid mensen op buitenlocaties op 12 december 2019 gepubliceerd door de ‘Werkgroep Risico’s mensen buiten[2]’. De handleiding wordt door de VRBZO gebruikt worden voor de advisering aan de gemeente Asten, bij de voorbereiding, planning en uitvoering van activiteiten in de buitenlucht in de nabijheid van een risicobron.

In de Omgevingswet ontbreekt een dergelijk landelijk afwegingskader voor mogelijke maatregelen om de veiligheid voor mensen op buitenlocaties te verhogen, zowel voor kleine als grote incidenten met gevaarlijke stoffen. Mensen op buitenlocaties zijn niet beschermd door een gebouw en worden daarom blootgesteld aan meer warmtestraling, overdruk en hogere concentraties giftige stoffen. Bij het realiseren voor buitenlocaties waarbij beperkt kwetsbare locaties, kwetsbare locaties wordt gerealiseerd dient er rekening gehouden te worden met eventuele attentie- en/of aandachtsgebieden. Om de afweging te maken of een ontwikkeling van een buitenlocatie veilig kan worden ingericht dient het ‘Stappenplan veiligheid mensen op buitenlocaties’, gepubliceerd in de ‘Handleiding Omgevingsveiligheid Mensen op Buitenlocaties’, versie 3.1, 12 december 2019, gebruikt te worden.

Bijlage III Borging van externe veiligheid bij besluitvorming

Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Op basis van de beleidskeuzes die gemaakt zijn in dit programma externe veiligheid (zoals bij de verschillende gebiedstypes) dienen er gerichte regels opgesteld te worden rondom de omgang met externe veiligheidsrisico’s. Deze regels moeten landen in het omgevingsplan. Op basis van deze regels in het omgevingsplan kan vooraf bepaald worden of de desbetreffende activiteit of ruimtelijke ontwikkeling past in het voorgestelde plangebied. Deze omgevingsplanregels moeten ertoe leiden dat het externe veiligheid binnen de gemeente Asten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe vergunningaanvragen in een zo vroeg mogelijk stadium geborgd wordt.

Verantwoordingsplicht groepsrisico bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en vergunningverlening

Bij het realiseren van een ruimtelijke ontwikkeling (binnen een aandachtsgebied) dient voor het milieuthema externe veiligheid een verantwoording groepsrisico[1] geschreven te worden. Door gebruik te maken van het stappenplan uit hoofdstuk 5 komt men tot voldoende bescherming. De genomen maatregelen en de afweging hiervan moet worden onderbouwd in de ruimtelijke onderbouwing.

Op het moment dat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen komt zal het aspect Externe veiligheid ook beoordeeld moeten worden. Dit zal moeten gebeuren op het moment dat er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een nieuwe activiteit in een aandachtsgebied of wanneer er aan nieuwe activiteit wordt aangevraagd waarbij er nieuwe aandachtsgebieden, PR-contouren en/of veiligheidsafstanden worden gecreëerd.

Externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen

Iedere nieuwe gebiedsontwikkeling is anders. Een verantwoordingskader met generieke regels dat voor alle nieuwe ontwikkelingen geldt is niet waterdicht om standaard tot voldoende bescherming te komen. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in het aandachtsgebied wordt, conform de methodiek van de Omgevingswet, een intaketafel ingericht om via een integrale benadering consensus te bereiken over voldoende bescherming in het plangebied. Specialisten van verschillende relevante onderwerpen nemen deel aan de intaketafel, waaronder een specialist externe veiligheid. Ook is het belangrijk om de VRBZO te betrekken bij de intaketafel op het moment dat er een initiatief wordt ontwikkeld in het aandachtsgebied van een MBA met externe veiligheidsrisico’s. Op deze manier kan er in het voortraject al een inschatting worden gemaakt over de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling in het aandachtsgebied. Om te bepalen wanneer en of de VRBZO wil aansluiten is er een ‘stappenplan Omgevingsveiligheid’ ontwikkeld door de VRBZO. Deze is bijgevoegd in bijlage 3.

De bouw (of uitbreiding) van een (nieuwe) risicobron

Bij het initiatief voor een nieuwe risicobron of uitbreiding van een bestaande risicobron, moet worden bepaald wat de omvang van het aandachtsgebied is. De omvang van het aandachtsgebied wordt bepaald aan de hand van bijlage VII van het Bkl. Hierin staan vaste afstanden waar rekening mee gehouden dient te worden of wanneer deze afstanden berekend dienen te worden. Wanneer de omvang van het aandachtsgebied is bepaald, moet worden beoordeeld of het aandachtsgebied past in het omgevingsplan. Dit is het geval als de gemeente in het omgevingsplan ruimte heeft gereserveerd voor toekomstige MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en aandachtsgebieden, zoals bij de gebiedstypes bedrijventerrein Intensief en buitengebied. Wanneer een initiatiefnemer een activiteit wil aanvragen die niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan. Ook het Rijk en de provincie hebben de mogelijkheid om via een projectbesluit direct aanpassingen te maken in het omgevingsplan.

De bouw van een (beperkt/zeer) kwetsbaar gebouw of locatie

Bij het initiatief voor een (beperkt/zeer) kwetsbaar gebouw of locatie moet beoordeeld worden of de ontwikkeling past in het omgevingsplan. Passen betekent in eerste instantie dat het omgevingsplan de ruimtelijke ontwikkeling (bijv. woningen of een school) toestaat in het betreffende gebied. Daarnaast kunnen er voorwaarden zijn gesteld aan de bouw van het kwetsbaar gebouw op het gebied van bescherming, zoals bijvoorbeeld geldt voor het bouwen van zeer kwetsbare gebouwen in een aandachtsgebied (voorschriftengebied).
Wanneer het omgevingsplan de bouw van het betreffende type gebouw toestaat, moet worden nagegaan of het gebouw in een aandachtsgebied is beoogd en of dit aandachtsgebied is aangewezen als voorschriftengebied. Het voorschriftengebied is altijd van toepassing voor zeer kwetsbaar gebouwen (zoals een ziekenhuis of kinderdagverblijf) wanneer deze in een brand- of explosieaandachtsgebied zijn voorzien.

Als het voorschriftengebied is aangewezen, betekent dit dat er aanvullende bouweisen gelden voor het te bouwen gebouw (artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Bbl, zie stappenplan voldoende bescherming). Wanneer geen voorschriftengebied is aangewezen, gelden voor (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties niet direct de aanvullende bouweisen. Wel dient het stappenplan voldoende bescherming doorlopen te worden, hieruit kan alsnog volgen dat er aanvullende bouweisen (of andere maatregelen) gelden.
Naast de aanwijzing van een voorschriftengebied, kan het omgevingsplan andere doel- en of middelvoorschriften bevatten waaraan de initiatiefnemer moet voldoen om de vergunning verleend te krijgen. Wanneer de initiatiefnemer in zijn plan kan aantonen aan de voorwaarden uit het omgevingsplan te kunnen voldoen, kan de omgevingsvergunning worden verleend. Wanneer een initiatiefnemer een activiteit wil aanvragen die niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden beoordeeld of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan.

Externe veiligheid en vergunningverlening

Ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning is het belangrijk om in een voorstadium een goede afweging te maken of de aangevraagde activiteit past binnen de bestaande bebouwde omgeving. Het toevoegen van een nieuwe MBA met externe veiligheidsrisico kan grote gevolgen hebben voor de omgeving. Conform de methodiek van de Omgevingswet wordt er een omgevingstafel ingericht om via een integrale benadering consensus te bereiken over voldoende bescherming in het plangebied en of de aangevraagde activiteit wenselijk is. Deze omgevingstafel kent dezelfde structuur als de intaketafels, zoals deze worden georganiseerd bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Indien consensus bereikt wordt over het realiseren van een nieuwe MBA met externe veiligheidsrisico’s zal de vergunningaanvraag beoordeeld moeten worden door de vergunningverlener.

De instructieregels voor het beoordelen van de vergunningaanvraag staan in artikelen 8.7 t/m 8.25 Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving). De gemeente Asten kan de vergunning verlenen, weigeren of aanvullende maatregelen eisen (op basis van artikel 5.26 Omgevingswet en de instructieregels uit artikelen 8.7 t/m 8.25 Bkl). Daarnaast is het belangrijk dat het groepsrisico verantwoord wordt aan de hand van het stappenplan ‘Voldoende Bescherming’.

Rekening houden met Omgevingsplan

Bij het beoordelen bij een vergunningaanvraag wordt door de gemeente Asten rekening gehouden met het omgevingsplan (8.9, derde lid, Bkl). Wanneer de activiteit niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan. Het kan hierbij zowel gaan om de aanvraag van een vergunning voor een risicobron als van een (beperkt, zeer) kwetsbaar gebouw of locatie.

Als de activiteit past in het omgevingsplan, dient bepaald te worden of er een PR 10-6 contour en/of een aandachtsgebied is (vaste afstand uit bijlage VII Bkl of berekenen).

Actualiseren vergunning

Bij een nieuwe vergunning worden bestaande rechten in stand gehouden tenzij actualisatie nodig is. Artikel 5.38 Omgevingswet verplicht de gemeente Aseten om regelmatig de toereikendheid van de vergunning te bezien (actualiseren). Dit biedt de gemeente Asten de mogelijkheid de vergunning te actualiseren wanneer deze bijvoorbeeld niet meer voldoet aan de laatste stand der techniek (artikel 4.22 lid 2 onder c). Met deze mogelijkheid kan de gemeente Asten bronmaatregelen afdwingen om zo de bestaande of nieuwe omgeving te beschermen tegen eventuele effecten van een calamiteit bij een MBA met externe veiligheidsrisico’s.

Bescherming van bestaande bedrijven na vergunningverlening tegen de gevolgen van een veranderende omgeving

Alle activiteiten (dus ook nieuwe woonbebouwing) dienen te passen binnen de gestelde grenzen van het omgevingsplan (8.9, derde lid, Bkl). Wanneer dat niet het geval is, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan. Als er al een bestaand aandachtsgebied is zal het bevoegd gezag daar rekening mee moeten houden in de aanpassing van het omgevingsplan (5.3 en 5.15 Bkl).

Als het omgevingsplan wordt aangepast moet de gemeente Asten bij vergunningverlening aan een bedrijf rekening houden met het (aangepaste) omgevingsplan.

Bijlage IV Gebiedsindeling in gebiedstypes

Bijlage V Tabel vastgestelde aandachtsgebieden

Voor enkele activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden vaste afstanden tot aandachtsgebieden. Deze zijn te vinden in bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving. In de tabel hieronder staan de activiteiten met vaste afstanden in een duidelijk overzicht. De overige afstanden van de brand- en explosieaandachtsgebieden bij activiteiten uit bijlage VII van het Bkl dienen berekend te worden.

Voor het gifwolkaandachtsgebied geldt een beleidsmatige afkapping van maximaal 1,5 kilometer.

Bij Seveso-bedrijven wordt het gifwolkaandachtsgebied afgekapt op 300 meter.

Tabel vastgestelde aandachtsgebieden
 

Brandaandachtsgebied

Explosieaandachtsgebied

Basisnet

30 meter

200 meter

Tanken van LPG

60 meter

160 meter

Opslagtank voor propaan >13m3

60 meter

160 meter

Opslaan van propaan <5m3

20 meter

30 meter

Opslaan van propaan >5m3

20 meter

50 meter

Opslaan van propaan >5 bevoorradingen per jaar

60 meter

160 meter

Waterstof: opslag- en transport, groothandel, containeroverslag en tankstation

55 meter

 

Opslag- en transportbedrijf, groothandel en containeroverslag: Seveso hoeveelheid

30 meter

200 meter

LNG: opslag- en transport, groothandel en containeroverslag en tankstation

Tussen 50 en 200 meter (tabel E.10 bijlage VII Bkl)

 

Bijlage VI Stappenplan Omgevingsveiligheid VRBZO

afbeelding binnen de regeling

Collectieve advisering omgevingsveiligheid Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost in het kader van art. 5.11 en 5.15 Bkl

  • a.

    Iedere activiteit, gebouw en evenement dat in een aandachtsgebied (brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebied) of attentiegebied wordt aangevraagd.

  • b.

    Iedere activiteit, gebouw en evenement dat in de directe omgeving van een natuurgebied wordt aangevraagd.

    • Hier wordt nog nadere invulling aan gegeven.

  • c.

    Initiatieven met betrekking tot het regionaal risicoprofiel, waaronder:

    • Windturbines

    • Gevolgbeperking overstroming en klimaatadaptatie

    • Evenementen

    • Gebruik van gebouwen

    • Voorkomen rookoverlast binnen-opslag en buitenopslag

    • Risicocommunicatie

    • Milieu

  • d.

    Initiatieven met betrekking tot de energietransitie (o.a. zonneparken, trafohuisjes, EOS, elektrische schepen, aanvullen) en nieuwe technieken/ technologieën/activiteiten waarvan risico’s m.b.t. fysieke veiligheid en gezondheid nog onbekend zijn;

  • e.

    Basisadvisering repressieve voorzieningen: De veiligheidsregio wil adviseren bij alle objecten waarbij afgeweken wordt van de uitgangspunten uit de ‘Handreiking bereikbaarheid en bluswater’[1] en/of de ‘bruidsschatregels’ ten aanzien van bluswater en bereikbaarheid. Bij de overige ontwikkelingen dient de handreiking te worden overgenomen en kan advies worden gevraagd bij de veiligheidsregio.
    Daarnaast wil de veiligheidsregio adviseren over repressieve voorzieningen die worden geplaatst bij (complexe) gebouwen die het brandweeroptreden mogelijk moeten maken. Dit geldt in ieder geval voor de volgende objecten:

    • Gebouwen hoger dan 20 meter;

    • Gebouwen met meervoudig ruimtegebruik (bijv. woongebouw boven tunnel of parkeergarage);

    • Gebouwen met een inzetdiepte van meer dan 60 meter;

Ontwikkelingen die invloed hebben op bereikbaarheid voor hulpdiensten, zoals publieks- en/of verkeer aantrekkende voorzieningen (bijv. een evenemententerrein, een schouwburg, scholen, bioscopen, stadion, de grotere stations voor openbaar vervoer, evenementenhal, etc.), bouwwerkzaamheden en/of tijdelijke of permanente wegafsluitingen;

  • [1]

    De kernwaarden vormen input voor de omgevingskwaliteit ‘veilige fysieke leefomgeving’. Het zijn (ontwerp)principes of de kaders waarmee de fysieke leefomgeving zo veilig mogelijk kan worden ingericht. In het Omgevingsplan kunnen daar vervolgens planregels en omgevingswaarden aan gekoppeld worden. Op deze manier wordt veiligheid een thema waarover aan de voorkant wordt nagedacht. Terug naar link van noot.

  • [2]

    Voorheen waren dit de BRZO-inrichtingen. Terug naar link van noot.

  • [1]

    Dit zijn o.a. waterstof en/of LPG-tankstations, de voormalige BEVI-inrichtingen, propaantanks, PGS15-opslagvoorzieningen en Seveso-inrichtingen (voorheen de BRZO-inrichtingen). Terug naar link van noot.

  • [2]

    Deze werkgroep bestaat uit afgevaardigden van de Brandweer NL, GGD/GHOR en Omgevingsdiensten. Terug naar link van noot.

  • [1]

    Hierbij wordt voldoende bescherming aangetoond middels het stappenplan voldoende bescherming zoals beschreven in hoofdstuk 5. Terug naar link van noot.

  • [1]

    Noot tekst Terug naar link van noot.