Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Pijnacker-Nootdorp

Geldend van 12-03-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Pijnacker-Nootdorp

De burgemeester van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Wijkzaken d.d. 27 februari 2024;

gelet op;

  • de Wet aanpak woonoverlast;

  • het bepaalde in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de APV

overwegende dat:

  • de Beleidsregel Aanpak woonoverlast gebaseerd is op artikel 2:79 van de APV;

  • de burgemeester op grond van artikel 2:79 bevoegd is om een bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing op te leggen bij ernstige en herhaaldelijke hinder en/of overlast vanuit een woning en/of erf;

  • een bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing een maatregel is om de overlast terug te dringen en aantasting van het woongenot en het leefklimaat te voorkomen en/of te beperken.

besluit:

de beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Pijnacker-Nootdorp vast te stellen.

Inleiding

Sinds 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast van kracht. Met deze wet hebben gemeenten meer wettelijke mogelijkheden in de aanpak van woonoverlast. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt (zorgplicht). Indien niet aan de zorgplicht wordt voldaan, kan de burgemeester een specifieke bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing opleggen aan overlastgevers in zowel huur- als koopwoningen. De bevoegdheid maakt het mogelijk om in bestuursrechtelijke zin te interveniëren in verhoudingen tussen buren, wanneer die gespannen zijn als gevolg van het veroorzaken van ernstige en herhaaldelijke hinder (woonoverlast).

Op 21 december 2023 is door de gemeenteraad een wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aangenomen. Toegevoegd is artikel 2:79 woonoverlast, zoals bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet. Daarmee is de bevoegdheid aan de burgemeester toegekend om in gevallen van ernstige woonoverlast gedragsaanwijzingen op te leggen.

De voorliggende Beleidsregel beschrijft op hoofdlijnen in welke gevallen, onder welke voorwaarden en hoe de burgemeester van Pijnacker-Nootdorp gebruik zal maken van deze bevoegdheid. Bij de toepassing komt de burgemeester beleidsvrijheid toe en het bepaalde in deze beleidsregel laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft indien bijzondere omstandigheden hier aanleiding toe geven (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht).

Ter verduidelijking van de bestuurlijke gedragslijn geeft de beleidsregel kort de samenhang met artikel 151d Gemeentewet weer. Vervolgens wordt het procedurele kader geschetst waarbinnen de burgemeester een afweging zal maken of en zo ja, op welke wijze de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing wordt toegepast en een concrete invulling krijgt.

De wetgever geeft geen definitie van het begrip “ernstige hinder”, maar heeft het omschreven met voorbeelden van gedragingen die zich als ernstige hinder kunnen voordoen. Dit biedt de mogelijkheid om het begrip ruim toe te passen. Hinder kan zich voordoen in veel verschillende vormen. Om geen enkele vorm van hinder uit te sluiten, is in de beleidsregel gekozen voor de opname van een niet limitatieve opsomming van soorten hinder.

1. Juridisch kader

Deze beleidsregel is onder meer gestoeld op de volgende artikelen uit wet- en regelgeving.

Gemeentewet artikel 151d

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

APV artikel 2:79

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      Geluid- of geurhinder;

    • b.

      Hinder van dieren;

    • c.

      Hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      Overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      Intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Overige wetgeving

De Algemene wet bestuursrecht geeft regels over het opleggen van een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom.

2. Ratio en doel van de beleidsregel

De beleidsregel beschrijft de wijze waarop de burgemeester de bevoegdheid om een gedragsaanwijzing te geven uitoefent en heeft als grondslag artikel 2:79 van de APV.

De beleidsregel heeft tot doel:

  • Op hoofdlijnen inzichtelijk maken wat de aard en de reikwijdte is van de in art. 2:79 van de APV opgenomen zorgplicht, zodat de inwoners van Pijnacker-Nootdorp hun gedrag er op kunnen afstemmen (voorzienbaarheid);

  • Te verduidelijken dat de gemelde en/of geconstateerde gevallen van ernstige en herhaaldelijke hinder (woonoverlast) eerst op zorgvuldige wijze in kaart worden gebracht (zorgvuldigheid);

  • Transparantie te bieden over de acties en maatregelen die een burger kan verwachten bij overtreding van de zorgplicht met betrekking tot het voorkomen van ernstige en herhaaldelijke hinder (woonoverlast), waarbij het onderscheid tussen een huurwoning of een woning in eigendom van invloed kan zijn op de keuze voor een bepaalde aanpak, maatregel of gedragsaanwijzing;

  • Inzichtelijk te maken dat ernstige woonoverlast effectief zal worden bestreden met (in deze beleidsregel niet limitatief opgesomde) op de kenmerken van het individuele geval toegesneden specifieke maatregelen of – voor zover doelmatig, doeltreffend en noodzakelijk geacht – met het geven van gedragsaanwijzingen die qua aard en intensiteit zo goed mogelijk aansluiten bij de aard en de ernst van de overtreding van de zorgplicht, ten einde te bereiken dat de gekozen maatregelen een einde maken aan de ernstige woonoverlast (proportionaliteit en subsidiariteit).

3. Afbakening en begrippen

Het instrument gedragsaanwijzing kan alleen worden toegepast als het gebruik van andere bevoegdheden niet geschikt is. De aard van de ernstige en herhaaldelijke hinder bepaalt welke bestuurlijke bevoegdheid kan worden ingezet.

De Wet aanpak woonoverlast biedt geen mogelijkheid om een woning te sluiten. Situaties waarin de burgemeester bevoegd is tot het sluiten van een woning bij ernstige overlast staan beschreven in:

  • Artikel 174a van de Gemeentewet (Wet Victoria), in geval van verstoring van de openbare orde rond de woning of ernstige vrees op herhaling daarvan;

  • Artikel 13b van de Opiumwet (Wet Damocles), wanneer er sprake is van drugshandel;

  • Artikel 17 van de Woningwet, wanneer de staat of het gebruik van de woning dusdanig is dat het een bedreiging voor de leefbaarheid of een gevaar voor de veiligheid of de gezondheid tot gevolg heeft. Hieraan gerelateerd is artikel 1a van de Woningwet waarin de verplichting is beschreven dat de eigenaar of gebruiker van een woning ervoor dient te zorgen (zorgplicht) dat de staat van de woning geen gevaar oplevert voor de gezondheid of veiligheid.

Tot slot: De Wet Victor (artikel 13b Woningwet) biedt grondslag om een pand na sluiting versneld in gebruik te (laten) nemen en zo leefbaarheidsproblemen als gevolg van langdurige leegstand te voorkomen. Daarbij kan sprake zijn van onteigening van een woning (artikel 77 Onteigeningswet).

Toelichting op de begrippen van artikel 151d Gemeentewet en artikel 2:79 APV gemeente Pijnacker-Nootdorp

  • “andere geschikte wijze” (art. 151d, lid 2 Gemeentewet)

    De burgemeester geeft alleen een gedragsaanwijzing als er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om een einde te maken aan de woonoverlast. De gedragsaanwijzing dient als ultimum remedium (dit sluit aan bij de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit). De burgemeester heeft beleidsvrijheid bij het maken van de afweging of er geen andere geschikte wijze (meer) is om de hinder te stoppen. Andere wijzen die geschikt kunnen zijn en door ketenpartners of betrokkenen zelf in de aanpak ingezet kunnen worden zijn bijvoorbeeld:

    • Aangaan van een gesprek met overlastgever(s) en overlastmelder(s);

    • Inzetten van buurtbemiddeling/mediation;

    • Inzetten van ondersteuning en/of hulpverlening;

    • Aanspannen van een gerechtelijke (civiele) procedure door verhuurder of slachtoffer van de woonoverlast.

  • “woning of een bij die woning behorend erf” (APV)

    Hieronder worden verstaan: de woning en de rest van het betrokken perceel (zoals een tuin) en de gezamenlijke ruimtes binnen een wooneenheid (zoals portiek, trappenhuis, de gezamenlijke buitenruimte en zulkdanige ruimtes).

  • “de onmiddellijke nabijheid” (APV)

    Hieronder worden bijvoorbeeld verstaan: gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en/of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning. Maatgevend voor de begrenzing is dat er een directe relatie moet zijn met de woning en het bijbehorende erf. Het is niet werkbaar om de nabijheid van de woning en/of het erf te duiden met een maateenheid in een maximaal aantal meters die van de perceelgrens afspelen omdat dit afhankelijk is van de situatie. Het uitgangspunt hierbij is een redelijke en praktische toepassing.

  • “gebruiker van de woning of bijbehorend erf” (APV)

    Hieronder wordt verstaan: degene die de woning feitelijk bewoont. Er hoeft geen sprake te zijn van een huurrechtelijke of eigendomsrelatie met de woning en het erf. Ook hoeft er geen sprake te zijn van een rechtmatige gebruiker. Een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt ook onder het begrip.

  • gedragingen”(APV)

    Hieronder vallen de gedragingen van zowel de gebruiker zelf en als van anderen die zich op het perceel of in de onmiddellijke nabijheid daarvan bevinden. Het kan gaan om bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook om een dier (bijvoorbeeld een hond die overlast veroorzaakt). Strafbare gedragingen dienen in beginsel door de politie te worden opgepakt. Doch in bepaalde omstandigheden is het denkbaar en wenselijk dat gedragingen zo spoedig mogelijk worden aangepakt middels een bestuursrechtelijke gedragsaanwijzing, die in deze gevallen complementair zijn aan het strafrecht.

  • “zorgplicht” (APV)

    Hieronder wordt verstaan: degene die een woning of een bij de woning behorend erf gebruikt moet ervoor zorgdragen dat er geen sprake is van gedragingen die ernstige en herhaaldelijke hinder veroorzaken. Een gebruiker die niet aan de zorgplicht voldoet is in overtreding.

  • “omwonenden” (APV)

    Hierbij gaat het om bewoners die woonachtig zijn in de directe nabijheid van woning en het bijbehorende erf van waaruit de hinder wordt veroorzaakt.

  • “ernstige en herhaaldelijke hinder” (APV)

    Hinder is al dat wat op een negatieve manier het woongenot aantast. Hinder kan zich voordoen in veel verschillende vormen. Om geen enkele vorm van hinder uit te sluiten, is in de beleidsregel gekozen voor de opname van een niet limitatieve opsomming van soorten hinder. Onder “hinder” wordt in elk geval verstaan:

    • Geluid- of geurhinder;

    • Hinder van dieren;

    • Hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in de woning of op het erf aanwezig zijn;

    • Hinder als gevolg van vervuiling of verwaarlozing van de woning of het erf;

    • Intimidatie van derden vanuit de woning of op of vanaf het erf.

  • Ter illustratie volgen hierbij enkele voorbeelden van woonoverlast:

    • Geluidsoverlast als gevolg van harde muziek of dieren;

    • Stankoverlast als gevolg van huisdieren, verbranding, etc.;

    • Een toeloop van bezoekers die met veel kabaal gepaard gaat;

    • Een verloedering van de omgeving als gevolg van afval in de tuin;

    • ‘antisociaal’ gedrag richting de buren, zoals intimideren, bedreigen, pesten, schelden, bonken op muren, etc.;

    • Aanstootgevend gedrag van een persoon voor de huizen en tuinen van zijn omwonenden.

  • Het begrip “ernstig” slaat op de intensiteit van de hinder. De ernst van de hinder zal worden vastgesteld aan de hand van de normen die daarvoor in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk zijn. Met “herhaaldelijk” wordt bedoeld dat de overlast een terugkerend karakter heeft en binnen een kort tijdbestek plaatsvindt (wat niet hetzelfde hoeft te zijn als “ernstige hinder zonder onderbreking”). De burgemeester kan dus geen gebruik maken van zijn bevoegdheid op basis van één incident.

  • “gedragsaanwijzing” (APV)

    Een gedragsaanwijzing is een op maat gemaakt gebod (verplichting tot het doen van iets) of een verbod (verplichting tot het nalaten van iets) dat tot doel heeft om hinderlijke gedragingen te laten stoppen. De gedragsaanwijzing heeft de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom.

    De keuze voor een dwangsom of bestuursdwang (artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht) wordt gemaakt op basis van de specifieke situatie en de inschatting van welke van de twee het meest effectief zal zijn. Als blijkt dat een dwangsom geen succes oplevert, kan alsnog een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Ook kan besloten worden om eerst een hogere last onder dwangsom op te leggen. Zowel bij een dwangsom als bij bestuursdwang wordt een begunstigingstermijn gegeven waarbinnen het redelijkerwijs haalbaar moet zijn om de overlastgevende gedraging te stoppen.

    In het geval er geen gevolg wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, wordt deze geëffectueerd. De gemeente treft dan de maatregelen die nodig zijn om de overlast te stoppen. De kosten daarvan worden verhaald op degene aan wie de last onder bestuursdwang is gericht (artikel 5:25 Algemene wet bestuursrecht). Verbeurde dwangsommen worden verhaald.

    Het moet in het vermogen van de betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te beëindigen. Ook moet het in diens vermogen liggen om aan de eventueel opgelegde last te kunnen voldoen. Met deze criteria wordt bij de besluitvorming omtrent de toepassing van de gedragsaanwijzing rekening gehouden.

    Dit vloeit voort uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Soms wordt de overlast veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Het is mogelijk dat zij, door hun psychische gesteldheid, niet bij machte zijn de overlastgevende gedragingen te staken. Een gedragsaanwijzing op grond van deze wet is dan mogelijk niet voldoende ter beëindiging van de overlast.

  • “tijdelijk huisverbod” (art.151d lid 3 Gemeentewet)

    Hiermee wordt bedoeld: een verbod om voor een bepaalde tijd aanwezig te zijn in/bij de woning. Het huisverbod geldt voor tien dagen met de mogelijkheid van verlenging tot in totaal vier weken bij ernstige vrees voor verdere overtredingen. Alleen in uiterste gevallen zal een tijdelijk huisverbod aan veroorzakers van hinder worden opgelegd. De aanpak van een overlastsituatie vereist altijd zorgvuldig maatwerk.

4. Procedurele aanpak woonoverlast Pijnacker-Nootdorp

Op hoofdlijnen volgen hieronder de stappen die inzicht bieden in de wijze waarop en de gevallen waarin de burgemeester kan overwegen om gebruik te maken van de in artikel 2:79 APV neergelegde bevoegdheid. Ook staat beschreven welke gedragsaanwijzing(en) gegeven kunnen worden.

Stap 1: Melding of signalering

Signalen of meldingen van ernstige en herhaaldelijke woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen zelf rechtstreeks melden bij de gemeente. Het kan ook zo zijn dat de gemeente, de politie, een woningcorporatie of één van de samenwerkings-partners van de gemeente mogelijke situaties van ernstige woonoverlast signaleert of rapporteert.

Gaat het om overlast vanuit een huurwoning, dan is de woningcorporatie/eigenaar leidend bij de aanpak van de overlast. Verhuurders hebben de mogelijkheid om gebruik te maken van de mogelijkheden die het huurrecht biedt (bepalingen in huurcontract opnemen, gedragsregels opstellen, contractontbinding vragen bij de rechter).

Stap 2: In kaart brengen overlastsituatie en dossiervorming

Meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen kan daarbij een rol zijn weggelegd voor de woningcorporatie of de eigenaar. Belangrijk is immers om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van “ernstige en herhaaldelijke woonoverlast” als bedoeld in artikel 2:79 APV.

Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van ernstige woonoverlast zal een dossier aangelegd worden. Dit kan bevatten: klachten, meldingen, die concreet zijn omschreven of met audio en/of video vastgelegde waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, de contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en/of adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen. De regie en verantwoordelijkheid is belegd bij een functionaris van het team Openbare Orde en Veiligheid, afdeling Wijkzaken (hierna: coördinator aanpak woonoverlast).

Stap 3: Inventarisatie en inzet mogelijke interventies en maatregelen

De coördinator aanpak woonoverlast organiseert voor een integrale aanpak van woonoverlast het casusoverleg Woonoverlast. Ketenpartners (gemeente, politie, woningcorporatie) bekijken daarin gezamenlijk de mogelijkheden om de overlast te stoppen. Daarbij wordt rekening gehouden met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus.

Alle betrokken ketenpartners beschikken elk over hun eigen interventies om woonoverlast aan te pakken. Deze vormen gezamenlijk de escalatieladder van Pijnacker-Nootdorp die uit een aantal treden bestaat, waarbij elke trede ‘escalerend’ werkt (zie bijlage I Escalatieladder). Het uitgangspunt is om te starten bij de minst ingrijpende interventiemaatregel die tot resultaat zou kunnen leiden en op te schalen wanneer deze niet tot het gewenste resultaat leidt. Bij de keuze van de wijze waarop een overlastsituatie wordt aangepakt, wordt in eerste instantie overwogen of de overlastgever(s) kamp(t)(en) met een psychische of psychiatrische aandoening. Als dit aan de orde is, dan is er altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverleningsinstanties.

NB: Als er een lichter juridisch instrument voorhanden is om de woonoverlast te bestrijden, bijvoorbeeld het toepassen van andere bepalingen van de APV of de civiele procedure die een huiseigenaar tegen de huurder kan voeren, dan moet de burgemeester sturen op het gebruiken van het lichtere middel.

Stap 4: Waarschuwing aan de overlastgever

Alvorens een gedragsaanwijzing te sturen, geeft de burgemeester een schriftelijke waarschuwing aan de veroorzaker(s) van de overlast. In de brief staat dat het niet nakomen van de zorgplicht in de toekomst consequenties heeft. De burgemeester geeft daarin aan welk hinderlijk gedrag moet stoppen en kondigt aan dat als dat niet het geval is een gedragsaanwijzing kan worden gegeven. In bijlage II zijn enkele voorbeelden van gedragsaanwijzingen opgenomen. We doen dit (indien mogelijk) in combinatie met een stopgesprek waarbij de schriftelijke waarschuwing wordt overhandigd en mondeling wordt toegelicht.

NB: De burgemeester kan, bij langdurige overlast en afhankelijk van de casus, deze stap overslaan.

Stap 5: Juridische toets gedragsaanwijzing

Bij de eerste stappen ter bestrijding van de geconstateerde ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure. Als de inspanningen om de overlast te beëindigen niet tot het gewenste resultaat hebben geleid, dan wordt het dossier aan handhavingsjuristen van de afdeling Wijkzaken van de gemeente voorgelegd. De handhavingsjuristen bepalen dan of een gedragsaanwijzing juridisch gezien haalbaar is. Daarbij worden de belangen van de overlastgever en die van een bewoner of de gemeenschap die er last van heeft zorgvuldig afgewogen. Daarnaast wordt de herhaaldelijkheid en de ernst van de overlast, de specifieke omstandigheden van het geval en een inventarisatie van de reeds genomen maatregelen onderzocht. Ook wordt beoordeeld of er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om een einde te maken aan de overlast.

Stap 6: Voorleggen overlastdossier aan de burgemeester

De uitkomst van de juridische toets zal door de handhavingsjurist middels een advies worden voorgelegd aan de burgemeester. De burgemeester besluit vervolgens of de procedure van een gedragsaanwijzing in gang wordt gezet.

Stap 7: Voornemen tot gedragsaanwijzing

In dit voornemen geeft de burgemeester de overlastgever per brief te kennen dat hij de Wet aanpak woonoverlast wil inzetten. De overlastgever krijgt de mogelijkheid om zijn zienswijze te geven. In een zienswijzegesprek kunnen ook afspraken worden gemaakt, waardoor het voornemen om te handhaven omgezet wordt in het geven van een waarschuwing.

Stap 8: Opleggen gedragsaanwijzing

Na kennisneming van de zienswijze(n) zal de burgemeester besluiten de gedragsaanwijzing al dan niet (of in gewijzigde vorm) op te leggen. Indien besloten wordt dat de zienswijze geen aanleiding geeft om af te zien van het opleggen van een gedragsaanwijzing, wordt exact beschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. Dit is een besluit in de zin van de Awb en staat daarmee open voor bezwaar en beroep (artikel 4:8 van de Awb).

De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden, waarbij belangrijk is dat het in het vermogen van de overlastgever moet liggen om (tijdig) aan de last te kunnen voldoen. De last bedraagt minimaal €500,- en maximaal €5.000,- per constatering dat een (deel)overtreding van de last heeft plaatsgevonden, met een maximum van in totaal € 25.000,- en een maximum van € 10.000,- per week dat niet aan de last is voldaan (dit ter beoordeling van de burgemeester). Hiermee kan rekening worden gehouden tussen enerzijds de draagkracht van de betrokkene en anderzijds de prikkel die moet uitgaan om de opgelegde maatregel uit te voeren.

Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing, zal deze in beginsel de juridische vorm van een last onder dwangsom aannemen. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van de toepassing van bestuursdwang) is aangewezen of indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. In die gevallen kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang. Het tijdelijk huisverbod (artikel 151, derde lid, Gemeentewet), waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt als “ultimum remedium”.

Stap 9: Toezicht op naleving

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de ambtenaren die met de uitvoering zijn belast en de politie. Hiervoor wordt ook gebruik gemaakt van vastgelegde informatie van de melders, omwonenden en betrokken instanties, zoals bijvoorbeeld geluidsopnames en beeldmateriaal. Als blijkt dat er geen gevolg is gegeven aan de gedragsaanwijzing, wordt de volgende stap gezet.

Stap 10: Vervolg bij niet naleving

Als er geen gevolg wordt gegeven aan de gedragsaanwijzing, is de dwangsom in dat geval verbeurd of wordt de bestuursdwang geëffectueerd; een en ander is afhankelijk van het gekozen bestuursrechtelijke handhavingsmiddel. Wanneer het opleggen van een last onder dwangsom geen succes heeft opgeleverd, dan kan besloten worden tot het opleggen van een hogere last onder dwangsom of tot een last onder bestuursdwang. Wordt daar vervolgens ook geen gevolg aan gegeven, dan volgt effectuering daarvan. De kosten die hiermee gemoeid zijn, worden op de veroorzaker van de overlast verhaald. Verbeurde dwangsommen worden echter wel ingevorderd en er vindt geen terugbetaling plaats. Het geven van een waarschuwing is niet meer van toepassing, omdat de desbetreffende persoon/personen vanuit de voorliggende ketenaanpak woonoverlast reeds voldoende is/zijn gewaarschuwd.

Stap 11: Financiële afwikkeling

Verbeurde dwangsommen worden verhaald. Hetzelfde geldt voor de kosten die de gemeente heeft gemaakt voor de effectuering van bestuursdwang.

5. Hardheidsclausule

In deze beleidsregel wordt aangegeven op welke wijze binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp de handhavingsbevoegdheid wordt uitgevoerd. Het bepaalde in deze beleidsregel laat onverlet dat de burgemeester een afwijkingsbevoegdheid heeft, indien dit door bijzondere omstandigheden noodzakelijk is (artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht).

6. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Citeerregel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast Pijnacker-Nootdorp’.

Ondertekening

Vastgesteld op 27 februari 2024.

Björn Lugthart

burgemeester