Participatie – en inspraakverordening Gemeente Roermond 2024

Geldend van 06-03-2024 t/m heden

Intitulé

Participatie – en inspraakverordening Gemeente Roermond 2024

De raad van de gemeente Roermond,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 9 januari 2024;

gezien het advies van de commissie BS van 30 januari 2024;

gelet op het bepaalde in artikel 149 en 150 Gemeentewet;

besluit

vast te stellen de volgende verordening :

Participatie – en inspraakverordening Gemeente Roermond 2024.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1. Onderwerp verordening

De verordening regelt de betrokkenheid van inwoners, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere belanghebbenden bij de ontwikkeling -mede omvattend de voorbereiding, uitvoering en evaluatie- van gemeentelijk beleid en de rol van burgemeester en wethouders in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, of andere betrokkenen.

Artikel 2. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Participatie: het betrekken van inwoners, lokale maatschappelijke partijen, bedrijven en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid, alsmede het door de gemeente ondersteunen van, en bijdragen aan, publieksinitiatieven van inwoners, bedrijven en belanghebbenden met impact op de lokale samenleving,

  • b.

    Publieksparticipatie: Het op initiatief van de gemeente betrekken van inwoners, lokale maatschappelijke partijen, bedrijven en belanghebbenden bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid, projecten en programma’s met impact in de stad ten behoeve van gemeentelijke besluitvorming. Publieksparticipatie kan de vorm aannemen van informatie geven, raadplegen, adviseren, coproduceren en meebeslissen;

  • c.

    Inwonersinitiatief: Initiatieven van inwoners, lokale maatschappelijke partijen of bedrijven of een combinatie daarvan met een maatschappelijk doel.

  • d.

    Overheidsparticipatie: De manier waarop de gemeente ondersteuning of een bijdrage geeft aan initiatieven van inwoners, lokale maatschappelijke partijen, bedrijven of andere belanghebbenden. Deze ondersteuning kan de vorm aannemen van loslaten, stimuleren, faciliteren, regisseren en reguleren.

  • e.

    Inspraak: Een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, door het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.

  • f.

    Uitdaagrecht: het recht van ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen om een verzoek bij het bevoegde bestuursorgaan in te dienen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen, als zij denken deze taak beter en goedkoper uit te kunnen voeren.

  • g.

    Bestuursorgaan: de gemeenteraad, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders

Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte

  • 1. Deze verordening beoogt de kwaliteit van lokale democratische processen te vergroten, de samenwerking tussen gemeente en inwoners, bedrijven, lokale maatschappelijke partijen en andere belanghebbenden te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.

  • 2. Deze verordening is niet van toepassing op Publieksparticipatie of andere initiatieven van inwoners en bedrijven die in andere al dan niet gemeentelijke verordeningen, regelgeving of procedures zijn geregeld.

  • 3. Participatie en inspraak wordt uitsluitend verleend aan inwoners, belanghebbenden en bedrijven of organisaties die lokaal van belang zijn of een lokaal belang hebben.

  • 4. Het bestuursorgaan besluit ten aanzien van de uitoefening van zijn eigen bevoegdheden op welke wijze gebruik wordt gemaakt van Publieksparticipatie en/of inspraak.

  • 5. Publieksparticipatie en/of inspraak kan worden verleend wanneer het redelijkerwijs is te verwachten dat er belanghebbenden zijn bij de voorbereiding van een beleidsvoornemen.

Hoofdstuk 2 Publieksparticipatie

Artikel 4. Toepassen publieksparticipatie

  • 1. Publieksparticipatie wordt in beginsel toegepast wanneer het te verwachten is dat er belanghebbenden zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid, ofwel wanneer te verwachten is dat betrokken inwoners of experts over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van het beleid.

  • 2. Geen publieksparticipatie wordt verleend:

    • a.

      als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten of indien er sprake is van uitvoering van regelingen van hogere overheden waarbij van enige beleidsvrijheid geen sprake is;

    • b.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • c.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat rechtstreeks voortvloeit uit een beleidsvoornemen waarover al participatie of inspraak heeft plaatsgehad en dat tijdens deze participatie of inspraak het beleidsvoornemen redelijkerwijs te voorzien was;

    • d.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;

    • e.

      als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving;

    • f.

      ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de gemeente;

    • g.

      als dit betrekking heeft op de begroting, de rekening, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

Artikel 5. Participatieproces

  • 1. Het bestuursorgaan stelt bij de start van elk participatieproces vast op welke manier publieksparticipatie wordt verleend.

  • 2. Indien publieksparticipatie wordt verleend, neemt het bestuursorgaan over in ieder geval de volgende punten een besluit:

    • a.

      het doel van de participatie;

    • b.

      het niveau van de participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: informeren, raadplegen, adviseren, coproduceren of meebeslissen, of een combinatie hiervan;

    • c.

      de inhoudelijke, financiële, procedurele en overige kaders voor de participatie en de wijze waarop deze kaders vooraf met de deelnemers worden gecommuniceerd;

    • d.

      de schaal waarop het participatieproces speelt;

    • e.

      wie de deelnemers zijn van het participatieproces;

    • f.

      de wijze en het tijdstip waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;

    • g.

      de wijze waarop deelnemers over de voortgang op de hoogte worden gehouden;

    • h.

      de verdeling van verantwoordelijkheden voor de verschillende stappen in het participatieproces tussen initiatiefnemers of deelnemers enerzijds en de gemeente anderzijds;

    • i.

      de wijze en het tijdstip waarop het bestuursorgaan reageert op de uitkomsten van het participatieproces;

  • 3. Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het publieksparticipatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze. In deze kennisgeving wordt ingegaan op de in het tweede lid, onder a. tot en met i. bedoelde punten.

  • 4. Indien omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het tweede lid onder c. of de inrichting van het proces als bedoeld in het tweede lid onder g. aan te passen, draagt het bestuursorgaan er zorg voor dat dit onverwijld bekend wordt gemaakt aan de participanten.

  • 5. Indien publieksparticipatie wordt verleend bij de voorbereiding van een raadsvoorstel sturen burgemeester en wethouders het procesbesluit zo spoedig mogelijk ter kennis aan de raad.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.

Artikel 6. Besluitvorming participatieproces

  • 1. Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:

    • a.

      Het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de besluitvorming;

    • b.

      Het bestuursorgaan beschouwt de uitkomsten uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij de besluitvorming;

    • c.

      Het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke en financiële kaders.

  • 2. Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van lid 1 gemaakte keuze afwijken, bijvoorbeeld omdat het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde, omdat betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen, omdat de groep participanten te eenzijdig samengesteld was of omdat de participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kader.

  • 3. De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.

Artikel 7. Eindverslag participatieproces

  • 1. Ter afronding van de participatieproces, zoals bedoeld in voorgaande artikel maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de participatieprocedure mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij wordt aangegeven welke punten al dan niet worden overgenomen.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. Burgemeester en wethouders brengen het eindverslag ter kennis aan de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.

Hoofdstuk 3 Inspraak

Artikel 8. Toepassen inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheid of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien er sprake van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen als bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisen is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 9. Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 10. Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van de afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 11. Eindverslag inspraak

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      Een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      Een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      Een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze bekend.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in het burgerjaarverslag.

Hoofdstuk 4 Overheidsparticipatie

Artikel 12. Onderwerp van participatie

  • 1. Overheidsparticipatie wordt verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het inwonersinitiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten welke vorm van overheidsparticipatie wordt verleend: loslaten, stimuleren, faciliteren, regisseren en reguleren.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om aan de overheidsparticipatie vooraf de voorwaarde te verbinden dat inwoners, bedrijven en direct belanghebbenden in voldoende mate bij het inwonersinitiatief worden betrokken.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen overheidsparticipatie aan inwonersinitiatieven weigeren, als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:

    • a.

      het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • b.

      het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft.

    • c.

      het initiatief discriminatie oplevert wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke andere grond dan ook.

    • d.

      er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners.

    • e.

      het initiatief naar het oordeel van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is.

    • f.

      het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht open staat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken.

    • g.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang of ondernemersbelang van de indiener dient.

  • 5. Burgemeester en wethouders weigeren medewerking aan een inwonersinitiatief indien dat zich richt op

    • a.

      de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;

    • b.

      gemeentelijke belastingen en tarieven;

    • c.

      vaststelling en wijziging van de gemeentelijke begroting, de jaarrekening en de goedkeuring van de begroting;

    • d.

      een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente;

    • e.

      benoeming en functioneren van personen;

    • f.

      handelingen en gedragingen van collegeleden, raadsleden of ambtenaren waartegen een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend of een door de gemeenteraad of college vastgestelde klachtenregeling;

    • g.

      onderwerpen waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of heeft opengestaan of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken of heeft uitgesproken;

    • h.

      een onderwerp waarover de gemeente korter dan 2 jaren voor indiening van het initiatief een besluit heeft genomen;

    • i.

      een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient;

    • j.

      doelstellingen die in strijd zijn met de wet.

  • 6. Het college houdt een register bij waarin alle ingediende inwonersinitiatieven en hun voortgang en status worden bijgehouden.

Hoofdstuk 5 Uitdaagrecht

Artikel 13. Onderwerp van uitdaagrecht

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen gemeentelijke taken of hierop uitdaagrecht wordt toegepast.

  • 2. Het bestuursorgaan wijst ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen actief op het van toepassing zijn van het uitdaagrecht.

  • 3. Overname van de uitvoering van de volgende taken is niet mogelijk:

    • a.

      als het een lopend uitvoeringstraject of ondergeschikte herzieningen daarvan betreft;

    • b.

      als het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      als de opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde uitkomt;

    • f.

      als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat het benutten van het uitdaagrecht niet kan worden afgewacht;

    • g.

      als het belang van het uitdaagrecht niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 14. Procedure uitdaagrecht

  • 1. Een verzoek met betrekking tot het uitdaagrecht wordt bij het bestuursorgaan ingediend en omvat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      omschrijving van de gemeentelijke taak die de verzoeker wil overnemen;

    • b.

      uitleg waarom of hoe de verzoeker deze taak beter en goedkoper kan uitvoeren;

    • c.

      duidelijkheid over de betrokkenheid, kennis of ervaring van de verzoeker;

    • d.

      indicatie van het draagvlak onder belanghebbende ingezetenen;

    • e.

      indicatie van de kosten die aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

    • f.

      omschrijving van de manier waarop de verzoeker met de gemeente wil samenwerken of ondersteuning nodig heeft;

    • g.

      inzicht in hoe de kwaliteit en de uitvoering van de taak op de langere termijn kan worden gewaarborgd.

  • 2. Het bestuursorgaan beslist binnen 26 weken op het verzoek.

  • 3. Als het verzoek wordt ingewilligd, voorziet het bestuursorgaan de verzoeker van gepaste ondersteuning.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 15. Evaluatie

Over de uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per 2 jaar geëvalueerd. Burgemeester en wethouders zenden hiertoe aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 16 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Inspraakverordening, vastgesteld door de gemeenteraad van Roermond bij besluit van 7 november 2007, ingetrokken.

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Participatie- en inspraakverordening Gemeente Roermond 2024.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Roermond in zijn openbare vergadering van 22 februari 2024.

De griffier, J. Vervuurt

De voorzitter, Y.F.W. Hoogtanders