Besluit aanwijzing van gevallen waarin sprake is van verplichte participatie bij omgevingsvergunningen gemeente Boxtel (Besluit verplichte participatie omgevingsvergunningen Boxtel)

Geldend van 02-03-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit aanwijzing van gevallen waarin sprake is van verplichte participatie bij omgevingsvergunningen gemeente Boxtel (Besluit verplichte participatie omgevingsvergunningen Boxtel)

Artikel 1 Definities

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • bebouwde kom: het gebied dat door aaneengesloten bebouwing overwegend een woon- en verblijfsfunctie heeft;

    • maatschappelijk vastgoed: gebouw of terrein met een publieke functie op het gebied van onderwijs, sport, cultuur, welzijn, maatschappelijke opvang en/of (medische) zorg;

    • wet: Omgevingswet.

  • 2. In dit besluit voorkomende begrippen die bij of krachtens de wet zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als daar bedoeld.

Artikel 2 Verplichte participatie

Participatie van en overleg met derden is verplicht voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden ingediend waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, voor die gevallen waarbij sprake is van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit die betrekking heeft op:

  • a. het bouwen van:

    • i.

      ten minste 5 woningen, indien gelegen binnen de bebouwde kom,

    • ii.

      1 of meer woningen, indien gelegen buiten de bebouwde kom.

  • b. het bouwen van een nieuw hoofdgebouw, niet zijnde een woning, waarbij de gebruiksoppervlakte meer bedraagt dan:

    • i.

      500 m², indien gelegen binnen de bebouwde kom,

    • ii.

      100 m², indien gelegen buiten de bebouwde kom.

  • c. het gebruik van gronden in strijd met het omgevingsplan, waarbij de perceelsoppervlakte meer bedraagt dan 1.500 m².

  • d. het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een antenne-installatie.

  • e. het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarbij:

    • i.

      de hoogte meer bedraagt dan 10 m; of

    • ii.

      de bebouwingsoppervlakte meer bedraagt dan 500 m².

  • f. het gebruik van agrarische bedrijfsbebouwing in strijd met het omgevingsplan;

  • g. het realiseren van maatschappelijk vastgoed;

  • h. het opsporen en winnen van schaliegas.

Artikel 3 Slotbepalingen

Dit besluit treedt in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen dag.

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit verplichte participatie omgevingsvergunningen Boxtel.

Ondertekening

Inwerkingtreding zoals bepaald door burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 20 februari 2024,

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris,

V.C. Fijneman

de burgemeester,

R.S. van Meygaarden

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 4 oktober 2022,

De gemeenteraad van Boxtel,

De griffier,

I.H.M. Smits

De voorzitter,

R.S. van Meygaarden

TOELICHTING

Participatie is een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet en is in ieder geval verplicht voor plannen van het bevoegd gezag zelf. De gemeente moet er als bevoegd gezag voor zorgen dat alle belanghebbenden hun mening kunnen geven over de omgevingsvisie of het omgevingsplan. Belanghebbenden zijn bijvoorbeeld inwoners, bedrijven, verenigingen, scholen.

Participatie bij de omgevingsvergunning

De omgeving vroeg bij een project betrekken kan het draagvlak vergroten en kan bezwaren in een later stadium voorkomen. Daarom is het verstandig voor een initiatiefnemer om aan participatie te doen. Participatie is het inwinnen van meningen over het voorgenomen project. De initiatiefnemer moet bij het aanvragen van een omgevingsvergunning aangeven of hij aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten zijn.

Algemeen aanvraagvereiste participatie

In artikel 7.4 van de Omgevingsregeling staat een plicht voor de aanvrager van een omgevingsvergunning om bij de aanvraag aan te geven:

  • of de aanvrager aan participatie heeft gedaan.

  • zo ja: hoe de aanvrager aan participatie heeft gedaan en wat de resultaten zijn.

Dit aanvraagvereiste omvat geen verplichting voor de aanvrager om aan participatie te doen. Het antwoord op de eerste vraag hierboven mag dus ook 'nee' zijn. Het bevoegd gezag mag niet weigeren om een aanvraag in behandeling te nemen, omdat er geen participatie via de initiatiefnemer is geweest. De bedoeling van artikel 7.4 is namelijk alleen om de initiatiefnemer te stimuleren om na te denken over participatie. Als hij aan participatie doet, moet het bevoegd gezag weten wat de resultaten zijn.

Aanvraagvereiste bij verplichte participatie

De gemeenteraad kan echter gevallen aanwijzen waarin participatie verplicht is. Dit kan alleen bij een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit, waarvoor het college van burgemeester en wethouders het bevoegd gezag is voor het verlenen van die omgevingsvergunning. Als de aanvrager bij zo’n aangewezen geval niet of onvoldoende aan participatie heeft gedaan, kan het college de aanvraag buiten behandeling laten. Wel moet het college de aanvrager de gelegenheid geven het gebrek te herstellen.

De wetgever heeft niet bepaald wanneer er sprake is van onvoldoende participatie. Ook heeft de wetgever de keuze voor de vorm van participatie bewust bij de aanvrager gelaten. Maar uit het feit dat het hier gaat om verplichte participatie, volgt dat de uitgevoerde participatie wel enige inhoud moet hebben. Gelet daarop is een leidraad voor de omgevingsdialoog in voorbereiding, die deel uit maakt van het participatiebeleid. De aanvrager kan deze leidraad gebruiken, maar is daartoe niet verplicht. De participatievorm is vrij.

Verder is het relevant welke activiteit de initiatiefnemer heeft aangevraagd voor de vraag of de participatie voldoende is. Bij een klein initiatief met weinig impact op de omgeving kan een beperkte vorm van participatie volstaan. Bij een project met grote impact op de omgeving zal meer uitgebreide participatie nodig zijn.

Er vindt geen beoordeling plaats of de participatie voldoende is. Het bevoegd gezag kan wel besluiten dat er door de initiatiefnemer onvoldoende informatie beschikbaar is gesteld om een goede belangenafweging te kunnen maken en zelf een participatietraject op starten.

Alleen verplichte participatie bij aanmerkelijke invloed

Omdat het verplichten van participatie een verzwaring is van de procedure wordt deze alleen verplicht gesteld in gevallen waarin de ontwikkeling en als gevolg daarvan de verandering van de fysieke leefomgeving een aanmerkelijke invloed heeft op die omgeving en de aanwezige belanghebbenden en stakeholders. Om zoveel mogelijk duidelijkheid vooraf te verschaffen verdient het de voorkeur om zo objectief mogelijke normen te definiëren om te bepalen wanneer sprake is van aanmerkelijke invloed.

Of sprake is van aanmerkelijke invloed hangt af van de feitelijke, bestaande situatie. Belangrijke graadmeter is hierbij de mate waarin de omgeving reeds verdicht is met bestaande bebouwing. Het toevoegen van bebouwing in een bepaalde omvang heeft (relatief gezien) minder invloed in een gebied dat al dichtbebouwd is (bebouwde kom), dan een gebied dat minder dicht bebouwd is (buitengebied). Een kleine verandering in het buitengebied valt meer op dan dezelfde verandering in de bebouwde kom.

Een manier om hier aan tegemoet te komen is om participatie bij veranderingen in het buitengebied veel eerder verplicht te stellen dan bij veranderingen in de bebouwde kom. De categorie-indeling in artikel 2 is gebaseerd op de categorie-indeling voor het bindend adviesrecht, waarbij de grenzen voor ontwikkelingen in het buitengebied echter veel lager zijn gesteld dan de grenzen voor ontwikkelingen in de bebouwde kom.

Evaluatie

Een categorie-indeling met gevallen waarin sprake is van verplichte participatie is nieuw. Wel hangt deze categorie-indeling samen met de indeling voor het bindend adviesrecht.

Voorgesteld wordt om de categorie-indeling in samenhang met die voor het bindend adviesrecht na twee jaar te evalueren waarbij de vraag beantwoord dient te worden of in voldoende mate toepassing wordt gegeven aan participatie.

Artikelsgewijs

Artikel 2, onderdeel d.

Alhoewel omgevingsvergunningen voor antenne-installaties niet vaak worden aangevraagd, blijkt regelmatig dat dit leidt tot vragen en opmerkingen uit de omgeving. Door participatie te verplichten moet een provider voorafgaand aan de aanvraag de omgeving bij de plaatsing betrekken.

De verplichte participatie heeft alleen betrekking op antenne-installaties die niet voldoen aan de regels van het omgevingsplan en waarvoor een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit is vereist.

Dit betekent ook dat er geen verplichte participatie is voor antennes die op grond van artikel 2.29, onderdelen m., n. en o. van het Besluit bouwwerken leefomgeving vergunningvrij kunnen worden gerealiseerd.