Regeling vervallen per 01-01-2025

Nadere Subsidieregels voor Tweede Oproep Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE)

Geldend van 02-03-2024 t/m 31-12-2024

Intitulé

Nadere Subsidieregels voor Tweede Oproep Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE)

Introductie

Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg in de hoedanigheid van Beheerautoriteit voor het grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) conform het besluit tot goedkeuring van het programma door de Europese Commissie van 14 november 2022, alsmede conform het besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 december 2022, nr. WJZ/22253869, houdende aanwijzing van de Beheerautoriteit en de auditautoriteit voor het Interreg-programma Maas Rijn (NL-BE-DE) 2021–2027.

Gelet op Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten.

Gelet op Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid;

Gelet op Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds;

Overwegende dat het Monitoringcomité op 8 februari 2023 ingestemd heeft met de algemene uitgangspunten die ten grondslag liggen aan deze Nadere Subsidieregels, inclusief de Kostencatalogus Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) 2021-2027;

Overwegende dat het Monitoringcomité op 1 februari 2024 ingestemd heeft met de specifieke bepalingen die ten grondslag liggen aan de Nadere Subsidieregels voor de Tweede Projectoproep;

Overwegende dat de Beheerautoriteit verantwoordelijk is voor de uitvoering van het samenwerkingsprogramma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) en de inzet van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling voor de ontwikkeling van de Maas-Rijn gebied tot

  • 1.

    Een slimmer Maas-Rijn-gebied;

  • 2.

    Een groener, CO2-arm Maas-Rijn-gebied;

  • 3.

    Een socialer Maas-Rijn-gebied;

  • 4.

    Betere bestuurlijke samenwerking in het Maas-Rijn-gebied.

Overwegende dat de subsidiabele activiteiten breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstelling wordt beoogd, toetst de Beheerautoriteit of het totaal aan overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan. In het bijzonder acht de Beheerautoriteit in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:

  • a.

    Verordening (EU) 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2021/1237 van de Commissie van 23 juli 2021, Pb L 270/39 van 29 juli 2021;

  • b.

    Verordening (EU) Nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU Serie L van 15 december 2023.

Besluit op 27 februari 2024 de volgende subsidieregels vast te stellen:

NADERE SUBSIDIEREGELS VOOR TWEEDE OPROEP INTERREG MAAS-RIJN (NL-BE-DE)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV): Verordening (EU) 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2021/1237 van de Commissie van 23 juli 2021, Pb L 270/39 van 29 juli 2021;

  • b.

    Auditautoriteit: De directeur van de Auditdienst Rijk wordt aangewezen als auditautoriteit, bedoeld in artikel 45, eerste lid, van verordening 2021/1059, voor het Interreg-programma Maas-Rijn en als bedoeld in artikel 2, tweede lid van het besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 december 2022, nr. WJZ/22253869, houdende aanwijzing van de beheerautoriteit en de auditautoriteit voor het programma Interreg- Maas Rijn (NL-BE-DE) 2021–2027;

  • c.

    Beheerautoriteit: Het College van Gedeputeerde Staten van de Provincie Limburg zijn aangewezen als Beheerautoriteit (als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van Verordening (EU) 2021/1059 voor het programma Interreg Maas-Rijn en als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Minister van Economische Zaken en Klimaat van 17 december 2022, nr. WJZ/22253869, houdende aanwijzing van de Beheerautoriteit en de auditautoriteit voor het programma Interreg- Maas Rijn (NL-BE-DE) 2021–2027;

  • d.

    De-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 2023/2831 van de Commissie van 13 december 2023 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU Serie L van 15 december 2023, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.

  • e.

    EFRO: Europees Fonds voor regionale ontwikkeling.

  • f.

    Kostencatalogus: Catalogus met nadere uitwerking van subsidiabele en niet-subsidiabele kosten voor het grensoverschrijdend samenwerkingsprogramma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) voor de periode 2021-2027, opgesteld op grond van artikel 37, tweede lid, van Verordening (EU) 2021/1059 en goedgekeurd door het Monitoringcomité op 8 februari 2023 en gepubliceerd op de website (www.interregmeuserhine.eu) van het samenwerkingsprogramma.

  • g.

    Lead partner: een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon die namens een samenwerkingsverband optreedt als subsidieaanvrager;

  • h.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming, zoals gedefinieerd in bijlage 1 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • i.

    Monitoringcomité: het comité dat toezicht houdt op de uitvoering van het samenwerkingsprogramma conform artikel 28, 29 en 30 van Verordening (EU) 2021/1059;

  • j.

    Onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  • k.

    Output- en resultaatindicatoren: indicatoren als bedoeld in artikel 16, lid 1, onder (a), en artikel 22, lid 3, onderdelen d. ii en e. ii, van Verordening (EU) 2021/1060, en het Werkdocument van de diensten van de Commissie over prestaties, toezicht en evaluatie van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het cohesiefonds en het fonds voor een rechtvaardige transitie in 2021-2027, zoals toegepast en uitgewerkt in hoofdstuk 2 van het samenwerkingsprogramma;

  • l.

    Programmagebied: het grondgebied van het Interreg Maas-Rijn programma, zoals omschreven in hoofdstuk 1.1 van het programmadocument Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE);

  • m.

    Samenwerkingsprogramma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) programma: programma als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, van Verordening (EU) 2021/1059, goedgekeurd door de Europese Commissie op 14 november 2022 (2021TC16RFCB001); dit programma is te vinden op de website www.interregmeuserhine.eu;

  • n.

    Staatssteun: een steunmaatregel als bedoeld in artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.

  • o.

    Stuurcomité: het Stuurcomité handelt onder de verantwoordelijkheid van het Monitoringcomité om concrete acties te selecteren (projectselectie) die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het Interreg-programma en de uitvoering van de samenwerkingscomponent van de concrete acties in het kader van de Interreg programma’s conform artikel 22, eerste en tweede lid, alsmede artikel 23, eerste en vierde lid, van Verordening (EU) 2021/1059.

Artikel 2 Doelstelling van de regeling

De regeling stelt subsidie beschikbaar voor projecten die bijdragen aan de doelstellingen van het samenwerkingsprogramma, zoals beschreven in het samenwerkingsprogramma, zijnde de ontwikkeling van het Maas-Rijn gebied tot:

  • 1.

    Een slimmer Maas-Rijn gebied;

  • 2.

    Een groener, CO2-arm Maas-Rijn gebied;

  • 3.

    Een socialer Maas-Rijn gebied;

  • 4.

    Betere bestuurlijke samenwerking in het Maas-Rijn gebied.

Artikel 3 Aanvrager en begunstigde

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door een lead partner.

  • 2. Een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon in het samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdelen 4 en 5, en artikel 18, eerste lid, onderdelen 4 en 5, kan de begunstigde van de subsidie zijn.

Artikel 4 Verplichtingen subsidieontvanger

Voor subsidieverlening gelden de volgende verplichtingen:

  • 1.

    De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het projectplan waarop de subsidieverlening betrekking heeft, begint niet eerder dan 1 januari 2025 en voltooit het uiterlijk op het bij de verlening bepaalde tijdstip.

  • 2.

    De subsidieontvanger meldt aan de Beheerautoriteit voorafgaand aan de wijziging van een project waarvoor subsidie wordt verstrekt, de voorgestelde wijziging betreffende

    • a.

      de subsidieontvanger;

    • b.

      de uit te voeren activiteiten of de te realiseren doelstellingen;

    • c.

      het percentage uren dat door één of meer individuele medewerkers aan het project wordt besteed;

    • d.

      het percentage uren dat door een nieuwe medewerker die niet bekend was in de aanvraag aan het project wordt besteed;

    • e.

      de financiering van het project;

    • f.

      de planning of looptijd, en/of:

    • g.

      overige wijzigingen ten opzichte van het projectplan.

  • Deze wijzigingen behoeven de goedkeuring van de Beheerautoriteit.

  • 3.

    De subsidieontvanger doet naast het gestelde in het tweede lid onverwijld schriftelijk melding aan de Beheerautoriteit zodra aannemelijk is dat niet, niet tijdig of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 4.

    De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat alle gemaakte en betaalde kosten te allen tijde op eenvoudige en overzichtelijke wijze kunnen worden gespecificeerd en gecontroleerd conform de bepalingen en voorwaarden zoals gesteld in de Kostencatalogus Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) 2021-2027.

  • 5.

    De subsidieontvanger is verplicht medewerking te verlenen aan alle controles die voor de uitvoering van het programma noodzakelijk worden geacht.

  • 6.

    De Beheerautoriteit kan aanvullende verplichtingen verbinden aan de verlening van de subsidie, waaronder verplichtingen ten aanzien van rapportage over de inhoudelijke en financiële voortgang.

Artikel 5 Afwijzingsgronden

  • 1. Een aanvraag kan worden afgewezen indien

    • a.

      Het project niet bijdraagt aan de doelstellingen van het samenwerkingsprogramma zoals beschreven in artikel 2;

    • b.

      Deze niet is ingediend door een aanvrager zoals beschreven in het eerste lid van artikel 3 en/of niet ten goede komt aan een begunstigde zoals beschreven in het tweede lid van artikel 3;

    • c.

      Deze niet in overeenstemming is met de bepalingen zoals beschreven in de hoofdstukken 4, 5 en 6 van dit document;

    • d.

      De aanvraag niet volledig is ontvangen of ontvangen is buiten de in artikel 13 voor stap 1 en artikel 17 voor stap 2 gestelde termijnen;

    • e.

      De aanvraag betrekking heeft op activiteiten die gericht zijn op de reguliere bedrijfsvoering van een onderneming of instelling;

    • f.

      Het project niet voldoet aan de Europese regelgeving ten aanzien van onder meer staatssteun en/of aanbesteding;

    • g.

      De totale subsidiabele kosten van een project minder dan € 150.000 bedragen;

    • h.

      De aanvrager of één van de begunstigden een onderneming is waartegen een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat in de zin van artikel 1, lid 4, onder a), van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd (PB L 2014, 187);

    • i.

      Een als aanvrager of begunstigde betrokken onderneming kan worden geacht in moeilijkheden te verkeren in de zin van artikel 1, vierde alinea, onder c), van de algemene groepsvrijstellingsverordening (Verordening (EU) 651/2014).

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de Beheerautoriteit besluiten een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen, indien duidelijk is dat de voorgenomen financiering door de andere financierende partijen niet of niet geheel zal worden toegekend.

Hoofdstuk 2 Inhoudelijke aspecten Tweede Projectoproep

Artikel 6 Specifieke doelstellingen

De tweede projectoproep wordt geopend voor projecten die passen binnen de volgende prioriteiten en hun specifieke doelstellingen (SD) of Interreg-specifieke doelstellingen (ISD):

Prioriteiten

Specifieke doelstellingen

1. Een slimmer Maas-Rijn-gebied

SD 1.i Ontwikkelen en versterken van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het invoeren van geavanceerde technologieën.

SD 1.iii Versterken van duurzame groei en het concurrentievermogen van MKB/KMO, onder meer door productieve investeringen.

2. Een groener, CO2-arm Maas-Rijn-gebied

SD 2.ii Bevordering van hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van de daarin vastgelegde duurzaamheidscriteria.

SD 2.iv Bevordering van klimaatadaptatie en rampenrisicopreventie en -weerbaarheid, rekening houdend met op ecosystemen gebaseerde benaderingen.

SD 2.vi Bevorderen van de overgang naar een circulaire economie met efficiënt gebruik van hulpbronnen.

3. Een socialer Maas-Rijn-gebied

SD 4.i Verbetering van de effectiviteit en inclusiviteit van de arbeidsmarkten en de toegang tot hoogwaardige werkgelegenheid door het ontwikkelen van sociale infrastructuur en het bevorderen van de sociale economie.

SD 4.ii Verbeteren van gelijke toegang tot inclusieve en hoogwaardige diensten op het gebied van onderwijs, opleiding en een leven lang leren door het ontwikkelen van toegankelijke infrastructuur, onder meer door het vergroten van de veerkracht van onderwijs en opleiding op afstand en online.

SD 4.v Garanderen van gelijke toegang tot gezondheidszorg en het veerkrachtiger maken van gezondheidszorgstelsels (met inbegrip van eerstelijnszorg), en het bevorderen van de overgang van institutionele zorg naar gezins- en gemeenschapsgebonden zorg.

SD 4.vi Versterken van de rol van cultuur en duurzaam toerisme in economische ontwikkeling, sociale inclusie en sociale innovatie.

4. Betere bestuurlijke samenwerking in het Maas-Rijn-gebied

ISD 1.ii Verbeteren van de efficiëntie van het openbaar bestuur door het bevorderen van juridische en administratieve samenwerking en samenwerking tussen burgers, actoren uit het maatschappelijk middenveld en instellingen, met name met het oog op oplossingen voor juridische en andere obstakels in grensregio's.

Hoofdstuk 3 Financiële aspecten Tweede Projectoproep

Artikel 7 Subsidieplafonds

  • 1. Het Monitoringcomité heeft voor de tweede projectoproep voor onderstaande prioriteiten van het samenwerkingsprogramma de volgende subsidieplafonds in termen van beschikbare EFRO-middelen vastgesteld:

    Prioriteit

    EFRO-bedrag

    1

    € 18.562.802

    2

    € 20.000.000

    3

    € 15.200.000

    4

    € 1.838.020

    Totaal

    € 55.600.822

  • 2. Indien meer kwalitatief goede projecten worden ingediend dan waar het subsidieplafond in voorziet, kan het Monitoringcomité besluiten het subsidieplafond binnen een bepaalde flexibiliteitsmarge te verhogen. Een flexibiliteitsmarge van maximaal 10 procent per prioriteit kan boven de in bovenstaande tabel weergegeven bedragen worden toegepast.

Artikel 8 Subsidiebedrag

  • 1. De hoogte van de EFRO-subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2. Indien de aanvrager minder dan 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3. Indien sprake is van staatssteun en de activiteit voldoet aan één van de voorwaarden van het tweede lid van artikel 11, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totaal aan overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan op grond van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, dan wel dan mogelijk is in het kader van de de-minimisverordening.

Artikel 9 Subsidiabele en niet-subsidiabele kosten

  • 1. Ten aanzien van de subsidiabele en niet-subsidiabele kosten gelden de regels en voorwaarden zoals vastgelegd in de Kostencatalogus Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) 2021-2027.

  • 2. Indien sprake is van staatssteun en de steun wordt verleend onder toepassing van de algemene groepsvrijstellingsverordening dan wel een andere vrijstelling, dan zijn slechts de kosten subsidiabel die genoemd zijn in het van toepassing zijnde artikel van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, dan wel de andere vrijstelling, op basis waarvan de subsidie wordt verstrekt.

Hoofdstuk 4 Algemene informatie aanvraag

Artikel 10 Aanvraag systeem

Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) hanteert een aanpak in twee stappen voor de goedkeuring van projecten. Voor stap 1 en stap 2 worden twee verschillende aanvraagformulieren gebruikt. Stap 1 is bedoeld om de geschiktheid van een projectidee in het programma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) te beoordelen. Nadat het project deze eerste stap met succes heeft doorlopen, in de zin van een positief besluit van de Beheerautoriteit, kan het project overgaan tot stap 2. Stap 2 is bedoeld om de geschiktheid van een volledig projectvoorstel in het programma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) in detail te beoordelen.

Artikel 11 Algemene criteria

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, gelden de volgende algemene criteria:

    • a.

      Het project heeft een maximale looptijd van 3 jaar (36 maanden);

    • b.

      De begindatum voor uitvoering van subsidiabele activiteiten in het kader van het project is ten vroegste 1 januari 2025;

    • c.

      Een project moet passen binnen één van de opengestelde prioriteiten en specifieke doelstellingen van deze tweede projectoproep tot het indienen van voorstellen (artikel 6).

  • 2. Indien sprake is van staatssteun, moet, om voor subsidie in aanmerking te komen, het

    project:

    • a.

      passen binnen één van de artikelen van de Algemene groepsvrijstellingsverordening, voldoen aan de voorwaarden van het betreffende artikel en voldoen aan de algemene en procedurele bepalingen in Hoofdstuk I en II van de betreffende verordening; of

    • b.

      voldoen aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening; of

    • c.

      voldoen aan de voorwaarden van een andere vrijstelling.

Hoofdstuk 5 Aanvraagprocedure, planning, beoordelingscriteria, kwaliteitsbeoordeling, beslissing en beslistermijn voor stap 1

Artikel 12 Indienen aanvraag stap 1

Een subsidieaanvraag voor stap 1:

  • a.

    moet worden ingediend bij de Beheerautoriteit;

  • b.

    kan alleen worden ingediend via het elektronisch systeem JEMS;

  • c.

    bevat ten minste:

    • -

      het volledig ingevulde aanvraagformulier in het elektronisch systeem JEMS voor stap 1.

Artikel 13 Termijn voor indienen aanvraag stap 1

  • a. De subsidieaanvraag voor stap 1 kan vanaf 25 maart 2024 worden ingediend en moet uiterlijk op 26 april 2024 om 12.00 uur door de Beheerautoriteit zijn ontvangen.

  • b. Voor de datum van ontvangst is de datum van ontvangst van een volledige subsidieaanvraag in het systeem JEMS bepalend.

  • c. Bij onbereikbaarheid van het elektronisch systeem JEMS kan de indieningstermijn verlengd worden indien de oorzaak van de onbereikbaarheid te wijten is aan een storing op de server van de Beheerautoriteit. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

    • i)

      Bij onbereikbaarheid op 25 maart 2024 vanaf 0.00 uur tot 26 april 2024 0.00 uur zal een verlenging enkel toegepast worden wanneer het systeem meer dan 8 ononderbroken uren onbereikbaar is.

    • ii)

      Bij onbereikbaarheid op 26 april 2024 vanaf 0.00 uur tot 11.00 uur zal een verlenging enkel toegepast worden wanneer het systeem meer dan 2 ononderbroken uren onbereikbaar is.

    • iii)

      Bij onbereikbaarheid op 26 april 2024 vanaf 11.01 uur tot 12.00 uur zal een verlenging enkel toegepast worden wanneer het systeem meer dan 30 minuten onbereikbaar is.

  • d. De duur van een verlenging is steeds gelijk aan de duur van de onderbreking.

Artikel 14 Beoordelingscriteria voor stap 1

Bij de beoordeling van stap 1 aanvragen wordt onderscheid gemaakt tussen de beoordeling van de subsidiabiliteitseisen en de beoordeling van selectiecriteria.

14.1Subsidiabiliteitseisen voor stap 1

De Beheerautoriteit en het Gemeenschappelijk Secretariaat voeren een administratieve controle uit op onderstaande subsidiabiliteitseisen. Wanneer een aanvraag voor stap 1 niet aan alle onderstaande subsidiabiliteitseisen voldoet, wordt de betreffende aanvraag niet aan de selectiecriteria getoetst.

Vereiste

1

De aanvraag is binnen de vastgestelde termijn van de projectoproep ingediend via JEMS.

2

De aanvraag is opgesteld in de drie talen van het programma (FR, DE, NL) en in het Engels.

3

Alle verplichte velden voor de aanvraag in stap 1 in JEMS zijn correct ingevuld.

4

Bij het project zijn ten minste twee partners uit twee verschillende lidstaten binnen het programmagebied, òf ten minste één grensoverschrijdende organisatie (zoals een EGTS) betrokken.

5

Alle aanvragers (lead partner en overige partners in samenwerkingsverband) hebben rechtspersoonlijkheid.

6

Het project begint niet vóór 1 januari 2025, heeft een maximale looptijd van 36 maanden en eindigt niet na 31 december 2029.

14.2Selectiecriteria voor stap 1

Onderstaand zijn de selectiecriteria voor stap 1 weergegeven. De selectiecriteria zijn er om de kwaliteit van de aanvragen te beoordelen. Aanvragen zullen hierop worden beoordeeld door het stuurcomité.

Selectiecriterium

Gewicht

1: Bijdrage aan de doelstellingen van het programma /

grensoverschrijdendkarakter

40%

  • a.

    Hoe goed is het grensoverschrijdende probleem of de grensoverschrijdende uitdaging die het project aanpakt, gerechtvaardigd?

  • b.

    Draagt de algemene doelstelling van het project bij tot de doelstellingen van het programma?

  • c.

    Draagt het project bij aan ten minste één van de gedefinieerde grote maatschappelijke uitdagingen?

  • d.

    Past het project binnen de gekozen specifieke doelstelling?

  • e.

    Is voldoende duidelijk gemaakt waarom grensoverschrijdende samenwerking nodig is om het probleem of de uitdaging aan te pakken?

  • f.

    Wat is nieuw / van toegevoegde waarde ten opzichte van de reeds bestaande situatie?

  • g.

    Draagt het verwachte effect bij tot de beoogde doelstellingen van het programma ?

2: Partnerschap

40%

  • a.

    Is de samenstelling van het partnerschap relevant voor het voorgestelde project?

  • b.

    Is het partnerschap in staat en bevoegd om de beschreven doelgroep(en) te laten profiteren van de projectoutputs en -resultaten?

  • c.

    Is het partnerschap in staat en bevoegd om de beoogde resultaten te leveren?

3: Budget & valuefor money

20%

  • a.

    Hoe zit het met het geraamde totale budget? Is dit redelijk in vergelijking met het (aantal) betrokken partners, de geplande basisstructuur van het project en de projectduur?

  • b.

    Voor de algemene beoordeling: is het verwachte effect van het project in overeenstemming met het geraamde budget (value for money)?

14.3Kwaliteitsbeoordeling en beslissing op de subsidieaanvraag voor stap 1

De mate waarin de aanvragen voldoen aan elk selectiecriterium, inclusief de daarin opgenomen

sub-aspecten, zal worden beoordeeld aan de hand van onderstaande scoretabel:

Kwaliteitsbeoordeling

Score

Uitstekend

5

Goed

4

Voldoende

3

Zwak

2

Onvoldoende

1

De kwaliteitsbeoordeling voor stap 1 gaat als volgt:

  • Elk van de drie selectiecriteria krijgt één score.

  • De punten per selectiecriterium worden opgeteld en gewogen om tot een totaalscore te komen.

  • Om door te gaan naar stap 2 ("go"), moet een aanvraag ten minste 3 punten (ongewogen) scoren per toepasselijk selectiecriterium, en dus ook 3 punten in totaal (gewogen). Een aanvraag die niet aan deze eis voldoet, wordt afgewezen en kan niet doorgaan naar stap 2 ("no go").

Artikel 15 Beslistermijn stap 1 aanvraag

  • 1. De Beheerautoriteit neemt een beslissing over de geschiktheid van een stap 1 aanvraag in het programma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) uiterlijk vijf werkdagen nadat het stuurcomité haar selectieadvies aan de Beheerautoriteit kenbaar heeft gemaakt.

  • 2. De Beheerautoriteit zal aanvrager van haar besluit in kennis stellen door middel van een elektronisch bericht.

Hoofdstuk 6 Aanvraagprocedure, planning, beoordelingscriteria, kwaliteitsbeoordeling, rangschikking, beslissing en beslistermijn voor stap 2

Artikel 16 Indienen aanvraag stap 2

Een subsidieaanvraag voor stap 2:

  • a.

    moet worden ingediend bij de Beheerautoriteit;

  • b.

    kan alleen worden ingediend via het elektronisch systeem JEMS;

  • c.

    bevat ten minste:

    • -

      het volledig ingevulde aanvraagformulier in het elektronisch systeem JEMS voor stap 2.

    • -

      een partnerschapsovereenkomst die alle deelnemers in het samenwerkingsverband vermeld;

    • -

      bewijs van eventuele cofinanciering die niet de bijdrage van de eigen organisatie is, of het voornemen tot beschikbaarstelling daarvan;

    • -

      indien van toepassing, een verklaring over de juridische status van alle leden van het samenwerkingsverband waaruit tevens blijkt dat in het samenwerkingsverband geen sprake is van onderneming(en) in moeilijkheden zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 17 Termijn voor indienen aanvraag stap 2

  • a. Ingeval van een positief besluit in het kader van de beoordeling van een stap 1 aanvraag als bedoeld in artikel 15, eerste lid van deze nadere subsidieregels, zal de Beheerautoriteit in haar besluit vermelden vanaf welk moment een stap 2 aanvraag kan worden ingediend en wanneer deze aanvraag uiterlijk moet zijn ingediend.

  • b. Voor de datum van ontvangst is de datum van ontvangst van een volledige subsidieaanvraag in het systeem JEMS bepalend.

  • c. Bij onbereikbaarheid van het elektronisch systeem JEMS kan de indieningstermijn verlengd worden indien de oorzaak van de onbereikbaarheid te wijten is aan een storing op de server van de Beheerautoriteit. Hiervoor gelden de volgende bepalingen:

    • i)

      Bij onbereikbaarheid vanaf de start van de indieningstermijn voor een stap 2 aanvraag tot de uiterste indieningsdatum voor een stap 2 aanvraag zal een verlenging enkel toegepast worden wanneer het systeem meer dan 8 ononderbroken uren onbereikbaar is.

    • ii)

      Bij onbereikbaarheid op de uiterste indieningsdatum voor een stap 2 aanvraag vanaf 0.00 uur tot 11.00 uur zal een verlenging enkel toegepast worden wanneer het systeem meer dan 2 ononderbroken uren onbereikbaar is.

    • iii)

      Bij onbereikbaarheid op de uiterste indieningsdatum voor een stap 2 aanvraag vanaf 11.01 uur tot 12.00 uur zal een verlenging enkel toegepast worden wanneer het systeem meer dan 30 minuten onbereikbaar is.

  • d. De duur van een verlenging is steeds gelijk aan de duur van de onderbreking.

Artikel 18 Beoordelingscriteria voor stap 2

Net als in stap 1 wordt in stap 2 van het beoordelingsproces onderscheid gemaakt tussen de beoordeling van de subsidiabiliteitseisen en de beoordeling van selectiecriteria.

18.1Subsidiabiliteitseisen voor stap 2

De Beheerautoriteit en het Gemeenschappelijk Secretariaat voeren een administratieve controle uit op onderstaande subsidiabiliteitseisen. Wanneer een aanvraag voor stap 2 niet aan alle onderstaande subsidiabiliteitseisen voldoet, wordt de betreffende aanvraag niet aan de selectiecriteria getoetst.

Vereiste

1

De aanvraag is binnen de vastgestelde termijn van de projectoproep ingediend via JEMS.

2

De aanvraag is opgesteld in de drie talen van het programma (FR, DE, NL) en in het Engels.

3

Alle verplichte velden voor de aanvraag in stap 2 in JEMS zijn correct ingevuld.

4

Bij het project zijn ten minste twee partners uit twee verschillende lidstaten binnen het programmagebied, òf ten minste één grensoverschrijdende organisatie (zoals een EGTS) betrokken.

5

Alle aanvragers (lead partner en overige partners in samenwerkingsverband) hebben rechtspersoonlijkheid.

6

Het project begint niet vóór 1 januari 2025, heeft een maximale looptijd van 36 maanden en eindigt niet na 31 december 2029.

7

De aanvraag lijkt inhoudelijk voldoende op de korte aanvraag die in stap 1 positief is beoordeeld.

8

Het project is in overeenstemming met één van de prioriteiten en specifieke doelstellingen zoals omschreven in het programmadocument.

9

Het project kan worden toegewezen aan één van de interventietypes voor de betrokken specifieke doelstelling, zoals omschreven in het programmadocument en overeenkomstig bijlage 1 bij Verordening (EU) 2021/1060.

10

Het maximale EFRO-cofinancieringspercentage zoals vermeld in de tekst van de oproep tot het indienen van voorstellen is niet overschreden.

11

Voor infrastructuurprojecten of productieve investeringen: De partners die EFRO-middelen aanvragen, beschikken over de nodige financiële middelen en instrumenten om de exploitatie- en onderhoudskosten te dekken, zodat hun financiële duurzaamheid gewaarborgd is.

12

Voor infrastructuurinvesteringen met een verwachte levensduur van ten minste vijf jaar: Het project omvat een beoordeling van de verwachte impact op de klimaatverandering.

18.2 Selectiecriteria voor stap 2

Selectiecriterium

Gewicht

1: Bijdrage aan de doelstellingen van het programma/grensoverschrijdend karakter

25%

  • a.

    Hoe goed is het grensoverschrijdende probleem of de grensoverschrijdende uitdaging die het project aanpakt, gerechtvaardigd?

  • b.

    Draagt de algemene doelstelling van het project bij tot de doelstellingen van het programma?

  • c.

    Draagt het project bij aan ten minste één van de gedefinieerde grote maatschappelijke uitdagingen?

  • d.

    Past het project binnen de gekozen specifieke doelstelling?

  • e.

    Is voldoende duidelijk gemaakt waarom grensoverschrijdende samenwerking nodig is om het probleem of de uitdaging aan te pakken?

  • f.

    Is de aanpak van het project om het geïdentificeerde grensoverschrijdende probleem of uitdaging aan te pakken plausibel en nieuw (nieuw voor het partnerschap, nieuw voor de regio, of helemaal nieuw)?

  • g.

    Wat is nieuw / van toegevoegde waarde ten opzichte van de reeds bestaande situatie?

  • h.

    Draagt het verwachte effect bij tot de beoogde doelstellingen van het programma?

  • i.

    In hoeverre draagt het project bij tot andere relevante strategieën en beleidsmaatregelen?

  • j.

    Zijn er synergiën met andere door de EU of de overheid gefinancierde projecten of initiatieven, en in hoeverre bouwt dit project daarop voort?

  • k.

    In hoeverre gaat het project verder dan de huidige situatie en bouwt het voort op beschikbare kennis?

  • l.

    Is het werkplan van het project opgebouwd rond grensoverschrijdende activiteiten?

  • m.

    Hoe zit het met de bijdrage van het project aan de output- en resultaatindicatoren van het programma?

2: Partnerschap

25%

  • a.

    Is de samenstelling van het partnerschap relevant voor het voorgestelde project?

  • b.

    Is het partnerschap in staat en bevoegd om de beoogde acties uit te voeren?

  • c.

    Is de toegevoegde waarde van de grensoverschrijdende samenwerking binnen het partnerschap voldoende beschreven?

  • d.

    Indien het partnerschap één of meer partners van buiten het programmagebied omvat, leveren zij een toegevoegde waarde en impact op het programmagebied?

  • e.

    Is het partnerschap in staat de beschreven doelgroep te dienen?

3: Haalbaarheid

25%

  • a.

    Heeft het consortium een realistisch project voorgesteld dat kan worden uitgevoerd binnen de financiële grenzen en het tijdschema?

  • b.

    Is het werkplan in verhouding tot het budget coherent en realistisch?

  • c.

    Zijn de regelingen inzake projectmanagement duidelijk, realistisch en passend?

  • d.

    Zijn de communicatiestrategie en -activiteiten van het project (per werkpakket) voldoende uitgewerkt?

  • e.

    Zijn de beoogde projectoutputs en -resultaten (vertaald in indicatoren) meetbaar, realistisch en haalbaar?

  • f.

    Is het project in overeenstemming met de horizontale beginselen van de EU (duurzame ontwikkeling, gelijke kansen en non-discriminatie, gelijkheid van mannen en vrouwen, klimaat en biodiversiteit)?

  • g.

    Zijn de langetermijnplannen (eigendom, duurzaamheid, overdraagbaarheid) voldoende duidelijk beschreven?

  • h.

    Voor projecten met investeringen: hoe risicovol is het project? Is er een strategie voor risicobeheer en heeft het partnerschap de belangrijkste risico's en relevante risicobeperkende maatregelen in kaart gebracht?

4: Budget & value for money

25%

  • a.

    Wordt het budget voldoende toegewezen aan activiteiten die specifiek gericht zijn op grensoverschrijdende samenwerking?

  • b.

    Is de totale begroting redelijk in vergelijking met de geplande activiteiten / te leveren prestaties / outputs en de duur van het project?

  • c.

    Bevat de uitsplitsing van het budget voldoende details?

  • d.

    Zijn de begrote kosten in overeenstemming met de kostencatalogus?

  • e.

    Draagt het project op basis van het gevraagde budget proportioneel bij tot de verwezenlijking van de output- en resultaatindicatoren ("value for money")?

  • f.

    Hebben de betrokken partners voldoende budget beschikbaar om de dingen die zij voorstellen te doen en de resultaten in stand te houden?

18.3Kwaliteitsbeoordeling op de subsidieaanvraag voor stap 2

De mate waarin de aanvragen voldoen aan elk selectiecriterium, inclusief de daarin opgenomen sub-aspecten, zal worden beoordeeld aan de hand van onderstaande scoretabel:

Kwaliteitsbeoordeling

Score

Uitstekend

5

Goed

4

Voldoende

3

Zwak

2

Onvoldoende

1

De kwaliteitsbeoordeling voor stap 2 gaat als volgt:

  • Elk van de vier selectiecriteria krijgt één score.

  • De punten per selectiecriterium worden opgeteld en gewogen om tot een totaalscore te komen.

  • Een aanvraag moet ten minste 3 punten (ongewogen) per selectiecriterium behalen, en dus ook 3 punten in totaal (gewogen).

Artikel 19 Verdeling subsidieplafond en beslissing

  • a. Het stuurcomité stelt per project een score op de selectiecriteria vast en daarmee ook de totaalscore.

  • b. Elk project dat voldoet aan de eis zoals genoemd in artikel 18, paragraaf 3, derde punt, wordt door het stuurcomité gerangschikt op basis van zijn score (van hoog naar laag).

  • c. De rangschikking van door het stuurcomité geselecteerde projecten wordt vervolgens voorgelegd aan de Beheerautoriteit, die hierna overgaat tot definitieve technische controles en formele besluitvorming.

  • d. De verdeling van het subsidieplafond per prioritaire as vindt plaats over de subsidieaanvragen die kwalificeren na beoordeling in stap 1 (artikel 14), die in voldoende mate voldoen aan de selectiecriteria voor stap 2 aanvragen zoals gesteld in artikel 18 en die de finale technische controles door de Beheerautoriteit hebben doorstaan.

  • e. Voor aanvragen die voldoen aan alle vereisten en voorwaarden zoals opgesomd in lid d, zal de Beheerautoriteit op basis van de rangschikking een beslissing tot toekenning van subsidie nemen, rekening houdend met het beschikbare EFRO-budget per prioritaire as zoals weergegeven in artikel 7.

  • f. Aanvragen die niet voldoen aan de minimale scorevereisten op de selectiecriteria, of die op basis van hun plek in de rangschikking buiten het subsidieplafond vallen, zullen worden afgewezen.

Onverminderd de bovenstaande bepalingen kan de Beheerautoriteit besluiten een aanvraag geheel of gedeeltelijk af te wijzen indien deze niet voldoet aan de regels van het programma of aan de regels waaraan het programma moet voldoen.

Artikel 20 Beslistermijn stap 2 aanvraag

De Beheerautoriteit neemt uiterlijk binnen 26 weken na sluiting van de termijn voor het indienen van stap 2 aanvragen een beslissing op een stap 2 aanvraag in het kader van het programma Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE).

Hoofdstuk 7 Implementatie en vaststelling

Artikel 21 Betaling en bevoorschotting

  • 1. De Beheerautoriteit verstrekt op een door begunstigden daartoe ingediende betalingsaanvraag als bedoeld in artikel 74, eerste lid, onderdelen a en i, van verordening (EU) 2021/1060, voorschotten op het verleende subsidiebedrag van ten hoogste 90% van de toegekende subsidie.

  • 2. Begunstigden moeten twee keer per jaar een betalingsaanvraag indienen.

  • 3. Een betalingsaanvraag maakt deel uit van het tweejaarlijkse voortgangsverslag en bestaat uit een inhoudelijk deel en een financieel deel (betalingsaanvraag). Het inhoudelijk deel moet de inhoudelijke voortgang van het project bevatten, inclusief de realisatie van de deliverables en de output- en resultaatindicatoren zoals vermeld in het aanvraagformulier. De betalingsaanvraag moet ten minste de declaratie van de gemaakte kosten bevatten.

  • 4. Betaling aan begunstigden vindt conform artikel 74, eerste lid, onderdeel b, van Verordening (EU) 2021/1060, plaats uiterlijk binnen 80 dagen na indiening van de betalingsaanvraag.

Artikel 22 Vaststelling

  • 1. Binnen de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde termijn, dienen de begunstigden via het systeem JEMS met gebruikmaking van het daartoe door de Beheerautoriteit vastgestelde formulier, een aanvraag tot vaststelling in bij Beheerautoriteit.

  • 2. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, tonen de begunstigden aan dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3. Bij het vaststellingsformulier zoals bedoeld in het eerste lid dienen de volgende bijlagen te worden toegevoegd:

    • a.

      een inhoudelijk eindverslag;

    • b.

      bewijsstukken ter onderbouwing van de gerapporteerde waarde of waarden voor de outputindicatoren;

    • c.

      een financieel verslag.

  • 4. De Beheerautoriteit beslist binnen 26 weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie van de regeling in het Provinciaal Blad.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 31 december 2024, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidieaanvragen die vóór die datum zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten van Limburg in zijn hoedanigheid van Beheerautoriteit voor Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE) en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen, ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 3. Deze regeling kan worden aangehaald als “Nadere subsidieregels voor Tweede Projectoproep Interreg Maas-Rijn (NL-BE-DE)”.

Ondertekening