Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2024

Geldend van 29-03-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2024

De Raad van de gemeente Baarn;

Heeft gelezen het voorstel van de gemeente van burgemeester en wethouders van 12 december 2023 en gelet op:

- de artikelen 2.1.3, 2.1.4a, 2.1.4b, tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,

- de artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

- de artikelen 2.9, 2.10, 2.11, tweede lid en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;

- artikel 156 van de Gemeentewet;

Ingestemd met Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Baarn 2024

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Algemene artikelen 3

Hoofdstuk 2: Vormen van voorzieningen 6

Hoofdstuk 3: Toegang en procedure 6

Hoofdstuk 4: Besluitvorming 8

Hoofdstuk 5: Het persoonsgebonden budget 12

Hoofdstuk 6: Kwaliteit maatwerkvoorzieningen 15

Hoofdstuk 7 Bijdrage in de kosten en mantelzorgwaardering 17

Hoofdstuk 8: Tegemoetkomingen 17

Hoofdstuk 9: Toezicht en handhaving 18

Hoofdstuk 10: Klachten en inspraak 19

Hoofdstuk 11: Overige artikelen 20

Toelichting 21

In deze verordening staan de regels die de gemeente Baarn toepast bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de Jeugdwet. De regels zijn vastgesteld door de gemeenteraad.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE ARTIKELEN

Dit hoofdstuk is de inleiding tot de integrale Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp van de gemeente Baarn (hierna: verordening). Als eerste worden de uitgangspunten beschreven waarop de verordening gebaseerd is. Ook wordt in dit hoofdstuk de betekenis gegeven van begrippen die vaak terugkomen in de tekst van deze verordening. In deze verordening worden namelijk allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd.

Artikel 1 Algemeen artikel

De gemeente vindt dat inwoners in de eerste plaats zelf verantwoordelijk zijn voor hun welzijn en gezondheid. Daarom doet de gemeente een beroep op wat iemand zelf kan, met hulp van familie, vrienden of buren. Vaak kunnen inwoners zelf hun problemen oplossen, maar niet iedereen kan zijn of haar problemen op eigen kracht de baas. En niet iedereen beschikt over een netwerk waarop hij of zij een beroep kan doen. In dat geval neemt de gemeente haar verantwoordelijkheid. Waarbij de gemeente overigens de ‘regie’ over de hulp en ondersteuning toch zoveel mogelijk in handen laat van de inwoner.

De gemeente zet in op hulp en ondersteuning die is afgestemd op de behoeften van de inwoner, dicht bij huis geboden wordt en zich richt op het versterken van wat de inwoner wél kan in plaats van focus op wat niet goed gaat. Dit heeft de gemeente vertaald in leidende uitgangspunten die voortvloeien uit het Beleidskader Baarn Vitaal. De uitgangspunten zijn principes en overtuigingen en geven richting aan de uitvoering van de regels van deze verordening.

Leefwereld én eigen kracht centraal

De inwoner (het gezin/het kind/de jeugdige) in zijn of haar dagelijkse leven vormt het uitgangspunt voor de hulp en ondersteuning. De gemeente gaat uit van de eigen kracht van inwoners, hun veerkracht en van wat hun leven betekenisvol maakt. Hulpvragen van inwoners worden met een brede blik - over meerdere leefgebieden - bekeken zodat deze integraal kunnen worden opgepakt.

Doen wat nodig

De gemeente kijkt eerst naar wat de inwoner nodig heeft en niet naar wat de regels zijn. Maatwerk wordt geboden in aanvulling op en in samenwerking met de inzet van het eigen netwerk.

Iedereen doet mee en draagt bij aan de inclusieve samenleving

Inwoners helpen elkaar actief en/of worden geholpen. Iedereen draagt naar zijn of haar vermogen bij aan een samenleving waar iedereen er toe doet, waardevol is en er bij hoort.

Ruimte voor professionals

De gemeente biedt professionals ruimte voor om hun eigen afwegingen en beslissingen te nemen.

Uitgaan van mogelijkheden

De gemeente vindt het belangrijk om te normaliseren in plaats van te problematiseren, waarbij er wordt aangesloten bij de mogelijkheden van de inwoner en hun omgeving. De gemeente gaat uit van wat een inwoner (nog) kan en wat er terug te winnen of bij te leren valt.

Zo nabij, kort en eenvoudig mogelijk

Hulp en ondersteuning is beschikbaar in de eigen buurt en is makkelijk bereikbaar. De inzet van de hulp en ondersteuning is ook zo eenvoudig en zo kortdurend als mogelijk, maar wel zo lang als nodig, waarbij algemene voorzieningen vóór gaan op maatwerk en groepsgewijze voorzieningen vóór gaan op individuele.

Processen zijn eenvoudig, direct en in samenhang

De inhoud is leidend, niet het systeem. De gemeente richt processen zo in dat de inwoner ondersteund wordt in het proces. De gemeente stuurt tot slot aan op onderlinge samenwerking, zowel met als tussen partners die formele hulp en informele hulp bieden.

Artikel 2 Toeassing en definities

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op het (integrale) proces rond de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet.De verordening bevat veel begrippen. Die worden hier op alfabetische volgorde uitgelegd. Een aantal begrippen staat al in de wet. Die begrippen worden niet herhaald.

  • 2.

    De verordening bevat veel begrippen. Die worden hier op alfabetische volgorde uitgelegd. Een aantal begrippen staat al in de wet. Die begrippen worden niet herhaald.

  • 3.

    In deze verordening wordt verder verstaan onder:

    a. aanbieder: natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die vanuit een bedrijf hulp en ondersteuning biedt.

    b. aanvraag een verzoek om: - een individuele voorziening als bedoeld in de Jeugdwet - een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wmo

    c. algemeen gebruikelijke voorziening een voorziening die: - niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking; - daadwerkelijk beschikbaar is; - een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid of participatie van de inwoner; - financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

    d. andere voorziening: een voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen anders dan op grond van de Wmo of de Jeugdwet.

    e. beperking: aan de inwoner verbonden factoren die er toe leiden dat deze niet (volledig) in staat is tot zelfredzaamheid en/of participatie.

    f. budgetplan: een plan opgesteld door de inwoner waaruit blijkt dat de besteding van het pgb voldoet aan de voorwaarden van Wmo en de Jeugdwet en deze verordening.

    g. collectieve maatwerkvoorziening: een maatwerkvoorziening die niet individueel voor één inwoner wordt verstrekt, maar groepsgewijs, door meerdere inwoners tegelijk, kan worden gebruikt.

    h. dagactiviteit: dagbesteding in groepsverband als structurele tijdsbesteding met een doel dat gericht is op zelfredzaamheid en participatie van de inwoner of op het ontlasten van de mantelzorger.

    i. diensten: hulp en ondersteuning die aan de inwoner wordt geboden anders dan woonvoorzieningen, vervoersvoorziening en hulpmiddelen.

    j. financieel besluit: het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Baarn. Dit is een door de gemeente vastgestelde regeling waarin deze verordening verder wordt uitgewerkt als het gaat om bijvoorbeeld tarieven en hoogte van tegemoetkomingen.

    k. gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn.

    l. hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de inwoner met een beperking zijn of haar vaste woon- en verblijfplaats heeft.

    m. hulp en ondersteuning: - maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in de Wmo - jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet

    n. hulpverlener: de persoon die de feitelijke hulp en ondersteuning aan de inwoner verleent.

    o. hulpvraag: de behoefte van een inwoner aan maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in de Wmo en/of de behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp zoals bedoeld in de Jeugdwet.

    p. inwoner: de persoon die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Baarn en is aan te merken als: - een cliënt als bedoeld in de Wmo - een jeugdige of zijn ouders als bedoeld in de Jeugdwet

    q. maatwerkvoorziening: een maatwerkvoorziening zoals bedoeld zoals in de Wmo en een individuele voorziening zoals bedoeld in de Jeugdwet. Een maatwerkvoorziening is niet vrijtoegankelijk is: er wordt door de gemeente eerst onderzoek gedaan naar de situatie van de inwoner.

    r. melding: het kenbaar maken van de hulpvraag aan de gemeente.

    s. nadere regels: een door de gemeente vastgestelde regeling, waarin verschillende onderwerpen uit deze verordening verder worden uitgewerkt.

    t. normaal gebruik van de woning: het kunnen uitvoeren van de belangrijke woonfuncties gericht op zelfredzaamheid. Het gaat erom dat de inwoner de 'normale' dingen in de woning kan doen, zoals slapen, koken, eten, wassen en douchen, zich in de woning kan verplaatsen de woning binnen kan gaan.

    u. sociaal netwerk: een familielid, huisgenoot, (voormalig) echtgenoot of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt;

    v. spoedeisend geval: een (onvoorziene) situatie die geen uitstel verdraagt, waaronder de gevallen waarin met spoed opvang noodzakelijk is als gevolg van huiselijk geweld.

    w. voorziening in natura: een maatwerkvoorziening waarvoor de gemeente een contract heeft afgesloten met een aanbieder.

    x. vervoersvoorziening: een voorziening, met of zonder motor, waarmee de inwoner zich in zijn of haar leefomgeving kan verplaatsen. Een vervoersvoorziening is bedoeld voor sociaal en recreatief vervoer in en rond Baarn.

    y. woning: een gebouw dat bestemd is als woning en geschikt is voor permanente bewoning door één particulier huishouden.

    z. woonvoorziening: een woningaanpassing of woonhulpmiddel gericht op het normale gebruik van de woning.

Hoofdstuk 2 VORMEN VAN VOORZIENINGEN

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat er bedoeld wordt met voorzieningen vanuit de Wmo en de Jeugdwet. De gemeente maakt onderscheid tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. Dit aanbod voorzieningen is niet uitputtend en kan veranderen. Verschuivingen van maatwerkvoorzieningen naar algemene voorzieningen en andersom is mogelijk.

Artikel 3 Algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk voor elke inwoner zonder toegangsbeoordeling.

De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

a. advies en informatie

b. signaleren van problemen

c. toeleiding naar hulpaanbod

d. collectief vervoer

e. voorzieningen gericht op:

  • i. ondersteuning bij opvoed- en -opgroeiproblemen

    ii. (sociale) participatie van jeugdigen

    iii. (mentale) weerbaarheid

    iv. een positieve gezondheid van jeugdigen

    v. ondersteuning door de POH Jeugd GGZ bij de huisarts

    vi. begeleiding bij zelfredzaamheid en participatie

Artikel 4 Maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De gemeente heeft voorwaarden voor het krijgen van een maatwerkvoorziening (zie hoofdstuk 3 en verder).

  • 2.

    De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    a. dagactiviteit

    b. huishoudelijke hulp

    c. kortdurend verblijf

    d. woonvoorzieningen

    e. hulpmiddelen

    f. vervoersvoorzieningen

    g. begeleiding

    h. beschermd wonen en maatschappelijk opvang

    i. jeugdhulp met verblijf

    j. behandeling

    k. pleegzorg

    l. verblijf in een gezinshuis

    m. crisiszorg

    n. dyslexiezorg

Hoofdstuk 3 TOEGANG EN PROCEDURE

Hier wordt beschreven hoe een inwoner een hulpvraag aan de gemeente kan stellen, hoe de gemeente hiermee omgaat en wat van de inwoner wordt verwacht. De gemeente vindt het daarbij belangrijk dat er niet meer van de inwoner gevraagd wordt dan echt nodig is en de inwoner zich serieus genomen voelt.

Artikel 5 Toegang

  • 1.

    De toegang tot jeugdhulp zoals bedoeld in de Jeugdwet kan zowel via de gemeente als via bijvoorbeeld de huisarts, medisch specialist, jeugdarts, de kinderrechter en de gecertificeerde instelling lopen.

  • 2.

    Als de huisarts, medische specialist of jeugdarts naar een niet-gecontracteerde aanbieder verwijst, dan moet de inwoner hiervoor eerst een aanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente ziet dit dan als een aanvraag, zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening. Wanneer nodig doet de gemeente aanvullend onderzoek naar de hulpvraag.

  • 3.

    De artikelen in dit hoofdstuk gaan over de toegang tot maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp die valt onder de taken van de gemeente.

  • 4.

    De toegang tot maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in de Wmo valt volledig onder de taken van de gemeente.

  • 5.

    Dit geldt niet voor de toegang tot beschermd wonen en maatschappelijke opvang. De uitvoering daarvan ligt bij (centrum)gemeente Amersfoort.

Artikel 6 Melding en aanvraag

Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij de gemeente worden gemeld.

  • 1.

    Als deze melding over jeugdhulp gaat, geldt deze gelijk als een aanvraag van de Jeugdwet en deze kan bovendien op elk moment worden gedaan met een door de gemeente vastgesteld formulier.

  • 2.

    Als de melding gaat over maatschappelijke ondersteuning, geldt deze als een melding van de Wmo. Een aanvraag voor de Wmo kan worden gedaan nadat het onderzoek naar de melding door de gemeente is uitgevoerd. Zijn er zes weken na de melding verstreken en is het onderzoek nog niet afgerond, dan kan de inwoner ook na het verstrijken van die zes weken een aanvraag doen. Ook deze aanvraag wordt schriftelijk of digitaal ingediend door middel van een door de gemeente vastgesteld formulier.

  • 3.

    De gemeente bevestigt de ontvangst van de melding of aanvraag schriftelijk of digitaal. Daarbij wijst de gemeente op:

    a. de vervolgprocedure en de rechten en plichten van de inwoner daarin;

    b. de mogelijkheid om gebruik te maken van cliëntondersteuning en/of een vertrouwenspersoon;

    c. de mogelijkheid om een persoonlijk plan of familiegroepsplan in te dienen.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen zorgt de gemeente zo snel mogelijk voor een tijdelijke voorziening in afwachting van het onderzoek.

Artikel 7 Het onderzoek

  • 1.

    De gemeente start na de melding het onderzoek en maakt zo spoedig mogelijk met de inwoner een afspraak voor een gesprek.

  • 2.

    De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het onderzoek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelfstandig of zonder toestemming kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren of vraagt de gemeente om toestemming om deze op te vragen bij derden. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn. De inwoner verstrekt in ieder geval inzicht in de woonsituatie, de hulpvraag en wanneer van toepassing de daarbij behorende hulpverleningsgeschiedenis en huidige hulpverlening, zodat op juiste wijze beoordeeld kan worden welke oplossing passend is.

  • 3.

    Als de inwoner een persoonlijk plan of familiegroepsplan heeft gemaakt, wordt deze bij het onderzoek betrokken.

  • 4.

    De gemeente kan afzien van een gesprek als:`

    a. de hulpvraag van de inwoner voldoende bekend is, en;

    b. er sinds de melding geen relevante wijzigingen zijn geweest in de situatie van de inwoner, en;

    c. de inwoner daarmee instemt.

  • 5.

    Bij de start van de het gesprek stelt de gemeente de identiteit vast van de inwoner.

  • 6.

    De gemeente informeert de inwoner over de gang van zaken bij het gesprek, de vervolgprocedure en de rechten en plichten van de inwoner.

  • 7.

    De gemeente onderzoekt vervolgens aan de hand van een afwegingskader:

    a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner en in het geval van een jeugdige ook van zijn ouders en de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;

    b. de hulpvraag, de beoogde oplossing daarvan en het gewenste resultaat;

    c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner;

    e. de mogelijkheden om door gebruikmaking van één of meerdere algemene, algemeen gebruikelijke of andere voorzieningen of het verrichten van maatschappelijke nuttige activiteiten een oplossing te vinden;

    f. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening als oplossing te verstrekken

    g. welke bijdrage in de kosten de inwoner verschuldigd is, indien een maatwerkvoorziening van de Wmo als mogelijke oplossing wordt overwogen;

    h. de mogelijkheid om te kiezen voor een pgb, waarbij de inwoner in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze, de werkwijze bij het pgb en de daaraan verbonden rechten en plichten;

    i. hoe bij de oplossing zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de geloofs- en levensovertuiging en de culturele achtergrond van de inwoner;

    j. hoe de oplossing zo goed mogelijk kan worden afgestemd op voorzieningen op het gebied van zorg, welzijn, onderwijs, werk en inkomen.

  • 8.

    De gemeente kan een onafhankelijk, specifiek deskundig oordeel en advies inwinnen als het onderzoek dit vereist.

Hoofdstuk 4 BESLUITVORMING

In dit hoofdstuk worden de voorwaarden voor een maatwerkvoorziening genoemd. Een maatwerkvoorziening wordt toegekend, als na onderzoekt blijkt dat dit nodig gelet op de aard en ernst van de hulpvraag. Er wordt altijd eerst onderzocht of de hulpvraag ook op andere manieren op te lossen is. Daarbij geldt dat een maatwerkvoorziening zo goed en efficiënt mogelijk bijdraagt aan het oplossen van de hulpvraag. Tot slot zijn er situaties waarin de gemeente kan afzien van een maatwerkvoorziening.

Artikel 8 Beoordeling

  • 1.

    Na het onderzoek verstrekt de gemeente de inwoner een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner worden aan het verslag toegevoegd. Het verslag van het onderzoek wordt als uitgangspunt genomen voor beoordeling van de hulpvraag.

  • 2.

    De gemeente kent een maatwerkvoorziening toe als uit het onderzoek blijkt dat deze gelet op de aard en ernst van de hulpvraag nodig is en geen oplossing kan worden gevonden door gebruik te maken van: a. eigen kracht en/of;

    b. gebruikelijke hulp en/of;

    c. mantelzorg en/of;

    d. hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    e. algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    f. algemene voorzieningen en/of

    g. andere voorzieningen.

  • 3.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt de gemeente de goedkoopst passende voorziening.

  • 4.

    Bij het inzetten van een maatwerkvoorziening gaat de gemeente uit van gecontracteerde aanbieders.

Artikel 9 Aanvullende voorwaarden specifieke maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Bij hulp bij het huishouden wordt rekening gehouden met ruimten die gericht zijn op het normale gebruik van de woning.

  • 2.

    Kortdurend verblijf wordt verstrekt als:

    a. dit noodzakelijk is om de mantelzorger te ontlasten, en

    b. de inwoner onafgebroken toezicht of 24 uurs hulp en ondersteuning in de buurt nodig heeft, anders dan voor het bieden van medische zorg;

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    a. als deze niet nodig is om beperkingen in het normale gebruik van de woning te goed te maken;

    b. als de beperkingen het gevolg zijn van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan geldende bouwregels;

    c. als de inwoner zijn of haar hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waarvoor de voorziening is;

    d. voor woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning. Er kan dan wel een tegemoetkoming voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;

    e. als de hulpvraag het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was door een beperking bij de zelfredzaamheid of participatie van de inwoner;

    f. als de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door de gemeente;

    g. als de maatwerkvoorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden;

  • 4.

    De gemeente kan een woonvoorziening voor het bezoekbaar maken van een in de gemeente Baarn gelegen woning verstrekken, als:

    a. de persoon die regelmatig op bezoek komt in een instelling van de Wet langdurige Zorg verblijft;

    b. nog geen andere woning bezoekbaar is of zal worden gemaakt; en

    c. het bezoekbaar maken van de woning noodzakelijk is voor participatie van de inwoner.

  • 5.

    Onder het bezoekbaar maken van de woning als bedoeld in het vorige lid wordt verstaan het bereikbaar maken van de woning, de woonkamer en een toilet.

  • 6.

    Beschermd wonen wordt in de vorm van een zorgarrangement verstrekt als:

    a. een veilige en stabiele woonomgeving noodzakelijk is voor een inwoner door psychische of psychosociale problemen;

    b. 24 uurs (maatschappelijke) opvang of de maatwerkvoorzieningen begeleiding en dagactiviteit eventueel gecombineerd met kortdurend verblijf geen passende oplossing bieden;

    c. het beschermd wonen er (ook) voor is dat de inwoner zich op eigen kracht kan staande houden in de samenleving.

  • 7.

    De veilig en stabiele woonomgeving als bedoeld in het vorige lid gaat samen met noodzakelijk verblijf in een instelling waar het toezicht en de aangewezen hulp en ondersteuning wordt geboden.

  • 8.

    Maatschappelijke opvang wordt verstrekt als:

    a. de inwoner de thuissituatie heeft verlaten; en

    b. zich niet op eigen kracht staande kan houden in de samenleving; en

    c. het niet alleen gaat om een huisvestingsprobleem.

Artikel 10 Weigeringsgronden maatwerkvoorziening

  • 1.

    De gemeente kan een maatwerkvoorziening weigeren als:

    a. voor de hulpvraag in voldoende mate een oplossing kan worden gevonden:

    i. binnen de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

    - gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

    - het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    ii. door gebruik te maken van een algemene, algemeen gebruikelijke of andere voorziening.

    b. in redelijkheid kan worden aangenomen dat de hulpvraag niet opgelost of verminderd kan worden met een maatwerkvoorziening;

    c. als de inwoner de maatwerkvoorziening al heeft gerealiseerd of daarmee al is gestart ná de melding of aanvraag maar nog vóór de datum van het besluit tenzij:

    i. sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    ii. de gemeente schriftelijk toestemming heeft gegeven;

    iii. op het moment van de melding nog altijd sprake is van de problematiek waarvoor de hulp is ingezet, en;

    iv. de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan worden beoordeeld.

    d. deze al eerder aan de inwoner is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen of de inwoner de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    e. een inwoner zijn of haar hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en maatregelen had kunnen nemen om de hulpvraag te voorkomen.

    f. deze onveilig is of risico’s met zich meebrengt voor de inwoner of anderen;

    g. een eerder verstrekte maatwerkvoorziening nog passend is als oplossing voor de hulpvraag;

    h. deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    i. als specifiek aangevraagde maatwerkvoorziening niet als goed onderbouwd is erkend. De gemeente kan dan besluiten om deze voorziening niet toe te kennen en alternatieve wel als goed onderbouwde erkende maatwerkvoorziening te verstrekken.

Artikel 11 Inhoud besluit

  • 1.

    Het besluit van de gemeente op de aanvraag, ook wel beschikking genoemd, wordt vastgelegd in een brief en naar de inwoner per post of digitaal verstuurd.

  • 2.

    In het besluit wordt in ieder geval aangegeven of de maatwerkvoorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt ook aangegeven hoe bezwaar tegen het besluit kan worden gemaakt.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een voorziening in natura staat in het besluit in ieder geval:

    a. welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    c. hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt en indien van toepassing;

    d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    e. de eventuele eigen bijdrage die de inwoner verschuldigd is;

    f. wat de gevolgen zijn van oneigenlijk gebruik of misbruik van de maatwerkvoorziening in natura.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;

    b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    d. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;

    e. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

    f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    g. de eventuele eigen bijdrage die de inwoner verschuldigd is;

    h. wat de gevolgen zijn van oneigenlijk gebruik of misbruik van de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb.

Hoofdstuk 5 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Een maatwerkvoorziening kan door de gemeente in natura of in de vorm van een pgb worden toegekend. In natura betekent dat deze hulp en ondersteuning door de gemeente is ingekocht bij aanbieders. Soms is het niet passend om hulp en ondersteuning in te zetten door een gecontracteerde zorgaanbieder. Dan kan een pgb worden toegekend om de nodige hulp en ondersteuning in te kopen. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke regels hiervoor gelden en hoe de hoogte van het pgb wordt bepaald.

Artikel 12 Algemene voorwaarden voor een pgb

  • 1.

    De gemeente bekijkt of de inwoner in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en het uitvoeren van de aan een pgb verbonden taken.

  • 2.

    Het beheren van het pgb kan door zowel de inwoner als door een zogeheten pgb-beheerder worden uitgevoerd. Indien deze pgb-beheerder het pgb gaat beheren, dan zijn de regels waar inwoner wordt genoemd van overeenkomstige toepassing op de pgb-beheerder.

  • 3.

    De gemeente bekijkt ook of maatwerkvoorziening die de inwoner met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van de gemeente van goede kwaliteit is en veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is.

  • 4.

    De inwoner stelt daarvoor een budgetplan op. De inwoner geeft in zijn of haar budgetplan minste aan:

    a. welke hulp en ondersteuning nodig is;

    b. wat de inwoner met het pgb wenst in te kopen;

    c. waarom hulp en ondersteuning in natura niet passend is als oplossing voor de hulpvraag;

    d. indien van toepassing: wie de inwoner heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    e op welke wijze de inwoner een juiste administratie gaat bijhouden;

    f hoe de inwoner omgaat met geconstateerde onjuistheden;

    g. hoe, als de kosten voor de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb hoger zijn dan in natura, dit verschil wordt betaald.

  • 5.

    Om de kwaliteit van de ondersteuning te waarborgen, wordt in het budgetplan ook omschreven:

    a. welke aanbieder de hulp en ondersteuning gaat verlenen;

    b. hoe de inwoner deze aanbieder heeft gekozen;

    c. welke doelen behaald moeten worden;

    d. welke concrete acties ingezet worden om deze doelen te bereiken;

    e. waar en wanneer de ondersteuning gaat plaatsvinden

    f. wie de hulpverlener is;

    g. wat de deskundigheid is van deze hulpverlener;

    h. wie deze hulpverlener kan vervangen bij afwezigheid;

    i. hoe deze hulpverlener wordt aangestuurd in de praktijk;

    j. op welke wijze de hulp en ondersteuning wordt gecontroleerd.

  • 6.

    Een pgb mag niet worden ingezet voor het betalen van:`

    a. bemiddelingskosten;

    b. administratiekosten;

    c. kosten voor het beheer van het pgb;

    d. kosten voor scholing of lidmaatschappen;

    e. een feestdagenuitkering;

    f. een eenmalige uitkering.

  • 7.

    Er is geen verantwoordingsvrij bedrag bij het pgb.

  • 8.

    Er kan geen maandloon worden afgesproken voor formele hulp.

Artikel 13 Verschil formele en informele hulp

  • 1.

    Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door:

    a. personen die werken bij een instelling die voor de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister en die de relevante diploma’s hebben die nodig zijn voor uitoefening van deze taken/werkzaamheden, of;

    b. personen die als zelfstandige zonder personeel (zzp'er) werken. Zij moeten voor de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister en de relevante diploma’s hebben die nodig zijn voor uitoefening van deze taken/werkzaamheden;

    c. personen die staan ingeschreven in het register van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg en/of in het Kwaliteitsregister Jeugd.

  • 2.

    Als de hulp wordt verleend door een ander persoon dan beschreven in lid 1 is sprake van informele hulp.

  • 3.

    Een inwoner heeft de mogelijkheid om hulp te betrekken van een persoon uit het sociale netwerk:

    a. als de inwoner een gelijkwaardig of beter resultaat kan behalen als iemand uit het sociale netwerk de hulp en ondersteuning verleent vergeleken met een formele hulpverlener en;

    b. als dit leidt tot hulp en ondersteuning die passend is voor de hulpvraag van de inwoner;

    c. het geven van de ondersteuning niet leidt tot overbelasting bij de persoon uit het sociale netwerk.

  • 4.

    Indien de hulp geboden wordt door personen uit de huiselijke kring van de inwoner is er sprake van informele hulp.

  • 5.

    De kwaliteit van de met het pgb in te kopen formele hulp voldoet minimaal aan de voorwaarden die de gemeente stelt aan gecontracteerde aanbieders.

Artikel 14 Weigeringsgronden pgb

  • 1.

    Er wordt geen pgb verstrekt voor activiteiten die normaal door het sociale netwerk worden verricht, zoals:

    a. (sociale) activiteiten ondernemen met de inwoner;

    b. het doen van de boodschappen;

    c. lichte huishoudelijke taken;

    d. eenvoudige hulp bij de administratie;

    e. het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met artsen;

    f. vervoer naar afspraken met artsen.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 10 kan een pgb geheel of gedeeltelijk geweigerd worden:

    a. als niet wordt voldaan aan de voorwaarden (in hoofdstuk 4 en 5) in deze verordening;

    b. als er sprake is van hulp en ondersteuning in een spoedeisend geval;

    c. als het pgb gebruikt wordt om inkomen aan te vullen of om inkomstenderving op te vangen;

    d. als de kosten voor de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb hoger zijn dan in natura, wordt het pgb voor dit verschil geweigerd.

    e. als de pgb-beheerder ook de hulpverlener is van de inwoner, of op een andere manier betrokken is bij de aanbieder die de hulp biedt, bijvoorbeeld als directeur of bestuurder;

    f. de inwoner naar het oordeel van de gemeente niet in staat is de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de inwoner:

    i. problematische schulden heeft, een schuldsaneringstraject doorloopt of onder de Wet schuldsanering natuurlijke personen valt;

    ii. ernstige verslavingsproblematiek heeft;

    iii. een aanmerkelijke verstandelijke beperking heeft;

    iv. een ernstig psychisch ziektebeeld heeft;

    v. een vastgestelde blijvende cognitieve stoornis heeft;

    vi. de Nederlandse taal onvoldoende machtig is;

    g. als het pgb bedoeld is voor besteding in het buitenland;

    h. als de formele hulp of informele hulp die door één persoon geleverd wordt, meer bedraagt dan respectievelijk 48 uur per week of 40 uur per week. Bij het vaststellen of deze 48 uur en 40 uur per week overschreden wordt, kunnen alle betaalde werkzaamheden worden meegewogen, en ook de hoeveelheid ondersteuning die deze persoon, al dan niet via een pgb, levert aan andere personen of gezinsleden van de inwoner;

    i. er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een pgb in het verleden;

    j. er sprake is van de volgende hulp en ondersteuning als informele hulp:

    i. (arbeidsmatige) dagactiviteit;

    ii. vervoer Wmo;

    ii. kortdurend verblijf bij jeugdhulp;

    iii. ambulante behandeling bij jeugdhulp;

    iv. begeleid wonen bij jeugdhulp;

    v. jeugdhulpvervoer;

    vi. vervoer naar kinderopvang;

    vii. (extra) ondersteuning bij kinderopvang;

    viii. dyslexiezorg;

    xi. beschermd wonen.

  • 3.

    De gemeente verstrekt geen pgb voor ondersteuning van een aanbieder indien er twijfels zijn over de integriteit van deze aanbieder.

Artikel 15 Hoogte Pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb wordt vastgesteld op basis van het budgetplan, het te bereiken resultaat of het aantal toegekende uren (dan wel een tijdseenheid naar rato daarvan) of het aantal toegekende dagdelen of etmalen.

  • 2.

    De tarieven voor het pgb zijn:

    i. gekoppeld aan de tarieven waarvoor de gemeente de maatwerkvoorziening in natura heeft gecontracteerd;

    ii. all-in tarieven die zijn opgebouwd uit verschillende kostencomponenten (zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten).

  • 3.

    De tarieven voor het pgb voor diensten bedragen:

    a. maximaal 90% van het tarief voor gecontracteerde hulp in natura als de hulpverlener in dienst is bij een instelling;

    b. maximaal 75% van het tarief voor gecontracteerde hulp als sprake is van een hulpverlener die werkt als zelfstandige;

    c. maximaal 50% van het tarief voor gecontracteerde hulp in natura als sprake is van informele hulp. De ondergrens is de hoogste periodiek voor de hulp in de CAO die van toepassing op die hulp (plus vakantiegeld en de waarde van verlofuren).

  • 4.

    De hoogte van het pgb voor woonvoorzieningen en hulpmiddelen wordt maximaal vastgesteld op:

    a. het bedrag van de goedkoopst passende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft gesloten, waar nodig aangevuld met een bedrag voor onderhoud en reparatie, of; b. het bedrag van de kosten volgens de door de gemeente geaccepteerde offerte als de gemeente voor de voorziening geen contract heeft gesloten.

  • 5.

    De hoogte van het pgb voor individueel taxivervoer zijn normbedragen die jaarlijks worden vastgesteld op basis van het in de regio gangbare toepasselijke tarief.

  • 6.

    Het tarief uit het derde lid is ook van toepassing op personen die niet uit het sociale netwerk van de inwoner komen maar ook niet voldoen aan artikel 13, eerste lid, aanhef en onder b en c, van deze verordening.

  • 7.

    In het door de gemeente jaarlijks vast te stellen financieel besluit zijn de tarieven voor pgb opgenomen.

Hoofdstuk 6 KWALITEIT

De maatwerkvoorzieningen die de gemeente inzet moeten van goede kwaliteit zijn. Ze moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner, degelijk zijn en passend zijn voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van de maatwerkvoorzieningen ook aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit en de inkoop van maatwerkvoorzieningen.

Artikel 16 Kwaliteit maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    a. voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    b. voorzieningen af te stemmen op andere vormen van hulp en ondersteuning of zorg;

    c. de juiste deskundigheid in te zetten;

    d. ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van de hulpverleners voldoen aan de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de sector;

    e. er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat hulpverleners handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    De gemeente ziet toe op de naleving van deze kwaliteitseisen, onder meer door cliëntervaringsonderzoeken en het in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 17 Verhouding prijs en kwaliteit

  • 1.

    Voor een goede verhouding prijs-kwaliteitverhouding van diensten stelt de gemeente vast:

    a. een vaste prijs die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een aanbieder, of;

    b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

    i. een inschrijving en het aangaan van een contract met een aanbieder, en;

    ii. de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    De gemeente stelt deze prijzen vast:

    a. volgens de kwaliteitseisen van de maatwerkvoorziening, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht;

    b. rekening houdend met continuïteit in de hulpverlening voor inwoners.

  • 3.

    De gemeente houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor diensten, rekening met:

    a. kosten van de beroepskracht;

    b. redelijke overheadkosten;

    c. kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    d. reis- en opleidingskosten;

    e. indexatie van loon binnen een overeenkomst;

    f. overige kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportage- en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    De gemeente houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen rekening met: a. de marktprijs van de maatwerkvoorziening, en

    b. de eventuele extra taken die in verband met de maatwerkvoorziening van de aanbieder worden gevraagd, zoals:

    i. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

    ii. instructie over het gebruik van de voorziening;

    iii. onderhoud van de voorziening, en verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 18 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthouder, bedoeld in artikel 22, vierde lid, van deze verordening.

  • 2.

    Deze toezichthouder doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert de gemeente over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Hoofdstuk 7 BIJDRAGE IN DE KOSTEN EN MANTELZORGWAARDERING

Artikel 19 Bijdragen in de kosten maatwerkvoorziening Wmo

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb voor de Wmo, zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdrage voor maatwerkvoorzieningen in natura en in de vorm van een pgb zijn niet meer dan de kostprijs tot aan het bedrag dat wordt genoemd in artikel 2.4.1a, vierde lid, van de Wmo.

  • 3.

    In afwijking van het vorige lid is geen bijdrage verschuldigd voor een woningaanpassing voor een jeugdige tot 18 jaar.

  • 4.

    De kostprijs is:

    a. voor een maatwerkvoorziening in natura gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de voorziening afneemt van of aanschaft bij een (gecontracteerde) aanbieder;

    b. voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb gelijk aan het totale pgb.

  • 5.

    Voor het collectief vervoer is de inwoner een bijdrage per rit verschuldigd voor het gebruik van het vervoer en de vervoerspas. Deze bijdrage is maximaal het tarief van het openbaar vervoer en staat in het financieel besluit.

Artikel 20 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Mantelzorgers van inwoners kunnen door middel van een melding een jaarlijkse mantelzorgwaardering krijgen.

Hoofdstuk 8 TEGEMOETKOMINGEN

Naast een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb kent de gemeente ook financiële tegemoetkomingen. Omdat deze tegemoetkomingen een maatwerkvoorziening zijn, zijn de artikelen uit deze verordening ook van toepassing op tegemoetkomingen.

Artikel 21 Tegemoetkomingen

  • 1.

    Een inwoner kan in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als dit bijdraagt aan het oplossen van de hulpvraag van de inwoner. Het gaat om de volgende tegemoetkomingen:

    a. kinderopvang op sociaal-medische indicatie;

    b. aannemelijke meerkosten, zoals bij verhuizen en herinrichting.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming van de kinderopvang op sociaal-medische indicatie staat in de Nadere regels tegemoetkoming SMI-kinderopvang gemeente Baarn.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkomingen voor aannemelijke meerkosten is neergelegd in het financieel besluit.

  • 4.

    Geen tegemoetkoming voor verhuizen en herinrichting wordt verstrekt als de inwoner:

    a. voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    b. naar een instelling van de Wet langdurige zorg verhuist.

Hoofdstuk 9 TOEZICHT EN HANDHAVING MAATWERKVOORZIENINGEN

De gemeente wil graag dat de toegekende voorziening ook echt wordt ingezet waar deze voor bedoeld is. Daarom kan de gemeente dit onderzoeken. Als de voorziening niet wordt gebruikt zoals bedoeld, kan dat gevolgen hebben voor de inwoner. In dit hoofdstuk wordt beschreven wanneer daar sprake van is en wat deze gevolgen zijn.

Artikel 22 Fraudepreventie en controle

  • 1.

    De gemeente doet aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de manier waarop de gemeente inwoners informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening (in natura of in de vorm van een pgb) zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2.

    De gemeente beoordeelt, soms steekproefsgewijs, de besteding van de pgb’s volgens het budgetplan. Ook beoordeelt de gemeente of de inwoner nog voldoet aan de voorwaarden van het pgb.

  • 3.

    Fraude of vermoedens van fraude worden afgehandeld volgens het fraudebeleid van de gemeente.

  • 4.

    De gemeente wijst een toezichthouder aan die het toezicht op de naleving van de Wmo en Jeugdwet uitvoert, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en (onterecht) niet-gebruik van maatwerkvoorzieningen.

Artikel 23 Maatregelen om te handhaven

  • 1.

    De gemeente kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd vragen om betalingen uit het pgb geheel of gedeeltelijk te weigeren, beëindigen of op te schorten als het vermoeden bestaat dat de inwoner het pgb in die periode anders ten onrechte kan inzetten.

  • 2.

    De gemeente brengt de inwoner schriftelijk op de hoogte van het verzoek om opschorting.

  • 3.

    De inwoner is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan de gemeente mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan duidelijk moet zijn dat deze tot het heroverwegen van een besluit over een maatwerkvoorziening of tegemoetkoming kunnen leiden.

  • 4.

    De gemeente kan zo'n besluit beëindigen, wijzigen of intrekken als de gemeente vaststelt dat:

    a. de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    b. de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb is aangewezen;

    c. de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    d. de inwoner niet voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb;

    e. de inwoner de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd;

    f. als de inwoner zich niet binnen drie maanden na het besluit heeft gemeld bij een aanbieder of het pgb niet binnen drie maanden is gaan gebruiken voor het resultaat waarvoor het pgb is verstrekt.

  • 5.

    De gemeente kan nadat het besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening of tegemoetkoming is beëindigd, herzien of ingetrokken op grond van het vierde lid, aanhef en onder a, van dit artikel:

    a. het ten onrechte betaalde pgb terugvorderen;

    b. geheel of gedeeltelijk de waarde in geld van een maatwerkvoorziening in natura terugvorderen;

    c. de ten onrechte ontvangen tegemoetkoming terugvorderen;

    d. de maatwerkvoorziening in natura zelf terugvorderen.

  • 6.

    De manier waarop de terugvordering geïnd wordt, kan verrekening zijn. De hoogte van het bedrag dat na verrekening overblijft moet in redelijke verhouding staan tot de maatwerkvoorziening.

  • 7.

    De gemeente kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen. Dat geeft een zogenaamde executoriale titel.

  • 8.

    De gemeente maakt gebruik van de in de modelzorgovereenkomsten van de Sociale Verzekeringsbank opgenomen derdenbeding, als sprake is van toerekenbaar tekortschieten van de aanbieder, ook als de inwoner niets te verwijten valt.

Hoofdstuk 10 KLACHTEN EN INSPRAAK

De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners ergens terecht kunnen met klachten over de dienstverlening. Ook wil de gemeente graag in gesprek blijven met inwoners over de dienstverlening. Zo kan de gemeente aansluiten bij de behoefte van inwoners en daar de dienstverlening op aanpassen. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe deze zaken geregeld zijn.

Artikel 24 Klachten

  • 1.

    Als een inwoner een klacht heeft over de wijze waarop hij of zij behandeld is tijdens procedures op basis van deze verordening, wordt deze klacht behandeld zoals beschreven in de klachtenregeling van de gemeente.

  • 2.

    Als een inwoner klachten heeft over de kwaliteit van de maatwerkvoorzieningen en de dienstverlening van de aanbieder, is de klachtenregeling van deze aanbieder van toepassing.

  • 3.

    De gemeente ziet erop toe dat aanbieders voldoen aan het naleven van de klachtenregeling. Dit gebeurt door middel van regelmatige overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 25 Inspraak

  • 1.

    Aanbieders moeten beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van hun cliënten. Deze medezeggenschap heeft betrekking op voorgenomen besluiten van de aanbieder over maatwerkvoorzieningen die voor hun cliënten van belang zijn.

  • 2.

    De gemeente ziet toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door middel van regelmatige overleggen met de aanbieders en een periodiek cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 26 Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    De gemeente zorgt ervoor dat vertegenwoordigers van inwonergroepen vroegtijdig in de gelegenheid zijn om voorstellen voor het beleid over maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp te doen en advies te geven bij besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen over deze onderwerpen. De gemeente zorgt voor de ondersteuning die nodig is om hun rol effectief in te kunnen vullen.

  • 2.

    De gemeente zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden. Inwoners worden door de gemeente voorzien van de informatie en ondersteuning die nodig is voor deelname aan dit overleg.

  • 3.

    Nadere uitwerking van het eerste en tweede lid zijn vastgelegd in de Participatieverordening gemeente Baarn.

Hoofdstuk 11 OVERIGE ARTIKELEN

In dit hoofdstuk zijn artikelen opgenomen die niet in een van de andere hoofdstukken passen. Hier staat welke verordening wordt vervangen door deze verordening en wanneer deze nieuwe regels gaan gelden. Ook is opgenomen wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als de gemeente vindt dat dit echt nodig is.

Artikel 27 Nadere regels

De gemeente kan nadere regels vaststellen over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 28 Hardheidsclausule

De gemeente kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de artikelen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2020’ wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp 2020', totdat de gemeente een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2020’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld volgens deze verordening.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de ’Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2020’, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 30 Inwerkingtreding en naam verordening

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking een dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2024.

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2024

Algemeen

Deze verordening vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2020. De verordening is om de volgende redenen gewijzigd:

Actualiseren

De verordening is geactualiseerd naar aanleiding van jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. De Centrale Raad voor Beroep heeft in twee uitspraken geoordeeld dat bij een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb het minimumloon niet mag worden gehanteerd als tarief voor informele hulp (hulp door het sociale netwerk). De gemeente Baarn hanteert niet het minimumloon, maar een tarief dat 50% is van het tarief waarvoor aanbieders zijn gecontracteerd. Toch is een ondergrens opgenomen voor het tarief voor informele hulp.

De tarieven zelf staan overigens in het financieel besluit. Er is in het algemeen voor gekozen om geen bedragen meer te noemen in de verordening. Hiermee wordt voorkomen dat de verordening jaarlijks aangepast moet worden bij indexering of iets vergelijkbaars.

Ook de Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028 heeft een rol gespeeld bij het actualiseren van de verordening. Een van de speerpunten van deze agenda is het beperken van de reikwijdte van jeugdhulp zodat jeugdhulp (beschikbaar is voor jeugdigen en gezinnen in de meest kwetsbare situaties. In de regio is daaraan uitvoering gegeven door een aantal uitgangspunten uit te werken over de reikwijdte van jeugdhulp. Deze uitgangspunten zijn verwerkt in de verordening. Zo is opgenomen dat algemene voorzieningen voor gaan op maatwerkvoorzieningen, collectieve voorzieningen voor gaan op individuele maatwerkvoorzieningen, uit wordt gegaan van gecontracteerde aanbieders bij het inzetten van maatwerkvoorzieningen en maatvoorzieningen in beginsel niet met terugwerkende kracht worden toegekend.

Integrale verordening

Met de nieuwe verordening is ook ingezet op een nog meer integrale verordening. Dat betekent bijvoorbeeld dat een groot aantal artikelen is samengevoegd en daarmee dubbele artikelen uit de verordening zijn gehaald. Een andere voorbeeld is dat in de verordening een 'maatwerkvoorziening' zowel een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo als een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet is.

Aansluiten bij de uitvoeringspraktijk

Een aantal artikelen is geheel of deels nieuw door de wens om beter aan te sluiten bij hoe de uitvoeringspraktijk zich heeft gevormd. Een voorbeeld is het opnemen van weigeringsgronden in de verordening. Dit is gedaan om de medewerkers van het Loket Wonen, Zorg en Welzijn en het Lokaal Team handvatten te geven als een maatwerkvoorziening afgewezen moet worden. In dat verband is ook het aantal artikelen over het pgb uitgebreid.

Toegankelijker voor inwoners

Hoewel de verordening in de kern een formeel en juridisch document is dat de gemeente op grond van de Wmo en Jeugdwet moet vaststellen, is geprobeerd om de verordening toegankelijker te maken voor inwoners. Zo wordt eenvoudiger taalgebruik gebruikt (ingewikkelde termen en verwijzingen naar wetsartikelen zijn zoveel mogelijk verwijderd) en is de verordening overzichtelijker gemaakt (door een inhoudsopgave op te nemen en de verordening onder te verdelen in hoofdstukken). Verder wordt er in de verordening meer uitleg gegeven en worden er waar mogelijk voorbeelden gegeven in de toelichting op de artikelen.

In deze verordening stelt de gemeenteraad regels vast voor de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet door de gemeente. De verordening is daarmee een belangrijk document voor de uitwerking van het beleid van de gemeente over maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp. Bij de verordening is er rekening mee gehouden dat er maatwerk geboden moet worden.

Dit betekent dat het niet mogelijk en niet wenselijk is om in de verordening tot in detail vast te leggen hoe de gemeente in concrete situaties zal handelen; waar een inwoner in zijn of haar situatie het meest baat bij heeft, laat zich vooraf namelijk niet vastleggen. Dit betekent ook dat de regels die de gemeenteraad met deze verordening vaststelt dus hoofdlijnen zijn. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin iets verder wordt uitgewerkt. Daarom geeft de gemeenteraad in deze verordening de bevoegdheid aan de gemeente om nadere regels vast te stellen, ook wel uitvoeringsregels genoemd.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene artikelen

Artikel 1 Algemeen artikel

Hoewel de Wmo en de Jeugdwet geen samenhangende eenheid vormen, heeft de gemeente de opdracht om tot een integrale benadering te komen voor de inwoners van Baarn. Waar regels lijken te botsen, zijn de uitgangspunten uit dit artikel leidend bij het nemen van een besluit.

Door deze uitgangspunten in de verordening op te nemen, legt de gemeente het voornemen vast om bij al haar handelen op basis van deze verordening zoveel mogelijk binnen de geest van deze uitgangspunten te werken. De gemeente vindt het namelijk belangrijk dat iedere inwoner actief kan deelnemen aan de samenleving, in staat is een bevredigend, volwaardig en behoorlijk leven te leiden en toegang heeft tot de (gezondheids)zorg, onderwijs, training en sport die hij of zij nodig heeft. Voor inwoners met een beperking en/of een chronische ziekte is de toegankelijkheid van het hulpaanbod van groot belang.

Een van de leidende uitgangspunten is de eigen kracht van de inwoner. Bij iedere hulpvraag onderzoekt de gemeente of er vanuit eigen kracht een passende oplossing is om de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner te verbeteren. Van een inwoner wordt verwacht dat hij of zij op vooruitloopt op (komende) veranderingen in zijn of haar persoonlijke situatie, waarbij de inwoner:

- eerst naar de eigen mogelijkheden kijkt

- een beroep doet op het eigen netwerk

- eigen financiële middelen inzet;

- eerst beroep doet op wetten zoals de Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet en Participatiewet.

Als het inwoners niet lukt om zelf of met hulp van de eigen omgeving knelpunten op te lossen, helpt de gemeente - samen met partners - de juiste weg te wijzen of ondersteuning te bieden. De gemeente stuurt er vervolgens op dat deze ondersteuning zo veel als mogelijk is gericht op het versterken van de eigen kracht van de inwoner (en het gezin en het sociale netwerk van de inwoner). Waar mogelijk houden inwoners daarbij de regie, zij kunnen immers zelf het beste aangeven wat ze willen en nodig hebben.

Met deze leidende uitgangspunten legt de gemeente tot slot ook een verbinding tussen inhoud en financiën. De gemeente staat voor de opgave om passende hulp en ondersteuning beschikbaar en betaalbaar te houden, juist voor die inwoners die het echt nodig hebben.

Artikel 2 Toepassing en definities

In dit artikel zijn definities opgenomen die niet al in de Jeugdwet of Wmo voorkomen of die de leesbaarheid van de verordening ten goede komen.

onder a aanbieder

Dit begrip is opgenomen om aan te geven dat in deze verordening met 'aanbieder' zowel de 'aanbieder' uit de Wmo als de 'jeugdhulpaanbieder' uit de Jeugdwet wordt bedoeld.

onder b aanvraag

Dit begrip is opgenomen om aan te geven dat een 'aanvraag' zowel een verzoek om een maatwerkvoorziening in de Wmo als verzoek om een individuele voorziening in de Jeugdwet kan zijn. Het begrip aanvraag wordt vooral gehanteerd binnen de Jeugdwet, waar binnen de Wmo over melding wordt gesproken. In artikel 6 van deze verordening wordt dit verder toegelicht.

onder c algemeen gebruikelijke voorziening

In de verordening is onderscheid gemaakt tussen algemene (vrij-toegankelijke) en maatwerk (niet vrij-toegankelijke) voorzieningen. Van een algemene (vrij-toegankelijke) voorziening kan de inwoner gebruikmaken zonder dat hij of zij daarvoor een verwijzing of een besluit van de gemeente nodig heeft. De voorwaarden voor een algemeen gebruikelijke voorziening die hier staan komen uit de jurisprudentie van de Centrale Raad voor Beroep.

onder d andere voorziening

De gemeente mag een maatwerkvoorziening weigeren als aanspraak bestaat op een andere voorziening. Volgens de Wmo, omdat een inwoner de hulpvraag op eigen kracht kan oplossen door gebruik te maken van de andere voorziening. Volgens de Jeugdwet, omdat een andere voorziening voorliggend is. Voorbeelden van andere voorzieningen zijn naast de al genoemde ondersteuning vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Participatiewet ook het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) of de Wet Passend Onderwijs.

onder e beperking

Deze definitie wordt gegeven omdat de Wmo of Jeugdwet niet uit leggen want een 'beperking' is en deze definitie in de verordening regelmatig terugkomt.

onder f budgetplan

Dit plan gaat over de inzet van het pgb. De gemeente heeft hiervoor een format beschikbaar. In artikel 12 komt het budgetplan uitgebreid terug.

onder g collectieve maatwerkvoorziening

Omdat in deze verordening regelmatig terug komt dat collectieve maatwerkvoorzieningen voor gaan op individuele maatwerkvoorzieningen is deze definitie opgenomen. Een voorbeeld van een collectieve maatwerkvoorziening is de Regiotaxi.

onder h dagactiviteit Een ander woord voor dagactiviteit is dagbesteding, bijvoorbeeld bij een zorgboerderij.

onder i diensten Deze definitie is opgenomen om het onderscheid te maken tussen maatwerkvoorziening die als diensten zijn aan te merken en andere maatwerkvoorzieningen. Voorbeelden van diensten zijn begeleiding, dagactiviteit, kortdurend verblijf, hulp bij het huishouden en behandeling.

onder j financieel besluit

In dit besluit - dat jaarlijks wordt vastgesteld door de gemeente - staan bijvoorbeeld de pgb-tarieven, de bedragen voor de financiële tegemoetkomingen, zoals voor sportvoorzieningen, en de hoogte van de mantelzorgwaardering.

onder k gemeente

Er is voor het begrip 'gemeente' gekozen in plaats van 'het college van burgemeester en wethouders. Het begrip 'gemeente' spreekt meer aan en is minder formeel. Als het gaat om de uitvoering van taken van de Wmo en de Jeugdwet zijn de medewerkers van het Loket Wonen, Zorg en Welzijn en het Lokaal Team gemandateerd.

onder l hoofdverblijf Op basis van vaste jurisprudentie moet de woonplaats worden vastgesteld aan de hand van alle concrete feiten en omstandigheden. De informatie uit de Basisregistratie Personen is een belangrijke aanwijzing, maar niet doorslaggevend.

onder m hulp en ondersteuning Er is voor dit begrip gekozen met het oog op een nog meer integrale verordening. Een enkele keer wordt in deze verordening onderscheid wordt gemaakt tussen maatschappelijke ondersteuning uit artikel 1.1.1 van de Wmo en jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

onder n hulpverlener De hulpverlener en de aanbieder zullen soms een en dezelfde persoon zijn, bijvoorbeeld bij een zzp'er. Als de aanbieder echter een instelling is, zal de hulpverlener in dienst zijn bij de instelling. Een persoon uit het sociale netwerk kan ook een hulpverlener zijn.

onder o hulpvraag

Het begrip 'hulpvraag' is om opgenomen om de verordening nog meer integraal te maken. De hulpvraag kan gaan om behoefte van een inwoner aan maatschappelijke ondersteuning uit artikel 1.1.1 van de Wmo en jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

onder p inwoner

Dit begrip is opgenomen voor de reikwijdte van de verordening.

onder q maatwerkvoorziening

In de Wmo wordt het begrip maatwerkvoorziening gedefinieerd (artikel 1.1.1). In de Jeugdwet gaat het over een voorziening op het gebied van jeugdhulp (artikel 2.3) of een individuele voorziening. Er is gekozen voor het begrip 'maatwerkvoorziening' gelet op een nog meer integrale verordening en omdat een maatwerkvoorziening ook een collectieve voorziening kan zijn. Als een maatwerkvoorziening nodig is gezien de aard en ernst van de hulpvraag, geeft de gemeente hiervoor een besluit.

onder r melding

Dit begrip is opgenomen omdat de Wmo er geen definite van geeft en de Jeugdwet het begrip niet kent. Artikel 6 van deze verordening gaat in op het verschil tussen een 'melding' en 'een aanvraag' bij de Wmo en het ontbreken van dit verschil in de Jeugdwet.

onder s nadere regels

Omdat veel onderwerpen in deze verordening alleen op hoofdlijnen worden behandeld, kan daar in de nader regels dieper op in worden gegaan.

onder t normaal gebruik van de woning

Wat normaal gebruik van de woning volgt uit jurisprudentie (en kan veranderen).

onder u sociaal netwerk

Dit begrip is opgenomen omdat alleen de Wmo dit begrip kent en de Jeugdwet niet.

onder v spoedeisend geval Het gaat hier om een onvoorziene situatie waarin meteen een voorziening getroffen moet worden.

onder w vervoersvoorziening

Voorbeelden zijn individueel taxivervoer of collectief vervoer zoals de Regiotaxi.

onder x voorziening in natura

De contracten die de gemeenste heeft gesloten voor maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp worden veelal in regionaal verband gesloten.

onder y woning

Omdat de Wmo veel woonvoorzieningen kent, is het van belang dit begrip op te nemen.

onder z woonvoorziening

Woonvoorzieningen kunnen ervoor zorgen dat een inwoner langer thuis kan blijven wonen en zijn erop gericht dat er normaal gebruik van de woning kan worden gemaakt. Bij een woningaanpassing kan het gaan om het verwijderen van drempels of het verbreden van deuren. Een woonhulpmiddel is bijvoorbeeld een douchestoel of een tillift.

Hoofdstuk 2 Vormen van voorzieningen

Artikel 3 Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn vrij toegankelijke en laagdrempelige diensten, activiteiten of zaken. Een inwoner kan daar zonder uitgebreid onderzoek gebruik van maken. Voorbeelden van algemene voorzieningen in de gemeente Baarn zijn Pit Baarn voor advies en informatie, Wijkwerkers voor het signaleren, de Seniorenbus voor collectief vervoer en sportactiviteiten gericht op de (sociale) participatie van jeugdigen die door de sportcoördinator worden georganiseerd. Bij de 'begeleiding gericht op zelfredzaamheid en participatie' gaat het om begeleiding door medewerkers van het Lokaal Team.

Artikel 4 Maatwerkvoorzieningen

Een maatwerkvoorziening is niet vrij-toegankelijk. Er is een verwijzing van bijvoorbeeld de huisarts of een besluit van de gemeente nodig. De toegang en procedure via de gemeente zijn beschreven in hoofdstuk 3 van deze verordening. De maatwerkvoorzieningen worden regionaal ingekocht bij verschillende aanbieders. Welke maatwerkvoorziening nodig is, verschilt per inwoner. Daarom doet de gemeente eerst zorgvuldig onderzoek naar de hulpvraag.

Hoofdstuk 3 Toegang en procedure

Artikel 5 Toegang

In dit artikel staat hoe de toegang tot maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp in Baarn is geregeld. Voor jeugdhulp geldt dat niet alleen de gemeente toegang kan bieden. Ook huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen kunnen verwijzen naar jeugdhulp. Na zo'n verwijzing staat echter nog niet vast welke specifieke behandelvorm van jeugdhulp (dus bijvoorbeeld welke behandeling) een jeugdige en/of zijn of haar ouder(s) precies nodig heeft. Een jeugdige kan op dat moment terecht bij de jeugdhulpaanbieders die de gemeente heeft ingekocht. In de praktijk zal het de jeugdhulpaanbieder zelf zijn die op basis van zijn professionele autonomie na de verwijzing beoordeelt welke voorziening precies nodig is (de behandelvorm), hoe vaak iemand moet komen (de omvang) en hoe lang (de duur). Bij deze beoordeling moet de jeugdhulpaanbieder zich te houden aan de afspraken die hij daarover met de gemeente heeft gemaakt in bij de inkoop van de hulp en ondersteuning. De jeugdhulpaanbieder zal ook rekening moeten houden met de regels die de gemeente bij verordening heeft gesteld. Andere ingangen tot de jeugdhulp zijn de gecertificeerde instelling, de kinderrechter (via een kinderbeschermingsmaatregel of een maatregel tot jeugdreclassering), het openbaar ministerie, de directeur of de selectiefunctionaris van de justitiële jeugdinrichting en Veilig Thuis. Deze toegang wordt al in de Jeugdwet zelf geregeld en komt verder dus niet terug in deze verordening.

Artikel 6 Melding en/of aanvraag

De melding van een hulpvraag kan door een inwoner gedaan worden, maar ook door de vertegenwoordiger van deze inwoner. Dit is bijvoorbeeld een wettelijk vertegenwoordiger, mantelzorger, familielid of iemand anders uit het sociale netwerk van de inwoner. Er is vaak wel toestemming nodig van de inwoner. De melding kan schriftelijk of digitaal worden gedaan.

Voor hulpvragen die vallen onder de Wmo geldt dat de procedure van de Wmo gevolgd wordt. Dat wil zeggen dat een melding altijd voorafgaat aan een aanvraag. De Jeugdwet volgt de procedure in de lgemene wet bestuursrecht (artikel 1:3, derde lid). Dit betekent dat een melding meteen wordt aangemerkt als een aanvraag (met een beslistermijn van acht weken vanaf het moment van aanvraag).

Nadat een melding is gedaan, bevestigt de gemeente zo snel mogelijk schriftelijk of digitaal dat de melding ontvangen is. De registratie en bevestiging van de melding zijn belangrijk, omdat hiermee de onderzoekstermijn gaat lopen (dit onderzoek mag zes weken duren voor hulpvraag over de Wmo).

In de ontvangstbevestiging geeft de gemeente ook aan wat de rechten en plichten zijn van de inwoner. Daarnaast wordt gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning of een vertrouwenspersoon en de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan of familiegroepsplan. In zo’n plan kan de inwoner alvast aan aantal zaken beschrijven, zoals de hulpvraag, persoonlijke situatie, waarvoor ondersteuning nodig is en wat de inwoner zelf kan oplossen.

Soms is er sprake van een spoedeisend geval waarin snel een voorziening nodig is. Dan kan de gemeente een voorziening inzetten, voordat het onderzoek naar de situatie is afgerond. Er wordt dan een passende, tijdelijke voorziening ingezet in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 7 Onderzoek

Na de melding start het onderzoek. Om een goed beeld te krijgen van de inwoner, zijn of haar situatie en de hulpvraag, is een persoonlijk gesprek in de meeste gevallen wenselijk. De gemeente zorgt ervoor dat hiervoor een afspraak wordt ingepland, zo snel mogelijk nadat de hulpvraag gemeld is. Bij dit gesprek kan ook een vertegenwoordiger, mantelzorger, familielid, iemand anders uit het sociale netwerk of een onafhankelijke cliëntondersteuner aanwezig zijn als de inwoner dat wenst. Soms zijn er meerdere gesprekken nodig om de situatie goed in kaart te brengen.

Vaak is er al veel informatie aanwezig die van belang is voor het onderzoek. Daarom kan de gemeente om deze informatie vragen. Het kan bijvoorbeeld gaan om informatie over de hupverleningsgeschiedenis en eerdere (diagnostische/ persoonlijkheids-) onderzoeken. Dit kan een beeld geven van de ontwikkeling van de situatie in het verleden, welke hulp er al is geweest en wat wel en niet goed heeft gewerkt. Zo kan worden voorkomen dat opnieuw hulp wordt ingezet, die in het verleden niet bleek te werken.

De inwoner kan altijd zelf een persoonlijk plan of familiegroepsplan opstellen. Als deze aanwezig is, wordt dit plan dan ook altijd betrokken bij het onderzoek.

In sommige gevallen is een persoonlijk gesprek niet nodig. Dan kan, in samenspraak met de inwoner, worden afgezien van een gesprek.

De gemeente vraagt aan het begin van het gesprek om identificatie van de inwoner. Als een inwoner al vaker een gesprek heeft gehad kan er voor worden gekozen om af te zien van identificatie.

Om een goed beeld te krijgen van de inwoner, zijn of haar persoonlijke situatie en de hulpvraag, is een uitgebreid en zorgvuldig onderzoek nodig. Bij dit onderzoek past de gemeente een afwegingskader toe. Dit afwegingskader volgt uit de jurisprudentie van de Centrale Raad voor Beroep. Daarin heeft de Centrale Raad voor Beroep namelijk een stappenplan gegeven voor de beoordeling van een hulpvraag. In het kort komt dit stappenplan erop neer dat wordt bekeken:

- wat de hulpvraag is;

- of de gemeente verantwoordelijk is;

- of de Wmo of de Jeugdwet van toepassing is;

- welke concrete problemen ondervonden worden;

- in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke en andere voorzieningen of maatschappelijke activiteiten een oplossing bieden. De ondersteuning moet de inwoner in staat stellen:

- gezond en veilig op te groeien;

- te groeien naar zelfstandigheid;

- voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk mee te doen.

Als er sprake is van mantelzorg, zal worden bekeken of er maatregelen nodig zijn ter ondersteuning van de mantelzorger. Zo kan de ondersteuning worden ingezet als respijtzorg. Respijtzorg is de tijdelijke overname van ondersteuning met als doel de mantelzorger een adempauze te geven.

Als een maatwerkvoorziening passend lijkt, maar mogelijk geen passende voorziening in natura voorhanden is, dan wordt de mogelijkheid tot een pgb besproken. Ook wordt dan uitgelegd welke rechten, plichten en verantwoordelijkheden er bij een pgb komen kijken.

Verder wordt aan de inwoner uitleg gegeven over de eigen bijdrage die gevraagd kan worden bij een maatwerkvoorziening voor de Wmo.

Ook is het belangrijk om te noemen dat de gemeente waar mogelijk rekening houdt met de diversiteit in de samenleving en rekening houdt met het geloof, de cultuur en de gewoonten van de inwoner.

Tot slot wordt ook bekeken of er voorzieningen op andere leefgebieden zijn waarop moet worden afgestemd in het onderzoek. Voorbeelden zijn scholing die de inwoner volgt of kan volgen of werk dat de inwoner verricht.

In sommige gevallen is er extra expertise nodig om een goede inschatting te kunnen maken van de hulpvraag en de mogelijk benodigde hulp. De gemeente kan er dan voor kiezen om een deskundig advies van derden in te winnen. Dit advies moet altijd onafhankelijk zijn. Daarom wordt een dergelijk advies niet ingewonnen bij de aanbieder die mogelijk ook de hulp zal gaan bieden.

Hoofdstuk 4 Besluitvorming

Artikel 8 Beoordeling

Een maatwerkvoorziening is echt een hekkensluiter. De uitgangspunten van de Wmo en de Jeugdwet zijn namelijk de eigen kracht en verantwoordelijkheid van inwoners en hun sociaal netwerk en in het geval van jeugdigen ook de verantwoordelijkheid van hun ouders. De gemeente kan bijvoorbeeld tot de conclusie komen dat andere hulp passend is, zoals een algemeen gebruikelijke of andere voorziening. Voorbeelden hiervan zijn mediation in echtscheidingssituaties of een intelligentieonderzoek voor onderwijs. Als dit allemaal geen oplossing biedt, wordt een maatwerkvoorziening ingezet. Dan geldt ook nog dat als er een collectieve, groepsgewijze maatwerkvoorziening beschikbaar is, deze voor gaat op een individuele maatwerkvoorziening.

Na afronding van het onderzoek ontvangt de inwoner een verslag met de uitkomsten van het onderzoek. Dit verslag wordt in de praktijk het plan van aanpak genoemd. In het plan van aanpak wordt het onderzoek beschreven en welke vorm van hulp en ondersteuning de gemeente op basis van het onderzoek passend vindt. Als de inwoner opmerkingen of aanvullingen heeft, worden deze aan het plan van aanpak toegevoegd. De inwoner kan op het plan van aanpak aangeven of hij wel of niet akkoord gaat met de hulp die door de gemeente wordt voorgesteld. Bij een melding over de Wmo is het plan van aanpak de aanvraag als de inwoner akkoord is. De inwoner zal als hij of zij akkoord gaat met het voorstel in de regel een positief besluit krijgen. Dat wil zeggen dat, als het voorstel is om een maatwerkvoorziening in te zetten, deze zal worden toegekend met het besluit. Als de inwoner niet akkoord gaat met het plan van aanpak, volgt in de regel een negatief besluit waarin de aanvraag van de inwoner wordt afgewezen.

De gemeente kan in het plan van aanpak aanvullend advies geven over welke andere voorzieningen, algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing kunnen bieden voor de hulpvraag. Soms kan dit ook in de plaats van een maatwerkvoorziening vanuit de Jeugdwet of de Wmo zijn.

Als een maatwerkvoorziening wordt toegekend, kiest de gemeente voor de goedkoopst passende voorziening. In sommige gevallen zijn er meerdere maatwerkvoorzieningen mogelijk. Ook dan mag de gemeente voor de goedkoopste voorziening, zolang deze voorziening passend is bij de hulpvraag. Een voorbeeld hiervan is de driewielfiets met trapaandrijving. Als een driewielfiets zonder trapaandrijving passend is om de hulpvraag op te lossen, zal de gemeente hiervoor kiezen. Ook als de inwoner de voorkeur geeft aan een elektrische driewielfiets.

Artikel 9 Voorwaarden specifieke maatwerkvoorzieningen

In dit artikel staat een aantal voorwaarden genoemd voor specifieke maatwerkvoorzieningen, zoals woonvoorzieningen, beschermd wonen en maatschappelijke opvang.

De inzet van hulp bij het huishouden heeft als doel een bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid van de inwoner zodat hij of zij zolang mogelijk thuis kan blijven wonen. Van belang is dat de inwoner door de hulp de 'normale' dingen in de woning kan blijven doen. Wat deze 'normale dingen' zijn, is uitgewerkt in de jurisprudentie. Het gaat bijvoorbeeld om slapen, koken, eten, wassen en douchen, zich in de woning kan verplaatsen en de woning binnen kunnen gaan.

Kortdurend verblijf wordt ook wel respijtzorg of logeren genoemd. Als blijkt dat de mantelzorger ontlast moet of wil worden, dan kan kortdurend verblijf worden ingezet als de inwoner (door het tijdelijk wegvallen van de mantelzorg) is aangewezen op permanent toezicht of 24-uurs ondersteuning in de buurt. Als dat niet het geval is, dan is een oplossing misschien een dagactiviteit in combinatie met begeleiding. Voor zover de mantelzorger medische zorg verleend als bedoeld in de Zvw, ligt het voor de hand dat er aanspraak bestaat op grond van die wet.

Bij het bezoekbaar maken van een woning gaat het bijvoorbeeld om een ouder die in een instelling woont en regelmatig op bezoek komt bij zijn of haar kinderen in de gemeente Baarn. Er kan dan een woonvoorziening worden toegekend die ervoor zorgt dat de woning bezocht kan worden.

Voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang ligt de uitvoering bij de gemeente Amersfoort als centrumgemeente. Beschermd wonen bestaat uit wonen in een veilige en stabiele (beschermende) woonomgeving met daarbij verschillende niveaus van hulp en ondersteuning. Maatschappelijk opvang biedt tijdelijk onderdak voor inwoners die dakloos zijn of dreigen te raken door bijvoorbeeld huiselijk geweld.

Artikel 10 Weigeringsgronden

In dit artikel worden de redenen gegeven om een maatwerkvoorziening af te wijzen.

onder a eigen kracht en/of andere voorziening

Omdat een maatwerkvoorziening alleen wordt verstrekt als het niet anders kan, wordt eerst onderzocht of er vanuit eigen kracht een passende oplossing is om de hulpvraag van de inwoner op te lossen. Wellicht kan de inwoner namelijk een passende oplossing vinden in een aanvullende zorgverzekering die hij of zij heeft afgesloten of door inzet van eigen financiële middelen, of door gebruik te maken van een andere voorziening zoals het aanspreken van bijzonder en buitengewoon verlof (in het kader van arbeidsrecht).

onder b anti revaliderend effect

Een maatwerkvoorziening heeft uiteindelijk als doel om de zelfredzaamheid van de inwoner zoveel mogelijk te stimuleren, herstellen of ondersteunen. In sommige gevallen kan een maatwerkvoorziening echter “een afhankelijkheidssituatie” creëren die anti-revaliderend werkt. Dit kan het herstel belemmeren of zorgen voor een verdere achteruitgang. Bijvoorbeeld: het verstrekken van een scootmobiel kan een anti-revaliderende werking hebben als voor een inwoner uit medisch oogpunt lichaamsbeweging van belang is.

onder c kosten voorafgaand aan de melding of aanvraag

Soms meldt een inwoner zich bij de gemeente terwijl de hulp al is gestart of afgerond. De inwoner vraagt dan om vergoeding van deze hulp op basis van deze verordening. Het uitgangspunt is dat de gemeente deze hulp niet met terugwerkende kracht vergoed. Het is de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner om de hulpvraag tijdig te melden bij de gemeente. De uitzondering hierop worden in dit artikellid beschreven. Het ligt bijvoorbeeld iets anders als een inwoner zich meldt bij wie nog sprake is van een actuele hulpvraag. De gemeente zal dan moeten onderzoeken of deze hulp inderdaad noodzakelijk en ook passend is. In elk geval zal de gemeente zal de hulp pas vergoeden vanaf het moment dat de inwoner zich bij de gemeente heeft gemeld.

onder d afschrijvingstermijn nog niet verstreken

De gemeente verstrekt een maatwerkvoorziening, dus ook een hulpmiddel, als deze noodzakelijk is voor de inwoner om volwaardig te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Daarom wordt hier benoemd dat bijvoorbeeld hulpmiddelen niet vervangen worden, als het huidige hulpmiddel nog volstaat. Vervanging wordt gedaan als het huidige hulpmiddel technisch is afgeschreven. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt als de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen, of tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

onder e voorzienbaar- en vermijdbaarheid

De gemeente kan een maatwerkvoorziening weigeren wanneer als deze voorzienbaar of vermijdbaar was. Dit is bijvoorbeeld het geval als een inwoner gaat verhuizen naar een andere woning en daarbij geen rekening heeft gehouden met zijn of haar beperkingen. Een inwoner die bijvoorbeeld niet kan traplopen, verhuist naar een woning waar hij of zij de trap op moet om de slaap- en badkamer te bereiken. Deze inwoner is dan simpelweg naar een ongeschikte woning verhuisd en dat was te voorzien en vermijdbaar.

onder f risico's

Als een maatwerkvoorziening onveilig is, of risico’s met zich meebrengt voor bijvoorbeeld de inwoner zal deze niet worden ingezet. Onder risico’s wordt ook de (dreigende) overbelasting verstaan.

onder h eerdere maatwerkvoorziening is nog passend

Een maatwerkvoorziening wordt pas verstrekt als deze noodzakelijk is voor de zelfredzaamheid van de inwoner. Als er al de nodige hulp en ondersteuning aanwezig is die passend is bij de hulpvraag, dan zal er daarnaast of in plaats daarvan geen nieuwe maatwerkvoorziening worden toegekend.

onder i niet langdurig noodzakelijk

Dit criterium kent een begrenzing in tijd en noodzakelijkheid (gaat het probleem over of is het blijvend) en is afhankelijk van de concrete situatie van de inwoner. Voor het criterium ‘langdurig noodzakelijk’ is ook gekozen vanwege het nadrukkelijkere beroep op de inwoner om problemen zelf of met het netwerk op te lossen, zeker als die problemen kortdurend zijn.

onder j niet bewezen goed onderbouwd

De gemeente is ervoor verantwoordelijk om hulp of ondersteuning in te zetten, die past bij de hulpvraag en onder meer van goede kwaliteit is. In sommige gevallen wil een inwoner een specifieke voorziening waarvan niet tenminste goed onderbouwd is dat de voorziening werkt, terwijl er een alternatief beschikbaar is waarbij dat wel het geval is. Een voorbeeld hiervan is de inzet van een hulphond met als doel het stimuleren van maatschappelijke deelname. Of het zwemmen met dolfijnen of paardentherapie voor datzelfde doel De werking van deze therapieën is niet goed onderbouwd (laat staan effectief bewezen). Het uitgangspunt moet dan ook niet de voorziening zijn, maar de hulpvraag. Om de vraag te beantwoorden of de werking van een voorziening goed onderbouwd is ,kan aansluiting worden gezocht bij de Databank Effectieve Sociale Interventies van Movisie en de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut.

Artikel 11 Inhoud besluit

Het besluit op de aanvraag wordt vastgelegd in een brief aan de inwoner. Dit wordt ook wel de beschikking genoemd. De inwoner moet op basis van het besluit dat hij of zij ontvangt de informatie krijgen die nodig is om zijn of haar zogenaamde rechtspositie te bepalen en begrijpen. Hiervoor is nodig dat het besluit de inwoner goed en volledig informeert. In dit artikel is opgenomen wat er in ieder geval in het besluit moet worden opgenomen. Als er een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt toegekend, staan in het besluit nog een aantal extra zaken beschreven die alleen maar gelden bij pgb’s. Een eventuele eigen bijdrage is alleen van toepassing voor maatwerkvoorzieningen op basis van de Wmo.

Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget

Artikel 12 Algemene voorwaarden pgb

Uitgangspunt van de Wmo en de Jeugdwet is dat de maatwerkvoorziening in natura is en dus door gecontracteerde aanbieders wordt verstrekt. Een inwoner kan echter gemotiveerd vragen om een pgb als er geen passend aanbod is in natura. Daarvóór is uit het onderzoek dan al gebleken dat hij of zij een maatwerkvoorziening nodig heeft. Vervolgens wordt beoordeeld of de inwoner voldoet aan de voorwaarden voor een pgb. De inwoner levert allereerst een budgetplan met (financiële) onderbouwing bij de gemeente in. De gemeente heeft daarvoor een format.

De gemeente bekijkt onder meer of de inwoner pgb-vaardig is. Daarvoor gebruikt de gemeente de checklist '10 punten pgb-vaardigheid' van het ministerie van VWS. De inwoner moet laten zien dat hij of zij zelf, of met hulp van zijn netwerk, in staat is een pgb te beheren. Zo moet de inwoner als werkof opdrachtgever de hulpverlener aansturen, declaraties invullen en controleren en nagaan of de hulp en ondersteuning passend en kwalitatief goed is. Het sociale netwerk van de inwoner kan hierbij helpen, bijvoorbeeld de ouders of voogd van een minderjarige of een buurman. Ook de vertegenwoordiger van de inwoner (curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde) die wellicht niet tot het sociale netwerk van de inwoner behoort, kan de inwoner ondersteunen. Als de inwoner het pgb niet zelf beheert, moet deze pgb-beheerder wel aan dezelfde voorwaarden voldoen.

Voordat een pgb wordt verstrekt, beoordeelt de gemeente of de kwaliteit van de maatwerkvoorziening die de inwoner wenst in te kopen met het pgb in orde is. Het budgetplan gaat daarom ook uitgebreid in op de kwaliteit van de maatwerkvoorziening die met een pgb wordt ingekocht.

Er wordt in dit artikel ook aangegeven waarvoor het pgb niet kan worden ingezet. De gemeente vindt het belangrijk dat het pgb alleen wordt aangewend voor directe uren aan hulp en ondersteuning. Daarom is er ook geen verantwoordingvrij bedrag, waarbij de inwoner een deel van het pgb vrij kan besteden.

Tot slot kan er geen maandloon worden afgesproken voor formele hulp. De gemeente wil dat formele hulp wordt betaald op basis van gewerkte uren. Als er een vast maandloon wordt betaald, dan is er altijd kans dat er teveel uren worden betaald. Bijvoorbeeld als de hulpverlener een paar keer niet kon komen door ziekte, file, gladde wegen of een andere reden. Door een uurloon af te spreken, moet de hulpverlener alleen zijn of haar gewerkte uren opgeven. Zo wordt er uit het pgb precies betaald wat er aan hulp is ontvangen.

Artikel 13 Verschil formele en informele hulp

In dit artikel wordt uitgelegd wanneer sprake is van formele en wanneer van informele hulp bij het pgb. Dit is bijvoorbeeld belangrijk voor het vaststellen van het toepasselijke tarief (zie artikel 15 van deze verordening). De inwoner kan de hulp laten verlenen door een persoon uit zijn of haar sociale netwerk. Er gelden dan wel een aantal voorwaarden. Bij het opstellen van de Wmo is hierover gezegd ‘hoewel de regering de inzet van het sociale netwerk waardevol vindt, acht de regering het wenselijk dat beloning daarbij met een pgb beperkt blijft tot die gevallen waarin dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Een gemeente kan dit het beste beoordelen in samenspraak met de jeugdige/ inwoner en zijn ouders’. Hieraan is in dit artikel invulling gegeven.

Als de inwoner hulp krijgt van een persoon uit huiselijke kring, zoals een familielid, een familielid, een huisgenoot, de echtgenoot of voormalig echtgenoot of een mantelzorger, is altijd sprake van informele hulp en geldt dus het tarief voor informele hulp. Dit betekent dat het behoren tot de huiselijke kring van de inwoner doorslaggevend is en niet de kwalificaties van de hulpverlener. Als voorbeeld: een vader biedt zijn kind individuele begeleiding en heeft daarvoor relevante beroepskwalificaties. Deze vader krijgt toch het tarief voor informele hulp. Het enige criterium is namelijk dat de vader tot de huiselijke kring behoort van het kind.

Als een inwoner ervoor kiest met het pgb formele hulp in te kopen, gelden hiervoor dezelfde kwaliteitseisen aan de aanbieder van deze ondersteuning als wanneer deze ondersteuning zou zijn ingekocht. Daarnaast gelden bij jeugdhulp de kwaliteitseisen die in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan.

Artikel 14 Weigeringsgronden pgb

De weigeringsgronden uit dit artikel vullen de algemene weigeringsgronden uit artikel 10 van deze verordening aan en als de weigeringsgronden voor pgb die in de Wmo (artikel 2.3.6) en Jeugdwet (artikel 8.1.1) aan. De weigeringsgronden zijn een invulling van de wettelijke weigeringsgronden. De gemeente moet ervan overtuigd zijn dat de jeugdhulp die met een pgb wordt ingekocht van goede kwaliteit is, dan wel de maatschappelijke ondersteuning van de Wmo veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verstrekt.

Voordat aan een inwoner een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt, wordt van hem verwacht dat hij of zij een beroep doet op familie en vrienden. Er wordt geen pgb verstrekt voor activiteiten waarvan het gangbaar is dat deze door het sociale netwerk worden verricht, zoals het ondernemen van (sociale) activiteiten met de inwoner eh het doen van boodschappen.

onder a voorwaarden verordening

Deze weigeringsgrond spreekt voor zich. Het gaat om de voorwaarden in artikel 9 en 12 van deze verordening.

onder b spoedeisende gevallen

Omdat bij spoedeisende gevallen geen onderzoek gedaan kan worden, wordt geen maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb verstrekt.

onder c inkomstenderving

Uit jurisprudentie volgt dat in beginsel van ouders mag worden verwacht meer dan gebruikelijke hulp te verrichten voor hun kind, dus ook hulp die niet gebruikelijk is. Dat geldt ook als een van ouders zijn of haar baan heeft opgezegd in verband met de ondersteuning voor het kind. Wel moet mogelijk worden uitgezocht of er sprake is van financiële zelfredzaamheid van de ouders.

onder d hogere kosten in vergelijking met voorziening in natura

De gemeente kan het pgb weigeren voor het gedeelte dat duurder is dan de maatwerkvoorziening in natura. De inwoner kan er dan voor kiezen toch de duurdere voorziening in te kopen en het verschil zelf bij te betalen.

onder d beheer en hulp gescheiden

In het algemeen geldt dat één en dezelfde hulpverlener niet in staat is met voldoende afstand en kritisch de beheertaken uit te voeren van eigen geboden hulp. Degene die het pgb beheert moet in staat zijn overeenkomsten met de hulpverlener te sluiten, deze hulpverlener aan te sturen en aan te spreken op zijn of haar verplichtingen. Een dubbelrol bij een ouder mag dus ook niet.

onder e niet pgb-vaardig

Deze weigeringsgrond staat ook in de Wmo en de Jeugdwet. Als aanvulling daarop wordt hier echter aangegeven wanneer de inwoner niet geacht wordt pgb-vaardig te zijn. Schuldenproblematiek maakt bijvoorbeeld de kans groot en aannemelijk dat de inwoner (of de pgb-beheerder) voor het beheren van een pgb over onvoldoende vaardigheden beschikt. Het is daarom niet wenselijk dat een inwoner (of de pgb-beheerder), zolang hij zijn financiële zaken niet goed en zelfstandig op orde heeft, zelf een pgb beheert. Ernstige verslavingsproblematiek en een aanmerkelijke verstandelijke beperking bij de inwoner (of de pgb-beheerder) kunnen invloed hebben op de mate waarin regie kan worden gevoerd over het pgb. Bij GGZ-problematiek die in ernstige mate aanwezig is, geldt dat ook. Wanneer een inwoner (of de pgb-beheerder) een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis heeft, kan dit tot slot ook spelen. Voorbeelden van blijvende cognitieve stoornissen zijn de diverse vormen van dementie en de ziekte van Korsakov. Indien nodig kan medisch advies worden ingewonnen. De inwoner (of de pgb-beheerder) moet tot slot de voorwaarden, verantwoordelijkheden, taken en eisen die komen kijken bij een pgb goed te begrijpen. Het onmachtig zijn van de Nederlandse taal kan daarom een reden zijn om geen pgb toe te kennen.

onder f besteding in het buitenland

Uit jurisprudentie volgt dat een pgb kan worden gebruikt om in een ander EU-lidstaat hulp in te kopen. Omdat onvoldoende controle op de kwaliteit kan worden uitgeoefend gaat de gemeente hier erg terughoudend mee om. Er wordt alleen een uitzondering gemaakt als het om hulp gaat die al in Nederland wordt ingezet en waarbij het gaat om een voortzetting in het buitenland van maximaal 6 weken.

onder g meer inzet dan 48 uur of 40 uur per week

Dit is opgenomen om de kwaliteit van de ondersteuning te waarborgen en overbelasting te voorkomen. Hier wordt aangesloten bij wetgeving over arbeidstijden en de Wet langdurige zorg.

onder h eerder oneigenlijk gebruik of fraude

Als is vastgesteld dat de inwoner eerder oneigenlijk gebruik of fraude heeft gepleegd met een pgb, kan hij of zij niet opnieuw in aanmerking komen voor een pgb. Wanneer een inwoner (of de pgbbeheerder) eerder frauduleus heeft gehandeld, op welk terrein dan ook, is het aannemelijk dat de verleidingsrisico’s bij het verstrekken van een pgb te groot zijn. Dit geldt te meer indien de inwoner (of de pgb-beheerder), dan wel het bedrijf waar de pgb-beheerder werkt, eerder betrokken is geweest specifiek bij pgb-fraude.

onder i pgb niet vanuit het sociaal netwerk

Een aantal vormen van maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp kan niet door informele hulp worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld behandeling (jeugd-GGZ) is een vorm van jeugdhulp die alleen door formele hulp kan worden geboden. Om welke andere vormen van hulp en ondersteuning het gaat is hier opgenomen.

In het derde lid staat een weigeringsgrond die is gericht op de aanbieder. Er kan bijvoorbeeld aan de integriteit van de aanbieder worden getwijfeld als deze betrokken is geweest bij strafbare feiten, handhavende maatregelen opgelegd heeft gekregen of de aanbieder zich niet professioneel gedraagt.

Artikel 15 Hoogte pgb

Hier worden de belangrijkste uitgangspunten genoemd voor het bepalen van de hoogte van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb. Een op basis van deze uitgangspunten vastgesteld pgb moet de inwoner in staat stellen de benodigde ondersteuning te kunnen inkopen. Waarbij dus geldt dat de gemeente het pgb gedeeltelijk kan weigeren wanneer de kosten van het pgb hoger zijn dan de maatwerkvoorziening in natura.

De hoogte van een pgb wordt in belangrijke mate bepaald door wat het de gemeente zou kosten als de maatwerkvoorziening in natura zou worden verstrekt. Bij het inkopen van diensten is dat bij een hulpverlener in dienst van een instelling en percentage van maximaal 90%. Bij de hulpverlener die werkzaam is als zelfstandige wordt een percentage van maximaal 75% aangehouden. Het is ook mogelijk dat vanuit het pgb informele hulp wordt betaald. Deze persoon krijgt hiervoor een tarief van maximaal 50% van het [laagste] toepasselijke tarief per uur dat een door de gemeente gecontracteerde aanbieder hiervoor zou ontvangen. Op basis van recente jurisprudentie van de Centrale Raad geldt er wel een ondergrens. Namelijk het hoogste periodieke loon volgens de toepasselijke CAO. Voor huishoudelijke hulp is dat bijvoorbeeld de CAO Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg.

Verder geldt voor woonvoorzieningen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen dat het pgb niet meer bedraagt dan het bedrag dat de gemeente zelf zou moeten betalen voor deze voorzieningen. Bij een pgb voor een woningaanpassing is het van belang dat de hoogte wordt vastgesteld op basis van een programma van eisen. Bij woningaanpassingen kunnen bijkomende noodzakelijke kosten aan de orde zijn, zoals een bouwtekening. De gemeente kan een pgb vaststellen op basis van een offerte zodat de hoogte van het pgb op objectieve wijze kan worden vastgesteld. Het kan gaan om een offerte die de gemeente zelf opvraagt, maar ook een offerte die de inwoner aan de gemeente overhandigt.

Belangrijk te vermelden is dat het in dit artikel om maximale tarieven gaat. Als op basis van het budgetplan een passende voorziening voor een lager tarief dan het maximale tarief kan worden ingekocht, geldt dat tarief. Als aan de andere kant het vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, kan het tarief zo worden aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.

Het kan zijn dat een hulpverlener wordt ingezet die niet valt onder de categorieën die in het derde lid van dit artikel worden genoemd, maar ook niet behoort tot het sociale netwerk van de inwoner. Deze hulpverlener krijgt dan het tarief voor het sociale netwerk.

De daadwerkelijke pgb-tarieven staan in het financieel besluit.

Hoofdstuk 6 Kwaliteit

Artikel 16 Kwaliteit maatwerkvoorzieningen

De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen wordt vanuit de Wmo bij de gemeente én de aanbieder gelegd. Het is aan de gemeente te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. In het eerste lid van dit artikel zijn hiervoor een aantal voor de hand liggende kwaliteitseisen uitgewerkt. In de contracten met aanbieders worden nadere eisen beschreven. Deze kwaliteitseisen gelden ook voor aanbieders die formele hulp bieden op basis van een pgb. In het tweede lid wordt beschreven hoe de gemeente toeziet op naleving van de kwaliteitseisen.

Voor jeugdhulp geldt dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Inspectie Justitie en Veiligheid (Inspectie JenV) samen toezicht houden op de kwaliteitseisen die in de Jeugdwet staan. De gemeente heeft daarin geen taak. Wel kan de gemeente aanvullende kwaliteitseisen stellen. Dit doet de gemeente in deze verordening bijvoorbeeld met dit artikel. Het toezien op naleving van die aanvullende gemeentelijke kwaliteitseisen is aan de gemeente. Hoe de gemeente dit doet staat in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 17 Verhouding prijs en kwaliteit maatwerkvoorzieningen

Dit artikel gaat over de verhouding tussen de prijs en de kwaliteit van maatwerkvoorzieningen. Zo wordt geregeld dat de gemeente voor het leveren van een dienst een vaste prijs of een reële prijs vaststelt. De reële prijs geldt als ondergrens voor een inschrijving en het aangaan van een contract met de aanbieder of geldt als ondergrens voor de vaste prijs. In het geval de gemeente een reële prijs vaststelt, is het mogelijk dat aanbieders een hoger tarief dan de reële prijs neerleggen. Het is niet mogelijk een lagere prijs neer te leggen. Indien de gemeente een vaste prijs vaststelt, dan zal het tarief voor de aanbieders gelijk zijn aan de vaste prijs.

Bij het vaststellen van de prijs moet de gemeente rekening houden met kwaliteitseisen van die maatwerkvoorziening. Hieronder vallen de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht (gelet op de toepasselijke CAO-schalen ten opzichte van de zwaarte van de functie) en met de continuïteit in de hulpverlening. Om te voorkomen dat alleen gekeken wordt naar de laagste prijs voor de uitvoering worden in dit artikel een aantal andere elementen genoemd waarmee de gemeente bij het vaststellen van tarieven (naast de prijs) rekening moet houden. Hiermee wordt bereikt dat een passend beeld ontstaat van een reële kostprijs voor de maatwerkvoorzieningen die de gemeente bij de aanbieders wil inkopen. Uitgangspunt is dat de aanbieder kundig personeel inzet tegen de arbeidsvoorwaarden die passen bij de vereiste vaardigheden.

Verder wordt beschreven waar de gemeente rekening mee houdt bij de vaststelling van prijzen die het hanteert voor maatwerkvoorzieningen als diensten, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en hulpmiddelen.

Artikel 18 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

In de Wmo en Jeugdwet staat dat de aanbieder bij de toezichthouder (uit artikel 22 van deze verordening) meteen melding doet van iedere calamiteit en van geweld die bij de verstrekking van een algemene of maatwerkvoorziening heeft plaats gevonden. In dit artikel wordt dit verder uitgewerkt.

Hoofdstuk 7 Bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening Wmo en mantelzorgwaardering

Artikel 19 Bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening Wmo

In dit artikel wordt de bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen voor de Wmo beschreven. De gemeente vraagt voor deze maatwerkvoorzieningen een bijdrage tot een maximumbedrag zoals opgenomen in de Wmo (artikel 2.1.4a). Voor algemene voorzieningen wordt geen eigen bijdrage gevraagd. De toegang is daarmee laagdrempeliger en zo kunnen de algemene voorzieningen een preventieve werking hebben. Ook voor woningaanpassingen voor jeugdigen tot 18 jaar wordt geen bijdrage gevraagd. De bijdrage geldt namelijk ook niet voor andere maatwerkvoorzieningen voor jeugdigen.

De bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening (in natura en in de vorm van een pgb) is niet meer dan de kostprijs daarvan. De inwoner betaalt dus nooit meer dan de gemeente verschuldigd is aan kosten voor het verstrekken van de maatwerkvoorziening. Hoe de kostprijs wordt vastgesteld wordt ook toegelicht in dit artikel. Bij collectief vervoer wordt voor elke rit een bijdrage gevraagd. Dit is een gereduceerd tarief dat een inwoner betaalt voor het reizen in de eigen leefomgeving.

In het Uitvoeringsbesluit Wmo (hoofdstuk 3) staat verder hoe de bijdrage wordt geïnd en welke uitzonderingen er bijvoorbeeld zijn. De bijdrage is overigens een vast tarief per maand (ook wel abonnementstarief genoemd). Naar verwachting wordt dit tarief in 2025 afgeschaft en wordt de bijdrage weer inkomensafhankelijk.

Artikel 20 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Mantelzorgers die mantelzorg verlenen aan een inwoner van de gemeente komen in aanmerking voor een jaarlijkse blijk van waardering. De waardering kan worden aangevraagd bij Pit Baarn en de hoogte ervan staat in het financieel besluit.

Hoofdstuk 8 Tegemoetkomingen

Artikel 21 Tegemoetkomingen

Als inwoners aannemelijke meerkosten hebben, kan de gemeente op aanvraag een financiële tegemoetkoming verstrekken. Meerkosten zijn extra kosten die het leven met een beperking met zich brengt. De tegemoetkoming is een vorm van een maatwerkvoorziening en dit betekent dat de overige artikelen uit deze verordening van toepassing zijn op de tegemoetkoming. Het gaat bijvoorbeeld om een tegemoetkoming voor een sportvoorziening of een kilometervergoeding voor eigen vervoer. De hoogte van de tegemoetkoming wordt jaarlijks vastgesteld en in het financieel besluit opgenomen.

Ook kent de gemeente de tegemoetkoming voor kinderopvang vanwege een sociaal-medische indicatie. Voor inwoners die de opvoeding en verzorging van hun kind(eren) tijdelijk niet meer aan kunnen door lichamelijke, psychische of sociale problemen kent de gemeente de tegemoetkoming voor kinderopvang met een sociaal- medische indicatie. Meer over deze tegemoetkoming staat in de Nadere regels tegemoetkoming SMI-kinderopvang gemeente Baarn.

Hoofdstuk 9 Toezicht en handhaving maatwerkvoorzieningen

Artikel 22 Fraudepreventie en controle

In dit artikel staan de regels voor het bestrijden van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening ,het maken van misbruik of oneigenlijk gebruik daarvan. Uiteraard moet voorkomen worden dat een maatwerkvoorziening ten onrechte wordt ontvangen of dat daar misbruik of oneigenlijk gebruik van wordt gemaakt. De gemeente zet dan ook in op preventie door duidelijke informatie te geven over aan de ene kant de rechten en plichten van de inwoner en aan de andere kant de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Als er sprake is van (een vermoeden) van fraude komt het fraudebeleid van de gemeente in beeld. Dit beleid is neergelegd in het Beleidsplan toezicht en handhaving Sociaal Domein. In dat kader stelt de gemeente een toezichthouder aan voor zowel de Wmo als de Jeugdwet. Het gaat om toezicht op rechtmatigheid van de verstrekking van de maatwerkvoorziening. De Jeugdwet bevat in tegenstelling tot de Wmo overigens geen wettelijke verplichting om een toezichthouder aan te wijzen, maar sluit deze mogelijkheid ook niet uit. Met dit artikel wordt hiervoor een grondslag geboden. De aan te wijzen toezichthouder handelt op basis van de bestuursrechtelijke bevoegdheden. Deze zijn vastgelegd in de artikelen 5:11 tot en met 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 23 Maatregelen om te handhaven

In dit artikel staat wat de gemeente kan doen als zij mogelijk wil terugkomen op een eerder besluit. Het gaat in alle gevallen om een bevoegdheid van de gemeente. Bij de toepassing daarvan hoort een afweging tussen de belangen van de inwoner en de belangen van de gemeente om gebruik te maken van de maatregelen in dit artikel.

Soms is het opschorten van een betaling uit het pgb naar aanleiding van een declaratie een beter instrument dan het meteen beëindigen of weigeren of zelfs intrekken of herzien van het besluit. Met een opschorting kan er ruimte geboden worden voor herstelmaatregelen of nader onderzoek. De gemeente kan de SVB vragen om de betalingen uit het pgb op te schorten als er een vermoeden is dat de inwoner het pgb anders ten onrechte kan inzetten. Dat is bijvoorbeeld het geval als de inwoner langer dan 8 weken in een instelling van de Wet langdurige zorg of Zorgverzekeringswet verblijft.

In dit artikel staat ook de inlichtingenplicht voor de inwoner. Deze komt uit zowel de Wmo als de Jeugdwet. Het gaat om alle feiten en omstandigheden die voor belang zijn van het voortzetten van het recht op een maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een pgb. In dat laatste geval geldt de inlichtingenplicht overigens ook tegenover de SVB.

Verder wordt in het artikel opgesomd wat de gemeente kan doen als de inwoner zich bijvoorbeeld niet houdt aan de inlichtingenplicht of als hij of zij de maatwerkvoorziening voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd. Er wordt gesproken van beëindiging als de inwerkingtreding van het besluit ingaat vanaf het heden of naar de toekomst toe. Beëindiging heeft dus, in tegenstelling tot een herzien en intrekken, geen terugwerkende kracht. Het (deels) ongedaan maken van een aanspraak over een periode in het verleden, wordt herzien en intrekken genoemd. Herziening en intrekking van het besluit is dus het met terugwerkende kracht opnieuw beslissen over de aanspraak over een periode in het verleden, waarbij de aanspraak afwijkend wordt vastgesteld of er in het geheel geen aanspraak heeft bestaan.

Zowel in de Jeugdwet als de Wmo zijn regels voor het verhaal van kosten opgenomen en is de bevoegdheid aan de gemeente gegeven tot het terugvorderen van een ten onrechte verstrekte maatwerkvoorziening. Dit kan overigens alleen maar als de inlichtingenplicht niet is nagekomen.

Dit artikel biedt ook de bevoegdheid om over te gaan tot verrekening.

Het derdenbeding is ten slotte een afspraak in de zorgovereenkomst die de inwoner beschermt bij oneigenlijk gebruik van de hulpverlener. Hierdoor kan de gemeente onterechte betalingen direct bij de hulpverlener terugvragen. Hoofdstuk 10 Klachten en inspraak

Artikel 24 Klachten

De gemeente heeft een klachtenregeling voor klachten van inwoners die gaat over de manier waarop meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening zijn afgehandeld. Ook aanbieders zijn gehouden een klachtenregeling op te stellen. De gemeente ziet erop toe dat aanbieders dat ook doen.

Artikel 25 Inspraak

De aanbieder is voor maatwerkvoorzieningen verplicht een regeling voor medezeggenschap van cliënten vast te stellen over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor deze cliënten belangrijk zijn. Ook op de naleving van deze verplichting ziet de gemeente toe.

Artikel 26 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Uit de Wmo en de Jeugdwet volgt dat in deze verordening moet worden bepaald hoe inwoners worden betrokken bij de uitvoering van de Wmo en de Jeugdwet. Hiervoor is in Baarn de Participatieverordening vastgesteld.

HOOFDSTUK 11 OVERIGE ARTIKELEN

Artikel 27 Nadere regels

De gemeente kan nadere regels opstellen over de uitvoering van deze verordening. Deze nadere regels komen in de Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn en het financieel besluit te staan.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Met de hardheidsclausule kan de gemeente in uitzonderlijke gevallen afwijken van de verordening. De verordening mag niet leiden tot ‘onbillijkheden van overwegende aard’. Deze juridische term betekent dat de verordening niet een onbedoeld gevolg mag hebben voor iemand. Van een onbedoeld gevolg is sprake als er een situatie is waarmee bij het opstellen en afwegen van de verordening geen rekening is gehouden en waarmee iemand in een schrijnende situatie terecht komt. Dat de verordening ongunstig uitpakt voor een inwoner is geen onbedoeld gevolg. De gemeente moet immers keuzes maken en deze keuzes vallen niet allemaal even positief uit voor elke inwoner. Hiermee is rekening gehouden bij het nemen van het besluit.

Artikel 29 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

Logischerwijs wordt de oude verordening ingetrokken met deze nieuwe verordening. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor lopende voorzieningen op basis van de oude verordening. In het derde lid is bepaald dat aanvragen die vóór deze verordening zijn ingediend maar waarop bij de inwerkingtreding nog niet is beslist, worden afgedaan met deze verordening. In het vierde lid is voor lopende bezwaarschriften bepaald dat deze met de oude verordening worden afgedaan.

Artikel 30 Inwerkingtreding en naam verordening

Dit artikel bepaalt de inwerkingtreding van deze verordening en legt vast hoe de verordening wordt aangehaald, namelijk Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Baarn 2024.

Ondertekening

Gemeenteraad

Namens deze, Griffier, burgemeester

31 januari 2024