Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR716084
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR716084/3
Algemene plaatselijke verordening Bergen 2023
Geldend van 08-01-2025 t/m heden
Intitulé
Algemene plaatselijke verordening Bergen 2023De raad van de gemeente Bergen;
gelezen het voorstel van college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2023;
gezien het advies van de Algemene raadscommissie van 18 januari 2024;
gelet op de artikelen 149, 149a, 151a, 151b, 151c, 151d, 154 en 154a van de Gemeentewet, de artikelen 3 en 4 van de Wet openbare manifestaties, de artikelen 4, 25a, 25b, 25c en 25d van de Alcoholwet, artikel 5.13 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 2.18, eerste lid, onder f en g, en vijfde lid, 2.21 en 3.148, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, artikel 30c, tweede lid, van de Wet op de kansspelen, artikel 3 van de Winkeltijdenwet, artikel 64, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
besluit vast te stellen
Algemene plaatselijke verordening Bergen 2023
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1:1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- –
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- –
beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- –
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
- –
bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- –
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;
- –
college: het college van burgemeester en wethouders;
- –
gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- –
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- –
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- –
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- –
openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
- –
parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- –
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;
- –
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;
- –
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 1:2 Beslistermijn
-
1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
-
2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
-
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
-
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
-
1. De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 1:6 Intrekking, schorsing of wijziging van vergunning of ontheffing
-
1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken, geschorst of gewijzigd als:
- a.
ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
- e.
de houder dit verzoekt.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel 1:7 Termijnen
-
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
-
2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
-
1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
de openbare veiligheid;
- c.
de volksgezondheid;
- d.
de bescherming van het milieu.
- a.
-
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken, of een andere in deze verordening bepaalde termijn, voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Hoofdstuk 2. Openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en milieu
Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
-
1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden, in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen lastig te vallen, te vechten of op een andere wijze de openbare orde te verstoren.
-
2. Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
- a.
-
is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
-
3. Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
-
4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
-
1. Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
-
2. De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- a.
-
3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
-
4. Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
-
5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:6 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
-
1. Het is verboden gedrukte of geschreven stukken, afbeeldingen, voorwerpen, reclamemonsters of ander materiaal voor reclamedoeleinden onder publiek te verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
-
2. Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
-
4. Degene die met ontheffing materiaal als bedoeld in lid 1 onder het publiek verspreidt, is verplicht deze, indien zij in de omgeving van de plaats van uitreiking of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen, terstond daarvan te verwijderen of te laten verwijderen.
-
5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
6. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:9 Vertoningen op openbare plaatsen
-
1. Het is verboden op openbare plaatsen ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden, indien:
- a.
daardoor naar het oordeel van de burgemeester de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu worden aangetast;
- b.
daardoor naar het oordeel van de burgemeester onaanvaardbare hinder ontstaat voor de omgeving;
- c.
het optreden plaatsvindt voor 09.00 uur of na 21.00 uur;
- d.
degene die voor zijn optreden langere tijd op één plaats optreedt niet elk half uur een andere plaats inneemt, die minimaal op 50 meter afstand ligt van een andere plaats waar hij dezelfde dag heeft opgetreden;
- e.
het optreden plaatsvindt binnen een straal van 500 meter van een evenement.
- a.
-
2. De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
-
3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats
[vervallen]
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
[vervallen]
Artikel 2:12 Maken of veranderen van een uitweg
[vervallen]
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
[vervallen]
Artikel 2:16 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:18 Rook- en open vuurverbod in bossen en natuurterreinen
-
1. Het is verboden te roken in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan.
-
2. Het is verboden in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan, voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
-
3. Het is verboden een open vuur aan te leggen, te stoken of te hebben in bossen, op heide- of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan.
-
4. De in dit artikel gestelde verboden zijn niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 3, van het Wetboek van Strafrecht.
-
5. Het in het eerste en derde lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing voor zover het roken of het aanleggen van open vuur plaatsvindt in gebouwen en aangrenzende erven.
Artikel 2:18 a Verbod verspreiding hinderlijke rookgassen
-
1. Het is verboden om op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, hinderlijke rookgassen te verspreiden.
-
2. Een rechthebbende van een gebouw met een publieke/openbare functie kan een verzoek indienen bij het college tot het opnemen van een bepaald gebied in een aanwijzingsbesluit.
-
3. Bij toewijzing van het verzoek, als bedoeld in het tweede lid draagt de rechthebbende zorg voor een juiste uitvoering daarvan.
Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
[vervallen]
Afdeling 3. Evenementen
Artikel 2:24 Definities
-
1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
- a.
bioscoopvoorstellingen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.
- a.
-
2. Onder evenement wordt mede verstaan:
- a.
een herdenkingsplechtigheid;
- b.
een braderie;
- c.
een optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening;
- d.
een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;
- e.
een straatfeest of buurtbarbecue op één dag (klein evenement).
- a.
Artikel 2:25 Evenement
-
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
-
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning weigeren indien:
- a.
de aanvrager/organisator van door de burgemeester aan te wijzen categorieën vergunningplichtige vechtsportwedstrijden of –gala’s in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- b.
de aanvrager/organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van het evenement.
- a.
-
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren in het belang van het welzijn van dieren.
-
4. De burgemeester kan een vergunning weigeren indien de termijn tussen de aanvraag om vergunning en de beoogde datum van het evenement minder bedraagt dan:
- a.
risico-evenementen (categorie A) : 25 weken;
- b.
aandachtevenementen (categorie B) : 19 weken;
- c.
reguliere evenementen (categorie C) : 12 weken.
- a.
-
5. Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
- a.
het om een lokale uitstraling gaat (bijvoorbeeld een buurtfeest);
- b.
de maximale duur één dag bedraagt tot uiterlijk 24:00 uur;
- c.
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 23.00 uur en waarbij de maximale geluidsbelasting gemeten op de gevels van de woningen om en nabij de evenementenlocatie tussen 7:00 uur en 19:00 uur maximaal 60dB(A) mag bedragen en tussen 19:00 uur en 23:00 uur maximaal 55dB(A);
- d.
het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
- e.
er een organisator is;
- f.
de organisator binnen zeven werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
- a.
-
6. De burgemeester kan voorschriften stellen met het oog op een ordelijk en veilig verloop van een evenement als bedoeld in het vijfde lid en met het oog op het voorkomen van hinder aan derden.
-
7. De burgemeester kan binnen vijf werkdagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het vijfde lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
-
8. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994.
-
9. De weigeringsgrond in het derde lid is niet van toepassing voor zover bij of krachtens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wordt voorzien in regels ter zake van de huisvesting, het vervoer en de behandeling van bij het evenement betrokken dieren.
-
10. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:27 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
-
2. Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
-
3. In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
horecagebied: dorpskernen Bergen centrum, Egmond aan Zee, Egmond-Binnen, Egmond aan den Hoef, Schoorl, Groet;
- b.
ontnuchteringszaak: een openbare inrichting gelegen in de uitgaansgebieden met de bestemming Horeca, categorie 1, waarin geen alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse mogen worden verstrekt.
- c.
terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta-en/of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
- a.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
-
1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
-
2. De burgemeester weigert de vergunning indien:
- a.
de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
- b.
de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag met betrekking tot de leidinggevende overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de aanvraag is ingediend, is afgegeven;
- c.
de exploitant de leeftijd van eenentwintig jaar nog niet heeft bereikt;
- d.
de exploitant onder curatele of bewind staat.
- a.
-
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting, de openbare orde of de veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
-
4. Bij toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
- a.
het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
- b.
de aard van het horecabedrijf;
- c.
de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie;
- d.
de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende;
- e.
het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.
- a.
-
5. De burgemeester kan de vergunning weigeren indien sprake is van het geval en onder de voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
-
6. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
- a.
winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
zorginstelling;
- c.
museum; of
- d.
bedrijfskantine of -restaurant.
- a.
-
7. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:
- a.
zich een jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting; of
- b.
de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.
- a.
-
8. De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het zevende lid, onder a.
-
9. Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:28a Exploitatie Terrassen
-
1. Het is verboden een terras behorende bij een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
-
2. de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
-
3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting, de openbare orde of de veiligheid op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het terras.
-
4. Bij de toepassing van de in het derde lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
- a.
het karakter van de straat en de wijk waarin het terras is gelegen of zal zijn gelegen;
- b.
de aard van het terras;
- c.
de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat of zal komen te staan;
- d.
de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende;
- e.
het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.
- a.
-
5. Onverminderd het bepaalde in het derde lid, kan de burgemeester de vergunning weigeren indien:
- a.
het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig beheer en veilig gebruik daarvan;
- b.
het beoogde gebruik een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- c.
het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.
- a.
-
6. De burgemeester kan de vergunning weigeren indien sprake is van het geval en onder de voorwaarde als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
-
7. Het bevoegde bestuursorgaan kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van de exploitatie van terrassen.
-
8. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:29 Sluitingstijd.
-
1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op maandag tot en met zondag tussen 02.00 uur en 06.00 uur.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid zijn openbare inrichtingen gelegen in de horecagebieden met de bestemmingen Horecacategorie 2 en/of Horecacategorie 3 op vrijdag(nacht) en zaterdag(nacht) gesloten tussen 03.00 uur en 06.00 uur indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- a.
bezoekers mogen niet meer worden toegelaten vanaf 02.00 uur;
- b.
er dient minimaal één beveiliger (portier) aanwezig te zijn aan de deur van de openbare inrichting. Voor openbare inrichtingen met de bestemming Horecacategorie 2 geldt dat deze portiersverplichting vervalt indien de beveiliging voor deze inrichtingen collectief geregeld wordt waarbij minimaal twee beveiligers aanwezig dienen te zijn in het horecagebied;
- c.
vanaf 02.30 uur dient:
- –
maximale verlichting te worden gevoerd;
- –
geen muziek meer ten gehore te worden gebracht; en
- –
geen alcohol meer te worden geschonken;
- –
- d.
om 03.00 uur dienen alle bezoekers de openbare inrichting te hebben verlaten.
- a.
-
3. Openbare inrichtingen gelegen in de horecagebieden en als zodanig door de burgemeester aangewezen als een “ontnuchteringszaak” zijn gesloten van zondag tot en met donderdag om 3:00 en vrijdag(nacht) en zaterdag(nacht) om 4:00.
-
4. In afwijking van het bepaalde in voorgaande leden zijn terrassen gesloten:
- a.
van 24.00 uur tot 08.00 uur;
- b.
indien de bijbehorende openbare inrichting gesloten is.
- a.
-
5. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, onderdeel a, zijn terrassen in de gehele gemeente in de maanden juni, juli, augustus en september gesloten tussen 01.00 uur en 08.00 uur.
-
6. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
-
7. Het is verboden een terras voor bezoekers geopend te hebben en/of bezoekers daarop toe te laten, dan wel te laten verblijven na sluitingstijd.
-
8. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
-
9. Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28, zesde lid, aanhef en onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
-
10. het eerste tot en met het vijfde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.
-
11. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
-
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
Artikel 2:30a Ontzeggingenlijst
-
1. Het is de houder van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, verboden in die inrichting toe te laten of te laten verblijven niet tot het gezin van de houder van dit horecabedrijf behorende personen, die naar het oordeel van de burgemeester misbruik van alcoholhoudende drank plegen te maken of van slecht zedelijk gedrag zijn en wier namen als zodanig schriftelijk aan die houder zijn opgegeven.
-
2. Het is aan de persoon wiens naam ingevolge het bepaalde in het eerste lid door de burgemeester aan de houders van openbare richtingen, als bedoeld in artikel 2:27, eerste lid, is opgegeven, verboden zich in een dergelijke inrichting te bevinden nadat hij schriftelijk door de burgemeester van dit verbod in kennis is gesteld.
-
3. Het verbod in het tweede lid geldt voor een bepaalde periode, die niet langer is dan een jaar.
-
4. 4 .De houder van dat horecabedrijf is verplicht, indien een persoon als bedoeld in het eerste lid die zich in het horecabedrijf bevindt, en in gebreke blijft dit horecabedrijf te verlaten, hiervan terstond kennis te geven aan de politie.
-
5. Het is de houder van een horecabedrijf, zijn huisgenoten en zijn personeel verboden inzage te verlenen in de opgave als bedoeld in het eerste lid van dit artikel of daaromtrent mededelingen te verstrekken aan anderen dan ambtenaren van politie.
-
6. De in het eerste lid bedoelde personen, die zich in een horecabedrijf bevinden zijn verplicht op de eerste aanzegging van de houder van dat horecabedrijf of op vordering van een ambtenaar van politie het horecabedrijf te verlaten.
Artikel: 2:30b Sluiting gebouw
-
1. De burgemeester kan de sluiting bevelen van een voor publiek toegankelijk gebouw, inrichting of ruimte als daar:
- a.
is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen;
- b.
door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen;
- c.
discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
- d.
wapens als bedoeld in artikel 2 Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;
- e.
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van het gebouw, de inrichting of de ruimte ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.
- a.
-
2. De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.
-
3. De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van het gebouw, de inrichting of de ruimte, of in de directe nabijheid daarvan.
-
4. De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.
-
5. Het is verboden een gebouw, inrichting of ruimte te betreden waarvan de sluiting is bevolen.
-
6. Het derde tot en met het vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing als de burgemeester krachtens artikel 174a Gemeentewet of artikel 13b van de Opiumwet heeft besloten tot sluiting van een woning, een lokaal of een bij de woning of dat lokaal behorend erf.
Artikel 2:31 Verboden gedragingen
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
de orde te verstoren;
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras;
- d.
zich te bevinden in kennelijke staat van dronkenschap;
- e.
een persoon toe te laten of te laten verblijven die in kennelijke staat van dronkenschap verkeert.
Artikel 2:32 Handel binnen openbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.
Artikel 2:32a: Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
-
1. In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
exploitant: natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;
- c.
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
- a.
-
2. De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
-
3. Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of
- b.
indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.
- a.
-
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- c.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- e.
indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;
- f.
indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- g.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een Omgevingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende Beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit of het Besluit activiteiten leefomgeving.
- a.
-
5. De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door de burgemeester vastgesteld formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
- b.
het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- c.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- d.
indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
- e.
een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
- f.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
- a.
-
6. Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
-
7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:
- a.
door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of
- b.
door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of
- c.
de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of
- d.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of
- e.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
- f.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of
- g.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of
- h.
de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of
- i.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of
- j.
de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend Omgevingsplan, een geldend ruimtelijk exploitatieplan, een geldende beheersverordening, een geldend voorbereidingsbesluit, Besluit activiteiten leefomgeving. of een gebiedsplan.
- a.
-
8. Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.
-
9. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
-
10. De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
-
11. De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.
-
12. Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
-
13. De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.
-
14. In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
-
15. Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:33 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de artikelen 2:28 tot en met 2:30 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
Artikel 2:34a Definities
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
- –
alcoholhoudende drank;
- –
horecabedrijf;
- –
horecalokaliteit;
- –
inrichting;
- –
paracommerciële rechtspersoon;
- –
sterke drank;
- –
slijtersbedrijf;
- –
zwak-alcoholhoudende drank;
- –
-
datgene wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.
-
2. In deze afdeling wordt voorts verstaan onder bijeenkomsten van persoonlijke aard: bijeenkomsten met een veelal feestelijk karakter, waarbij meestal alcoholhoudende drank wordt genuttigd, en die geen verband houden met de doelstelling van de paracommerciële rechtspersoon, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke.
Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen
-
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2:29 APV zijn horecabedrijven van paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet (paracommerciële openbare inrichtingen) gesloten op maandag tot en met zondag tussen 00.00 uur en 08.00 uur.
-
2. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met twee uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.
Artikel 2:34c Bijeenkomsten bij paracommerciele rechtspersonen
-
1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn wanneer dit leidt tot oneerlijke mededinging.
-
2. Dorpshuizen, kerken en kapellen mogen 12 keer per jaar een bijeenkomst van persoonlijke aard organiseren waarbij zwak alcoholhoudende drank mag worden geschonken. Naast deze 12 keer mogen zij onbeperkt uitvaarten organiseren waarbij zwak alcoholhoudende drank mag worden geschonken.
-
3. Van een bijeenkomst van persoonlijke aard doet een paracommerciële rechtspersoon een schriftelijke melding.
Artikel 2:34f Verbod ‘happy hours’
Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:34g Proeverijen in slijtlokaliteiten.
-
1. Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.
-
2. De vrijstelling geldt enkel gedurende de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld, met dien verstande dat maximaal éénmaal per maand een proeverij mag worden georganiseerd.
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:35 Definitie
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 7. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:38a Definities
-
1. In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
-
2. In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
-
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen.
-
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
- b.
de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met het omgevingsplan.
- a.
-
4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:40 Kansspelautomaten
-
1. In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
-
2. In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
Afdeling 8. Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal
-
1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
-
2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
-
3. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:42 Plakken en kladden
-
1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
-
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- a.
-
3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
-
4. De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
-
5. Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
-
6. Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
-
7. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.
Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap en dergelijke
-
1. Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
-
2. Het verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.
Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen en geprepareerde voorwerpen
-
1. Het is verboden op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, op onrechtmatige wijze sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen voorkomen.
-
2. Dit verbod is niet van toepassing indien aanstonds aannemelijk is dat de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
-
3. Het is verboden op de weg in de nabijheid van een winkel te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemakkelijken.
-
4. Het in het derde lid gestelde verbod is niet van toepassing indien aanstonds aannemelijk is dat de in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
-
1. Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig overlast of hinder veroorzaakt.
- a.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. ervoer van brandbare materialen
Artikel 2:47 a: messen en andere voorwerpen als wapen
-
1. Het is verboden op de weg of in voor publiek toegankelijke gebouwen messen of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.
-
2. Het verbod geldt niet met betrekking tot voorwerpen die zodanig zijn ingepakt, dat zij niet voor dadelijk gebruik gereed zijn.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het onderwerp daarvan wordt voorzien bij of krachtens de Wet wapens en munitie.
Artikel 2:48 Verboden drankgebruik
-
1. Het is verboden op door de burgemeester aangewezen openbare plaatsen of op openbaar water alcoholhoudende drank te nuttigen of bij zich te hebben in aangebroken flessen, blikjes en dergelijke, indien dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
- a.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 27 van de Scheepvaartverkeersweg, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 45 van de Alcoholwet.
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
-
1. Het is verboden op een openbare plaats lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.
-
2. Het is verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college ter bescherming van de openbare orde of het woon- en leefklimaat aangewezen gebied lachgas recreatief als roesmiddel te gebruiken, voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen bij zich te hebben.
-
3. Het college kan in het aanwijzingsbesluit het in het tweede lid bedoelde verbod beperken tot bepaalde tijden.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:57 Loslopende honden
-
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;
- c.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd;
- d.
op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- a.
-
2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
-
3. Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden en rijdieren
-
1. Degene die zich met een hond of rijdier op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond en/of rijdier onmiddellijk worden verwijderd.
-
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
-
4. Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
-
1. Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod en/of een muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.
-
2. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
-
3. De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en/of muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- a.
-
4. Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.
-
5. Indien er ingevolge 2:59, eerste lid een aanlijn- en/of een muilkorfgebod is opgelegd, kan de burgemeester:
- a.
de eigenaar of houder verplichten om met zijn hond deel te nemen aan een gedragstest en/of gedragscursus die hij betrouwbaar acht, en/of
- b.
bepalen dat de hond alleen nog maar door een meerderjarige mag worden uitgelaten in de openbare ruimte.
- a.
Artikel 2:59a Gevaarlijke honden op eigen terrein
-
1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden deze hond op zijn terrein zonder muilkorf te laten loslopen als de burgemeester een aanlijngebod en/of muilkorfgebod heeft opgelegd als bedoeld in artikel 2:59, eerste lid.
-
2. Het in het eerste lid genoemde verbod geldt niet als:
- a.
op een vanaf de weg zichtbare plaats een naar het oordeel van de burgemeester duidelijk leesbaar waarschuwingsbord is aangebracht;
- b.
het mogelijk is een brievenbus te bereiken en aan te bellen zonder het terrein te betreden; en
- c.
het terrein voorzien is van een zodanig hoge en deugdelijke afrastering dat de hond niet zelfstandig buiten het terrein kan komen.
- a.
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.
Afdeling 9. Bestrijding van heling en goederen
Artikel 2:66 Definitie
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
-
1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- a.
-
2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
-
3. Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- a.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- 1°.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- 2°.
van een verandering van de onder 1o bedoelde adressen;
- 3°.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- 4°.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.
- 1°.
- b.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- c.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- d.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Afdeling 10. Consumentenvuurwerk
Artikel 2:71 Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
-
1. Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder vergunning van het college.
-
2. Het college kan maximaal één vergunning zoals bedoeld in het eerste lid per voormalige gemeenten (Bergen, Egmond, Schoorl) verlenen.
-
3. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:73 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
-
1. Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken binnen een afstand van 100 meter van gebouwen met rieten daken en van benzinepompen of op een andere door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
-
2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
-
3. De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1˚, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73a Carbid schieten
-
1. Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen in een al dan niet gesloten vat, bus, fles of dergelijk voorwerp op explosieve wijze te verbranden.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:73b Vervoeren of bij zich hebben van carbid of soortgelijke stoffen
-
1. Het is verboden op een openbare plaats carbid of soortgelijke stoffen en voorwerpen als bedoeld in artikel 2:73a te vervoeren of bij zich te hebben, waarvan gelet op hun aard of de omstandigheden waaronder deze worden aangetroffen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze zullen worden gebruikt in strijd met het bepaalde in artikel 2:73a.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op degenen aan wie carbid is afgeleverd gedurende de tijd die nodig is om thuis te komen, noch op degene die aannemelijk maakt dat hij het carbid nodig heeft in de uitoefening van beroep of bedrijf.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht
Afdeling 11. Drugsoverlast
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats, het openbaar water, in een voertuig of in een vaartuig op te houden of zich daarmee te vervoeren met het kennelijke doel om, al dan niet tegen betaling, middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats, openbaar water of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 12. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:47, 2:47a, 2:48, 2:48a, 2:49, 2:50, 2:73, 2:73a en 5:34 van deze Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen
-
1. De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
-
2. De burgemeester heeft die bevoegdheid eveneens ten aanzien van de volgende andere plaatsen:
- a.
parkeerterreinen, parkeerplaatsen en/of parkeergarages
- b.
gemeentewerven, vuil-overslagstations en/of milieustraten.
- c.
publieke voorzieningen zoals zwembaden en fietsstallingen.
- a.
Artikel 2:78 Gebiedsontzeggingen
-
1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven om zich gedurende ten hoogste twaalf weken niet in een of meer delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
-
2. Het is verboden zich te gedragen in strijd met het door de burgemeester opgelegde bevel.
-
3. De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing van gebieden waarvoor een gebiedsontzegging kan gelden, dan na overleg op grond van artikel 13 van de Politiewet 2012.
-
4. De burgemeester kan nadere regels stellen over de toepassing van dit artikel.
-
5. De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
Artikel 2:79 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
-
1. Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
-
2. De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
geluid- of geurhinder;
- b.
hinder van dieren;
- c.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;
- d.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- e.
intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.
- a.
Afdeling 13. Strand, zee en duingebied
Artikel 2:80 Definities
-
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
strand: het binnen de gemeente gelegen zeestrand met inbegrip van de duinhellingen, de droogliggende banken, lagune en de afritten van wegen en paden die toegang geven tot het strand;
- b.
activiteitenstrand: het gedeelte van het strand waar bepaalde nader te noemen activiteiten zijn toegestaan. De volgende delen van het strand hebben dit gebruiksprofiel ‘activiteitenstrand’:
- –
Egmond-Binnen tussen km-paal 40.5 en 42.9
- –
Egmond aan Zee tussen km-paal 38.6 en 40.2
- –
Wimmenummer Duinen tussen km-paal 33.6 en 37.2
- –
Bergen aan Zee tussen km-paal 31.5 en 33.0
- –
Hargen aan Zee tussen km-paal 26.1 en 27.0
- –
Camperduin tussen km-paal 25.0 en 25.7;
- –
- c.
zomerperiode: het gedeelte van het jaar van 1 mei tot 1 oktober;
- d.
winterperiode: het gedeelte van het jaar van 1 oktober tot 1 mei;
- e.
motorvoertuigen: motorvoertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- f.
motorvaartuigen: vaartuigen met motor, waaronder in ieder geval ook begrepen een motorboot, een waterscooter, een jetski;
- g.
niet-gemotoriseerde vaartuigen: vaartuigen zonder motor van geringe afmetingen en lichte constructie, waaronder in ieder geval begrepen een kano, zeilboot, (kite)surfplank, een rubberboot;
- h.
strand- en watersport: hieronder dient in ieder geval ook te worden begrepen, kanoën, deltavliegen, vliegeren met een vlieger die twee of meer stuurlijnen heeft;
- i.
losse vistuigen: losse tuigen of instrumenten om vis mee te vangen, waaronder in ieder geval begrepen verschillende soorten hengels;
- j.
vaste vistuigen: vaste tuigen of instrumenten om vis mee te vangen, waaronder in ieder geval begrepen visnetten, fuiken, warnetten, staande netten;
- k.
lagune: de waterpartij en gronden gelegen tussen de eerste en tweede zeewaarts gelegen duinenrij op het strand van Camperduin;
- a.
-
2. Voor zover één van de artikelen van deze afdeling in strijd is met één van de artikelen uit de overige afdelingen en hoofdstukken is het artikel in deze afdeling van toepassing.
Artikel 2:81 Motorvoertuigen
-
1. Het is verboden met motorvoertuigen op het strand te rijden, deze aldaar te brengen of te hebben.
-
2. Het college wijst een zone aan op het strand en in de zee waar het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt.
-
3. Het verbod is niet van toepassing:
- a.
voor motorvoertuigen ten behoeve van het uitoefenen van een publieke taak en/of functie, waaronder reddingswezen, beheer en onderhoud waterkering, schoonmaak, ambulancediensten, politie, brandweer, burgemeester, (hulp-)strandvonder, buitengewoon opsporingsambtenaren en personen in dienst van de gemeente Bergen.
- b.
indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is ten behoeve van de op- en afbouw van evenementen en vergunde bebouwing.
- a.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
-
5. Het is de houder van een in het vierde lid bedoelde ontheffing verboden om:
- a.
in de zomerperiode tussen 10:00 en 19:00 met hun voertuig op het stand te rijden, dan wel zich daar te bevinden.
- b.
buiten de zomerperiode op zon- en feestdagen tussen 10:00 en 19:00 uur met hun voertuig op het strand te rijden, dan wel zich te bevinden.
- c.
behoudens de situatie als bedoeld in lid 3 sub b, tijdens evenementen met hun voertuig op het strand te rijden dan wel zich daar te bevinden.
- d.
behoudens de situatie als bedoeld in lid 3 sub b, tijdens op- en afbouw van het strandpaviljoen en ander vergunde bebouwing met hun voertuig het strand op te rijden dan wel zich daar te bevinden.
- a.
Artikel 2:82 Niet-gemotoriseerde voertuigen
-
1. Het is verboden met niet-gemotoriseerde voertuigen, waaronder in ieder geval begrepen een zeilwagen en een blokart of windrijder, op het strand te rijden.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing gedurende de winterperiode op het activiteitenstrand.
-
3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor fietsen, met dien verstande dat het fietsen in de zomerperiode alleen voor 10.00 uur en na 19.00 uur is toegestaan.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:83 Motorvaartuigen
-
1. Het is verboden een vaartuig op het strand te hebben en zich met een vaartuig van het strand af in zee te begeven of zich daarmee in de aan het strand grenzende zeestrook binnen een afstand van 300 meter vanaf het strand te bevinden of daarmee te varen.
-
2. Het college wijst een zone aan op het strand en in de zee waar het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt.
-
3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor motorvaartuigen ten behoeve van de uitoefening van een publieke taak en/of functie waaronder het reddingswezen, beheer en onderhoud van de kustlijn, politie, brandweer, burgemeester/strandvonder, buitengewoon opsporingsambtenaren en personen in dienst van de gemeente, allen in de uitoefening van hun taak.
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:84 Plaatsen of onbeheerd achterlaten van attributen en voorwerpen.
-
1. Het is verboden attributen en voorwerpen op het strand te plaatsen of onbeheerd achter te laten.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor het plaatsen van attributen en voorwerpen gedurende maximaal één dag, mits andere bezoekers van het strand hierdoor niet worden gehinderd en mits verkeer op het strand hierdoor niet wordt belemmerd.
-
3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:85 Strand- en watersport
-
1. Het is gedurende de zomerperiode verboden strand- en watersport op het strand en in de zee uit te oefenen.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het activiteitenstrand.
-
3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:86 Sport en spel in groepsverband
-
1. Het is gedurende de zomerperiode verboden sport en spel in groepsverband op het strand en in de zee uit te oefenen.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het activiteitenstrand.
-
3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:87 Vissen
-
1. Het is verboden in zee te vissen.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor:
- a.
het vissen met losse vistuigen in de winterperiode;
- b.
het vissen met losse vistuigen in de zomerperiode op het activiteitenstrand;
- c.
het vissen met vaste vistuigen indien de visserij wordt uitgeoefend met een vissersvaartuig dat ingeschreven is in het visserijregister, mits duidelijke markeerboeien worden gehanteerd en het vaste vistuig buiten de zone van 300 meter gemeten vanaf de laagwaterlijn blijft.
- a.
Artikel 2:88 Honden
-
1. Het is gedurende de zomerperiode verboden één of meer honden op het strand te hebben of te laten lopen.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op:
- a.
het activiteitenstrand,
- b.
op de overige stranden voor 10:00 uur en na 19:00 uur.
- a.
-
3. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor de politie.
-
4. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap door een aantoonbaar gekwalificeerde geleidehond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond.
Artikel 2:89 Paarden en andere rijdieren.
-
1. Het is verboden één of meer paarden of andere rijdieren op het strand te berijden of mee te voeren.
-
2. Gedurende de zomerperiode is het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing op:
- a.
het activiteitenstrand
- b.
op de overige stranden voor 10.00 uur en na 19.00 uur,
- a.
-
3. Gedurende de winterperiode is het in het eerst lid gestelde verbod slechts van toepassing op zon- en feestdagen van 12.00 uur tot 19.00 uur.
-
4. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op buitengewoon opsporingsambtenaren en ambtenaren van de politie bij uitoefening van hun taak.
Artikel 2:90 Overnachten
-
1. Het is verboden op het strand te overnachten.
-
2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor de voor overnachting bestemde strandhuisjes in Egmond aan Zee en voor de eigenaar/exploitant van een strandpaviljoen.
Artikel 2:91 Open vuur
-
1. Het is verboden op het strand open vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
-
2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
Artikel 2:92 Zwemmen
-
1. Wanneer de rode vlag aan de daartoe bestemde palen is gehesen, is het verboden in zee te zwemmen.
-
2. Voor het overige is zwemmen bij alle stranden toegestaan.
Artikel 2:93 Naaktrecreatie
Als geschikte plaats voor ongeklede openbare recreatie als bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht wordt aangewezen het strand tussen kilometerpaal 29.500-31.500.
Artikel 2.94 Lagune
Voor de lagune gelden in de winterperiode de bepalingen van het activiteitenstrand en in de zomerperiode de bepalingen van het strand.
Artikel 2:95 Verbod gebruik metaaldetectoren
-
1. Het is verboden in daartoe door de burgemeester aangewezen gebieden een metaaldetector of enig ander voorwerp, kennelijk bedoeld voor het opsporen van explosieven, wapens, munitie en dergelijke, te gebruiken of voor gebruik voorhanden te hebben.
-
2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
-
3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd:
- a.
in verband met de veiligheid van personen of goederen;
- b.
ter bescherming van de woon- of leefomgeving.
- a.
-
4. Het verbod als bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op de politie, de Explosieven Opruimingsdienst (EOD), op de door de EOD aangewezen bedrijven en voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens de Beoordelingsrichtlijn Conventionele Explosieven (BRL-OCE).
Artikel 2:96 Betreding van bossen en duinen
Het is verboden in de bossen of duinen, die voor een ieder, al dan niet voorzien van een toegangskaart, toegankelijk zijn:
- a.
zich te bevinden buiten de als zodanig aangeduide wegen of paden;
- b.
zich te paard te bevinden buiten de als zodanig aangeduide ruiterpaden.
Hoofdstuk 3. Regulering prostitutie, seksbranche en aanverwante onderwerpen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Artikel 3:1 Afbakening
De artikelen 1:2 en 1:5 tot en met 1:8 zijn niet van toepassing op het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 3:2 Definities
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- –
advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;
- –
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;
- –
bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;
- –
escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;
- –
exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, voor zover van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- –
klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;
- –
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- –
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- –
prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;
- –
seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;
- –
seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;
Afdeling 2. Vergunning seksbedrijf
Artikel 3:3 Vergunning
-
1. Het is verboden een seksbedrijf uit te oefenen zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan.
-
2. Het bevoegde bestuursorgaan draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.
-
3. Op een aanvraag om een vergunning wordt binnen twaalf weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste twaalf weken worden verlengd.
-
4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.
-
5. Een vergunning kan mede voor een seksinrichting worden verleend.
-
6. De vergunning wordt verleend aan de exploitant en op diens naam gesteld en is niet overdraagbaar.
-
7. De vergunning voor een seksbedrijf wordt verleend voor de duur van vijf jaar.
Artikel 3:4 Concentratie seksinrichtingen
Het college kan delen van de gemeente aanwijzen waarbuiten of waarbinnen voor het vestigen van een seksinrichting geen vergunning wordt verleend. Daarbij kan worden bepaald dat de aanwijzing slechts geldt voor een inrichting van een seksbedrijf van een nader aangewezen aard.
Artikel 3:5 Beperking aantal vergunningen
Er kan voor in totaal ten hoogste voor één seksbedrijf, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, vergunning worden verleend.
Artikel 3:6 Aanvraag
-
1. Een aanvraag om vergunning wordt ingediend middels een door het bevoegde bestuursorgaan vastgesteld formulier.
-
2. Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- c.
of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is ingetrokken;
- d.
het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- e.
het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;
- f.
het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
- g.
een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;
- h.
voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;
- i.
een actuele verklaring betalingsgedrag nakoming fiscale verplichtingen, verstrekt door de Belastingdienst;
- j.
bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;
- k.
voor zover van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;
- l.
voor zover van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.
- a.
-
3. Als er een beheerder is aangesteld is het tweede lid, onder a tot en met c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.
-
4. Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.
Artikel 3:7 Weigeringsgronden
-
1. Een vergunning wordt geweigerd als:
- a.
de exploitant of de beheerder onder curatele staat;
- b.
de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;
- c.
de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;
- d.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- e.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;
- f.
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
- g.
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;
- h.
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- 1°.
bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;
- 2°.
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
- 3°.
artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- 4°.
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede de artikelen 6 juncto 8 en 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 5°.
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of
- 6°.
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- 1°.
- i.
de exploitant of de beheerder met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis is geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking is gesteld;
- j.
een maximum als bedoeld in artikel 3:5 is vastgesteld en dit maximum al is bereikt;
- k.
de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan, of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.
- a.
-
2. Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt gelijkgesteld:
- a.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;
- b.
betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375 bedraagt.
- a.
-
3. De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
-
4. Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g en h, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.
-
5. Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
- a.
in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
- b.
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met f, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
- c.
als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen;
- d.
als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;
- e.
als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;
- f.
als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;
- g.
als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven.
- a.
Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning
-
1. De vergunning vermeldt in ieder geval:
- a.
de naam van de exploitant;
- b.
voor zover van toepassing, die van de beheerder;
- c.
voor welke activiteit de vergunning is verleend;
- d.
het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- e.
het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
- f.
voor zover van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;
- g.
de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;
- h.
voor zover van toepassing, de geldigheidsduur van de vergunning;
- i.
het nummer van de vergunning.
- a.
-
2. De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en tevens dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
-
1. De vergunning wordt ingetrokken als:
- a.
de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
- b.
de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;
- c.
is gehandeld in strijd met de artikelen 3:10, 3:13, aanhef en onder a, 3:14, eerste en tweede lid, 3:15 en 3:17, eerste lid, en tweede lid, aanhef en onderdeel b, aanhef en onder 1°;
- d.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
- e.
zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met j;
- f.
de vergunninghouder dat verzoekt;
- g.
de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.
- h.
een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden.
- a.
-
2. De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
- a.
is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;
- b.
in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;
- c.
is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;
- d.
is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;
- e.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;
- f.
de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;
- g.
er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
- h.
gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
- a.
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, zo spoedig mogelijk aan het bevoegde bestuursorgaan. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
Afdeling 3. Uitoefenen seksbedrijf
Paragraaf 3.1 Regels voor alle seksbedrijven
Artikel 3:12 Sluitingstijden seksinrichtingen; aanwezigheid; toegang
-
1. Het is de exploitant en de beheerder verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben of daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 24.00 en 06.00 uur, tenzij bij vergunning anders is bepaald.
-
2. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting gesloten dient te zijn voor bezoekers.
-
3. Het is de exploitant en de beheerder verboden personen die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt toe te laten of te laten verblijven in een seksinrichting.
Artikel 3:13 Adverteren
Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:
- a.
geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e, van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i, en van de bedrijfsnaam;
- b.
vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a; en
- c.
als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
Paragraaf 3.2 Regels voor alle prostitutiebedrijven en prostituees
Artikel 3:14 Leeftijd en verblijfstitel prostituees
-
1. Prostitutie vindt uitsluitend plaats door een prostituee die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
-
2. Het is een exploitant verboden een prostituee voor of bij zich te laten werken die:
- a.
nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;
- b.
in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
- a.
-
3. Het is een prostituee verboden:
- a.
te handelen in strijd met het eerste lid;
- b.
werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
- a.
Artikel 3:15 Bedrijfsplan
-
1. Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan, waarin in ieder geval wordt beschreven welke maatregelen de exploitant treft:
- a.
op het gebied van hygiëne;
- b.
ter bescherming van de gezondheid, de veiligheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees;
- c.
ter bescherming van de gezondheid van de klanten;
- d.
ter voorkoming van strafbare feiten.
- a.
-
2. De door de exploitant te treffen maatregelen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, waarborgen dat:
- a.
de hygiëne in een seksinrichting voldoet aan de algemene eisen die hiervoor in de branche gelden en dat dit controleerbaar is;
- b.
inzichtelijk en controleerbaar is welke maatregelen een exploitant in zijn bedrijfsvoering en inrichting van de werkruimten treft voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor prostituees;
- c.
in de werkruimten te allen tijde voldoende condooms met een CE-markering voor gebruik beschikbaar zijn;
- d.
in de werkruimten voor de prostituees een goed functionerende alarmvoorziening aanwezig is;
- e.
de prostituee zich regelmatig kan laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen en door de exploitant voldoende geïnformeerd is over de mogelijkheden van een dergelijk onderzoek;
- f.
de prostituee niet gedwongen wordt zich geneeskundig te laten onderzoeken;
- g.
de prostituee vrij is in de keuze van de arts(en) die zij wil bezoeken;
- h.
de prostituee klanten en diensten kan weigeren zonder dat dat voor haar andere werkzaamheden gevolgen heeft;
- i.
de prostituee kan weigeren alcohol of drugs te gebruiken zonder dat dat voor haar werkzaamheden gevolgen heeft;
- j.
aan de voor de exploitant werkzame beheerder voldoende professionele eisen op het gebied van agressiebeheersing en bedrijfshulpverlening worden gesteld en waar nodig wordt gezorgd voor scholing hierin;
- k.
de exploitant zich een oordeel vormt over de mate van zelfredzaamheid van de prostituee voordat deze voor of bij hem gaat werken, teneinde vast te stellen of zij voldoet aan de eisen die hij hiervoor in zijn bedrijfsplan heeft opgenomen;
- l.
de exploitant voor elke voor of bij hem werkzame prostituee kan aantonen onder welke verhuur- of arbeidsvoorwaarden zij haar diensten aanbiedt;
- m.
de exploitant of beheerder zich er regelmatig van vergewist dat de prostituee niet door derden gedwongen wordt tot prostitutie en dat hij in dit kader informatie van hulpverleningsinstanties ter beschikking stelt;
- n.
de exploitant aan de voor of bij hem werkzame prostituees informatie ter beschikking stelt over de mogelijkheden om hulp te krijgen als een prostituee wil stoppen met haar werk in de prostitutie;
- o.
de overlast aan de omgeving van de onder het seksbedrijf vallende seksinrichtingen beperkt wordt.
- a.
-
3. Het bedrijfsplan wordt overgelegd bij de aanvraag om een vergunning.
-
4. De exploitant meldt een voorgenomen wijziging van het bedrijfsplan onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan. De wijziging wordt na goedkeuring van het bevoegde bestuursorgaan als onderdeel van het bedrijfsplan aangemerkt, als deze voldoet aan de eisen die overeenkomstig het eerste en tweede lid aan een bedrijfsplan worden gesteld.
-
5. De rechten voor prostituees, die worden gewaarborgd op grond van het tweede lid, worden op schrift gesteld en in een voor haar begrijpelijke taal uitgereikt aan elke prostituee die werkzaam is voor of bij de exploitant.
-
6. In de seksinrichting wordt in ten minste twee talen en voor de klant goed zichtbaar bekend gemaakt dat een prostituee klanten en diensten mag weigeren en mag weigeren alcohol of drugs te gebruiken.
Artikel 3:17 Verdere verplichtingen van de exploitant en beheerder prostitutiebedrijf
-
1. De exploitant of de beheerder is aanwezig gedurende de uren dat het prostitutiebedrijf daadwerkelijk wordt uitgeoefend.
-
2. De exploitant van een prostitutiebedrijf draagt er zorg voor dat:
- a.
de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees redelijkerwijs hun eigen werktijden kunnen bepalen;
- b.
er een deugdelijke bedrijfsadministratie wordt gevoerd waarin de actuele gegevens zijn opgenomen van in ieder geval;
- 1°.
de voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees;
- 2°.
de verhuuradministratie;
- 3°.
met betrekking tot alle voor of bij het prostitutiebedrijf werkzame prostituees, de documentatie die ten grondslag ligt aan de vorming van het oordeel over de mate van zelfredzaamheid, bedoeld in artikel 3:15, tweede lid, onder k;
- 4°.
de werkroosters van de beheerders;
- 1°.
- c.
de bedrijfsadministratie met inachtneming van de wettelijke termijnen wordt bewaard en te allen tijde beschikbaar is voor toezichthouders;
- d.
medewerkers van de gemeentelijke gezondheidsdienst en van andere door de burgemeester of het college aangewezen instellingen worden toegelaten tot seksinrichtingen als ze voornemens zijn voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren of voorlichtingsmateriaal te verspreiden;
- e.
onverwijld bij de politie wordt gemeld ieder signaal van mensenhandel of andere vormen van dwang en uitbuiting;
- f.
onverwijld aan het bevoegde bestuursorgaan wordt gemeld als gedurende ten minste één maand geen gebruik gemaakt zal worden van de vergunning. Deze melding vermeldt de reden en de verwachte duur;
- g.
gedaan wordt wat nodig is voor een goede gang van zaken binnen het prostitutiebedrijf.
- a.
Paragraaf 3.3 Raam- en straatprostitutie
Artikel 3:18 Raamprostitutie
Het is een prostituee verboden:
- a.
zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en
- b.
passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.
Artikel 3:19 Straatprostitutie
Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, zich op te houden met het kennelijke doel prostitutie of het verrichten van seksuele handelingen in het kader van prostitutie.
Artikel 3:20 Handhaving straatprostitutie
-
1. Met het oog op de naleving van het verbod, bedoeld in artikel 3:19, kan door een politieambtenaar of toezichthouder het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.
-
2. Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in het eerste lid is gegeven een bevel geven zich gedurende ten hoogste drie maanden niet op te houden op de aangewezen wegen.
-
3. De burgemeester beperkt het in het tweede lid bedoelde bevel, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk oordeelt.
Afdeling 4. Overige bepalingen
Artikel 3:21 Verbodsbepalingen klanten
-
1. Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een prostituee van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
-
2. Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een prostituee.
-
3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid, geldt niet in een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend.
Artikel 3:22 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
-
1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen als de burgemeester aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Voorkomen of beperken geluidhinder en hinder door verlichting
Artikel 4:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- –
Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
- –
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
[vervallen]
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteiten
[vervallen]
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
[vervallen]
Artikel 4:6 Overige geluidhinder
-
1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 4:7 Straatvegen
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
[vervallen]
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4.10 Definities
- –
boom: Een houtachtig, opgaand gewas met een omtrek van de stam van minimaal 63 cm (ca. 20 cm diameter) op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam.
- –
houtopstand:
- –
één of meer bomen of boomvormers,
- –
een houtwal,
- –
een beplanting van bosplantsoen,
- –
vlak- en lijnvormige landschapselementen waar bomen en struiken onderdeel van uitmaken;
- –
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
[vervallen]
Artikel 4:11a Noodkap
Het college kan toestemming geven voor noodkap in het geval zich de urgentie tot onmiddellijke kap voordoet. Het besluit treedt indien nodig onmiddellijk in werking en wordt in dat geval nadien bekend gemaakt. Van noodkap is in ieder geval sprake indien:
- –
de houtopstand wegens ziekte besmettingsgevaar oplevert, of
- –
het een dode/terminale/onstabiele boom betreft die direct gevaar oplevert voor bebouwing, bewoners, gebruikers van het perceel of weggebruikers.
Artikel 4:11b Weigeringsgronden
[vervallen]
Artikel 4:11c Bijzondere vergunningsvoorschriften
[vervallen]
Artikel 4:11d Herplant bij illegale kap
[vervallen]
Artikel 4:11e Lijst van monumentale en beeldbepalende bomen
[vervallen]
Artikel 4:11f Bestrijding boomziekten
[vervallen]
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
[vervallen]
Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
[vervallen]
Artikel 4:15a Bewegwijzering
[vervallen]
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 4:17 Definitie
[vervallen]
Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
[vervallen]
Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen
[vervallen]
Artikel 4:20 overnachten in een voertuig
[vervallen]
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding van de gemeente
Afdeling 1. Parkeerexcessen en stopverbod
Artikel 5:2 Voertuigen van autobedrijf en dergelijke
[vervallen]
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:5 Voertuigwrakken
[vervallen]
Artikel 5:6 Kampeermiddelen en andere voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:7 Reclamevoertuigen
[vervallen]
Artikel 5:8: Parkeren van grote voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:9 Uitzichtbelemmerende voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
[vervallen]
Artikel 5:12 Overlast van fietsen of bromfietsen
[vervallen]
Afdeling 2. Collecteren
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen of leden- of donateurwerving
-
1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
-
2. Onder een inzameling als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan het aanvaarden van geld of goederen bij het aanbieden van diensten of goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
-
3. Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:
- a.
in besloten kring, of;
- b.
door een instelling met een CBF-keurmerk of een instelling die is ingedeeld in het door het college vastgestelde collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt, of;
- c.
door een andere, door het college aangewezen instelling.
- a.
-
4. Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 3. Venten
Artikel 5:14 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.
-
2. Onder venten wordt niet verstaan:
- a.
het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
- b.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
- c.
het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
- a.
Artikel 5:15 Ventverbod
-
1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
-
2. Het is verboden te venten tussen 20.00 en 10.00 uur.
-
3. Het is niet toegestaan binnen een straal van 500 meter van een evenement te venten. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.
-
4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.
Afdeling 4. Standplaatsen
Artikel 5:17 Definitie
[vervallen]
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
[vervallen]
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
[vervallen]
Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen
[vervallen]
Afdeling 5. Snuffelmarkten
Artikel 5:22 Definitie
-
1. In deze afdeling wordt onder snuffelmarkt verstaan een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf standplaatsen.
-
2. Onder snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a.
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een evenement als bedoeld in artikel 2:24.
- a.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
-
1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
-
3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
Afdeling 6. Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
[vervallen]
Artikel 5:25 Ligplaats vaartuigen
[vervallen]
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
[vervallen]
Artikel 5:29 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 5:30 Veiligheid op het water
-
1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.
Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen
-
1. Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.
-
2. Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Artikel 5:32 Crossterreinen
[vervallen]
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
[vervallen]
Afdeling 8. Vuurverbod
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
[vervallen]
Artikel 5:34a Verbod oplaten ballon
[vervallen]
Afdeling 9. Verstrooiing
Artikel 5:35 Definitie
In deze afdeling wordt onder incidentele asverstrooiing verstaan het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Artikel 5:36 Verboden plaatsen
-
1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:
- a.
verharde delen van de weg;
- b.
gemeentelijke begraafplaatsen en crematoriumterreinen.
- a.
-
2. Het college kan voor een bepaalde termijn verbieden dat op andere plaatsen dan die genoemd in het eerste lid asverstrooiing plaatsvindt.
-
3. Het college kan op verzoek van de nabestaande die zorg draagt voor de asbus op grond van bijzondere omstandigheden ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid, onder a.
-
4. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 5:37 Hinder of overlast
Incidentele asverstrooiing is verboden als daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.
Hoofdstuk 6. Sanctie-, overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6:1 Sanctiebepaling
-
1. Overtreding van de in deze verordening opgenomen artikelen bepaalde en de daarbij op grond van artikel 1:4 gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
-
2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10 en 2:11 als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit, artikel 2:12, eerste lid, en artikel 4:11, eerste lid.
-
3. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete, bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.
Artikel 6:2 Toezichthouders
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de bij besluit van het college of van de burgemeester aangewezen personen en de in artikel 141, onder b, van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren.
-
2. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn tevens belast de toezichthouders van N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN) en de buitengewoon opsporingsambtenaar domein II van Staatsbosbeheer voor de artikelen 2: 18, 2:47, 2:48, 2:48a, 2:57, 2:58, 2:96, 4:18: 5:24 en 5:33 van deze verordening.
-
3. Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Bergen 2019 wordt ingetrokken.
Artikel 6:5 Overgangsbepaling
Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 6:6 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking
Artikel 6:7 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Bergen 2023
Ondertekening
Aldus besloten door de raad van de gemeente Bergen in de openbare raadsvergadering van d.d. 25 januari 2024.
mr. J.G.S. (Janne) Pijnenborg
griffier
L.Hj. (Lars) Voskuil
voorzitter
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl