Regeling vervallen per 30-03-2022

Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad

Geldend van 01-08-2005 t/m 14-12-2011

De raad der gemeente Heerenveen;

Gelezen het voorstel van het presidium van 13 juni 2005, registratienummer GF05.20028;

Gelet op de Gemeentewet;

B E S L U I T :

Vast te stellen het volgende

Reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 De voorzitter

De voorzitter is, naast hetgeen hem in de Gemeentewet en elders in dit reglement is opgedragen, belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het nauwgezet inachtnemen en doen naleven van dit reglement;

  • d.

    het verlenen van het woord;

  • e.

    het stellen van conclusies, waarover gestemd zal worden.

  • f.

    het mededelen van de uitslag van alle stemmingen.

Artikel 2 De griffier

  • 1.

    De raad benoemt de plaatsvervangende griffier(s) en ontslaat deze(n). De plaatsvervangende griffier(s) vervangt(en) de griffier waar dit nodig is.

  • 2.

    De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig. Hij neemt plaats direct ter linkerzijde van de voorzitter.

  • 3.

    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 3 Fracties

  • 1.

    Leden van de raad kunnen zich verenigen tot een groep, fractie genaamd.

  • 2.

    Aan de voorzitter wordt schriftelijk medegedeeld onder welke benaming een fractie optreedt en welk lid als voorzitter fungeert.

  • 3.

    Indien één lid zich als fractie beschouwt, doet hij daarvan eveneens schriftelijk mededeling aan de voorzitter.

Artikel 4 Seniorenconvent

  • 1.

    De voorzitters van de in het vorige artikel bedoelde fracties, dan wel hun plaatsvervangers, vormen samen met de voorzitter van de raad het seniorenconvent.

  • 2.

    Het college of de burgemeester kan het seniorenconvent raadplegen omtrent onderwerpen, die aan de raad ter beslissing zullen worden voorgelegd en omtrent andere gelegenheden.

  • 3.

    De griffier en/of gemeentesecretaris is/zijn, op verzoek van één van de aan het seniorenconvent deelnemende partijen, al dan niet in de vergadering van het seniorenconvent aanwezig.

Artikel 5 De plaatsvervangende voorzitters en het presidium

  • 1.

    De raad benoemt twee of meer plaatsvervangende voorzitters, die de voorzitter bij afwezigheid achtereenvolgens vervangen.

  • 2.

    Zolang in de eerste vergadering geen plaatsvervangend voorzitter is benoemd, treedt bij afwezigheid van de voorzitter een oud-plaatsvervangend voorzitter als tijdelijk voorzitter op, waarbij de laatstafgetredene voorrang heeft. Bij het ontbreken van een oud-plaatsvervangend voorzitter treedt als tijdelijk voorzitter op het lid dat het langste zitting heeft in de raad; bij gelijke zittingsduur gaat het oudste lid in leeftijd voor.

  • 3.

    De samenstelling, taken en bevoegdheden van het presidium zijn geregeld in het Reglement presidium gemeenteraad Heerenveen.

  • 4.

    De voorzitter roept het presidium bijeen op het tijdstip dat hem dit wenselijk voorkomt of indien tenminste twee presidiumleden hierom verzoeken.

  • 5.

    Indien de burgemeester als voorzitter optreedt kan hij zich bij de behandeling van een onderwerp betreffende zijn portefeuille als voorzitter laten vervangen door een plaatsvervangend voorzitter.

Hoofdstuk 2 Onderzoek van geloofsbrieven en het zitting nemen van de nieuwe inkomende leden

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven

  • 1.

    Alvorens tot andere werkzaamheden over te gaan, geschiedt het onderzoek van de geloofsbrieven en van andere bij de Kieswet vereiste stukken door een door de voorzitter benoemde commissie van drie leden, bijgestaan door de griffier.

  • 2.

    Deze commissie brengt bij monde van één van haar leden zo mogelijk nog staande de vergadering verslag uit en doet naar aanleiding daarvan bepaalde voorstellen.

  • 3.

    De raad beslist hiertoe dadelijk, of indien de zaak uitstel vordert, op een nader daartoe te bepalen dag.

Artikel 7 Eedsaflegging

  • 1.

    De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin hij zijn betrekking volgens de Gemeentewet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte, af te leggen en vervolgens zitting te nemen.

  • 2.

    Eén en ander vindt plaats dadelijk na de opening van de vergadering.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Artikel 8 Normen voor het Heerenveens debat

1.

De leden stellen technische vragen voorafgaand aan de vergadering.

2.

Voor de behandeling van voorstellen gelden de volgende regels:

1e termijn

-

Indien na commissiebehandeling nieuwe feiten of inzichten zijn ontstaan lichten de fracties standpunten toe en stellen vragen aan het college;

-

Het college reageert en beantwoordt eventuele vragen;

2e termijn

-

De fracties voeren het politiek debat, proberen elkaar te overtuigen;

-

Het college heeft geen tweede termijn en voert enkel het woord als de discussie nieuwe of onjuiste elementen voortbrengt of de raad het college daartoe verzoekt;

-

De raad besluit (eventueel stemmen en/of stemverklaringen).

3.

Toegestane interpellaties worden als eerste bespreekstuk behandeld.

4.

De raad beschouwt interrupties als een verlevendiging van het debat.

5.

De raad hanteert geen spreektijd tijdens de vergaderingen. Indien het presidium daartoe toch aanleiding ziet, zal het presidium de raad bij de voorlopige agenda de raad een voorstel doen over te hanteren spreektijden.

6.

De naleving van deze regels is de verantwoordelijkheid van de voorzitter en de raadsleden. Daarmee zijn zij verantwoordelijk voor de kwaliteit van het debat.

7.

Het presidium evalueert elke maand de kwaliteit van de raadsvergaderingen op deze normen en maakt de bevindingen hiervan openbaar in het verslag. Elk raadslid heeft de mogelijkheid om aan het einde van de raadsvergadering de voorzitter te verzoeken het woord te voeren over de kwaliteit van de vergadering in relatie tot deze normen.

Artikel 9 Vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen worden als regel op vaste tijdstippen gehouden.

  • 2.

    Als het presidium of vijf leden tussentijds een vergadering nodig oordelen, belegt de voorzitter deze vergadering binnen acht dagen.

  • 3.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen na overleg met het presidium, een andere dag en/of ander aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen.

Artikel 10 Rondzenden stukken

De voorzitter zorgt dat elk lid van de raad, spoedeisende gevallen uitgezonderd, zeven dagen voor de datum van de vergadering wordt toegezonden:

  • a.

    de oproepingsbrief, met daarbij de in de vergadering aan de orde te stellen onderwerpen (de agenda);

  • b.

    een lijst van de bij de raad ingekomen stukken, vermeldende een korte omschrijving van de inhoud van elk stuk en een voorstel omtrent de wijze van afdoening;

  • c.

    de raadsvoorstellen, aan de raad gerichte nota’s en ontwerpbesluiten, betrekking hebbend op de op de agenda geplaatste onderwerpen.

Artikel 11 Agenda

  • 1.

    De agenda voor de vergadering bevat de te behandelen zaken in volgorde, waarin zij ter tafel zullen worden gebracht. Deze volgorde wordt door het presidium bepaald met inachtneming van hetgeen hieromtrent door de raad mocht zijn besloten.

  • 2.

    De raad kan bij vaststelling van de agenda in de vergadering besluiten op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter, onderwerpen die niet in de oproepingsbrief zijn vermeld, aan de agenda toe te voegen of onderwerpen van de agenda af te voeren.

Artikel 12 Volgorde behandeling

  • 1.

    De behandeling van de onderwerpen geschiedt in de volgorde, die de in artikel 11 bedoelde agenda aangeeft, met inachtneming van eventueel nagekomen en afgevoerde onderwerpen.

  • 2.

    De raad kan besluiten van de in het eerste lid bedoelde volgorde af te wijken.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De voorzitter zorgt voor de openbare kennisgeving van de vergadering.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaatsen waar een ieder de agenda en de daarbij behorende voorstellen kan inzien.

Artikel 14 Ter inzage legging stukken

  • 1.

    De stukken betrekking hebbende op zaken, die in de vergadering worden behandeld, worden zeven dagen voor de dag van de vergadering voor de leden van de raad ter inzage gelegd.

  • 2.

    Op de dag van de vergadering kan een ieder de ter inzage liggende stukken inzien.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid blijven stukken, omtrent wier inhoud ingevolge artikel 25, eerste dan wel tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, onder berusting van de griffier, die de leden van de raad de inzage verleent.

Artikel 15 Presentielijst en verlaten vergadering

  • 1.

    De leden van de raad plaatsen bij hun aankomst in de vergaderzaal hun handtekening op de presentielijst.

  • 2.

    Een lid dat de vergadering tussentijds verlaat, geeft daarvan kennis aan de voorzitter.

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1.

    Bij de aanvang van de zittingsperiode worden zo spoedig mogelijk door de voorzitter, na overleg met de fractievoorzitters, aangewezen de vaste zitplaatsen, bestemd voor de leden van elke fractie.

  • 2.

    Aan de fracties wordt overgelaten te bepalen in welke volgorde haar leden zullen plaatsnemen.

  • 3.

    De voorzitter wijst, zo mogelijk in overleg met het presidium, de (vaste) zitplaatsen voor de leden van het college aan.

Artikel 17 Opening vergadering

  • 1.

    De vergadering begint, wanneer het vereiste aantal leden tegenwoordig is, op het in de oproepingsbrief bepaalde tijdstip.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na de, voor de vergadering bepaalde tijd, het vereiste aantal niet aanwezig is, leest de voorzitter de namen van de aanwezige leden op en verdaagt hij de vergadering.

Artikel 18 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- en beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 19 Voeren woord

  • 1.

    Geen aanwezige voert het woord zonder het van de voorzitter gevraagd en verkregen te hebben.

  • 2.

    De voorzitter verleent het woord in de volgorde, waarin het is gevraagd.

  • 3.

    Geen lid voert meer dan tweemaal over het zelfde onderwerp het woord, tenzij de raad hem daartoe verlof geeft.

  • 4.

    Bij beraadslaging echter over een uitgebracht rapport of een ingediend voorstel, heeft de rapporteur of de voorsteller het recht de spreker telkens te beantwoorden.

Artikel 20 Verbreken volgorde sprekers

  • 1.

    De in het vorige artikel bedoelde volgorde kan worden verbroken, wanneer het woord wordt verlangd voor een persoonlijk feit, om een voorstel van orde in te dienen of tot het sluiten der beraadslagingen.

  • 2.

    De voorzitter verleent het woord over een persoonlijk feit niet dan nadat het betrokken lid een beknopte aanduiding van het feit heeft gegeven.

  • 3.

    De voorzitter beslist of er sprake is van een persoonlijk feit.

Artikel 21 Spreektijd

  • 1.

    Het presidium kan op voorstel van de voorzitter, bij de aanvang van de beraadslaging over enig onderwerp regelen stellen ten aanzien van spreektijd der leden.

  • 2.

    De raad kan op voorstel van de voorzitter in de loop van de beraadslaging over enig onderwerp regelen stellen ten aanzien van spreektijd der leden.

  • 3.

    Zodra de eventuele spreektijd is verstreken, nodigt de voorzitter de spreker uit zijn rede te beëindigen; deze is gehouden hieraan gevolg te geven.

Artikel 22 Lijst ingekomen stukken

  • 1.

    Na de behandeling van het verslag stelt de voorzitter de behandeling van de sedert de vaststelling van de lijst ingekomen stukken van de vorige vergadering ingekomen stukken, de schriftelijke mededelingen van het college en voor de raad bestemde stukken aan de orde.

  • 2.

    Op de lijst van ingekomen stukken worden alle stukken vermeld welke tot het tijdstip van de vaststelling der lijst door de voorzitter zijn binnengekomen.

  • 3.

    Het presidium doet bij ieder stuk een voorstel over de wijze van afdoening.

  • 4.

    De voorgestelde behandeling bestaat uit één van de volgende vier mogelijkheden:

    • a.

      voor kennisgeving aannemen;

    • b.

      ter afhandeling in handen van een raadscommissie;

    • c.

      voor advies in handen van het college of de burgemeester als het een bevoegdheid van de raad betreft;

    • d.

      ter afhandeling in handen van het college of de burgemeester als het een bevoegdheid van dat college of de burgemeester betreft;

  • 5.

    Ten aanzien van de ingekomen stukken, niet betrekking hebbend op punten van de agenda, wordt slechts beraadslaagd en besloten over de door het presidium voorgestelde wijze van afdoening.

Artikel 23 Handhaving orde

  • 1.

    De leden en de leden van het college spreken van het spreekgestoelte. De voorzitter kan aangeven, dat in tweede instantie vanaf hun zitplaatsen mag worden gesproken.

  • 2.

    Geen spreker, met uitzondering van een korte interruptie mag in zijn rede gestoord worden, tenzij de voorzitter het nodig oordeelt hem aan de opvolging van dit reglement te herinneren.

  • 3.

    Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt, brengt de voorzitter hem zulks onder de aandacht en roept hem tot de behandeling van het onderwerp terug.

Artikel 24 Ontneming woord

  • 1.

    Wanneer een spreker voortgaat van het onderwerp af te wijken, beledigende en onvoegzame uitdrukkingen te gebruiken, de orde te verstoren of niet voldoet aan de uitnodiging van de voorzitter, bedoeld in het tweede lid van artikel 23, ontneemt de voorzitter hem het woord. Hiervan is geen beroep op de raad toegelaten.

  • 2.

    In de vergadering, waarin dit plaats vindt, kan het lid, aan wie het woord is ontnomen, aan de beraadslaging over het in behandeling zijnde voorstel, niet meer deelnemen.

Artikel 25 Verwijdering uit vergaderzaal

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de Gemeentewet, kan de voorzitter aan de raad voorstellen, aan een lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, voor de eerste maal voor de dag, waarop het besluit genomen wordt, en bij herhaling voor een bepaalde tijd, doch niet langer dan voor drie maanden, de toegang tot de vergaderingen ontzeggen. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd. Bij aanneming moet het lid de vergadering onmiddellijk verlaten. Bij weigerachtigheid doet de voorzitter hem verwijderen.

Artikel 26 Schorsing of sluiting

De voorzitter kan, tot handhaving van de orde, de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen, of haar sluiten.

Artikel 27 Recht van het doen van voorstellen

Elk lid kan de volgende voorstellen doen:

  • a.

    voorstellen van orde;

  • b.

    amendementen en subamendementen;

  • c.

    voorstellen tot moties;

  • d.

    initiatiefvoorstellen;

Artikel 28 Voorstel van orde

  • 1.

    Onder een voorstel van orde wordt verstaan een voorstel tot het nemen van een besluit betreffende de wijze, het tijdstip of de duur van de behandeling van een onderwerp, dat aan de orde is, dan wel tot het wijzigen van de volgorde van de agenda.

  • 2.

    Een voorstel van orde, anders dan tot wijziging van de agenda, komt onmiddellijk in behandeling voor het onderwerp, waarop het betrekking heeft of na onderbreking van de behandeling van dat onderwerp.

Artikel 29 Amendement

  • 1.

    Onder een amendement wordt verstaan een voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel.

  • 2.

    Een subamendement is een amendement op een amendement.

  • 3.

    Een amendement wordt zo mogelijk drie dagen voor de dag waarop de vergadering wordt gehouden, schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 4.

    De voorzitter brengt het amendement terstond ter kennis van de overige raadsleden en het college.

Artikel 30 Motie

  • 1.

    Onder een motie wordt verstaan een besluit van de raad, waarbij ten aanzien van een onderwerp, al dan niet aan de raad voorgelegd, een oordeel wordt uitgesproken, een wens te kennen wordt gegeven, een gevoelen kenbaar wordt gemaakt, of het college tot een doen of nalaten worden uitgenodigd, welk besluit op zich geen rechtsgevolg heeft.

  • 2.

    Een voorstel tot een motie wordt zo mogelijk op de dag van vergadering ’s ochtends uiterlijk 09.00 uur, schriftelijk bij de voorzitter ingediend.

  • 3.

    De voorzitter brengt de motie voor aanvang van de vergadering ter kennis van de overige raadsleden en het college.

Artikel 31 Initiatief voorstel

  • 1.

    Een voorstel betreffende een onderwerp, dat niet op de agenda staat vermeld, moet, met verwijzing naar dit artikel, schriftelijk en door de voorsteller ondertekend ten minste drie dagen voor de dag waarop de vergadering wordt gehouden, bij de voorzitter ingediend.

  • 2.

    De voorzitter doet van het voorstel onmiddellijk mededeling aan de raad via het (alsnog) op de agenda vermelden van het voorstel en aan het college.

  • 3.

    Het voorstel wordt of voor advies gesteld in handen van het college, of ter nadere voorbereiding verwezen naar een raadscommissie.

  • 4.

    De raad kan in bijzondere gevallen tot dadelijke behandeling besluiten.

  • 5.

    Bij de behandeling in de raad mag de indiener – voordat het woord aan anderen wordt verleend – een beknopte toelichting geven.

  • 6.

    Bij de behandeling in de raad en raadscommissie verdedigt de indiener het voorstel. Tijdens de commissiebehandeling mag hij zich laten bijstaan door een deskundige, niet zijnde een ambtenaar in dienst van de gemeente Heerenveen.

Artikel 32 Voorstellen voorzitter

De voorzitter kan te allen tijde in de raad de voorstellen doen die hij nodig acht.

Artikel 33 Stemming over zaken

  • 1.

    Nadat de beraadslaging is gesloten of indien niemand het woord verlangt, wordt zo nodig tot stemming overgegaan. Vraagt geen der leden stemming, dan wordt het besluit geacht met algemene stemmen te zijn genomen. Een lid kan evenwel aantekening verzoeken in het verslag, dat hij geacht wil worden te hebben tegen gestemd.

  • 2.

    Vraagt één der leden stemming, dan heeft de stemming plaats bij hoofdelijke oproeping door de voorzitter,

  • 3.

    Behoudens in de gevallen, dat de leden zich ingevolge de bepalingen van de gemeentewet van stemming moet onthouden, is ieder lid, in de vergaderzaal aanwezig, verplicht zijn stem uit te brengen en zulks te doen met het woord “voor/foar” of “tegen/tsjin”, zonder enige bijvoeging.

  • 4.

    De stemming heeft plaats naar de volgorde van de presentielijst, met dien verstande, dat bij de aanvang van elke vergadering door het lot wordt aangeduid, bij welk nummer van de presentielijst de omvraag in die vergadering zal aanvangen.

  • 5.

    De voorzitter brengt, indien hij lid van de raad is, het laatst zijn stem uit.

  • 6.

    Elk lid heeft het recht te doen aantekenen, dat hij zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit geen verandering.

Artikel 34 Volgorde stemming

  • 1.

    Indien de voorzitter het wenselijk acht, of indien een der leden zulks verzoekt, vindt de stemming eerst plaats over de onderdelen of artikelen van het voorstel en vervolgens over het voorstel in zijn geheel.

  • 2.

    Amendementen komen in stemming voor het (onderdeel van het) voorstel, waarop zij zijn ingediend, te beginnen met dat, welk het meest van het oorspronkelijke voorstel afwijkt.

  • 3.

    Subamendementen komen in gelijke volgorde in stemming voor het amendement, waarop zij zijn ingediend.

Artikel 35 Onvoltalligheid

Wanneer de voorzitter constateert, dat het voor het nemen van een besluit vereiste getal leden niet meer aanwezig is, verdaagt hij de vergadering.

Artikel 36 Stemming over personen en Commissie van stemopneming

  • 1.

    Indien een keuze, voordracht of aanbeveling van personen is te doen, benoemt de voorzitter een commissie van stemopneming van drie leden.

  • 2.

    De stembriefjes worden door de leden van de raad dichtgevouwen in een stembus gedeponeerd. Ieder lid, dat zich ingevolge de gemeentewet niet van stemming dient te onthouden, is verplicht bij elke stemming een briefje in de stembus te doen. De leden, die zich van stemmen moeten onthouden, geven daarvan voor de aanvang van de stemming kennis aan de voorzitter.

  • 3.

    de commissie van stemopneming onderzoekt, voordat de stembriefjes worden geopend, of het aantal stembriefjes gelijk is aan het aantal aanwezige leden, die aan de stemming mochten deelnemen. Is dit niet het geval dan wordt , na vernietiging en zonder opening van de briefjes, een nieuwe stemming gehouden.

  • 4.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk stembriefje wordt verstaan:

    • een blanco ingevuld stembriefje;

    • een ondertekend stembriefje;

    • een stembriefje waarop teveel namen of niet voorgedragen personen staan vermeld.

  • 5.

    Ingeval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voordracht van de voorzitter.

Artikel 37 Taak stemopneming

  • 1.

    De inhoud van elk stembriefje wordt door het eerstbenoemde lid van de commissie opgelezen, door een van de leden nagezien en door het derde lid opgetekend.

  • 2.

    Het eerstbenoemde lid van de commissie legt de stembriefjes aan de voorzitter over en deelt in de vergadering het volgende mee:

    • a.

      het aantal uitgebrachte geldige stemmen;

    • b.

      het aantal stembriefjes dat blanco of niet behoorlijk ingevuld is ingeleverd;

    • c.

      het aantal geldige stemmen op ieder persoon uitgebracht;

    • d.

      de uitslag van de stemming.

Artikel 38 Aantal stemmingen

Er hebben, tenzij anders beslist, zoveel stemmingen plaats als er personen gekozen, voorgedragen of aanbevolen worden.

Artikel 39 Aantal stemmingen en bepaling verkiezing

  • 1.

    Wanneer niemand bij de eerste stemming de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede vrije stemming overgegaan.

  • 2.

    Is ook daarbij geen volstrekte meerderheid verkregen, dan heeft een herstemming plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd.

  • 3.

    Hij/zij, die bij herstemming de meeste stemmen verkrijgt, is de benoemde of de gekozene.

  • 4.

    Komen ten gevolge van een gelijk aantal stemmen meer dan twee personen voor herstemming in aanmerking, dan wordt door een tussenstemming over degenen van hen., die een gelijk aantal stemmen verkregen, beslist, wie hunner in herstemming zal (zullen) komen.

  • 5.

    Indien, hetzij bij de tussenstemming, hetzij bij de herstemming, de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 40 Loting

  • 1.

    Wanneer ingevolge het vorige artikel het lot moet beslissen, worden de namen van hen, tussen wie deze beslissing moet plaats hebben, door een der stemopnemers op afzonderlijke briefjes van gelijke grootte en kleur geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes, op gelijke wijze in vieren gevouwen, worden in de in artikel 34 bedoelde bus gedaan en omgeschud. Daarna wordt door de griffier een der briefjes uit de bus genomen. De persoon, wiens naam op dit briefje staat, is gekozen.

Artikel 41 Vernietiging stembriefjes

Na vaststelling van de uitslag van een schriftelijke stemming worden de stembriefjes onmiddellijk door de griffier vernietigd.

Hoofdstuk 4 Inlichtingen

Artikel 42 Interpellatie

  • 1.

    Indien een lid over een onderwerp dat niet op de agenda staat van één of meer wethouders inlichtingen verlangt omtrent het door dat college gevoerde bestuur, vraagt deze bij de voorzitter een interpellatie aan.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de burgemeester voor het door hem als bestuursorgaan van de gemeente gevoerde bestuur.

  • 3.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste drie dagen voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 4.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip de interpellatie zal worden gehouden.

  • 5.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 43 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Ieder lid kan aan het college of aan de burgemeester met verwijzing naar dit artikel schriftelijk vragen stellen. Deze vragen moeten kort en duidelijk geformuleerd bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter zendt de vragen onmiddellijk naar het college of de burgemeester en een afschrift naar de overige raadsleden.

  • 3.

    Het college of de burgemeester antwoordt het betrokken lid binnen vier weken na ontvangst van de vragen. Een afschrift van het antwoord wordt naar de overige raadsleden verzonden.

  • 4.

    Indien de vragen niet binnen de in lid 3 genoemde termijn kunnen worden beantwoord, deelt het college of de burgemeester dat binnen die termijn schriftelijk mee aan de vragensteller met mededeling van de datum waarop de vragen wel kunnen worden beantwoord.

  • 5.

    Indien de vragen niet binnen zes weken zijn beantwoord worden ze aan het begin van het eerstvolgende mondelinge vragenuur gesteld. De vragensteller kan toestaan dat hiervan wordt afgeweken.

  • 6.

    Het college of de burgemeester kan aan de voorzitter te kennen geven dat hij een vraag niet schriftelijk maar mondeling wil beantwoorden. De vraag wordt dan beantwoord tijdens het eerstvolgende mondelinge vragenuur.

  • 7.

    De vragen worden met de schriftelijke antwoorden opgenomen in de Bijlagen van de raadsverslagen.

Artikel 44 Vragen van inlichtingen

  • 1.

    Een lid kan aan het college, aan leden van het college afzonderlijk of aan de burgemeester krachtens de artikelen 169 en 180 Gemeentewet inlichtingen vragen.

  • 2.

    Het verzoek dient, onder verwijzing naar dit artikel, drie dagen voor de dag waarop de vergadering wordt gehouden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De voorzitter zendt het verzoek naar het college, het betreffende lid of de burgemeester en een afschrift naar de overige raadsleden.

  • 4.

    De verlangde inlichtingen worden door het college, het collegelid of de burgemeester in dezelfde vergadering gegeven.

  • 5.

    Nadat de inlichtingen zijn gegeven, kunnen eerst het lid, dat de inlichtingen heeft gevraagd en vervolgens de overige leden over het onderwerp van die inlichtingen nog in één instantie het woord vragen.

Artikel 45 Het mondelinge vragenuur

  • 1.

    Direct na de opening van een raadsvergadering vindt het mondelinge vragenuur plaats. In bijzondere gevallen kan de voorzitter in overleg met de vergadering bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering het tijdstip van het einde van het vragenuur.

  • 2.

    Het lid dat tijdens het vragenuur de vragen wil stellen, meldt dit, onder aanduiding van het onderwerp uiterlijk op de dag van de vergadering ’s ochtends voor 09.00 uur. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt.

  • 3.

    De voorzitter nodigt (het betreffende lid van) het college of de burgemeester uit voor het vragenuur, waarbij hij mededeling doet van het onderwerp van de vragen. Vervolgens maakt de voorzitter het onderwerp van de vragen openbaar.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 5.

    De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om de vragen te stellen en een toelichting te geven. De wethouder of burgemeester wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 6.

    Na de beantwoording wordt de vragensteller twee minuten het woord verleend om aanvullende vragen te stellen. De wethouder of burgemeester wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de aanvullende vragen te beantwoorden.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden, ieder voor ten hoogste één minuut, het woord verlenen om vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. De wethouder of de burgemeester wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 8.

    Tijdens het vragenuur worden geen moties ingediend en worden geen interrupties gehouden.

Hoofdstuk 5: Enquête

Artikel 46 Voorstel en toelichting

  • 1.

    Een voorstel tot het instellen van een onderzoek (enquête) moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, hetzij door een raadscommissie naar aanleiding van een bij haar in overweging zijnd onderwerp, hetzij door een of meer leden.

  • 2.

    Het voorstel omvat een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek en, zo mogelijk, de namen van getuigen en deskundigen. Het voorstel is vergezeld van een toelichting.

Artikel 47 Voorbereidend onderzoek

  • 1.

    De raad besluit tot het instellen van een voorbereidend onderzoek.

  • 2.

    Is het voorstel door een of meer leden gedaan, dan verricht een door de raad te benoemen tijdelijke commissie het voorbereidend onderzoek.

  • 3.

    Is het voorstel afkomstig van een raadscommissie , dan komt het zonder voorbereidend onderzoek in openbare behandeling.Het voorstel van een raadscommissie dient vergezeld te zijn van een verslag. Dat verslag bevat alle door een of meer leden aan de commissie toegezonden schriftelijke vragen en opmerkingen, alsmede de antwoorden daarop van de commissie.

Artikel 48 Commissie van onderzoek

  • 1.

    De raad besluit tot het instellen van een onderzoek

  • 2.

    De raad draagt de uitvoering op hetzij aan de reeds bestaande commissie uit zijn midden, hetzij aan een in te stellen commissie van onderzoek. Deze commissie bestaat uit ten minste drie leden.

  • 3.

    De voorzitter zorgt voor publicatie van het besluit tot het instellen van het onderzoek en van de samenstelling van de commissie waaraan de uitvoering is opgedragen. Op gelijke wijze geeft hij kennis van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van het onderzoek.

Artikel 49 Duur onderzoek

De gemeenteraad bepaalt bij het besluit tot het instellen van een onderzoek de termijn waarbinnen het onderzoek zal zijn afgelopen. De termijn kan op voorstel van de commissie die het onderzoek verricht door de gemeenteraad worden verlengd.

Artikel 50 Getuigen en deskundigen

  • 1.

    De getuigen en deskundigen worden door de voorzitter van de commissie ondervraagd. Ook de leden en medewerkers van de commissie kunnen, na van de voorzitter het woord te hebben verkregen, vragen stellen.

  • 2.

    De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten geschiedt door de zorgen van de griffier.

Artikel 51 Valse verklaringen

  • 1.

    Wanneer de commissie een getuige ervan verdenkt, opzettelijk een valse verklaring onder ede of onder belofte te hebben afgelegd, wordt daarvan een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt, bevattende de afgelegde verklaring van de getuige en de aanduiding van de gronden, waarop het vermoeden van valsheid berust.

  • 2.

    De voorzitter van de commissie stelt een door de griffier mede ondertekend afschrift van het proces-verbaal in handen van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement Leeuwarden.

Artikel 52 Verslaglegging

  • 1.

    De processen-verbaal van verhoor van getuigen of deskundigen alsmede het afzonderlijk proces-verbaal bedoeld in artikel 51 worden door de aanwezige leden van de commissie en door de griffier ondertekend. Alle andere van de commissie uitgaande stukken worden door haar voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 2.

    Na afloop van het onderzoek of zo dikwijls de commissie het nodig oordeelt dan wel de gemeenteraad daartoe besluit doet de commissie van haar verrichtingen verslag aan de gemeenteraad.

  • 3.

    De processen-verbaal van de gehouden verhoren en de overige bescheiden van het ingestelde onderzoek worden op de griffie bewaard.

Artikel 53 Beëindiging

  • 1.

    Heeft de gemeenteraad de uitvoering van het onderzoek aan een daartoe ingestelde commissie van onderzoek opgedragen, dan blijft deze commissie bestaan totdat de gemeenteraad heeft besloten haar te ontbinden.

  • 2.

    De voorzitter van de raad zorgt voor de openbare kennisgeving van de beëindiging van het onderzoek. De stukken van het onderzoek worden op de griffie bewaard. De gemeenteraad kan evenwel besluiten dat de stukken naar het gemeentearchief zullen worden overgebracht.

Hoofdstuk 6 Het verslag

Artikel 54 Verslag

  • 1.

    Van het verhandelde in een vergadering wordt schriftelijk verslag gemaakt.

  • 2.

    Het verslag bevat:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de afwezige leden en de aanwezige leden van het college;

    • b.

      een omschrijving van de behandelde voorstellen en de daarop genomen besluiten met vermelding van de naam van de leden, die voor of tegen gestemd hebben, dan wel de vermelding, dat het besluit is genomen zonder stemming;

    • c.

      de teksten van ingediende moties en subamendementen;

    • d.

      de inhoud van het gesprokene;

    • e.

      de namen van de leden, die zich van een stemming hebben onthouden;

    • f.

      de namen van de leden en van de leden van het college die tussentijds de vergadering hebben verlaten.

Artikel 55 Wijziging en vaststelling verslag

  • 1.

    Het verslag wordt in ontwerp aan de leden toegezonden.

  • 2.

    De vaststelling van het verslag geschiedt in de regel in de eerstvolgende vergadering.

  • 3.

    Aanmerkingen op het verslag kunnen mondeling en schriftelijk worden ingeleverd bij de voorzitter tot uiterlijk ’s ochtends 9.00 uur op dag van de vergadering waarin het verslag wordt vastgesteld.

  • 4.

    De voorzitter brengt de raad bij de behandeling van het verslag op de hoogte van de binnengekomen aanmerkingen en raadpleegt de raad over de gegrondheid van de aanmerking.

  • 5.

    Indien de raad de gegrondheid van de aanmerking erkent, wordt de verlangde wijziging aangebracht in het verslag.

  • 6.

    Het verslag wordt, met inachtneming van de besluitvorming bedoeld in het vorige lid, na vaststelling door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Hoofdstuk 7 Planning van werkzaamheden

Artikel 56 Planning

Het college zendt, nadat het presidium daarover is gehoord, jaarlijks voor 1 december een planning voor het komende jaar van de door dat college aan de raad ter behandeling toe te zenden begroting, meerjarenperspectief en rekening.

Hoofdstuk 8 Besloten vergaderingen

Artikel 57 Verslag

  • 1.

    Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, overeenkomstig artikel 54.

  • 2.

    Dit afzonderlijk verslag wordt in een volgende besloten vergadering vastgesteld en ondertekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 55. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen.

  • 3.

    De notulen van de besloten vergadering zijn beschikbaar voor raads- en collegeleden.

Artikel 58 Geheimhouding

  • 1.

    Voor het einde van een besloten vergadering beslist de raad, of omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken welke aan de leden zijn overlegd, geheimhouding aan de leden zal worden opgelegd.

  • 2.

    Geheimhouding kan alleen in een besloten vergadering worden opgeheven.

  • 3.

    De verplichting tot geheimhouding geldt voor hen die bij de behandeling tegenwoordig waren of die op andere wijze van het behandelde of van de stukken kennis nemen.

  • 4.

    Van de opgelegde geheimhouding en van de opheffing daarvan maakt de griffier op de stukken melding.

Hoofdstuk 9 Toehoorders en pers

Artikel 59 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen alleen de vergaderingen op de voor hen bepaalde plaatsen bijwonen.

  • 2.

    Alle tekenen van goed- of afkeuring en het roken zijn hun verboden.

  • 3.

    De voorzitter zorgt voor de handhaving van dit verbod en voor de bewaring van orde en stilte. Toehoorders, die zich niet onmiddellijk naar de aanwijzingen van de voorzitter gedragen, worden op zijn last onmiddellijk verwijderd.

Hoofdstuk 10 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 60 Onvoorziene en onduidelijke situaties

In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, of ingeval van verschillende uitleg of twijfel, raadpleegt de voorzitter de vergadering en wordt daaromtrent door deze beslist.

Artikel 61 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op 1 augustus 2005.

  • 2.

    Op 1 augustus 2005 vervalt het Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van 11 maart 2002.

    Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 juli 2005.

De griffier,

De voorzitter,