Verordening waterberging 2023, gemeente Geldrop-Mierlo

Geldend van 20-02-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening waterberging 2023, gemeente Geldrop-Mierlo

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

Gezien het voorstel van het college van 17 oktober 2023;

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

overwegende dat in artikel 3.5 lid 1 van de Waterwet aan de gemeente zorgplichten zijn opgedragen voor een doelmatige inzameling van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen;

dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater van nieuw gebouwde en/of grootschalig gerenoveerde of verbouwde panden, vanaf inwerkingtreding van deze verordening, niet (meer) te doen afvloeien in het openbaar gebied, vuilwaterriool of gemengd riool, waarbij een voorbehoud kan worden gemaakt voor overloop voorzieningen na realisatie van de benodigde berging conform het gemeentelijk rioleringsplan;

besluit vast te stellen de

Verordening waterberging 2023, gemeente Geldrop-Mierlo

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In de verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    afvalwater: alle water waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen en dat is samengesteld uit een willekeurige combinatie van water dat uit woningen of uit industriële of commerciële gebouwen wordt geloosd, afstromend hemelwater en water dat onbedoeld in de riolering binnendringt;

  • b)

    berging: voorzieningen die bedoeld zijn om regenwater tijdelijk of langdurig vast te houden;

  • c)

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • d)

    GWSW: Het Gegevenswoordenboek Stedelijk Water (GWSW) is een open standaard voor het eenduidig uitwisselen en ontsluiten van gegevens in het stedelijk waterbeheer;

  • e)

    hemelwater: verzamelnaam voor water dat uit de hemel valt, zoals regen, sneeuw en hagel;

  • f)

    infiltratie: het proces waarbij hemelwater wegzakt in de bodem;

  • g)

    infiltratievoorziening: een vorm van een bergingsvoorziening om opgevangen hemelwater te infiltreren;

  • h)

    nieuwbouw: nieuwe gebouwen en verharding zowel in uitbreidingsplannen als in bestaand stedelijk gebied, het herbouwen van bestaande gebouwen, het aanbouwen bij bestaande gebouwen;

  • i)

    noodoverlaat: een externe overstortput waarbij overtollig afvalwater uit een rioolstelsel kan stromen, aangelegd voor afvoer als gevolg van een calamiteit.

  • j)

    openbaar riool: samenhangend geheel van rioolleidingen en rioolputten en de bijbehorende voorzieningen voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • k)

    overloopvoorziening: voorziening voor het uitlaten van een overschot aan regenwater na berging en infiltratie op particulier terrein;

  • l)

    RIONED (Stichting): koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer

  • m)

    vuilwater: geheel van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater, niet zijnde neerslag;

  • n)

    (hemel-)waterberging: zie berging;

  • o)

    werkingsgebied: Het gebied waarop de desbetreffende regel van de verordening van toepassing is.

Hoofdstuk 2 Waterberging

Artikel 2:1 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw

  • 1. Bij nieuwbouw en aanleg van verharding wordt het hemelwater op eigen perceel geborgen en geïnfiltreerd.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor het werkingsgebied “uitzonderingsgebieden” weergegeven in bijlage 1.

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor nieuwe bouwwerken en verharding met een totaal verhard oppervlak van maximaal 10 m2.

  • 4. Ten aanzien van de capaciteit van de hemelwaterberging gelden de volgende eisen:

    • a.

      Bij een uitbreiding van het bebouwd oppervlak en verharding (horizontaal gemeten) heeft de hemelwaterberging tenminste een capaciteit van 60 liter per vierkante meter nieuw verhard oppervlak.

    • b.

      De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze weer voor 100 % beschikbaar is binnen 48 uur na de regenbui.

  • 5. Het is verboden om vanaf een nieuw gebouw, hemelwaterberging of terreinverharding hemelwater in het openbaar riool of op de openbare ruimte te lozen tenzij het college hiervoor toestemming heeft verleend bij vergunning of anderszins.

  • 6. Het in lid 5 genoemde verbod geldt tevens in geval van aangebrachte wijzigingen in bestaande bouw die leiden tot de wijziging in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van de afvoer van hemelwater.

  • 7. Het college kan aan de toestemming als bedoeld in lid 5 en lid 6 voorwaarden verbinden.

  • 8. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 4 als kan worden aangetoond dat hemelwateropvang en infiltratie geheel of gedeeltelijk redelijkerwijs niet mogelijk is. In dit geval geldt een minimale bergingseis van 30 liter per vierkante meter nieuw verhard oppervlak.

Artikel 2:2 Maatwerkvoorschrift

Het college kan maatwerkvoorschriften stellen over de inrichting en het beheer van de bergingsvoorziening en hierbij afwijken van het in deze verordening gestelde indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt.

Artikel 2:3 Aanwijzen uitzonderingsgebieden

Het college kan gebieden waar een gevaarlijk hoge grondwaterstand dreigt, aanwijzen als uitzonderingsgebieden, zoals bedoeld in artikel 2:1 lid 2.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 3:1 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld, zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 3:2 Overgang naar het omgevingsplan

  • 1. Een besluit op grond van artikel 3:1, dat van kracht is op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt gelijkgesteld met een besluit op grond van artikel 18.6 van die wet.

  • 2. De artikelen 3:1 tot en met 3:4 vervallen op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 3:3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop zij bekend is gemaakt.

Artikel 3:4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening waterberging 2023 Geldrop-Mierlo.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2023.

De griffier,

W.H.F. Geboers

De voorzitter,

J.C.J. Van Bree

Bijlage 1 uitzonderingsgebieden

afbeelding binnen de regeling

Toelichting op de Verordening Waterberging

In ons huidige klimaat krijgen we steeds vaker te maken met extreme regenval. Straten, kelders, woningen en gebouwen kunnen daardoor onderlopen. Om dit te voorkomen werken we hard aan passende maatregelen om de openbare ruimte regenbestendig in te richten. Helaas helpt dit nog niet genoeg en kunnen wij als gemeente het probleem niet oplossen zonder hulp van onze inwoners. Een groot gedeelte van onze gemeente is namelijk particulier terrein. Ook daar kunnen en moeten maatregelen worden genomen. Daarvoor is deze verordening.

Waarom een verordening?

Tot nu toe hebben we vooral financiële middelen ingezet bij de bestrijding van regenwateroverlast. Dit zal nooit voldoende zijn als we niet anders leren omgaan met regenwater. Dat geldt voor de gemeente, maar ook voor de inwoner. Aanpassingen op particulier terrein zijn cruciaal in het tegengaan van regenwaterproblematiek. De raad heeft daarom bepaald dat er regels opgesteld mogen worden. Een klimaatbestendige en duurzame verwerking van hemelwater is niet volledig afgedekt met de huidige beschikbare regelgeving vanuit het Rijk. Wij zullen deze regels dus zelf moeten maken. De gemeente doet dit door een verordening op te stellen.

Er bestaan al diverse voorschriften die iets zeggen over de omgang met hemelwater. Het Bouwbesluit en gemeentelijke Aansluitvoorwaarden riolering stellen enkele regels. Het waterschap heeft een verordening, en in bestemmings- en omgevingsplannen staat vaak iets over hemelwater. Maar wateroverlast houdt zich niet aan de grenzen van dergelijke plannen. In het door de raad vastgestelde gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is een regel opgenomen dat voortaan bij alle nieuw te bouwen woningen op eigen terrein een regenwaterberging moet worden aangelegd. Om die regel te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk om een verordening op te stellen.

Wat willen we bereiken?

We willen met de verordening de overbelasting van het gemeentelijk rioolstelsel, en daarmee wateroverlast tegengaan. Het is belangrijk dat iedereen hierin een bijdrage levert, zowel de gemeente als de inwoners en de bedrijven. Een bijkomend effect van infiltratie van het water in de bodem is dat het ten goede komt aan de grondwaterstand.

De volledige tekst

Een verordening is een juridisch stuk en niet altijd even makkelijk leesbaar. Daarom is deze toelichting bijgevoegd. Het eerste deel legt uit hoe de verordening bedoeld is en hoe er mee gewerkt kan worden. In het tweede deel worden de artikelen uit de verordening stuk voor stuk toegelicht. Voor de volledige en juiste regels verwijzen we u naar de concepttekst van de verordening die als apart document gepubliceerd wordt.

Wat staat er in?

Algemeen

Bij nieuwe woningen en verhardingen moet een regenwaterberging worden aangelegd. Deze berging vangt de eerste 60 liter water per m2 verharding op. Dit komt overeen met 60 millimeter regenval per m2. De berging dient in principe op eigen terrein te worden aangelegd. Het opgevangen water worden geïnfiltreerd in de bodem of op een andere manier plaatselijk verwerkt. Als er meer dan 60 liter per m2 regen valt, kan het meerdere op het gemeentelijk riool of op watergangen worden afgevoerd. Aan de berging zijn dus voorwaarden verbonden maar er zijn altijd maatwerkoplossingen mogelijk. De verplichting geldt alleen bij nieuwbouw, uitbouw en herbouw van panden. Voor bestaande panden verandert er dus niets.

Wanneer is dit van toepassing?

Dit geldt voor alle nieuwe bouwwerken die vergunning plichtig zijn. Het gaat om verhard oppervlak waarvan de perceeleigenaar het regenwater wat daar vanaf stroomt op de gemeentelijke riolering wil afvoeren.

Wanneer is dit niet van toepassing?

  • -

    Bij bestaande woningen. Hier verandert er niets.

  • -

    Op sommige plaatsen in de gemeente is de bebouwingsdichtheid zo groot dat het niet mogelijk is om regenwaterberging aan te leggen op eigen terrein. Dit is bijvoorbeeld het geval in de centra van Geldrop en Mierlo. Daarom geldt de regel niet in die gebieden die zijn aangegeven op een kaartje wat bij de verordening hoort.

  • -

    Als de grondwaterstand in een gebied in de regel zeer hoog is, is infiltratie moeilijk. Per geval wordt dan bekeken of er met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de verordening.

Als met goede argumenten kan worden onderbouwd dat de aanleg van een berging redelijkerwijs niet haalbaar is kan het college van Burgemeester en Wethouders in een voorkomend geval een afwijking op de regels toestaan.

Waarom 60 liter per m2?

Dit sluit aan op de voorschriften van de waterschappen (Keur). Daarin wordt een berging van 60 liter per m2 geëist vanaf 500 m2 nieuw verhard oppervlak.

Waar blijft het water?

Het water dat in de berging wordt opgevangen dient op eigen terrein te worden verwerkt. Het opgevangen water mag in elk geval niet alsnog in het gemeentelijk riool afvloeien. Pas als de berging volledig is benut mag het overtollige water worden geloosd op gemeentelijke voorzieningen. Het water mag ook via maaiveld op gemeentelijk terrein worden geloosd, maar daar moet dan wel toestemming voor worden gevraagd. De berging moet in een redelijk tijdsbestek weer leeg zijn. Daarom is de beste toepassing het water vanuit de berging te infiltreren in de bodem. Het mag natuurlijk ook worden benut in de tuin. Er is geen verplichting om het water te benutten voor gebruik in huis (bijvoorbeeld om het toilet door te spoelen).

Wat telt mee als verhard oppervlak?

Sommige verharde oppervlakken hoeft de aanvrager niet mee te rekenen, andere juist weer wel.

Oppervlak wat wel mee moet worden genomen in de berekening:

  • Het dakvlak van de woning en eventuele aanbouw, garage.

  • Een verharding (bijvoorbeeld inrit) waar vanaf het regenwater afvloeit naar openbaar gebied en daar in de gemeentelijke riolering loopt.

Oppervlak wat niet mee hoeft te worden genomen in de berekening:

  • Verharde vlakken waarvan kan worden aangetoond dat het daar van afstromende regenwater redelijkerwijs niet in de gemeentelijke riolering zal afvloeien. Bijvoorbeeld kleine bestratingen in de tuin of een verhard terras, zonder een afvoerputje, waarvan het water in de tuin afvloeit.

  • Voornoemde vlakken met een oppervlak kleiner dan 10 m2.

  • Kunstgrasvelden met een waterdoorlatende onderlaag.

Hoe kan de regenwaterberging eruitzien?

Hoe de berging gerealiseerd wordt staat volkomen vrij. Dit kan bijvoorbeeld een vijver in de tuin zijn, een ondergrondse infiltratievoorziening, een groen dak, een grote regenton of een combinatie van voorzieningen. Uiteraard hoort de berging veilig te zijn en geen overlast voor de omgeving te veroorzaken. De berging dient op enige afstand van een gebouw te liggen om optrekkend vocht te voorkomen. De voorziening moet te beheren en onderhouden zijn. Verder moet worden voorkómen dat de berging zich vult met grondwater. De eigenaar blijft zelf verantwoordelijk voor het ontwerp, de aanleg, het beheer en het goed functioneren van de voorziening op lange termijn.

Artikelsgewijze toelichting op de verordening

Aanleiding en doel

We krijgen steeds vaker te maken met wateroverlast door extreme regenbuien. Recente voorbeelden zijn telkens juni 2016, 2020 en 2021. Dit waren zware buien met een intensiteit waar nooit rekening mee is gehouden bij het ontwerpen en aanleggen van het huidige rioolstelsel. Dergelijke buien komen steeds vaker voor.

Als gemeente doen we al heel veel in de openbare ruimte. Echter kunnen we dat niet alleen. Een substantieel aandeel van de op de riolering aangesloten verharding is in eigendom van particulieren en private partijen. Er ligt derhalve een taak bij de gemeente, maar zeker ook bij de bewoners. Onderstaande handreiking uit het Gemeentelijk RioleringsPlan geeft deze taken weer:

afbeelding binnen de regeling

Figuur 1: Handreiking hemelwaterbeleid Geldrop-Mierlo (afkomstig uit het GRP)

De gemeentelijke zorg voor het beheer van afvloeiend hemelwater heeft betrekking op het afvloeiend hemelwater van openbaar terrein en wat niet op particulier terrein kan worden verwerkt. In figuur 1 betreft dit het deel rechts van de verticale balk genoemd onder situatie 5. Overeenkomstig artikel 3.5 van de Waterwet is de eigenaar van het terrein waarop het hemelwater valt primair verantwoordelijk voor de verwerking van het hemelwater. Zie hiervoor figuur 1 het deel links van de verticale balk genoemd onder de situaties 1 t/m 4. De gemeente hoeft dit hemelwater afkomstig van bewoners niet te ontvangen, tenzij de houder ervan het redelijkerwijs niet kan verwerken. Is dit het geval, dan valt dit onder de hemelwaterzorgplicht van de gemeente.

De wetgeving en zorgplichtformulering geven aan dat de uitwerking uit twee stappen bestaat:

  • 1.

    Gemeente moet beoordelen in welke situaties zij redelijkerwijs van de particulier kan vragen om zelf het hemelwater aan de bron te verwerken. Hiervoor kunnen hulpmiddelen worden ontwikkeld zoals verordeningen en maatwerkvoorschriften.

  • 2.

    Indien verwerking van het hemelwater aan de bron redelijkerwijs niet mogelijk is moet de gemeente voorzieningen treffen om het overtollige hemelwater af te voeren via een gemeentelijk systeem.

In het GRP hanteren we het beleid om afvalwaterstromen te scheiden wanneer we de riolering gaan aanpakken (situatie 5 in figuur 1).

Bij nieuwbouw geldt dit op grond van het Bouwbesluit als een wettelijk verplichting (situatie 3 in figuur 1). Daarom leggen we gescheiden rioolstelsels aan in de vorm van een hemelwaterstelsel voor de inzameling en transport van hemelwater en een vuilwaterstelsel voor de inzameling en transport van afvalwater. Daar waar er problemen ten aanzien van het grondwater zijn, leggen we drainageleidingen aan. Voorbeelden zijn in Geldrop de wijken Skandia en Coevering-West.

De extreme buien van de afgelopen jaren hebben laten zien dat het rioolstelsel niet altijd alle neerslag ondergronds kan afvoeren. We moeten daarom hemelwater zoveel mogelijk op de plek zelf verwerken. Pas als dit niet lukt kan het worden afgevoerd. Burgers en bedrijven hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het hemelwater dat op eigen terrein valt. De gemeente heeft deze verantwoordelijkheid op openbaar gebied. De gemeente heeft hierin ook een voorbeeldfunctie als het gaat om scheiden van afvalwaterstromen.

Het doel dat we willen bereiken is om op een duurzame manier een minder belast rioolstelsel, minder overlast, alsmede een betere leefomgeving te creëren.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Bij de begripsomschrijvingen is waar mogelijk aangesloten bij de begrippen rondom afvalwater in de Wet milieubeheer en het Gegevens Woordenboek Stedelijk Water (GWSW) van de Stichting RIONED. In het GWSW zijn begripsomschrijvingen en definities ontleend aan de bestaande definities in de verschillende NEN-normen.

Artikel 2 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw

  • 1.

    Door klimaatverandering neemt de kans op stortbuien en langdurige neerslag toe. Neerslag (hemelwater) stroom vanaf het dakoppervlak van gebouwen en bestrating via een regenpijp of bovengronds naar de openbare riolering. De openbare riolering moet het afstromend hemelwater van veel gebouwen verwerken. De capaciteit van het riool is bij zo’n forse regenbui niet altijd toereikend. Als de riolering het aanbod van hemelwater niet meer aan kan, kan dit tot ernstige wateroverlast leiden en tot schade aan gebouwen of infrastructuur. De gemeente wil dit soort situaties zoveel mogelijk voorkomen.

    Waterberging en infiltratie is een manier om schone waterstromen op het eigen perceel te houden. Dit heeft meerdere directe voordelen. Door water te houden op de plek waar het neerkomt en te laten infiltreren in de bodem wordt bijgedragen aan het tegengaan van verdroging. Ook draagt waterberging bij aan het voorkomen van wateroverlast door de hoeveelheid water in de riolering te verminderen, waardoor er geen bergingscapaciteit overblijft in de openbare riolering.

    In het GRP hanteren we het beleid om afvalwaterstromen te scheiden wanneer we de riolering gaan aanpakken. Bij nieuwbouw geldt dit op grond van het Bouwbesluit als een wettelijk verplichting. Zie ook de toelichting onder “aanleiding en doel”.

  • 2.

    De gemeente Geldrop-Mierlo heeft een aantal locaties aangewezen waar het realiseren van waterberging op particulier terrein niet noodzakelijk is. Volgens dit lid geldt het werkingsgebied “uitzonderingen infiltratie” voor de volgende situaties:

    • a.

      In het gebied waar de totale ruimte (openbaar en particulier) zeer intensief wordt gebruikt;

    • b.

      In gebieden met hoge grondwaterstanden. Hier heeft de gemeente al drainageleidingen aangelegd om de grondwaterstand te kunnen reguleren.

  • 3.

     In situaties waar het verhard oppervlak dusdanig beperkt is tot een oppervlak van 10 m2 wordt het niet doelmatig geacht om een waterbergende voorziening te realiseren. Daarom is tot een oppervlak van 10 m2 een waterberging niet verplicht.

  • 4.

    Via de regel om bij nieuwbouw te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van 60 liter per vierkante meter verhard oppervlak (dit heet 60 mm berging), wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering geleidelijk aan teruggebracht.

    Een capaciteit van 60 mm betekent dat voor een perceel met een totaal verhard oppervlak (de bebouwing en eventuele bestrating) van 50 m2 moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 50 m2 x 60/100 m1 = 3 m3 (3.000 liter). Deze waterbergingscapaciteit kan op verschillende manieren worden gerealiseerd. Voorbeelden zijn het ingraven van infiltratiekratten of een grindbed, het aanleggen van een verdiepte gedeelte in de tuin, het aanleggen van een groen dak of het plaatsen van een of meerdere regentonnen. Het combineren van waterbergende voorzieningen is ook mogelijk, mits aan de bergingseis wordt voldaan.

    De verplichting om te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van hemelwater van 60 mm geldt alleen voor nieuwbouw. Nieuwbouw betreft bijvoorbeeld een volledig nieuw gebouw, maar ook de uitbreiding van een bestaand gebouw met een aanbouw. De bergingseis heeft dan betrekking op de uitbreiding van het verharde oppervlak. Ook in situaties waar sprake is van herbouw, dus waar eerst sloop heeft plaats gevonden en opnieuw sprake is bouw van een gebouw, wordt dit gezien als nieuwbouw. Bij verbouwingen zoals een dakkapel aan een bestaand gebouw is deze regel niet van toepassing.

    Voor het goed functioneren van een hemelwaterberging die hemelwater infiltreert in de bodem, is het belangrijk dat de bodem van de voorziening boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand wordt aangelegd zodat de hemelwaterberging leeg kan lopen. Belangrijk is dat de waterberging binnen 48 uur weer leeg is en geschikt is voor berging van de volgende bui.

  • 5.

    Voor geval van hogere intensiteiten neerslag dan waar de voorziening van 60 mm op is ontworpen, moet een noodoverlaat aanwezig zijn. Bij een dergelijke calamiteit kan het hemelwater in die situaties niet volledig worden geborgen in de hemelwaterberging en mag middels een noodoverlaat het teveel aan hemelwater worden geloosd naar openbaar terrein. De gemeente moet als beheerder van de openbare ruimte hiertoe toestemming geven. Deze noodoverlaat wordt bij voorkeur bovengronds, of tenminste controleerbaar en beheerbaar gerealiseerd.

  • 6.

     Met dit artikel behoudt het college sturing op afvoer vanuit o.a. waterbergingen naar het openbare watersysteem, bijvoorbeeld om overlast te voorkomen.

  • 7.

    Wanneer bouwplannen voor nieuwbouw niet kunnen voldoen aan de waterbergingseis uit dit artikel, worden deze bouwplannen niet zondermeer verboden. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar de initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Mocht infiltratie onverhoopt niet mogelijk zijn of de leegloop van de voorziening niet voldoende zijn om binnen 48 uur leeg te zijn dan, moet dit door de initiatiefnemer worden aangetoond door middel van bodem- en infiltratieonderzoeksresultaten.

    De initiatiefnemer kan, in dat soort gevallen, in overleg met de gemeente kijken of er een andere geschikte manier is om te zorgen dat de wateroverlast niet toeneemt. Immers met elke vierkante meter verhard oppervlak extra op de riolering neemt de kans op wateroverlast toe. Alternatieve maatregelen worden vastgelegd in een omgevingsvergunning op grond van dit artikel. Realisatie van een eventueel aangepaste hoeveelheid waterberging in combinatie met vertraagde leegloop naar een openbare hemelwatervoorziening kan bijvoorbeeld worden gezien als een alternatieve maatregel.

Artikel 3 Maatwerkvoorschrift

In dit artikel is geregeld dat het college een maatwerkvoorschrift kan stellen over de inrichting en het beheer van een bergingsvoorziening. Bij beheermaatregelen valt te denken aan bijvoorbeeld de manier van onderhouden van afvoerleidingen of infiltratiekratten, deze kunnen verstopt raken. Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente specifieke voorschriften geven over de inrichting en het beheer van een bergingsvoorziening in concrete situaties. Het maatwerkvoorschrift is een besluit waartegen rechtsbescherming open staat.

Artikel 4 Toezichthouders

Artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft aan dat onder toezichthouder wordt verstaan: “een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift”.

Een aangewezen toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb zijn deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college te beperken. In dit verband is ook artikel 5:16a van de Awb van belang. Hierin staat dat een toezichthouder bevoegd is van personen een identiteitsbewijs in te zien als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Het college wijst in de regel een gemeentelijke afdeling of dienst aan waarvan de ambtenaren zijn belast met het toezicht op de naleving van de verordening. Bovendien kan het college (in termen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: het bevoegd gezag) ambtenaren aanwijzen van andere afdelingen of diensten.

Aanwijzing en opsporingsbevoegdheid

Een bepaling over buitengewone opsporingsambtenaren is overbodig en in strijd met Aanwijzing 92 van de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. Immers artikel 142, eerste lid, aanhef en onder c van het Wetboek van Strafvordering, bepaalt onder meer dat: “met de opsporing van strafbare feiten als buitengewoon opsporingsambtenaar zijn belast de personen die bij verordeningen zijn belast met het toezicht op de naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd”. Aangezien buitengewone opsporingsambtenaren hun aanwijzing aan het Wetboek van Strafvordering ontlenen, is een nadere regeling niet nodig. De aanwijzing als toezichthouder is de grondslag voor de aanwijzing als buitengewoon opsporingsambtenaar. De opsporingsbevoegdheid van de buitengewone opsporingsambtenaren beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn. Op grond van het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar moeten zij voldoen aan eisen van vakbekwaamheid en betrouwbaarheid, en zijn beëdigd door de procureur-generaal.

Artikel 5 Overgang naar het omgevingsplan

(geen nadere toelichting)

Artikel 6 Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van de verordening is in beginsel acht dagen na de bekendmaking (artikel 142 van de Gemeentewet). De gemeenteraad kan in de verordening een ander tijdstip van inwerkingtreding vaststellen of B&W de bevoegdheid geven de inwerkingtreding van de verordening op een nader tijdstip te bepalen.

Artikel 7 Citeertitel

De tekst van artikel 10.32a Wet milieubeheer geeft de verordening geen naam. De naamgeving staat dus vrij. De naam waterverordening lijkt minder geschikt, omdat in sommige provincies een waterverordening – met geheel andere inhoud – bestaat. De naam Verordening berging bij nieuwbouw geeft het beste aan waarover deze verordening gaat.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van xxxx 2023

De raad voornoemd,

De voorzitter,

De griffier,