Marktverordening gemeente Westland 2024

Geldend van 01-03-2024 t/m heden

Intitulé

Marktverordening gemeente Westland 2024

De raad van de gemeente Westland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 december 2023;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de door burgemeester en wethouders ingestelde reguliere warenmarkten.

Artikel 2. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    college: college van burgemeesters en wethouders;

  • -

    dagplaats: standplaats die beschikbaar is voor houders van een dagplaatsvergunning;

  • -

    dagplaatsvergunning: vergunning voor de duur van een dag voor het op de markt bedrijven van handel;

  • -

    markt: door het college ingestelde reguliere warenmarkt;

  • -

    marktadviescommissie: door het college ingesteld commissie met als taak het college te adviseren over marktaangelegenheden;

  • -

    marktmeester: als zodanig door het college aangewezen persoon

  • -

    marktvergunning: vaste standplaats-, dagplaats of standwerkvergunning;

  • -

    selectiecommissie: ingestelde commissie met als taak het college te adviseren over het verlenen van nieuwe vergunningen. De selectiecommissie bestaat uit een lid van marktadviescommissie van de gemeente Westland, een medewerker beleidsontwikkeling of adviseur beleid binnen team ERM van de gemeente Westland, een medewerker beleidsontwikkeling of adviseur beleid binnen team OOV van de gemeente Westland, een jurist van cluster beleid van de gemeente Westland, de marktmeester van de gemeente Westland;

  • -

    standplaats: ruimte die voor de duur van de markt beschikbaar is voor houders van een marktvergunning;

  • -

    standwerkersplaats: standplaats die beschikbaar is voor houders van een standwerkvergunning;

  • -

    standwerkvergunning: vergunning voor de duur van een dag voor het op de markt om zich heen verzamelen van publiek, om door een aansprekende uiteenzetting te proberen het publiek over te halen om artikelen te kopen;

  • -

    vaste standplaats: standplaats die beschikbaar is voor houders van een vaste standplaatsvergunning;

  • -

    vaste standplaatsvergunning: vergunning voor de duur van 10 jaar voor het op de markt bedrijven van handel;

  • -

    verkoopmiddel: de kraam, verkoopwagen, tent of ander middel waarmee men een standplaats inneemt;

  • -

    winterperiode: 1 oktober tot 1 mei;

  • -

    zomerperiode: 1 mei tot 1 oktober.

Artikel 3. Inrichtingsplan

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van alle markten:

    • a.

      De dagen en tijden waarop de markt wordt gehouden, met een onderscheid tussen zomer- en winterperiode;

    • b.

      De tijden dat de markten mogen worden opgebouwd en afgebroken;

    • c.

      De plattegronden van de marktterreinen.

    • d.

      De verdeelprocedure die zij toepassen bij de verlening van vaste standplaatsvergunningen.

  • 2. Het college kan per markt voor de markten vaststellen:

    • a.

      Een lijst met artikelengroepen (branches);

    • b.

      Het maximum aantal vergunninghouders per branche.

  • 3. Op de tekeningen van de markterreinen, als bedoeld in lid 1 onder c, zijn (indien van toepassing) aangegeven:

    • a.

      De grenzen van de markt, met een onderscheid tussen zomer- en winterperiode;

    • b.

      Plaatsen die bestemd zijn voor het innemen van een vaste standplaats;

    • c.

      Plaatsen die bestemd zijn voor dagplaatsen;

    • d.

      Plaatsen de bestemd zin voor standwerkers;

    • e.

      Indien van toepassing, de plaatsen die uitsluitend of met voorrang bestemd zijn voor bepaalde branches;

    • f.

      Indien van toepassing, de plaatsen die uitsluitend bestemd zijn voor een bepaald type verkoopmiddel.

Paragraaf 2. Vergunningen

Artikel 4. Vergunningsplicht

  • 1. Het is verplicht om over een vergunning van het college te beschikken bij het innemen van een standplaats op een markt.

  • 2. Het is verplicht om over een vergunning te beschikken om te handelen op een marktterrein.

  • 3. Het is verboden een standplaats in te nemen in afwijking van de vergunning.

  • 4. Het college verleent alleen een vergunning aan een handelingsbekwame natuurlijke persoon die gerechtigd is in Nederland arbeid te verrichten.

  • 5. Een persoon kan slechts beschikken over één vergunning per markt.

  • 6. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een marktvergunning.

  • 7. Degene aan wie een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkten in acht te nemen.

Artikel 5. Tijdsduur vergunning

  • 1. Een vergunning voor een vaste standplaats wordt voor een periode van 10 jaar afgegeven.

  • 2. Op verzoek van de aanvrager kan een vergunning voor een kortere periode worden verleend.

Artikel 6. Vereisten vergunning

  • 1. Voor een vergunning voor het innemen van een vaste standplaats op een markt komt uitsluitend in aanmerking:

    • a.

      Een persoon die gerechtigd is in Nederland arbeid te verrichten;

    • b.

      Die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK);

    • c.

      Die ten minste 18 jaar is en handelingsbekwaam.

  • 2. De vergunning wordt geweigerd:

    • a.

      Indien (waarnemer van) aanvrager zich in de periode voorafgaand aan de aanvraag aantoonbaar schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog op de markt;

    • b.

      Indien aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag (VOG, algemene screeningsprofiel) van maximaal drie maanden oud kan overleggen;

    • c.

      Indien bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;

    • d.

      Indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke omstandigheden niet overeenkomen met de aanvraag;

    • e.

      Indien het innemen van de standplaats niet past binnen de regels en/of tekeningen, zoals benoemd in artikel 3;

    • f.

      Indien de aanvrager niet in aanmerking komt voor een vergunning gelet op artikel 7 van deze verordening;

    • g.

      Indien de aanvrager reeds een vergunning heeft voor het innemen van een standplaats op de betreffende markt.

  • 3. De vergunning kan worden geweigerd indien een vergunning van dezelfde persoon in de periode van een jaar voorafgaand aan de aanvraag is ingetrokken op basis van artikel 14 in deze verordening.

  • 4. Binnen acht weken na ontvangst van een vergunningaanvraag neemt het college een besluit.

  • 5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 6. Op de vergunning is het toegestaan om 2 personen bij naam te noemen, naast de vergunninghouder, die de vaste standplaats bij afwezigheid van de vergunninghouder mogen innemen. Om vermeld te worden op de vergunning komt uitsluitend in aanmerking:

    • a.

      Een persoon die gerechtigd is in Nederland arbeid te verrichten;

    • b.

      Die ten minste 18 jaar is en handelingsbekwaam.

Artikel 7. Verdeling schaarse vergunningen

  • 1. Het college past de verdeelprocedure van artikel 9 toe bij het beschikbaar komen van een vaste standplaatsvergunning.

  • 2. Het college kan in het inrichtingsplan vastleggen of zij de verlengingsprocedure van artikel 8 toepassen bij het beschikbaar komen van een vaste standplaatsvergunning.

Artikel 8. Verlenging na afroep

  • 1. Bij het beschikbaar komen van een vaste standplaatsvergunning vanwege het einde van de vergunningsduur kan het college de procedure van verlenging na afroep toepassen. Dit kan als aannemelijk is dat er naast de betreffende vergunninghouder geen andere geïnteresseerden zijn.

  • 2. Bij de verlenging na afroep maakt het college minimaal 6 maanden voor het einde van de duur van de vaste standplaatsvergunning door een openbare kennisgeving op de website van de gemeente en eventueel op de website van de CVAH bekend dat deze vergunning beschikbaar komt voor de duur van 10 jaar.

  • 3. Bij deze openbare kennisgeving worden geïnteresseerden uitgenodigd om hun belangstelling voor de vaste standplaatsvergunning binnen 2 maanden na de kennisgeving schriftelijk kenbaar te maken door middel van een vergunningaanvraag bij het college.

  • 4. Als binnen deze termijn alleen de betreffende vergunninghouder zijn belangstelling kenbaar heeft gemaakt en is voldaan aan alle voorwaarden van deze verordening, verlengt het college zijn vaste standplaatsvergunning met 10 jaar.

  • 5. Als binnen deze termijn ook een of meer andere geïnteresseerden belangstelling kenbaar hebben gemaakt, dan wordt de vergunning niet verlengd. Dan past het college de in het inrichtingsplan vastgelegde procedure van artikel 9 toe, met uitzondering van het tweede lid van deze artikelen.

  • 6. In het vijfde lid bedoelde geval stelt het college de geïnteresseerden ervan in kennis dat de procedure van de artikel 9 wordt toegepast en dat zij vóór de door het college genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.

Artikel 9. Verdeling vaste standplaatsvergunning via selectie

  • 1. Bij het beschikbaar komen van een vaste standplaatsvergunning kan het college deze verdelen via selectie.

  • 2. Bij de verdeling via selectie maakt het college door een openbare kennisgeving op de website van de gemeente en de CVAH bekend dat de vaste standplaatsvergunning voor de duur van 10 jaar beschikbaar komt, voor welke branche(s) of artikelgroep(en) deze vergunning wordt verleend en dat geïnteresseerden vóór een genoemde datum een aanvraag kunnen indienen.

  • 3. Als een aanvraag binnen deze termijn is ingediend maar onvolledig is, krijgt de aanvrager een termijn van twee weken om zijn aanvraag aan te vullen. Als er meer onvolledige aanvragen zijn, wordt betreffende aanvragers op dezelfde dag mededeling gedaan van de gelegenheid om hun aanvraag aan te vullen.

  • 4. Uitsluitend volledige aanvragen die tijdig zijn ingediend en voldoen aan regels uit deze verordening, komen voor beoordeling in aanmerking.

  • 5. Bij de beoordeling van aanvragen geeft het selectiecommissie punten aan de hand van de volgende criteria:

    • a.

      het assortiment is een gewenste toevoeging aan het marktassortiment (max. 10 punten);

    • b.

      de kwaliteit van de uitstraling van de uitstalling (max. 7 punten);

    • c.

      de kennis, ervaring en eventuele opleiding van de aanvrager met betrekking tot het marktassortiment (max. 7 punten);

    • d.

      het maatschappelijk verantwoord ondernemen door de gegadigde (max. 5 punten);

    • e.

      het consumentvriendelijk ondernemen door de gegadigde (max. 5 punten);

    • f.

      de mate waarin de aanvraag aansluit op de aanmeldcriteria in de openbare kennisgeving (max. 5 punten).

  • 6. Op basis van de beoordeling adviseert de selectiecommissie het college over de uit te geven vergunning. Het college neemt dit advies al dan niet over in hun zelfstandige besluitvorming. Het college verleent aan de gegadigden de vergunning.

  • 7. Indien meerdere aanvragers een gelijk puntenaantal hebben en het college geen duidelijke voorkeur heeft, vindt loting plaats door middel van een trekking. De aanvragers worden hiervoor uitgenodigd. De loting wordt gedaan door een gemeenteadvocaat, die door het college is aangewezen.

Artikel 10. Verdeling beschikbare dagplaatsvergunningen

Het college verdeelt de beschikbare dagplaatsvergunningen via loting door de marktmeester. Geïnteresseerden melden zich minimaal 1 uur voor aanvang van de markt bij de marktmeester. Aanvragers die een nog niet op de markt verkrijgbaar artikel of artikelgroep willen verkopen, hebben daarbij voorrang.

Artikel 11. Verdeling beschikbare standwerkvergunningen

Het college verdeelt de beschikbare standwerkvergunningen via loting door de marktmeester. Geïnteresseerden melden zich minimaal 1 uur voor aanvang van de markt bij de marktmeester.

Artikel 12. Intrekking en vervallen van standplaatsvergunningen

  • 1. Het college trekt de standplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder of drie maanden na diens overlijden of onder curatelestelling, tenzij overeenkomstig een aanvraag tot overschrijving is ingediend.

  • 2. Het college kan de standplaatsvergunning intrekken:

    • a.

      Indien de vergunninghouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt;

    • b.

      Indien de vergunninghouder, degene die hem vervangt of een persoon die hem bijstaat zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of de regels uit deze verordening heeft overtreden;

    • c.

      Indien ten minste twee maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning;

    • d.

      Indien de vergunninghouder het verschuldigde marktgeld (dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet) niet of niet tijdig voldoet;

    • e.

      Indien de voorschriften of beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden niet worden nageleefd;

    • f.

      Indien de vergunninghouder, degene die hem vervangt of een persoon die hem bijstaat, zich niet houdt aan (andere) regelgeving die van toepassing is.

  • 3. Als de in het tweede lid bedoelde intrekking voor bepaalde tijd is, kan het college bepalen dat de op de standplaatsvergunning vermelde standplaats tijdelijk vervalt.

  • 4. Als de vergunninghouder of zijn rechtmatige vervanger de standplaats niet uiterlijk bij aanvang van de markt heeft ingenomen, vervalt de standplaatsvergunning voor de rest van de dag.

Paragraaf 3. Vaste standplaatsvergunning

Artikel 13. Algemene bepalingen vaste standplaatsvergunning

  • 1. Het college kan een vaste standplaatsvergunning verlenen voor de duur van 10 jaar en voor de op de vergunning vermelde standplaats.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen tijdelijk een andere standplaats aanwijzen.

  • 3. Een vaste standplaatsvergunning is niet overdraagbaar.

  • 4. De vergunninghouder kan zich laten bijstaan door één of meerdere personen.

Artikel 14. Overschrijven vaste standplaatsvergunning

  • 1. In geval van blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder, overlijden, (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging of onder curatelestelling, kan de vaste standplaatsvergunning op aanvraag van de vergunninghouder, zijn erven of curator worden overgeschreven op:

    • a.

      de echtgenoot/echtgenote of geregistreerde partner;

    • b.

      een andere persoon met wie de vergunningverlener een samenlevingscontract heeft;

    • c.

      een eerste of tweedegraads bloedverwant;

    • d.

      een medewerker of mede-eigenaar van het bedrijf van de vergunninghouder. Deze dient minimaal één jaar in loondienst of mede-eigenaar van het bedrijf te zijn.

  • 2. Indien de vergunning is verleend door middel van een selectieprocedure (artikel 9), dient in dezelfde mate wordt voldaan aan de genoemde criteria.

  • 3. Een aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan binnen drie maanden na overlijden, blijvende arbeidsongeschiktheid, (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging of onder curatelestelling van vergunninghouder. Na drie maanden vervalt de mogelijkheid tot overschrijving.

  • 4. De overschrijving van de vaste standplaatsvergunning geldt voor de resterende vergunningsduur.

  • 5. Het college wijst de aanvraag tot overschrijving af als niet wordt voldaan aan de regels in deze verordening.

  • 6. Als de nieuwe vergunninghouder al over een vaste standplaatsvergunning voor de betreffende markt beschikt, kan het college de vergunning intrekken.

Artikel 15. Persoonlijk innemen vaste standplaats en vervanging

  • 1. De vergunninghouder neemt de standplaats zoals vermeld op de vaste standplaatsvergunning persoonlijk in of laat de standplaats innemen door een ander, bij naam genoemd persoon op de vaste standplaatsvergunning.

  • 2. Bij vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college toestemmen dat een vervanger de standplaats inneemt. Een aanvraag om toestemming vermeldt de reden en verwachte duur van de afwezigheid van de vergunninghouder en de naam van de vervanger.

Artikel 16. Plaatsverandering na beschikbaar komen vaste standplaats

  • 1. Als een vaste standplaats beschikbaar komt voor het einde van de duur van de vergunning, kan het college deze standplaats voor de resterende vergunningsduur van de verplaatsende vergunninghouder toewijzen aan een houder van een vaste standplaatsvergunning op de betreffende markt. De toewijzing gebeurt op aanvraag.

  • 2. Bij meerdere aanvragen voor plaatsverandering, wijst het college de vaste standplaats toe via loting. De aanvragers worden hiervoor uitgenodigd. De loting wordt gedaan door een notaris, die door het college is aangewezen.

  • 3. Als de beschikbaar gekomen vaste standplaats op grond van het inrichtingsplan bij voorrang is bestemd voor een bepaalde branche of artikelgroep, wijst het college de standplaats met voorrang toe aan een vergunninghouder in de betreffende branche of artikelgroep.

  • 4. De vergunninghouder die van vaste standplaats wisselt behoudt de vervaldatum van de initiële vergunning.

Paragraaf 4. Dagplaats- en standwerkvergunning

Artikel 17. Dagplaatsvergunning

  • 1. Het college kan een dagplaatsvergunning verlenen voor de duur van een dag, voor de op de vergunning vermelde en op de kaart van de markt aangegeven dagplaats. Ook kan het college een dagplaatsvergunning verlenen voor het innemen van een vaste standplaats, wanneer die niet is ingenomen door de houder van de vaste standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger.

  • 2. Geïnteresseerden voor een dagplaatsvergunning komen in aanmerking als ze op de marktdag tot één uur voor aanvang van de markt bij de marktmeester een geldige aanvraag hebben ingediend.

    Het college weigert een dagplaatsvergunning als aanvrager zich:

    • a.

      op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of de regels van deze verordening heeft overtreden;

    • b.

      het verschuldigde marktgeld dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet niet of niet tijdig heeft voldaan.

  • 3. Het college kan een dagplaatsvergunning weigeren wanneer de aanvrager eerder een vaste standplaatsvergunning had die niet langer dan een jaar geleden is ingetrokken.

  • 4. Een dagplaatsvergunning is niet overdraagbaar en de vergunninghouder kan zich niet laten vervangen.

  • 5. De vergunninghouder kan zich laten bijstaan door één of meerdere personen.

Artikel 18. Standwerkvergunning

  • 1. Het college kan een standwerkvergunning verlenen voor de duur van een dag, voor de op de vergunning vermelde en op de kaart van de markt aangegeven standwerkplaats.

  • 2. Geïnteresseerden voor een standwerkplaats komen in aanmerking als ze op de marktdag tot één uur voor aanvang van de markt bij de marktmeester een geldige aanvraag hebben ingediend.

  • 3. Voorwaarde daarbij is dat geïnteresseerden in de voorafgaande zes maanden niet vaker dan tien keer een standwerkvergunning is verleend. Het college weigert een standwerkvergunning als de aanvrager:

    • a.

      zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of de regels van deze verordening heeft overtreden; of

    • b.

      het verschuldigde marktgeld dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet niet of niet tijdig heeft voldaan.

  • 4. Een standwerkvergunning is niet overdraagbaar en de vergunninghouder kan zich niet laten vervangen.

  • 5. De vergunninghouder kan zich laten bijstaan door maximaal twee personen.

  • 6. De vergunninghouder is verplicht om de standwerkplaats in te nemen en verkoopactiviteit voort te zetten tot de sluitingstijd van de markt.

Paragraaf 5. Algemene bepalingen voor vergunninghouders

Artikel 19. Toonplicht vergunning of toestemming

Degene die een standplaats inneemt of wil innemen is op verzoek van een toezichthouder verplicht aan te tonen dat hij daartoe gerechtigd is.

Artikel 20. Markttijden in acht nemen

  • 1. Het is verboden meer dan 2 uur voor de aanvang van de markt ruimte in te nemen op het marktterrein of goederen aan of af te voeren.

  • 2. Vergunninghouders dienen zich direct te verwijderen na afloop van de markt. Het is verboden om één uur na afloop van de markt nog ruimte in te nemen op het marktterrein of goederen aan of af te voeren.

  • 3. De vergunninghouder neemt zijn standplaats in tot de sluitingstijd van de markt, tenzij het college hiervoor een ontheffing verleend.

  • 4. Het college kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden ter bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de ontheffing is vereist. Houders van een ontheffing zijn verplicht om verbonden voorschriften en beperkingen na te leven.

Artikel 21. Marktterrein schoonhouden

  • 1. De vergunninghouder is verplicht alle afval, waaronder verpakkingsmateriaal, dat op zijn standplaats vrijkomt zodanig te bewaren dat het marktterrein daardoor niet wordt verontreinigd en het afval niet door onbevoegden kan worden verwijderd. De vergunninghouder voert het afval onmiddellijk na afloop van de markt af, of laat het afvoeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht de door hem ingenomen standplaats en de naaste omgeving daarvan na afloop van de markt schoon achter te laten.

  • 3. De vergunninghouder dient ervoor te zorgen dat het innemen van de standplaats niet zorgt voor gevaar voor personen en omgeving.

Artikel 22. Schorsing vergunning bij evenementen

Indien het terrein dat als standplaats is aangewezen nodig is ten behoeve van een evenement dan is de werking van de standplaatsvergunning van rechtswege, gedurende de periode dat dit voor het evenement noodzakelijk is en voor dat deel van de weg/plein dat ten behoeve van het evenement wordt gebruikt, geschorst. In dat geval kan geen aanspraak op enigerlei schadevergoeding worden gemaakt.

Paragraaf 6. Handhaving

Artikel 23. Toezichthouders

Het college wijst een marktmeester en overige toezichthouders aan. Zij zien er op toe dat de regels uit deze marktverordening worden nageleefd. In bijzondere gevallen heeft de marktmeester de bevoegdheid om vergunninghouders te verplaatsen van standplaats.

Artikel 24. Onmiddellijke verwijdering

Het college kan een vergunninghouder of degene die hem bijstaat of vervangt gebieden om zich onmiddellijk van de markt te verwijderen als deze zich op de markt schuldig heeft gemaakt aan wangedrag of bedrog of de regels uit deze verordening heeft overtreden.

Artikel 25. Strafbepaling

Overtreding van de regels uit deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 26. Overgangsrecht

  • 1. Besluiten op grond van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005 blijven na de inwerkingtreding van deze verordening gelden, totdat burgemeester en wethouders deze ambtshalve hebben gewijzigd of ingetrokken.

  • 2. Bij de ambtshalve wijziging van een vaste standplaatsvergunning kunnen burgemeester en wethouders in afwijking van artikel 13, eerste lid, een kortere duur van de vergunning bepalen, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.

  • 3. De op grond van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005 vastgestelde wacht- en anciënniteitslijsten komen te vervallen.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen besluiten op grond van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005, waarop bij de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, wordt met toepassing van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005 beslist.

  • 5. Bestaande vergunningen voor onbepaalde tijd worden omgezet in een vergunning voor 10 jaar. De huidige marktondernemers (met een vergunning) hoeven hiervoor geen aanvraag te doen.

Artikel 27. Intrekking oude regeling

De Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005 wordt ingetrokken.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2024.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Westland 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 28 februari 2024.

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting

NB Deze toelichting is geschreven met de keuzes die in de Model Marktverordening gemaakt zijn in gedachten. Als een individuele gemeente andere keuzes maakt, dan sluit deze toelichting mogelijk niet aan. Wel kan ze uiteraard als basis dienen voor een door de gemeente zelf op te stellen toelichting. Voor een goed beeld van de achtergronden kunnen ook de bijbehorende VNG ledenbrief en implementatiehandleiding worden geraadpleegd.

Algemeen

De bevoegdheid tot het instellen, veranderen of afschaffen van een markt is aan burgemeester en wethouders toegekend. Zie hiervoor artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet. Daarnaast is de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet bevoegd om een marktverordening vast te stellen. Het vaststellen van een marktverordening zal samengaan met een besluit van burgemeester en wethouders tot het instellen van een markt.

Het doel van deze verordening is drieledig. Ten eerste worden de kaders gecreëerd om markten zodanig te organiseren dat de gemeentelijke algemene belangen beschermd worden en dat de markten aantrekkelijk zijn voor zowel consumenten als marktkooplieden. Ten tweede heeft deze verordening tot doel dit op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, zonder overbodige regels en met zo min mogelijk administratieve lasten. Tot slot is de verordening ook gericht op het voldoen aan de eisen die voortvloeien uit de Europese Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) en de Dienstenwet. Zie verder ook de toelichting bij paragraaf 2.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Toepassingsgebied

Op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet kunnen burgemeester en wethouders jaarmarkten of gewone marktdagen instellen (en veranderen of afschaffen). Deze Marktverordening is van toepassing op dergelijke van gemeentewege ingestelde markten, voor zover het warenmarkten zijn en deze met enige regelmaat (regulier) plaatsvinden.

De regulering van andere ambulante handel dan waarop deze verordening van toepassing is, is te vinden in de Algemene Plaatselijke Verordening Westland 2019 (hierna: APV Westland 2019). Hierin zijn regels voor evenementen, waaronder ook braderieën vallen, opgenomen. Verder bevat de APV Westland 2019 bepalingen over venten, snuffelmarkten en het innemen van standplaatsen, niet zijnde standplaatsen op markten. Uit de in de APV Westland 2019 opgenomen bepalingen blijkt steeds dat deze niet van toepassing zijn op de markten die door burgemeester en wethouders op grond van artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet zijn ingesteld.

De gemeente ziet er op toe dat vergunningen alleen worden afgegeven op locaties die planologisch zijn toegestaan conform het bestemmingsplan(omgevingsplan)

Artikel 2. Definities

Er zijn drie soorten marktvergunningen, dat wil zeggen vergunningen om op de markt handel te drijven. Dat zijn de vaste standplaatsvergunning, de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning. Deze vergunningen onderscheiden zich van elkaar door hun looptijd en door de vergunde activiteit. De marktvergunning vermeldt voor welke standplaats hij geldt, en in het inrichtingsplan is in ieder geval opgenomen welke standplaatsen beschikbaar zijn voor houders van een vaste standplaatsvergunning (artikel 3). Ook dagplaatsen en standwerkplaatsen zijn opgenomen in het door burgemeester en wethouders vastgestelde inrichtingsplan.

Artikel 3. Inrichtingsplan

Eerste en tweede lid

Dit artikel schrijft voor dat burgemeester en wethouders per markt een inrichtingsplan vaststellen en daarin opnemen wat voor de markt in ieder geval geregeld moet en mag worden. Zo wordt in het inrichtingsplan aangegeven wat de markttijd is en blijkt uit de kaart van de markt, die onderdeel is van het inrichtingsplan, waar de grenzen van het marktterrein liggen en dat hoekplaatsen in beginsel zijn bestemd voor bakplaatsen. Ook wijzen burgemeester en wethouders de vaste standplaatsen aan. Verder maken zij met het inrichtingsplan duidelijk welke verdeelprocedure zij zullen toepassen bij het verlenen van vaste standplaatsvergunningen. De mogelijke verdeelprocedures zijn beschreven en uitgewerkt in de artikel 9 (selectie). Burgemeester en wethouders leggen in het inrichtingsplan vast of zij de artikel 9 toepassen.

Daarnaast kunnen burgemeester en wethouders in het inrichtingsplan vastleggen dat zij, in de gevallen die zich daarvoor lenen, de verlengingsprocedure van artikel 8 in gang zullen zetten. Het opnemen van deze mogelijkheid in het inrichtingsplan is niet geformuleerd als een verplichting, omdat het gaat om een (discretionaire) bevoegdheid. Voor het toepassen van de bevoegdheid is het noemen van artikel 8 in het inrichtingsplan echter wel van belang, vanwege de kenbaarheid en transparantie.

Derde lid

Verder kunnen burgemeester en wethouders dagplaatsen en standwerkplaatsen expliciet aanwijzen en bepalen dat een maximumaantal vaste standplaatsvergunningen wordt afgegeven voor een of meer branches of artikelgroepen (of combinaties daarvan). Dat gebeurt met het oog op dwingende redenen van algemeen belang, en conform de Dienstenrichtlijn.

Paragraaf 2. Vergunningen

Artikel 4. Vergunningsplicht

Eerste lid

In het eerste lid wordt verboden om zonder marktvergunning een standplaats in te nemen en wordt de bevoegdheid om deze vergunning te verlenen toegekend (geattribueerd) aan burgemeester en wethouders. De nadere regeling van de verschillende marktvergunningen gebeurt vervolgens in de paragrafen 2 tot en met 4.

Tweede lid

Een vergunning wordt alleen verleend aan een natuurlijke persoon die in Nederland arbeid mag verrichten en die ook handelingsbekwaam is in de zin van het burgerlijk recht.

Artikel 5. Voorschriften en beperkingen

Aan een marktvergunning mogen alleen voorschriften en beperkingen worden verbonden die de belangen beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist.

De (keuze voor de) vergunningstermijn van 10 jaar is tot stand gekomen na zorgvuldige weging van ingebrachte argumenten en standpunten. Hierbij is onder andere gekeken naar het beleid van andere gemeenten, advies van marktcommissie en belangenorganisatie(-s), ambtelijk advies, bedrijfseconomische aspecten voor vergunninghouders, regelgeving omtrent schaarse vergunningen en bestudering van relevante jurisprudentie op dit vlak (zie toelichting artikel 26, 2e lid).

Alles afwegende heeft dit tot de conclusie geleid dat een maximale termijn van 10 jaar een goed werkbare termijn is in de gemeente Westland.

Paragraaf 2. Verdeelprocedures beschikbare marktvergunningen

Marktvergunningen zijn, gegeven de omstandigheid dat er een bepaald vergunningenplafond is, schaarse vergunningen zoals bedoeld in de Dienstenrichtlijn. Die kwalificatie brengt onder meer met zich mee dat deze vergunningen niet voor onbepaalde tijd kunnen worden verleend en dat de verdeling van de vergunningen moet voldoen aan de eisen van kenbaarheid en transparantie. Potentiële gegadigden moeten op gelijke voet kunnen meedingen naar de beschikbare vergunningen. Vooraf moet duidelijk zijn wat de looptijd van een vergunning is, op welke manier vergunningen worden verdeeld en welke (inhoudelijke) criteria daarbij worden gebruikt. Gegadigden kunnen dan hun vergunningaanvraag hierop afstemmen.

In paragraaf 2 zijn de verschillende verdeelprocedures voor de verschillende marktvergunningen neergelegd. Voor de dagplaatsvergunning en de standwerkvergunning die beide worden verleend voor de duur van een dag, is voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure. Voor de vaste standplaatsvergunning, die wordt verleend voor een langere termijn, zijn twee verdeelprocedures uitgewerkt. Burgemeester en wethouders maken hun keuze uit die twee mogelijke procedures en leggen deze keuze vast in het inrichtingsplan. Burgemeester en wethouders kunnen kiezen voor de verdeling via selectie (artikel 9). Het maken en vervolgens in het inrichtingsplan vastleggen van deze keuze is een verplichting (artikel 7). In aanvulling op de voorgeschreven keuze voor de verdeelprocedure kunnen burgemeester en wethouders er ook voor kiezen om in het inrichtingsplan vast te leggen dat zij de procedure van verlenging na afroep (artikel 8) toepassen. Het maken en vervolgens in het inrichtingsplan vastleggen van deze keuze is een bevoegdheid.

Artikel 7. Verdeling beschikbare vaste standplaatsvergunning

Eerste lid

In dit artikel wordt geregeld dat uit het inrichtingsplan blijkt welke verdeelprocedure burgemeester en wethouders toepassen bij het beschikbaar komen van een vaste standplaatsvergunning.

Burgemeester en wethouders hanteren de gekozen verdeelprocedure zowel in de situatie waarin er slechts een vergunning beschikbaar is gekomen, als in de situatie waarin er meer vergunningen tegelijk beschikbaar zijn. Burgemeester en wethouders hebben de keuze uit de selectieprocedure (artikel 9). Door deze keuze vast te leggen in het inrichtingsplan, weten potentiële gegadigden voorafgaand aan de verdeling van een of meer beschikbare vergunningen hoe die verdeling zal plaatsvinden.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders mogen in het inrichtingsplan vastleggen dat zij ook de procedure van verlenging na afroep (artikel 8) toepassen. Deze procedure kan alleen worden gestart als een vaste standplaatsvergunning beschikbaar komt vanwege het einde van de looptijd van de vergunning en daarbij voldoende aannemelijk is dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor deze vergunning. Als dit na het doen van een openbare kennisgeving (de afroep) is bevestigd, doordat inderdaad geen andere belangstellenden naar voren zijn gekomen, dan kan de vergunning van de zittende vergunninghouder eenvoudig worden verlengd. Als zich wel andere belangstellenden hebben gemeld, moet alsnog de verdeelprocedure van de artikel 9 worden gevolgd.

Artikel 8. Verlenging vaste standplaatsvergunning na afroep

Of de mogelijkheid van verlenging na afroep wordt gebruikt, is aan burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders zijn niet verplicht om de mogelijkheid van artikel 8 toe te passen, maar als zij daarvoor kiezen is het vanwege de kenbaarheid en de transparantie belangrijk om dit in het inrichtingsplan op te nemen. Ook hier geldt immers dat het vastleggen in het inrichtingsplan de potentiële gegadigden vooraf duidelijkheid biedt.

Als de looptijd (zie ook toelichting van artikel 5) van een vaste standplaatsvergunning eindigt, moet de vergunning in principe opnieuw worden uitgegeven, en aan de hand van een van de verdeelprocedures van de artikel 9.

Echter, in de situatie waarin het waarschijnlijk is dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor de betreffende vaste standplaatsvergunning, kan het starten van een verdeelprocedure te belastend of omslachtig zijn. In dat geval kunnen burgemeester en wethouders de in artikel 8 geregelde procedure van verlenging na afroep starten. Kort gezegd komt deze procedure erop neer dat nadat is vastgesteld dat er behalve de zittende vergunninghouder geen andere gegadigden voor de vergunning zijn, deze vergunning kan worden verlengd.

Eerste lid

De verlengingsprocedure kan alleen worden gehanteerd bij het beschikbaar komen van de vergunning doordat het einde van de looptijd van de vergunning wordt bereikt. Daarnaast moet het ook voldoende aannemelijk zijn dat alleen de zittende vergunninghouder belangstelling heeft voor deze vergunning.

Burgemeester en wethouders moeten dus aan de hand van objectieve feiten kunnen onderbouwen dat er waarschijnlijk geen andere gegadigden zullen zijn.

Tweede tot en met vierde lid

Het tweede lid bepaalt dat openbaar moet worden aangekondigd (afroep) dat de vaste standplaatsvergunning beschikbaar komt. Dat is om er zeker van te zijn dat er niet toch méér belangstelling voor de vergunning is. Als die afroep voldoende duidelijk is geweest en alleen de zittende vergunninghouder zich binnen de in het derde lid gestelde termijn meldt, dan kan zijn vergunning worden verlengd op grond van het vierde lid. De vergunning hoeft dan niet opnieuw, met een van de verdeelprocedures van de artikel 9, te worden uitgegeven. Er is immers maar één gegadigde voor de vergunning. De verlenging van de vergunning is uiteraard voor de looptijd die in de openbare kennisgeving was gemeld.

Vijfde en zesde lid

Het vijfde en zesde lid regelen wat er moet gebeuren als na het doen van de afroep onverhoopt blijkt dat er ook andere gegadigden zijn. In dat geval is verlenging van de vergunning voor de zittende

vergunninghouder niet mogelijk en moet alsnog een van de verdeelprocedures worden toegepast. De openbare kennisgeving die op grond van het tweede lid van de artikel 9 is voorgeschreven, hoeft dan niet te worden gedaan omdat deze feitelijk al heeft plaatsgevonden, namelijk door het doen van de afroep. Wel moet aan de gegadigden die hun belangstelling kenbaar hebben gemaakt (inclusief de zittende vergunninghouder) worden gemeld dat de verdeelprocedure van selectie of loting wordt toegepast. Ook moeten de gegadigden een termijn krijgen waarbinnen zij hun aanvraag kunnen (en moeten) indienen. De zittende vergunninghouder die in aanmerking wil komen voor de vergunning, kan uiteraard op dezelfde voet als de andere gegadigden meedingen naar de vergunning.

Artikel 9. Verdeling vaste standplaatsvergunning via selectie

Eerste lid

Bij het beschikbaar komen van een vaste standplaatsvergunning, om welke reden dan ook, kunnen burgemeester en wethouders deze verdelen aan de hand van een selectieprocedure. Of de verdeelprocedure van selectie wordt gehanteerd, blijkt uit het inrichtingsplan.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders maken door een openbare kennisgeving bekend dat de vaste standplaatsvergunning beschikbaar komt en melden daarbij ook wat de looptijd (artikel 14, eerste lid) van de vergunning is. Uit de openbare kennisgeving moet verder duidelijk worden [voor welke branche of artikelgroep de vergunning wordt verleend en] vóór welke datum de gegadigden hun aanvraag moeten indienen.

Derde lid

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt degene die tijdig een onvolledige aanvraag indient een termijn gegund om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn wordt voor alle onvolledige aanvragen gelijkgetrokken, omdat het belangrijk is om een zoveel mogelijk gelijk speelveld te realiseren.

Vierde lid

Een aanvraag moet tijdig en volledig zijn en moet ook overigens voldoen aan hetgeen bij of krachtens deze verordening is bepaald om in behandeling te worden genomen en inhoudelijk te worden beoordeeld. Een aanvraag die niet aan de eisen voldoet, wordt buiten behandeling gesteld of (op andere inhoudelijke gronden dan welke volgen uit artikel 9, vijfde lid) afgewezen.

Vijfde lid

De inhoudelijke beoordeling van de aanvragen gebeurt op grond van het vijfde lid door het toekennen van punten en het uitvoeren van een vergelijkende toets.

[De selectiecriteria zijn ingegeven door verschillende algemene belangen. Zo is de samenstelling van het marktassortiment (onder a) niet alleen van belang voor (consument-)bezoekers, maar ook voor de ondernemers zelf. De uitstallingen zijn van invloed op het aanzien van de markt, zodat de kwaliteit van de uitstraling van die uitstallingen een aspect is dat wordt meegewogen in de puntentoekenning (onder b). Onder de kwaliteit van de uitstalling kan mede worden begrepen de presentatie van de standplaats en van het assortiment. Voor consumenten is het verder van belang dat de ondernemers voldoende ervaring hebben met en kennis van de waren die zij verkopen (onder c). Met maatschappelijk verantwoord ondernemen (onder d) wordt onder meer gedoeld op duurzaam ondernemen en aandacht hebben voor het productieproces van de waren en de arbeidsomstandigheden in dat productieproces en transport uit verre landen. Consumentvriendelijk ondernemen (onder e) in het algemeen is eveneens een wegingsfactor. Hieronder kan mede worden begrepen het bieden van verschillende betaalmogelijkheden, de mogelijkheid van bezorging van producten en de mogelijkheid van retourneren of ruilen van producten.]

Zesde lid

De aanvraag met het op basis van de beoordeling hoogste aantal punten wordt toegekend, de aanvragen met een lager aantal punten afgewezen. Als er meer vergunningen tegelijk beschikbaar zijn gekomen, kunnen er ook meer aanvragen worden toegewezen, maar natuurlijk nog steeds op volgorde van puntental. Als het totaal aan beschikbare vergunningen is verdeeld, worden de overgebleven aanvragen (met de laagste punten) afgewezen.

Door de verdeelprocedure uit te werken in de verordening en in het inrichtingsplan vast te leggen dat deze wordt gehanteerd door burgemeester en wethouders, kunnen potentiële gegadigden weten welke selectiecriteria gelden en kunnen zij hun aanvraag daarop afstemmen. Op deze manier wordt een onpartijdige en transparante selectieprocedure toegepast.

Zevende lid

Het zevende lid tenslotte bevat een regeling voor de situatie waarin meer gegadigden hetzelfde aantal punten krijgen toegekend, terwijl er voor hen maar een vergunning beschikbaar is. In dat geval wordt deze vergunning onder hen verloot, waarbij de vergunning wordt verleend op basis van de rangschikking die volgt uit de trekking.

Artikel 10. Verdeling beschikbare dagplaatsvergunningen

Dagplaatsvergunningen zijn beschikbaar voor op de kaart van de markt als zodanig aangegeven dagplaatsen en daarnaast ook voor vaste standplaatsen die op de betreffende dag niet (op tijd) zijn ingenomen door de houder van de bijbehorende vaste standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger (artikel 18, tweede lid). Dagplaatsvergunningen gelden voor één dag, zodat het voor de hand ligt om te voorzien in een eenvoudige verdeelprocedure van loting, waarbij de vergunning wordt verleend op basis van de rangschikking die volgt uit de trekking. Uiteraard geldt ook hier dat een aanvraag of de aanvrager (zie bijvoorbeeld artikel 4, derde lid) moet voldoen aan de eisen. Uit artikel 18 blijkt waaraan een toewijsbare aanvraag moet voldoen. Aangezien er maar één mogelijke verdeelprocedure is voor dagplaatsvergunningen en die in de verordening is neergelegd, hoeft hierover geen keuze te worden bekendgemaakt in het inrichtingsplan.

Artikel 11. Verdeling beschikbare standwerkvergunningen

De verdeling van de beschikbare standwerkvergunningen is op dezelfde manier geregeld als de verdeling van de dagplaatsvergunningen. Ook standwerkvergunningen zijn vergunningen voor de duur van één dag. Uiteraard geldt ook hier dat een aanvraag of de aanvrager (zie bijvoorbeeld artikel 4, derde lid) moet voldoen aan de eisen. Uit artikel 19 blijkt waaraan een toewijsbare aanvraag moet voldoen. Zie verder de toelichting onder artikel 10.

Artikel 12. Intrekking en vervallen standplaatsvergunning

Eerste lid

Burgemeester en wethouders zijn gehouden de standplaatsvergunning in te trekken als de vergunninghouder daarom vraagt, of als hij is overleden of onder curatele gesteld. Dit is anders wanneer tijdig een aanvraag tot overschrijving is gedaan (zie artikel 14).

Tweede en derde lid

Op grond van het tweede lid zijn burgemeester en wethouders bevoegd, maar niet verplicht om de vergunning in te trekken als één van de daar genoemde situaties zich voordoet. Intrekking van de vergunning op grond van het tweede lid kan voor bepaalde of onbepaalde tijd zijn. Als de intrekking voor bepaalde tijd is, kan dat ook betekenen dat gedurende die tijd ook de op de vergunning vermelde vaste standplaats vervalt.

Vierde lid

De standplaatsvergunning vervalt tijdelijk als de vergunninghouder (of zijn rechtmatige vervanger, zie artikel 16) de standplaats niet (op tijd) heeft ingenomen. In dat geval vervalt de vergunning voor de rest van de dag en kan de betreffende standplaats worden uitgegeven als dagplaats (zie artikel 18, eerste lid). De houder van de standplaatsvergunning kan op die dag zijn standplaats niet alsnog innemen.

Paragraaf 3. Vaste standplaatsvergunning

Voor de vaste standplaatsvergunning is voorzien in een meer uitgebreide regeling dan voor de overige marktvergunningen. De vaste standplaatsvergunningen bepalen immers voor een belangrijk deel hoe de markt is ingericht.

Artikel 13. Algemene bepalingen vaste standplaatsvergunning

Eerste lid

Dit artikel bevat de algemene bepalingen met betrekking tot de vaste standplaatsvergunning. Deze vergunning geldt, vanwege de beperkte beschikbaarheid van de openbare ruimte voor de markthandel, als een schaarse vergunning in de zin van de Dienstenrichtlijn. Of er daadwerkelijk meer aanvragers zijn dan vergunningen is voor de kwalificatie als schaarse vergunning niet van belang.

Schaarse vergunningen worden voor bepaalde tijd verleend. De achterliggende gedachte daarbij is dat de vergunning na verloop van tijd weer beschikbaar moet komen voor (her)verdeling. Niet alleen de zittende ondernemers, maar ook potentiële andere gegadigden moeten immers de kans krijgen om toe te treden tot de markt.

Bij het bepalen van de duur van de vaste standplaatsvergunning is de zogenaamde terugverdientijd (en een redelijke vergoeding van geïnvesteerd kapitaal) van belang. De looptijd van de vergunning hoort niet korter te zijn dan deze terugverdientijd, omdat anders de vergunninghouders het risico lopen hun investeringen niet te kunnen terugverdienen. De looptijd van de vergunning hoort ook niet langer te zijn dan de terugverdientijd, omdat anders de potentiële gegadigden onnodig lang worden afgehouden van de toegang tot de markt.

Het is aan het gemeentebestuur om gemotiveerd en onderbouwd vast te stellen wat de looptijd van de vergunning moet zijn. Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1588), waarin de Afdeling onder meer heeft overwogen dat bij het bepalen van de looptijd (“passende beperkte duur”) van een beleidsmatig schaarse vergunning de terugverdientijd van noodzakelijke investeringen als factor moet worden meegenomen. Uit deze uitspraak volgt verder dat de zogenaamde afschrijvingstermijn niet per afzonderlijke vergunning of vergunninghouder mag worden bepaald, omdat dit tot willekeur leidt en niet verenigbaar is met de vereiste rechtszekerheid voor de vergunninghouders en eventuele gegadigden voor de vergunningen. Volgens de Afdeling kan per branche worden vastgesteld binnen welke termijn de bedoelde afschrijvingen redelijkerwijs kunnen worden gedaan. Uit de besluitvorming moet blijken dat het gemeentebestuur rekening heeft gehouden met de terugverdientijd.

Gelet op het voorgaande is gekozen voor een vergunningsduur van 10 jaar. In het rapport dat SEO heeft uitgebracht (‘Schaarse vergunningen en terugverdientijd in de ambulante handel’, januari 2021) is een analyse gemaakt van de opbrengsten van de ambulante handel en de investeringen, inclusief een redelijke vergoeding op geïnvesteerd vermogen. Op basis van die analyse is SEO gekomen tot een gemiddelde terugverdientijd van tussen de 9 (benedengrens) en 12 jaar (bovengrens). SEO heeft geen significante verschillen gevonden in de terugverdientijd als het gaat om het type product, de rechtsvorm van de onderneming, het aantal medewerkers en het aantal dagen in de week dat de vergunninghouder gemiddeld genomen actief is. Zie hierover ook de Kamerbrief van 15 juni 2021 van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat: Kamerbrief over bedrijfslevenbeleid: onderzoek vergunningsduur ambulante handel.

Tweede lid

Op de vergunning staat vermeld welke vaste standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden. Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen tijdelijk een andere standplaats aanwijzen. Daarbij kan worden gedacht aan extreme weersomstandigheden, noodzakelijke reconstructiewerkzaamheden of bepaalde evenementen.

Derde lid

De vaste standplaatsvergunning is uitdrukkelijk niet overdraagbaar, alleen al niet omdat dit niet verenigbaar is met het vereiste om potentiële gegadigden gelijke kansen te bieden om toe te treden tot de markt.

Artikel 14. Overschrijven vaste standplaatsvergunning

Eerste en vierde lid

Als de vergunninghouder de vergunning niet meer zelf wil gebruiken, kan hij burgemeester en wethouders vragen om de vaste standplaatsvergunning in te trekken. Intrekking van de vergunning gebeurt ook na het overlijden of onder curatele stellen van de vergunninghouder. Een alternatief is dat de vergunning (op aanvraag) wordt overgeschreven op naam van een ander. Artikel 14 regelt dat dit onder omstandigheden kan en op wiens naam de vergunning dan mag worden overgeschreven. Als de vergunninghouder is overleden of onder curatele gesteld, moet de aanvraag om overschrijving worden gedaan binnen twee maanden na het overlijden of de ondercuratelestelling.

Tweede en derde lid

In dit artikel is verder voor de duidelijkheid vastgelegd dat als de vergunning is verworven via een selectieprocedure (artikel 9), de overschrijving ervan alleen kan gebeuren als in dezelfde mate wordt voldaan aan de criteria op grond waarvan de vergunning eerder was verleend. Ook overigens geldt dat alle aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen onverkort van toepassing blijven . De overschrijving geldt alleen voor de resterende looptijd van de betreffende vergunning en de overgeschreven vergunning kan niet worden verlengd. Na het einde van de looptijd moet de vergunning volgens de toepasselijke verdeelprocedure opnieuw worden uitgegeven.

Artikel 15. Persoonlijk innemen vaste standplaats; vervanging

Eerste en tweede lid

De vergunninghouder is verplicht om de op de vaste standplaatsvergunning vermelde standplaats persoonlijk in te nemen. Als hij dat vanwege vakantie of bijzondere omstandigheden niet kan, kunnen burgemeester en wethouders erin toestemmen dat een vervanger de vaste standplaats inneemt. De vergunninghouder moet een aanvraag om toestemming indienen, met daarin de reden en de duur van zijn afwezigheid en de naam van de beoogde vervanger. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming weigeren. Het spreekt voor zich dat de vervanger optreedt namens de vergunninghouder en evenzeer gebonden is aan alle verplichtingen die voor de vergunninghouder gelden.

Artikel 16. Plaatsverandering na beschikbaar komen vaste standplaats

Eerste lid

Als op een markt, om welke reden ook, een vaste standplaats vrijkomt, dan kan deze worden toegewezen aan een zittende houder van een andere vaste standplaatsvergunning op die markt. De toewijzing gebeurt door een wijziging van diens bestaande vergunning en op aanvraag, niet ambtshalve. De plaatsverandering is voor de resterende duur van de vaste standplaatsvergunning die was gekoppeld aan de beschikbaar gekomen standplaats. Zittende vergunninghouders kunnen een aanspraak maken op een verandering van hun standplaats, omdat zij hebben bijgedragen aan de markt en daarmee aan het voorzieningenniveau.

Tweede lid

Als er meer vergunninghouders zijn die een aanvraag doen om plaatsverandering, dan wordt tussen hen geloot. Loting vindt plaats door middel van een trekking.

Paragraaf 4. Dagplaats- en standwerkvergunning

Artikel 17. Dagplaatsvergunning

Eerste lid

Een dagplaatsvergunning kan langs twee wegen worden verleend, zo volgt uit het eerste lid. Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als dagplaats en als zodanig zijn aangegeven op de kaart van de markt, kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen dagplaatsvergunningen afgeven. Ook kan een dagplaatsvergunning worden verleend voor een vaste standplaats die op de betreffende dag niet (op tijd) is ingenomen door de houder van de bijbehorende vaste standplaatsvergunning of zijn rechtmatige vervanger (zie artikel 16). Ook dagplaatsvergunningen kunnen niet onbeperkt worden uitgegeven en zijn in die zin schaars. Hun looptijd is beperkt tot een dag. Op de vergunning staat vermeld welke standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden. De wijze van verdeling van dagplaatsvergunningen is geregeld in artikel 10.

Tweede tot en met vierde lid

Uit het tweede lid volgt wie in aanmerking kan komen voor een dagplaatsvergunning en wie dus een toewijsbare aanvraag kan indienen. Het vereiste dat in de aan de aanvraag voorafgaande periode niet vaker dan 10 keren een dagplaatsvergunning is verleend, is gesteld om ook andere gegadigden de kans te geven op deze vergunning. Burgemeester en wethouders moeten de vergunning weigeren in de gevallen die zijn genoemd in het derde lid. In de gevallen die zijn genoemd in het vierde lid kunnen burgemeester en wethouders de vergunning weigeren.

Vijfde en zesde lid

Anders dan bij een vaste standplaatsvergunning kan de houder van een dagplaatsvergunning zich, logischerwijs, niet laten vervangen. Hij kan zich wel laten bijstaan.

Artikel 18. Standwerkvergunning

Eerste lid

Als bepaalde standplaatsen zijn bedoeld als standwerkplaats en als zodanig zijn aangegeven op de kaart van de markt, kunnen burgemeester en wethouders voor die standplaatsen standwerkvergunningen afgeven. De standwerkvergunning geldt, net als de dagplaatsvergunning, voor een dag. Op de vergunning staat vermeld welke standplaats door de vergunninghouder ingenomen mag (en moet) worden en eveneens voor welke artikelen de vergunning geldt. De wijze van verdeling van standwerkvergunningen is geregeld in artikel 11.

Tweede en derde lid

Uit het tweede lid volgt wie in aanmerking kan komen voor een standwerkvergunning en wie dus een toewijsbare aanvraag kan indienen. [Het vereiste dat in de aan de aanvraag voorafgaande periode niet vaker dan 10 keren een standwerkvergunning is verleend, is gesteld om ook andere gegadigden de kans te geven op deze vergunning.] De weigeringsgronden zijn geregeld in het derde lid. Zie verder de toelichting bij artikel 18.

Vierde en vijfde lid

Anders dan bij een vaste standplaatsvergunning kan de houder van een standwerkvergunning zich, logischerwijs, niet laten vervangen. Hij kan zich wel laten bijstaan.

Paragraaf 5. Algemene bepalingen voor vergunninghouders

Paragraaf 5 bevat een aantal algemene bepalingen voor (markt)vergunninghouders. Daarbij gaat het voornamelijk om algemene verplichtingen, zoals de verplichting om de vergunning te laten zien op eerste verzoek van een toezichthouder, de verplichting om de markttijden in acht te nemen en de verplichting om de markt schoon te houden. Deze verplichtingen gelden uiteraard ook voor eventuele vervangers van vergunninghouders.

Paragraaf 6. Handhaving

Artikel 24. Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat het gemeentebestuur onder andere ter uitvoering van gemeentelijke verordeningen de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen. Dit artikel regelt de bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om een bijzondere vorm van bestuursdwang, namelijk verwijdering, toe te passen. Deze bevoegdheid kan worden gebruikt als een vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog op de markt, of bij andere (ernstige) overtredingen van de Marktverordening.

Bij deze vorm van bestuursdwang wordt spoedeisendheid verondersteld (zie artikel 5:31, eerste lid, van de Awb). Dan kan bestuursdwang worden toegepast zonder voorafgaande last. Bij zéér spoedeisende gevallen, waarbij de haast zo groot is dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan bestuursdwang onmiddellijk worden toegepast (artikel 5:31, tweede lid, van de Awb). Wel moet het besluit dan achteraf alsnog bekendgemaakt worden (artikel 5:31, tweede lid, in samenhang met artikel 5:24, derde lid, van de Awb). Het hangt van de omstandigheden van het geval af of sprake is van een spoedeisend geval, of van een zéér spoedeisend geval.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 26. Overgangsrecht

Eerste lid

Op grond van het eerste lid blijven de besluiten op grond van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005 (vergunningen, ontheffingen, mandaten, inrichtingsplan enz.) bestaan, totdat ze (ambtshalve) worden gewijzigd of ingetrokken. Zo hebben burgemeester en wethouders de gelegenheid om te doen wat er moet gebeuren. Dat is vooral van belang voor de vergunningen voor onbepaalde tijd: dit moeten immers vergunningen voor bepaalde tijd zijn.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid om eenmaal, bij het omzetten van vaste standplaatsvergunningen voor onbepaalde tijd naar bepaalde tijd een kortere looptijd dan op grond van artikel 14, eerste lid, te bepalen. De gewijzigde vergunningen kunnen als overgangstermijn dienstdoen. Het bepalen van de duur van de overgangstermijn is lokaal maatwerk. Relevant is onder meer of de zittende ondernemers hun investeringen al grotendeels hebben kunnen terugverdienen en of zij voldoende tijd hebben om zich voor te bereiden op de nieuwe situatie van vergunningen voor bepaalde tijd, die volgens de nieuwe verdeelprocedures worden uitgegeven. Uit rechtspraak (Rechtbank Amsterdam 5 augustus 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:5002) blijkt dat het mogelijk is om een generieke overgangstermijn te bepalen, mits er ruimte is om daarvan af te wijken als in een individueel geval blijkt dat een ondernemer onevenredig wordt benadeeld. Uit dezelfde uitspraak volgt dat een overgangstermijn niet is bedoeld als volledige compensatie, maar om de vergunninghouders de gelegenheid te bieden om zich in te stellen op de nieuwe situatie.

Derde lid

De wacht- en anciënniteitslijsten komen te vervallen. Het laten voortbestaan van deze lijsten dient nauwelijks doel en is Europeesrechtelijk mogelijk problematisch.

Vierde lid

Op aanvragen die zijn ingediend ten tijde van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005 en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze Marktverordening, is deze Marktverordening van toepassing. Voor deze situatie is niet voorzien in overgangsrecht en geldt dus onmiddellijke inwerkingtreding. Dat is anders voor bezwaarschriften die zijn ingediend ten tijde van de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005. Daarvoor is wel voorzien in overgangsrecht, zodat deze bezwaarschriften nog worden afgehandeld conform de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Westland 2005.

<einde toelichting>