Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR715728
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR715728/2
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024
Geldend van 29-03-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025
Intitulé
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024Burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend,
gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning,
gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024,
B E S L U I T E N:
De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024 vast te stellen.
HOOFSTUK 1 BEGRIPPEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
- -
Bouwkundige voorziening: voorzieningen die nagelvast aan het huis vast zitten;
- -
Hulp bij het huishouden: ondersteuning van inwoners die niet in staat zijn zelfstandig een gestructureerd huishouden te voeren.
- -
Hulp bij het huishouden 1(Hbh 1): de nadruk bij deze categorie ligt op het overnemen van huishoudelijke taken, de client is in staat om zelf de regie te voeren;
- -
Hulp bij het huishouden 2 (Hbh 2): naast het overnemen van huishoudelijke taken is het ook noodzakelijk om te ondersteunen in de regie over het huishouden;
- -
Hulp bij het huishouden 3 (Hbh 3): de nadruk bij deze categorie hulp bij het huishouden ligt op hulp bij ontregeling van het huishouden;
- -
Leefeenheid: alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzaam huishouden te voeren.
- -
Niet-uitstelbare taken: maaltijd verzorgen/opwarmen, de kinderen verzorgen, afwassen en opruimen;
- -
Wel-uitstelbare taken: wasverzorging, licht huishoudelijk werk (afstoffen) zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, sanitair, keuken, bedden verschonen.
HOOFDSTUK 2 MELDING, ONDERZOEK EN AANVRAAG
Artikel 2. Eigen kracht
Het college onderzoekt bij iedere aanvraag of er vanuit eigen kracht een passende oplossing is om de zelfredzaamheid en participatie te verbeteren. Van een inwoner wordt verwacht dat hij op adequate wijze anticipeert op (komende) veranderingen in diens leefsituatie, waarbij de inwoner:
- 1.
eerst naar de eigen mogelijkheden kijkt;
- 2.
een beroep doet op het eigen netwerk;
- 3.
eigen financiële middelen inzet;
- 4.
eerst beroep doet op wetten zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (Zvw), Jeugdwet en Participatiewet.
Artikel 3. Voorzienbaarheid
Als het college van oordeel is dat een cliënt de hulpvraag redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie. Onderzoek naar en beoordeling van de individuele situatie is hierbij leidend.
Artikel 4. Langdurig noodzakelijk
De voorzieningen of diensten moeten langdurig noodzakelijk zijn ter compensatie van beperkingen. Onder ‘langdurig’ als in artikel 9 lid 3 onder d van de verordening wordt over het algemeen verstaan langer dan 6 maanden of een blijvende situatie. In alle gevallen blijft het leveren van maatwerk leidend.
Artikel 5. Gebruikelijke hulp
Werk (of vrijwilligerswerk) en opleiding van huisgenoten zijn geen reden om een maatwerkvoorziening toe te kennen. Indien er hulp nodig is die naar algemeen aanvaarde opvattingen meer is dan in redelijkheid van iemand kan worden gevraagd, is er sprake van niet gebruikelijke hulp. Dat wil niet zeggen dat een huisgenoot niet in staat is om die hulp te bieden.
Voor het vaststellen van de mogelijkheid van het bieden van gebruikelijke hulp worden de volgende factoren afgewogen in het onderzoek:
- 1.
Is de huisgenoot in staat om de noodzakelijke hulp te bieden;
- 2.
Is de huisgenoot beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden;
- 3.
Levert dit voor de huisgenoot die de noodzakelijke hulp biedt, geen overbelasting op;
- 4.
Ontstaan er, door het verlenen van de noodzakelijke hulp door de huisgenoot, geen financiële problemen.
Het principe van gebruikelijke hulp heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het bieden van noodzakelijke hulp.
Indien op grond van de specifieke omstandigheden van de cliënt (waaronder persoonskenmerken en gezinssituatie) uit één of meerdere onderzoeksfactoren blijkt dat de gebruikelijke hulp niet kan worden geleverd, is er sprake van een noodzaak voor hulp van buiten het huishouden zoals mantelzorg (vrijwilligers), zorg door personen in het sociale netwerk of professionele hulp. De hulp kan dan niet binnen de leefeenheid worden opgelost.
Gezondheidsproblemen of (dreigende) overbelasting
- 1.
Voor het vaststellen van de draagkracht en draaglast van leden van de leefeenheid van de cliënt, worden de volgende factoren afgewogen in het onderzoek:
- a.
lichamelijke en/of geestelijke conditie van partner of huisgenoot, maar ook het sociale netwerk en de wijze van omgaan met problemen;
- b.
de mate waarin er sprake is van (on)planbare zorg, het ziektebeeld en de prognose en bijkomende problemen van sociale, emotionele of relationele aard.
- a.
- 2.
Medisch advies is onderdeel van het onderzoek om (dreigende) overbelasting objectief te kunnen vaststellen.
- 3.
Wanneer de dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk, het voeren van een huishouden en andere activiteiten dan werk en huishouden, gaan werk en het voeren van een huishouden voor. Het beoefenen van vrijetijdsbesteding kan op zich geen reden zijn om een voorziening voor hulp bij het huishouden te krijgen.
Fysieke afwezigheid
Indien de huisgenoot van de cliënt vanwege werk fysiek niet aanwezig is, wordt hiermee bij het aanvragen uitsluitend rekening gehouden, wanneer het om aaneengesloten perioden van tenminste zeven etmalen gaat. De afwezigheid van de huisgenoot van cliënt moet een verplichtend karakter hebben en inherent zijn aan diens werk; denk hierbij aan offshore werk, internationaal vrachtverkeer en werk in het buitenland.
Bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten, maar minder dan zeven etmalen per week, kunnen de niet-uitstelbare taken overgenomen worden. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp, een beschikking voor hulp bij het huishouden gegeven worden.
Artikel 6. Uitzonderingen gebruikelijke hulp en langdurig noodzakelijk
In bepaalde situaties kan als volgt worden omgegaan met ‘gebruikelijke hulp’ en ‘langdurig noodzakelijk’:
- 1.
In terminale situaties (levensverwachting is minder dan 3 maanden) is het ontlasten van de huisgenoot in de vorm van hulp bij het huishouden mogelijk;
- 2.
Indien uit (medisch) onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking of probleem, waardoor redelijkerwijs de activiteiten niet overgenomen kunnen worden, dan is gebruikelijke hulp niet van toepassing.
- 3.
Indien uit medisch onderzoek blijkt dat de aanwezige huisgenoten niet (meer) leerbaar zijn voor het uitvoeren van huishoudelijke taken;
- 4.
In geval de leden van een leefeenheid overbelast dreigen te raken door de combinatie van werk en verzorging van de zieke partner/huisgenoot, kan een voorziening worden verstrekt op de onderdelen die normaliter tot de gebruikelijke hulp worden gerekend. Die voorziening is van korte duur (maximaal 3 maanden) om de leefeenheid de gelegenheid te geven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.
- 5.
Bij het plotseling overlijden van een van de ouders met als gevolg dat de achterblijvende ouder wordt belast met de opvoeding en verzorging van de kinderen in combinatie met werk. Ook in deze situatie kan tijdelijk (maximaal 3 maanden) hulp bij het huishouden worden ingezet om de ouder de kans te geven op zoek te gaan naar andere oplossingen;
- 6.
Ter voorkoming van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen: indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is, heeft de inzet van een voorliggende voorziening een verplichtend karakter. Indien de voorliggende voorziening niet beschikbaar is kan tijdelijke inzet van hulp bij het huishouden noodzakelijk zijn;
- 7.
Het hebben van een huisdier (met uitzondering van een hulphond) is een keuze. Voor het uitlaten van huisdieren bestaan voorliggende voorzieningen. Extra schoonmaak in verband met dieren kan alleen in een acute situatie voor maximaal 6 weken worden afgegeven waarna zelf naar een oplossing gezocht moet worden.
- 8.
Wanneer verwacht wordt dat na ziekenhuisopname en ontslag hulp nodig is, dan kan tijdelijk (voor maximaal 3 maanden) hulp bij het huishouden toegekend worden. Met de mogelijk eenmalige verlenging van de tijdelijke toekenning met nogmaals maximaal 3 maanden. Dit is afhankelijk van de situatie en verwachte hersteltermijn. Tijdige melding over de ziekenhuisopname is nodig om onderzoek te kunnen doen naar de mogelijkheden van inzet van het eigen netwerk van cliënt. De voorziening wordt niet eerdere verstrekt dan vlak voor de ontslagdatum.
Artikel 7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die normaal in de winkel te koop is, ook door mensen zonder beperkingen wordt gekocht en gebruikt. Voorbeelden zijn: elektrische fiets vanaf 12 jaar, klussenservice, ramenwasservice, losse douchestoel. Een van de kenmerken van een algemeen gebruikelijke voorziening is dat de voorziening gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau. Het financieel criterium dat het college hanteert in het onderzoek is: een voorziening is financieel te dragen als de kosten binnen een termijn van 36 maanden terugbetaald kunnen worden bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm
HOOFDSTUK 3 MAATWERKVOORZIENINGEN
§ 3.1 Hulp bij het huishouden
Met hulp bij het huishouden wordt een schoon en leefbaar huis beoogd. Schoon staat voor: een basishygiëne borgen, waarbij vervuiling van het huis en gezondheidsrisico’s van bewoners worden voorkomen. Leefbaar staat voor: opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen. Het gaat over de primaire leefruimten in het huis die de inwoner daadwerkelijk frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik heeft. Het huis is zodanig ingericht dat dit in redelijkheid schoongehouden kan worden.
Artikel 8. Activiteiten hulp bij het huishouden
In hulp bij het huishouden wordt onderscheid gemaakt in drie soorten voorzieningen: Hbh1, Hbh2 en Hbh3. Binnen elk van deze voorzieningen bestaan er verschillende activiteiten en is sprake van niet-uitstelbare taken en wel-uitstelbare taken.
Hbh 1: huishoudelijke taken
- -
Schoonmaken van het huis, licht en zwaar;
- -
Wassen, drogen, vouwen en strijken;
- -
Opruimen van de kamers;
- -
Bedden opmaken, afhalen en verschonen;
- -
Beperkte verzorging van huisdieren;
- -
Opruimen huishoudelijke afval;
- -
Broodmaaltijden bereiden;
- -
Warme maaltijd opwarmen en in uitzonderlijke situaties warme maaltijden bereiden;
- -
In uitzonderlijke situaties een boodschappenlijst samenstellen;
- -
Signaleren van veranderingen in de gezondheids- en sociale situatie;
- -
Signaleren is binnen de organisatie geborgd.
Hbh 2: organisatie van het huishouden
- -
Huishoudelijke werkzaamheden overeenkomstig activiteiten Hbh 1;
- -
Dagelijkse organisatie van het huishouden;
- -
Gebruikelijke verzorging (helpen met zelfverzorging) voor inwonende kinderen ;
- -
Signaleren van veranderingen in de gezondheids- en sociale situatie;
- -
Adviseren en/of verwijzen – zo mogelijk activeren;
- -
Actief handelen naar aanleiding van signalen van verandering in de situatie van de cliënt door de helpende.
Hbh 3: nadruk op hulp bij ontregeling van het huishouden
Ontregeling kan meerdere oorzaken hebben, waaronder psychische problemen, licht psychiatrische problemen, licht psychogeriatrische problemen, een verstandelijke beperking, opvoedproblemen of een combinatie van problemen.
- -
Huishoudelijke werkzaamheden (zie onder Hbh 1);
- -
Organisatie van het huishouden (zie onder Hbh 2);
- -
Signalering van verandering/verergering/vermindering problematiek door het sociaal netwerk;
- -
Zorg afstemmen met andere hulpverleners;
- -
Aanmelden voor doorverwijzing naar/inschakelen van andere hulpverlening;
- -
Opstellen of bijstellen van een zorgplan;
- -
Lichte vorm van psychosociale begeleiding;
- -
Advies, instructie en voorlichting gericht op het huishouden.
Verzorging en opvang van kinderen
- 1.
Verzorging en/of opvang van kinderen is onderdeel van de beschikking Hbh2 of Hbh3 indien:
- a.
sprake is van uitval van de ouder in een éénoudergezin waar de andere ouder niet meer in beeld is, of beide ouders ondervinden beperkingen in de kinderopvang en verzorging van de kinderen, en;
- b.
algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang/oppas niet aanwezig of toepasbaar zijn, en;
- c.
de mogelijkheden van het sociaal netwerk en mantelzorg niet of beperkt aanwezig of toepasbaar zijn.
- a.
- 2.
De beschikking kan tot 40 uur per week afgegeven worden voor verzorging en opvang van gezonde kinderen voor maximaal 3 maanden.
Revalidatie en aanwezige zorgverlening
Voor de inzet van huishoudelijke hulp voor het schoonhouden van de woning en de regievoering op het gezin, wordt bij de beslissing op de aanvraag rekening gehouden met de al aanwezige zorg- en hulpverlening. Al naar gelang de problematiek kan hier Hbh 2 of Hbh3 ingezet worden met een bijpassend aantal uren.
Aandoeningen die de oorzaak vormen voor de beperking om huishoudelijke activiteiten te verrichten en naar de mening van de arts nog behandelmogelijkheden biedt, leiden niet tot een toekenning van hulp bij het huishouden. Het gaat met name om ‘moeilijk objectiveerbare aandoeningen’ (MOA) en psychische aandoeningen. Hulp bij het huishouden kan in een dergelijke situatie anti-revaliderend werken. Wel kan hulp bij het huishouden naast een te volgen behandeling of revalidatie worden verstrekt. Hierover is afstemming met de behandelaar nodig. Een dergelijke voorziening heeft dan een geldigheidsduur afgeleid van de duur van het behandel- of revalidatietraject.
Artikel 9. Kamerverhuur en woongroepen
-
1. Als er sprake is van kamerverhuur, maakt de huurder van de betreffende ruimte geen deel uit van de leefeenheid;
-
2. Als mensen zelfstandig samenwonen op een adres en gemeenschappelijke ruimten delen, wordt verondersteld dat het aandeel in het schoonmaken van die ruimten bij uitval van een van de leden wordt overgenomen door de andere leden van een leefeenheid. De beschikking voor hulp bij het huishouden betreft dan alleen de eigen woonruimte (kamers) van de cliënt en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten. Denk aan woongroepen of meerdere generaties in een huis.
Artikel 10. Bijdrage van kinderen aan het huishouden
In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen dan leveren de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage aan de huishoudelijke taken.
- -
Kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;
- -
Kinderen van 5 tot en met 12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafeldekken/afruimen, afwassen/afdrogen, kleding in de wasmand gooien;
- -
Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen naast bovengenoemde taken ook helpen
- -
met het halen van kleine boodschappen, stofzuigen en de wasverzorging, met daarnaast ook het op orde houden van hun eigen kamer (opruimen, stofzuigen, bed verschonen);
- -
Van een 18 tot 23 jarige wordt verwacht een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. De huishoudelijke taken hiertoe behorend zijn:
- o
schoonhouden van sanitaire ruimte,
- o
keuken en een kamer,
- o
de was doen,
- o
boodschappen doen,
- o
maaltijd verzorgen,
- o
afwassen en opruimen.
- o
- -
Vanaf 23 jaar wordt verwacht dat deze de huishoudelijke taken overneemt wanneer de eerstverantwoordelijke in de leefeenheid uitvalt. Hiertoe behoort ook de opvang, verzorging en begeleiding van eventueel jongere gezinsleden in de leefeenheid. Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen doen’ of ‘niet weten wat te doen’ leiden niet tot het toekennen van huishoudelijke hulp. In die situaties kan een tijdelijk besluit worden afgegeven worden voor het aanleren hiervan.
Artikel 11. Particuliere huishoudelijke hulp
Bij elke aanvraag voor hulp bij het huishouden wordt onderzocht óf en in welke mate iemand gebruik maakt van een particuliere hulp. Hulp bij het huishouden kan aanvullend toegekend worden wanneer sprake is van een verslechterde gezondheidssituatie waardoor cliënt bij het voeren van het huishouden problemen ondervindt. Hierbij geldt:
- 1.
niet alle activiteiten worden door de particuliere hulp overgenomen en hiertoe bestaan ook geen mogelijkheid;
- 2.
particuliere hulp kan niet gecontinueerd worden omdat de financiële situatie van de cliënt dit niet meer toelaat.
Artikel 12. Technische hulpmiddelen
Er wordt geen voorziening voor hulp bij het huishouden verstrekt als de problemen van de cliënt afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger.
Artikel 13. Overlijden partner (cliënt)
Wanneer een beschikking betrekking heeft op meerdere personen in een leefeenheid en iemand van de leefeenheid (al dan niet cliënt zijnde) komt te overlijden dan mag de hulp maximaal 4 weken worden gecontinueerd op basis van de beschikking. Zo heeft de achtergebleven persoon uit de leefeenheid 4 weken de tijd om een aanvraag te doen om de beschikking op zijn/haar naam te kunnen laten zetten.
Er geldt een meldingsplicht van verandering van de situatie van de cliënt, inclusief overlijden. De zorgaanbieder heeft hier tevens een signalerende rol richting de gemeente.
Artikel 14. Normtijden Hulp bij het huishouden
Er gelden normtijden voor het bepalen van de omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden, middels een optelling van het aantal minuten per over te nemen activiteit, uitgedrukt in minuten per week.
Uitgangspunten:
- -
Er zijn wekelijks terugkerende taken en er is een aantal taken waar een grotere interval voor bestaat;
- -
De grootte van de woning is leidend, daarna pas het aantal volwassen personen in de leefeenheid;
- -
Het hebben van een woning groter dan bedoeld in de normtijden, leidt niet tot meerhulp;
- -
Voor de aanwezigheid van kinderen kan meerhulp worden verstrekt;
- -
Bij bepaalde problematiek, zoals incontinentie en COPD (waarbij woningsanering voorliggend is) wordt niet standaard meerhulp verstrekt. De individuele situatie is leidend;
- -
Bij een aantal activiteiten is een maximaal aantal minuten vermeld, omdat hier sprake kan zijn van minderhulp. Dit doet zich voor wanneer client en/of sociaal netwerk in staat is deels zelfstandig een activiteit te verrichten. De toekenning van minderhulp is in samenspraak met de client.
Tabel 1 Normtijdenoverzicht hulp bij het huishouden
Een nadere specificatie per activiteit in bijlage
Categorie |
Activiteit |
Normtijd (min/wk) |
A. Boodschappen |
A1. Boodschappenlijst samenstellen, inruimen boodschappen |
Max. 15 min/keer |
A2. Meerhulp leefeenheid met kinderen < 13 jaar |
Max. 15 minuten |
|
B. Bereiding broodmaaltijd |
B1.Broodmaaltijd bereiden (brood smeren), broodmaaltijd klaarzetten, tafeldekken en afruimen, koffie/thee zetten, opruimen / afwassen / inruimen afwasmachine |
Max. 15 minuten Max. 1 x per dag |
C. Opwarmen warme maaltijd |
Warme maaltijd opwarmen, klaarzetten, tafeldekken, opruimen / afwassen / inruimen afwasmachine |
Max.20 minuten per dag |
D. Licht huishoudelijk werk (stof afnemen, opruimen, afwassen, bed opmaken) |
D1. Woning met 1 of 2 slaapkamer(s) van 1 of 2 persoons huishouden |
Max. 45 minuten |
D2. Woning met 3 slaapkamers van 1 of 2 persoons huishouden |
Max. 60 minuten |
|
D3. Meerhulp per kind < 5 jaar |
Max. 15 minuten |
|
D4. Meerhulp door hoge vervuilingsgraad ten gevolge van de beperking of noodzaak extra hygiëne ten gevolge van de aandoening |
Max. 30 minuten |
|
E. Zwaar huishoudelijk werk (Stofzuigen, nat afnemen, dweilen, ramen zemen, soppen van sanitair en keuken*, bedden verschonen) |
E1. Woning met 1 of 2 slaapkamer(s) van 1 persoons huishouden |
Max. 90 minuten |
E2.Woning met 3 slaapkamers van 1 persoons huishouden |
Max. 120 minuten |
|
E3. Woning met 1 of 2 slaapkamer(s) van 2 persoons huishouden |
Max. 120 minuten |
|
E4. Woning met 3 slaapkamers van 2 persoons huishouden |
Max. 150 minuten |
|
E5. Meerhulp per kind < 13 jaar |
Max. 15 minuten |
|
E6. Meerhulp door hoge vervuilingsgraad ten gevolge van de beperking of noodzaak extra hygiëne ten gevolge van de aandoening |
Max. 30 minuten |
|
E7.Meerhulp hulphond |
Max. 30 minuten |
|
E8. Meerhulp Huisdier in acute situatie |
Max. 30 minuten (tijdelijk: 6 weken) |
|
F. Wasverzorging (kleding en linnengoed sorteren en wassen in wasmachine, was drogen in droogmachine/was ophangen, vouwen, strijken, opbergen*) |
F1.1 persoons huishouden met droger |
Max. 45 minuten |
F2 1 persoons huishouden zonder droger |
Max. 60 minuten |
|
F3. 2 persoons huishouden met droger |
Max. 75 minuten |
|
F4. 2 persoons huishouden zonder droger |
Max. 90 minuten |
|
F5. Meerhulp per kind < 13 jaar |
Max. 30 minuten |
|
F6. Meerhulp per kind 13 – 17 jaar |
Max. 20 minuten |
|
F7. Meerhulp bij bedlegerigheid, transpiratie / speeksel, chemo |
Max. 30 minuten |
|
G. Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen* |
G1. Oppas en opvang van gezonde kinderen |
Max. 40 uur/week Max. 3 maanden |
Voor kinderen tot en met 7 jaar geldt: |
|
|
G2. Naar bed brengen/ uit bed halen per kind |
10 minuten Max. 4 x per 24 uur |
|
G3. Wassen (incl. tanden poetsen) en kleden per kind |
30 minuten per dag Max. 2 x per 24 uur |
|
G4. Eten en/of drinken geven per broodmaaltijd |
30 minuten |
|
G5. Eten en of drinken geven per warme maaltijd |
45 minuten |
|
G6. Babyvoeding: flesje |
20 minuten per keer |
|
G7. Luier verschonen |
10 minuten per keer Max. 5 x per 24 uur |
|
G8. Naar school/crèche brengen |
15 minuten per keer. |
|
G9. Meerhulp gedragsproblematiek bij kinderen, spelen / opvoeding. Factoren meerhulp: aantal kinderen, leeftijd, gezondheidssituatie / functioneren kinderen / huisgenoten. |
Max. 40 uur/week Max. 3 maanden |
|
H. Organisatie van het huishouden* |
H1. Aanbrengen / handhaven structuur |
30 minuten |
H2. Organisatie administratie huishouden |
30 minuten |
|
H3. Instructie huishouden (omgaan met hulpmiddelen, licht huishoudelijk werk, wasverzorging) |
30 minuten per keer Max. 3 x per week Max. 6 weken. |
|
H4. Meerhulp bij communicatieproblemen |
Max 15 minuten |
|
H5 Meerhulp bij kinderen < 16 jaar |
Max 30 minuten |
Aanvullende informatie per categorie
- A.
Boodschappen: In situaties waar sprake is van een regieprobleem (minimaal Hbh 2) of daar waar de cliënt dusdanig beperkt is dat diegene niet in staat is om een boodschappenlijst samen te stellen kan activiteit A1. verstrekt worden. Het inkopen van boodschappen wordt niet geïndiceerd. De boodschappen(bezorg)service is algemeen gebruikelijk en voorhanden.
- B.
Broodmaaltijden: ‘s Avonds worden de boterhammen voor ‘s ochtends klaargemaakt en afgedekt bewaard in koelkast.
- C.
Warme maaltijden: Maaltijdservice en kant en klaar maaltijden zijn voorliggend en algemeen gebruikelijk. Het bereiden van warme maaltijden wordt alleen in heel uitzonderlijke situaties verstrekt, bijvoorbeeld hele specifieke diëten die niet verkrijgbaar zijn via maaltijdservice.
- D.
Licht huishoudelijk werk: geen aanvullende informatie.
- E.
Zwaar huishoudelijk werk: In de normtijden van het grondig schoonmaken van badkamer en keuken is rekening gehouden met een 3-wekelijks terugkerende activiteit. Voor wat betreft het zemen van de binnenkant van de ramen betreft dit eens in de 12 weken.
- F.
Wasverzorging: Het strijken van enige bovenkleding is opgenomen in de normtijd. Onderkleding en handdoeken / theedoeken / beddengoed wordt gevouwen.
- G.
Verzorging en opvang van kinderen: Verzorging en/of tijdelijke kinderopvang van kinderen is minimaal hulp bij het huishouden 2.
- H.
Organisatie van het huishouden: Organisatie van het huishouden is minimaal hulp bij het huishouden 2.
§ 3.2 Woonvoorzieningen
Woonvoorzieningen zijn woningaanpassingen of hulpmiddelen (al dan niet nagelvast) gericht op het normale gebruik van de woning, waardoor cliënt langer zelfstandig kan blijven wonen. Algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Artikel 15. Woningaanpassing of verhuizing
Een huishouden voeren impliceert een geschikte woning waarin de inwoner zijn alledaagse levenshandelingen kan verrichten. Om langer zelfstandig te kunnen blijven wonen in de eigen leefomgeving zijn er voorzieningen die dit mogelijk maken.
Het college beoordeelt of het wonen in een geschikt huis ook te bereiken is via een verhuizing naar een reeds aangepaste of beter aan te passen woning. De volgende factoren worden afgewogen in het onderzoek:
- 1.
Verhuizen is een passende oplossing en goedkoper dan het aanpassen van de huidige woning van de cliënt: het college kan ervoor kiezen om dan een tegemoetkoming voor verhuizen en herinrichting te verstrekken;
- 2.
Sociale factoren: onder andere de binding van de cliënt met de omgeving, aanwezigheid van mantelzorg en directe familie, aanwezigheid van belangrijke voorzieningen in de omgeving;
- 3.
Woonlasten en financiële draagkracht: vergelijking van woonlasten oude en nieuwe woning, waarbij in geval van koopwoningen ook onderzoek gedaan wordt naar de verkoopbaarheid en eventuele opbrengst of restschuld van de woning. Opbrengst kan ingezet worden voor toekomstige woonlasten, restschuld moet niet tot financiële problemen leiden;
- 4.
Vergelijking aanpassingskosten huidige versus nieuwe woonruimte: Bij bouwkundige ingrepen wordt gewerkt met een programma van eisen, zo nodig opgesteld door een extern adviseur;
- 5.
Mogelijke gebruiksduur van de aanpassing. Daarbij speelt de leeftijd van de bewoner een rol maar ook de vraag of, bij het verlaten van de woning, deze weer beschikbaar kan worden gesteld aan een persoon met beperkingen.
- 6.
Bij een aanvraag voor een aanpassing van een woonwagen of woonschip, onderzoekt het college altijd hoelang de standplaats of ligplaats nog ter beschikking blijft voor de cliënt. Hiermee wordt een afweging gemaakt of een aanpassing van een woonwagen of woonschip een langdurig passende oplossing biedt.
Artikel 16. Trapliften
Trapliften worden in natura in bruikleen verstrekt. De hoogte van het onderhoud en reparatie is gebaseerd op het contract tussen gemeente en leveranciers van het lopende jaar. De cliënt kan ook een pgb aanvragen ter hoogte van de kosten in natura.
§ 3.3 Vervoersvoorziening
Wie door een lichamelijke of psychische beperking geen gebruik kan maken van eigen vervoer, van vervoer door anderen of van het reguliere openbaar vervoer, kan onder voorwaarden in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening. Vervoersvoorzieningen zijn niet leeftijdgebonden.
De cliënt komt in aanmerking voor een vervoersvoorziening indien hij het openbaar vervoer niet kan bereiken of gebruiken. Kan de cliënt 800 meter zelfstandig, al dan niet met hulpmiddelen, en in een redelijk tempo lopen, dan wordt de cliënt in staat geacht het openbaar vervoer te kunnen bereiken. Kan de cliënt het openbaar vervoer bereiken, maar is het onmogelijk het openbaar vervoer te gebruiken, bijvoorbeeld omdat de cliënt niet in het openbaar vervoer kan komen, dan kan er aanleiding zijn een vervoersvoorziening te verstrekken.
Uitgangspunt van het aanvullend openbaar vervoer (AOV) is dat 2000 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd. Een rit is maximaal 25 kilometer. Voor ritten verder dan 25 kilometer kan gebruik gemaakt worden van de vervoersvoorziening Valys.
Artikel 17. Auto-aanpassingen
Voorbeelden van auto-aanpassingen zijn een handbediening voor gas en rem, een kofferbaklift voor de rolstoel of inrijplaten. Alleen auto-aanpassingen die specifiek voor mensen met een beperking bedoeld zijn, worden verstrekt.
De volgende autoaanpassingen gelden als algemeen gebruikelijk (niet limitatief):
- -
Uitneembare hoedenplank;
- -
Derde of vijfde deur;
- -
Geblindeerde ramen;
- -
Elektrisch bedienbare portierruiten;
- -
Verstelbare lendensteunen op de voorstoel;
- -
Neerklapbare of inklapbare achterbank;
- -
Rembekrachtiging;
- -
Automatische transmissie;
- -
De kosten van een APK;
- -
Stuurbekrachtiging;
- -
Airconditioning;
- -
Cruise control;
- -
Automatische deuropeners voor garagedeuren.
§ 3.4 Rolstoelvoorziening en sportvoorziening
Wanneer het langdurig een probleem is voor een persoon om zich in of om de woning te kunnen verplaatsen, kan een rolstoelvoorziening nodig zijn. Voor het kunnen blijven beoefenen van een sport (geen topsport) is het ook mogelijk om een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening, zoals een sportrolstoel, te verstrekken.
Artikel 18. Incidenteel gebruik
Rolstoelen voor het zogenaamde ‘incidenteel’ gebruik vallen niet onder alledaagse verplaatsingen. In deze situaties verwijst het college naar bijvoorbeeld de thuiszorgwinkels. Gebruikt de cliënt de rolstoel langdurig en regelmatig, dan is een verstrekking vanuit de Wmo mogelijk. Het college stelt op grond van de aanvraag een programma van eisen op.
Het college houdt rekening met de mantelzorger. Is deze bijvoorbeeld niet in staat de rolstoel in alle omstandigheden te duwen, dan kan een ondersteunende motorvoorziening verschaft worden.
Artikel 19. Rolstoelvoorziening
Het gaat om verplaatsingen die cliënt maakt in of direct vanuit de woning waarbij hij voor deze alledaagse verplaatsingen aangewezen is op een rolstoel. De volgende rolstoelvoorzieningen kunnen worden verstrekt:
- -
handmatig voortbewogen rolstoel;
- -
elektrisch voortbewogen rolstoel;
- -
aanpassingen aan de rolstoel (extra onderdelen die niet standaard op een rolstoel zitten, maar wel noodzakelijk zijn voor de cliënt).
Grenzen aan de verstrekking
- -
Kosten van onderhoud, keuring, verzekering en reparatie van een rolstoel worden geheel vergoed tenzij sprake is van schade door verwijtbaar gedrag van cliënt of huisgenoten.
Artikel 20. Sportbeoefening
Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een financiële tegemoetkoming voor een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel. De cliënt moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.
§ 3.5 Respijtzorg en spoedzorg
Respijtzorg wordt geduid als mantelzorgvervanging en wordt verstrekt wanneer sprake is van overbelasting of dreigende overbelasting van de mantelzorger van de cliënt. De te verstrekken inzet sluit aan bij de vraag van de mantelzorger.
Artikel 21. Respijtzorg en spoedzorg
-
1. Kortdurend verblijf kan alleen wanneer geen sprake is van 24-uurs zorg van cliënt;
-
2. Wanneer er sprake is van het acuut wegvallen van een mantelzorger en er met spoed zorg nodig is, kan het college spoedzorg verstrekken.
§ 3.6 Begeleiding en dagbesteding
Artikel 22. Normenkader begeleiding 2.0
Als afwegingsinstrument voor begeleiding en dagbesteding wordt het normenkader begeleiding 2.0 gebruikt. Het Normenkader Begeleiding 2.0 helpt bij het bepalen van de aard en omvang van de begeleiding (incl. dagbesteding). De uiteindelijke afweging en de inzet blijft altijd maatwerk en wordt met de opgenomen cliëntkenmerken gemotiveerd vastgelegd. Het normenkader is een hulpmiddel om te komen tot een gedegen en toetsbare afweging.
Het normenkader begeleiding 2.0 is toegevoegd aan Bijlage II.
Artikel 23. Gebruikelijke hulp bij begeleiding
Er mag van uitgegaan worden dat het algemeen gangbaar is dat huisgenoten elkaar helpen met de dagelijkse activiteiten die geen specialistische hulp vereisen. In aanvulling op het gestelde in artikel 5 worden in het kader van begeleiding in ieder geval de volgende taken als gebruikelijke hulp aangemerkt binnen een leefeenheid:
- ●
Het geven van begeleiding aan een cliënt op het terrein van de maatschappelijke participatie (bijvoorbeeld het bieden van begeleiding bij activiteiten buitenshuis, zoals winkelen, bezoek aan museum, theater, strand, bos, etc. inclusief begeleiding bij vervoer);
- ●
Het begeleiden van de cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, (huis)arts, paramedicus etc.;
- ●
Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de (financiële) administratie, boodschappen, verzorgen van maaltijden, regie voeren over het huishouden. Hiertoe behoort ook het aansporen tot of het herinneren aan het uitvoeren van genoemde taken door cliënt;
- ●
Overname of begeleiding bieden bij ADL-taken zoals het aansporen om op te staan of het toezien van het nuttigen van maaltijden/dranken;
- ●
Het communiceren met derden zoals instanties, artsen, familie etc.;
- ●
Het voeren van ventilerende gesprekken en het doornemen van de dag met elkaar.
HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 24. Besteding pgb
Het pgb mag alleen worden besteed aan kosten die direct bijdragen aan de doelstelling van de pgb inzet. Voorbeelden (niet limitatief) van kosten die niet vanuit het pgb betaald kunnen worden, zijn kosten voor:
- 1.
bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;
- 2.
het voeren van een pgb-administratie;
- 3.
ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;
- 4.
een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking;
-
2. Op de in het eerste lid bedoelde dag worden de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015 ingetrokken;
-
3. Deze regeling wordt aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024.
Ondertekening
Purmerend,
Burgemeester en wethouders van Purmerend,
De secretaris,
A. Heiner
de Burgemeester,
E. van Selm
Bijlage normtijden specificatie
Normtijden zijn in minuten aangegeven.
Boodschappen |
Norm |
|
|
|
Boodschappenlijst opstellen |
5 of 10 |
|
|
|
Boodschappen inruimen |
5 of 10 |
|
|
|
Max. totaal per week |
15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
Broodmaaltijd |
Norm |
|
Warme maaltijd |
Norm |
Klaarzetten broodmaaltijd per keer |
5 |
|
Opwarmen/klaarzetten avondeten per keer |
10 |
Afruimen/afwassen broodmaaltijd per keer |
10 |
|
Afruimen/afwassen warme maaltijd per keer |
10 |
Max. totaal per keer |
15 |
|
Max. totaal per keer |
20 |
Max. totaal per week |
105 |
|
Max. totaal per week |
140 |
|
|
|
Vermindering van 10 minuten afwassen in het geval van combinatie met broodmaaltijden. |
|
|
|
|
|
|
Licht huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 1of 2 persoons |
Norm |
|
Licht huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 1 of 2 persoons |
Norm |
Opruimen/afwassen |
15 |
|
Opruimen/afwassen |
15 |
Interieur hoog |
10 |
|
Interieur hoog |
15 |
Interieur op middelhoogte, inclusief bed opmaken |
10 |
|
Interieur op middelhoogte, inclusief bed opmaken |
15 |
Interieur laag |
10 |
|
Interieur laag |
15 |
Max. totaal per week |
45 |
|
Max. totaal per week |
60 |
|
|
|
|
|
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 1-persoons |
Norm |
|
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 2-persoons |
Norm |
Stofzuigen woonkamer/nat afnemen (incl halletje, keuken, toilet) |
15 |
|
Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (incl halletje, keuken, toilet) |
15 |
Stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamer(s) (inclusief badkamer) |
15 |
|
Stofzuigen (slaap)kamer(s) inclusief badkamer |
15 |
Nat schoonmaken keuken |
15 |
|
Nat schoonmaken keuken |
15 |
Nat schoonmaken badkamer |
20 |
|
Nat schoonmaken badkamer |
20 |
Nat schoonmaken toilet |
10 |
|
Nat schoonmaken toilet |
10 |
Bed verschonen |
10 |
|
Bed verschonen |
10 |
Binnenkant ramen zemen |
5 |
|
Binnenkant ramen zemen |
5 |
|
|
|
Meerhulp 2e persoon |
30 |
Max. totaal per week |
90 |
|
Max. totaal per week |
120 |
|
|
|
|
|
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 1-persoons |
Norm |
|
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 2-persoons |
Norm |
Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (incl halletje, keuken, toilet) |
15 |
|
Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (inclusief halletje, keuken en toilet) |
15 |
Stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamers (inclusief badkamer) |
25 |
|
stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamers (inclusief badkamer) |
25 |
Stofzuigen trappenhuis (eengezinswoning) |
15 |
|
stofzuigen trappenhuis (eengezinswoning) |
15 |
Nat schoonmaken keuken |
15 |
|
Nat schoonmaken keuken |
15 |
Nat schoonmaken badkamer |
20 |
|
Nat schoonmaken badkamer |
20 |
Nat schoonmaken toilet |
10 |
|
Nat schoonmaken toilet |
10 |
Bed verschonen |
10 |
|
Bed verschonen |
10 |
Binnenkant ramen zemen |
10 |
|
Binnenkant ramen zemen |
10 |
|
|
|
Meerhulp 2e persoon |
30 |
Max. totaal per week |
120 |
|
Max. totaal per week |
150 |
|
|
|
|
|
Wasverzorging met droger 1 persoons |
Norm |
|
Wasverzorging zonder droger 1 persoons |
Norm |
sorteren en inladen |
5 |
|
sorteren en inladen |
5 |
overladen in de droger |
5 |
|
was ophangen |
15 |
was uit de droger halen |
5 |
|
was afhalen |
10 |
was opvouwen en strijken |
30 |
|
was opvouwen en strijken |
30 |
Max. totaal per keer |
45 |
|
Max. totaal per keer |
60 |
|
|
|
|
|
Wasverzorging met droger 2 persoons |
|
Wasverzorging zonder droger 2 persoons |
|
|
sorteren en inladen |
5 |
|
sorteren en inladen |
5 |
overladen in de droger |
5 |
|
was ophangen |
15 |
was uit de droger halen |
5 |
|
was afhalen |
10 |
was opvouwen en strijken |
30 |
|
was opvouwen en strijken |
30 |
Meerhulp 2e persoon |
30 |
|
Meerhulp 2e persoon |
30 |
Max. totaal per keer |
75 |
|
Max. totaal per keer |
90 |
Bijlage Normenkader begeleiding 2.0
Normenkader Begeleiding Versie 2.0
Afwegingskader voor het indiceren van Wmo-begeleiding
Ontwikkeld door bureau HHM en Factum Advies
Normenkader begeleiding, versie 2.0
Instrument voor het indiceren van Wmo-begeleiding
Dit Normenkader Begeleiding is ontwikkeld door bureau HHM en Factum Advies, op basis van opdrachten uitgevoerd voor meerdere gemeenten en een gezamenlijke doorontwikkeling en validatie door beide bureaus.
Zie bijlage 5 voor de belangrijke verschillen tussen versie 1.0 en versie 2.0 van dit normenkader.
Versie 2.0, november 2024
Kenmerk MW/24/1850/nkbg
1 Algemeen
1.1 Inleiding
Dit normenkader is ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en het afwegen en onderbouwen van de aard en omvang van indicaties voor Wmo-begeleiding.
Het Normenkader Begeleiding is als versie 1.0 in 2022 uitgewerkt op basis van voorgaande ontwikkel- en implementatie-trajecten door bureau HHM (Normenkader Begeleiding) en Factum Advies (FAQT-V) met en voor meerdere gemeenten. In de jaren 2022 - 2024 hebben beide bureaus het normenkader samen doorontwikkeld tot versie 2.0 van het Normenkader Begeleiding. In het separate Ontwikkelverslag Normenkader Begeleiding 2.0 (bureau HHM, Factum Advies, 2024) is de ontwikkelhistorie en validatie van het normenkader beschreven.
In geschillen rondom de Hulp bij het huishouden heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aangegeven dat gemeenten voor de onderbouwing van indicaties gebruik mogen maken van een normenkader, mits dit normenkader tot stand is gekomen op basis van objectief, deskundig en onafhankelijk uitgevoerd onderzoek1 .
Een goed onderzocht normenkader leunt daarbij op drie pijlers (triangulatie):
- •
data-onderzoek in de praktijk
- •
de oordelen van cliënten
- •
expertopinies
In het Ontwikkelverslag Normenkader Begeleiding 2.0 beschrijven wij hoe we vorm en invulling hebben gegeven aan deze drie pijlers bij de uitwerking van het Normenkader Begeleiding 2.0.
In deze handleiding de uitwerking: hoe kan het Normenkader Begeleiding worden toegepast door gemeentelijk consulenten.
1.2 Doel normenkader begeleiding
Veel inwoners van de gemeente regelen alleen of samen met anderen de vraagstukken die zij tegenkomen in hun leven. Een deel van de inwoners heeft hierbij tijdelijk of langdurend ondersteuning nodig, bijvoorbeeld in de vorm van Wmo-begeleiding: individuele begeleiding en/of dagbesteding.
De Wmo 2015 kent als hoofddoel: Inwoners van de gemeente zo nodig ondersteuning bieden ten aanzien van zelfredzaamheid en participatie. |
Als een cliënt2 om ondersteuning vraagt, doet de gemeente hier onderzoek naar. De gemeente onderzoekt de gehele ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Bepaalt daarna wat de mogelijkheden zijn om hierin te voorzien vanuit eigen kracht, het netwerk en overige voorliggende voorzieningen. Om tot slot te bepalen welke maatwerkvoorziening hierop aanvullend nodig is. Deze maatwerkvoorziening (ondersteuning op maat van het individu) wordt vastgelegd in een beschikking ofwel een indicatie. De cliënt ‘verzilvert’ de indicatie vervolgens ‘in natura’ en/of met een persoonsgebonden budget.
De cliënt wil daarbij weten “wat ga ik nu krijgen en waarom krijg ik dit?”, de gemeente moet dit ook inzichtelijk maken.
De Wmo-consulent3 van de gemeente heeft behoefte aan een kader om transparant en zo objectief mogelijk te kunnen bepalen welke ondersteuning de cliënt nodig heeft, binnen de lokale en wettelijke kaders.
De aanbieder wil weten welke inzet van ondersteuning van hen wordt verwacht.
Met dit normenkader helpen we de Wmo-consulent om diens professionele afweging - nog meer -transparant, afgewogen en eenduidig te maken. In de indicatie wordt de aard, omvang en duur van de te bieden ondersteuning vastgelegd, in overeenstemming met het juridisch kader zoals bepaald door de CRvB. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij dit normenkader willen implementeren in hun eigen werkprocessen. Dit vraagt om situationeel maatwerk. Dit normenkader is algemeen van karakter en is daarmee voor alle gemeenten bedoeld.
N.B.: het indiceren van Wmo-begeleiding is geen ‘harde wetenschap’ met vaste uitkomsten op basis van harde ‘rekenregels’. Het indiceren van begeleiding vraagt om een professionele afweging, op basis van veel elementen, met als doel ondersteuning op maat te bieden voor de inwoner. Dit normenkader helpt dit transparant en afgewogen te doen, maar vereist wel een basisdeskundigheid van de Wmo-consulent om het te kunnen gebruiken.
N.B.: in het normenkader volgen we de lijn van het algemene werkproces van Wmo-indicatiestelling met als focus de aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning. We beschrijven daarom niet het gehele werkproces in al zijn facetten.
Dit bevat meer stappen en elementen, zoals het wijzen op de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning, het kunnen kiezen tussen zorg in natura of pgb, hoe wordt omgegaan met het vastleggen van gegevens, de mogelijkheid van het aanreiken van een persoonlijk plan, de mogelijkheid tot het maken van bezwaar en dergelijke.
1.3 Disclaimer
Bureau HHM en Factum Advies spannen zich in om dit Normenkader Begeleiding juridisch houdbaar te laten zijn in geval van bezwaar en beroep. Wij kunnen succes bij juridische toetsing echter niet garanderen en aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade die hierdoor kan ontstaan.
Wij bevelen sterk aan om – voordat men met het normenkader gaat werken - een training te volgen over het werken met het Normenkader Begeleiding zodat het normenkader wordt gebruikt zoals het is bedoeld.
1.4 Leeswijzer
Na de algemene inleiding in hoofdstuk 1, schetsen we in hoofdstuk 2 het proces van indicatiestelling voor begeleiding.
In hoofdstuk 3 beschrijven we de start van het proces van indicatiestelling: het integrale onderzoek en het beschrijven van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt (stappen 1, 2 en 3, conform de CRvB-uitspraak).
In hoofdstuk 4 beschrijven we stap 4 (conform de CRvB-uitspraak) van het proces, het onderzoeken van de eigen mogelijkheden van cliënt en netwerk en overige voorliggende oplossingen.
In hoofdstuk 5 beschrijven we de afsluitende stap 5 (conform de CRvB-uitspraak) van het proces: het vertalen van de nog in te vullen ondersteuningsbehoefte van de cliënt naar een Wmo-maatwerkvoorziening.
2 Proces indicatiestelling
De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak4 vastgelegd welke vijf stappen een gemeente moet doorlopen om op een zorgvuldige wijze tot een besluit te komen. Het proces om te komen tot een indicatie voor begeleiding hebben wij uitgewerkt in deze vijf stappen, zie figuur 1.
Figuur 1. Proces besluitvorming Wmo -begeleiding
Stap 1: Wat is de hulpvraag van de cliënt?
De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De Wmo-consulent start het onderzoek en gaat met de cliënt in gesprek.
De cliënt heeft recht op onafhankelijke cliëntondersteuning en kan een persoonlijk plan uiterlijk binnen 7 dagen indienen.
Stap 2: Wat is het probleem?
Tijdens het onderzoek bevraagt de Wmo-consulent de cliënt, gerelateerd aan het gebruik van het Normenkader Begeleiding, op drie aspecten:
- •
de problematiek bij de participatie en zelfredzaamheid (aandoeningen, stoornissen en beperkingen) van de cliënt;
- •
inventarisatie van de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte per leefgebied;
- •
inventarisatie van overige cliëntkenmerken.
Stap 3: Welke ondersteuning is naar aard en omvang nodig?
Vaststellen aard en omvang van de bruto ondersteuningsbehoefte van de cliënt bij participatie en/of zelfredzaamheid.
Stap 4: Afweging voorliggende oplossingen?
Vervolgens weegt de Wmo-consulent af welke andere oplossingen dan wel voorliggende oplossingen beschikbaar zijn voor de cliënt om tot oplossingen te komen voor diens ondersteuningsbehoefte:
- •
onderzoek oplossingen door eigen kracht en/of netwerk;
- •
onderzoek overige voorliggende voorzieningen5 .
Stap 5: Maatwerkvoorziening?
Tot slot komt de Wmo-consulent in drie substappen tot de voor de cliënt benodigde maatwerkondersteuning op grond van de Wmo 2015 (netto):
- •
definitief maken van de benodigde Wmo-maatwerkvoorziening(en);
- •
kiezen van het best passende profiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit;
- •
afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van te indiceren ondersteuning.
3 Onderzoek
Dit hoofdstuk omschrijft de eerste drie stappen uit het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep:
- 1.
De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De Wmo-consulent start het onderzoek in samenspraak met de cliënt en waar nodig met de mantelzorger(s) dan wel een vertegenwoordiger van de cliënt.
- 2.
De Wmo-consulent bespreekt met de cliënt diens problematiek ten aanzien van participatie en/of zelfredzaamheid (aandoeningen, stoornissen en beperkingen), inventariseert diens ondersteuningsbehoefte en de effecten hiervan op verschillende leefgebieden en inventariseert de situatie van de cliënt op een aantal specifieke kenmerken.
- 3.
Vaststellen aard en omvang van de (bruto) ondersteuningsbehoefte.
Stap 1. Cliënt meldt zich, start onderzoek
Wanneer de cliënt zich meldt, bespreekt de Wmo-consulent diens hulpvraag met de cliënt. De Wmo-consulent onderzoekt ook de leefsituatie van de cliënt (gezinssituatie etcetera). Cliënten hebben de mogelijkheid een persoonlijk plan aan te dragen, dat de Wmo-consulent vervolgens meeneemt in het proces.
Stap 2. Wat is het probleem?
Tijdens het onderzoek bevraagt de Wmo-consulent de cliënt, voor zover nodig en gerelateerd aan het gebruik van het Normenkader Begeleiding, op drie aspecten:
- a.
problematiek
- b.
leefgebieden
- c.
overige cliëntkenmerken
Ad a. De problematiek (aandoeningen, stoornissen en beperkingen) t.a.v. zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt
De Wmo-consulent brengt het functioneren van de cliënt in kaart aan de hand van de aandoeningen, stoornissen en beperkingen. De onderzoeksmethodiek ICD/ICF6 kan hierbij helpend zijn.
Ad b. Inventarisatie van de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte per leefgebied
De Wmo-consulent brengt de ondersteuningsbehoefte van de cliënt in kaart aan de hand van elf leefgebieden7 . Per leefgebied wordt bekeken op welke manier de aandoeningen, stoornissen en beperkingen invloed hebben en leiden tot zelfredzaamheids- of participatieproblemen. Deze worden beschreven en concluderend ook vastgelegd
Belangrijk is hierbij dat de Wmo-consulent het leefgebied scoort naar de werkelijke ondersteuning die een cliënt naar beoordeling van de consulent nodig heeft, ook als dit nu op een andere manier wordt opgelost of wanneer een cliënt geen ondersteuning op dit gebied wenst. Zo doe je het meest recht aan de feitelijke situatie van de cliënt en wordt de ‘bruto’ behoefte aan ondersteuning van de cliënt duidelijk. In stap 4 worden de voor de cliënt al beschikbare of andere nog in te zetten mogelijke oplossingen op deze leefgebieden geïnventariseerd, waardoor deze uiteindelijk niet meewegen in de toe te kennen ‘netto’ maatwerkvoorziening.
Let op: we bevelen aan ieder leefgebied aan de orde te stellen, waarbij alleen de voor het onderzoek relevante informatie wordt vastgelegd in de rapportage.
De elf leefgebieden beschrijven we op volgende pagina’s.
De elf leefgebieden:
- -
Persoonlijk functioneren: dit leefgebied gaat over het zelfbeeld/zelfinzicht van de cliënt en de controle over het gedrag.
Kan de cliënt zelf een hulpvraag formuleren en kan de cliënt deze ook uitstellen? Dit omvat bijvoorbeeld ook het begrijpen van consequenties, omgaan met veranderingen, keuzes maken, emoties reguleren, eigen grenzen aangeven en agressie.
- -
Sociaal functioneren: dit leefgebied gaat over het gedrag van cliënt in relatie tot anderen.
Is de cliënt beïnvloedbaar? Kan de cliënt rekening houden met anderen? Is de cliënt in staat om te functioneren binnen het gezin, de familie of binnen de vriendengroep? Kan de cliënt vriendschappen aangaan, deze behouden en onderhouden?
- -
Gezondheid en zelfzorg: dit leefgebied gaat over de zelfzorg en het inzicht van de cliënt in gezondheidsrisico’s.
Denk hierbij aan problematiek gerelateerd aan slapen, evenwichtig dag- en nachtritme, volhouden van een gezond voedingspatroon, uiterlijke verzorging en tijdig medische professionals inschakelen wanneer er iets speelt.
- -
Verplaatsen en vervoer: dit leefgebied richt zich op het zelfstandig verplaatsen buiten de woning.
Kan de cliënt gebruikmaken van een eigen vervoersmiddel (bijvoorbeeld een fiets of auto) of van het openbaar vervoer? Ook zaken als het bepalen van een route vallen onder dit leefgebied.
- -
Wonen: dit leefgebied focust zich op problematiek rondom het onderhouden van de woning, zelfstandig kunnen wonen, het veroorzaken van dan wel omgaan met overlast en het contact met de eigenaar van de woning. Hieronder valt bijvoorbeeld ook het hebben van een veilige, passende woning en het veilig bewonen van de woning.
- -
Regie bij het huishouden: dit leefgebied gaat over de problemen die de cliënt ervaart bij het organiseren van huishoudelijke taken. Het gaat dan om het doen van de was, zorgen voor een schoon en leefbaar huis en ook het doen van de boodschappen en het bereiden van de maaltijd.
- -
Werk/school: dit leefgebied richt zich op problematiek ten aanzien van school of het werk van de cliënt.
Aandachtpunten hierbij zijn onder andere het hebben van een structuur, maken van keuzes voor de toekomst, aanwezigheid, op tijd komen of groepsgeschiktheid.
- -
Vrije tijd: dit leefgebied gaat over eventuele begeleiding die de cliënt nodig heeft bij het invullen van zijn vrije tijd of participatie in de samenleving. Problemen hierbij kunnen bijvoorbeeld gaan over sport, deelnemen aan verenigingen of het hebben van een zinvolle invulling van de dag.
- -
Financiën/administratie: dit leefgebied gaat over het om kunnen gaan met geld, het hebben en het oplossen van schulden en het hebben van een bron van inkomsten. Ook gaat dit leefgebied over het omgaan met post en de acties die hieruit voortkomen.
- -
Justitie: dit leefgebied richt zich op de noodzaak voor begeleiding van de cliënt op het gebied van gedrag en/of risicobeperkingen waarbij mogelijk reeds sprake kan zijn van een overtreding, contact met de politie of een lopende justitiële maatregel.
- -
Verslaving: dit leefgebied gaat over de invloed die een eventuele verslaving heeft op het dagelijks leven van de cliënt, zoals het meedoen in het gezin, school of werk.
Zie bijlage 3 voor een aanvullende lijst met aandachtspunten per leefgebied. Dit is een hulpmiddel wat kán helpen bij het concreet in kaart brengen van de specifieke problemen van de cliënt per leefgebied, zowel tijdens het huisbezoek als bij het uitwerken van het verslag.
In bijlage 4 zijn indicatieve beschrijvingen opgenomen die kunnen helpen om de zwaarte van de problematiek en de daaruit volgende ondersteuningsbehoefte per levensgebied te bepalen.
Per leefgebied wordt door de Wmo-consulent aangegeven (gescoord) of sprake is van: 0. Geen ondersteuningsbehoefte De cliënt heeft op dit leefgebied geen problemen waarbij ondersteuning nodig is. 1. Lichte ondersteuningsbehoefte, er is toezien nodig De cliënt heeft op dit leefgebied weinig problemen. De cliënt kan de activiteit zelf uitvoeren, maar een ander moet toezien, stimuleren en controleren. De cliënt kan zelf ondersteuning vragen en kan wachten op deze ondersteuning. 2. Matige ondersteuningsbehoefte, er is hulp nodig De cliënt heeft op dit leefgebied meer problemen, waardoor de cliënt deze activiteit slechts met moeite kan. Een ander moet helpen, stimuleren, instrueren en controleren. De cliënt kan meestal zelf ondersteuning vragen en kan soms wel en soms niet goed wachten op deze ondersteuning. 3. Zware ondersteuningsbehoefte, er is overname nodig De cliënt heeft op dit leefgebied grote problemen. De cliënt kan de activiteit niet zelf uitvoeren, een ander moet overnemen, aansturen, instrueren en controleren. De cliënt heeft moeite met ondersteuning vragen en meestal ook moeite met wachten op deze ondersteuning. |
Let op: het gaat hier om de mate waarin ondersteuning nodig is naar het oordeel van de Wmo-consulent.
Ad c. Inventarisatie van overige kenmerken van de cliënt
Tot slot van stap 2 inventariseert de Wmo-consulent een aantal overige kenmerken van de cliënt (zie tabel 1).
Deze overige kenmerken worden in combinatie met de scores op de leefgebieden later in stap 5 gebruikt bij de definitieve bepaling van de aard, omvang en duur van de in te zetten ondersteuning.
|
Kenmerk |
Score |
||
1 |
Aard van de problematiek |
Acuut |
Fluctuerend/wisselend |
Stabiel (continu aanwezig) |
2 |
Zelfinzicht cliënt eigen handelen en mogelijkheden |
Beperkend |
Neutraal-gemiddeld |
Bevorderend |
3 |
Motivatie van de cliënt |
Beperkend |
Neutraal-gemiddeld |
Bevorderend |
4 |
Lerend vermogen van de cliënt |
Beperkend |
Neutraal-gemiddeld |
Bevorderend |
5 |
Belastbaarheid van de cliënt |
Beperkend |
Neutraal-gemiddeld |
Bevorderend |
6 |
Sociaal netwerk van de cliënt |
Beperkend |
Neutraal-gemiddeld |
Bevorderend |
7 |
Draagkracht netwerk van de cliënt |
Hoog |
Gemiddeld |
Laag |
8 |
Risico voor cliënt, netwerk of samenleving als geen of minder ondersteuning wordt geboden |
Hoog |
Gemiddeld |
Laag |
9 |
Complexiteit van de problematiek |
Hoog |
Gemiddeld |
Laag |
10 |
Verwachting ontwikkeling van de cliënt |
Achteruitgang |
Gelijkblijvend/stabiel |
Verbetering |
Tabel 1. Overige kenmerken van de cliënt
Toelichting overige cliëntkenmerken
- 1.
Aard van de problematiek:
Is de problematiek acuut van aard, fluctuerend/wisselend in de tijd of continu/stabiel?
- 2.
Zelfinzicht:
In hoeverre begrijpt de cliënt zijn aandeel in de situatie/in de problematiek? Indien de cliënt inzicht heeft in zijn eigen handelen en dit kan beïnvloeden, werkt dit bevorderend. Kan de cliënt dit niet, dan werkt dit beperkend.
- 3.
Motivatie:
Staat de cliënt open voor hulpverlening en wil deze ook zelf aan de slag gaan met zijn hulpvragen, dan is dit bevorderend.
- 4.
Lerend vermogen:
Is de cliënt in staat om nieuw gedrag aan te leren en dit toe te passen? Wat ook belangrijk is om mee te wegen, is in hoeverre de cliënt in staat is om dit geleerde gedrag te generaliseren naar andere situaties.
- 5.
Belastbaarheid cliënt:
De belastbaarheid van de cliënt kan beperkend werken wanneer de cliënt onvoldoende energie of mentale capaciteit heeft om met zijn begeleidingsdoelen aan de slag te gaan. Andersom kan dit ook juist bevorderend werken wanneer de belastbaarheid goed is.
- 6.
Sociaal netwerk:
Is het sociale netwerk van de cliënt helpend in de situatie of is het netwerk onderdeel van het probleem.
Als de cliënt geen netwerk heeft, scoor je dit als neutraal.
- 7.
Draagkracht van het netwerk:
De draagkracht van het netwerk is hoog/gemiddeld/laag.
In geval van overbelasting of afwezigheid van het netwerk is de draagkracht laag. Overbelasting of afwezigheid van het netwerk kán problematiserend zijn.
Bij een gemiddelde draagkracht kan het netwerk de cliënt op een reguliere wijze ondersteunen.
Als sprake is van een hoge draagkracht, dan helpt het netwerk nadrukkelijk om de problematiek van de cliënt op te lossen of te laten verminderen.
- 8.
Risico:
Het risico voor de cliënt zelf of diens omgeving op ernstig nadeel voor de cliënt zelf of diens omgeving, is in deze cliëntsituatie hoog/gemiddeld/laag.
- 9.
Complexiteit van de problematiek:
De complexiteit van de problematiek is over het geheel gezien hoog/gemiddeld/laag.
In de afweging ten aanzien van de complexiteit van de problematiek als geheel speelt een rol:
- a.
Problemen op enkele of meerdere levensgebieden?
- b.
Ondersteuningsvraag is meer of minder voorspelbaar?
- c.
Hoe gaat de omgeving om met de problematiek van de cliënt?
- d.
Kun je goed met de cliënt communiceren over de problematiek?
- a.
- 10.
Verwachting ontwikkeling situatie cliënt (wat is er mogelijk?):
De situatie van de cliënt richting de toekomst met inzet van ondersteuning: gaat achteruit/blijft stabiel/verbetert.
Beschrijving scoremogelijkheden op de overige cliëntkenmerken 2 tot en met 6 De Wmo-consulent scoort de mate van invloed van de kenmerken op de omvang en duur van de in te zetten begeleiding: Beperkend: Dit kenmerk heeft een belemmerende invloed op de te bieden begeleiding. Door dit kenmerk komt de cliënt minder snel of minder makkelijk tot een oplossing voor het ervaren probleem. Neutraal/gemiddeld: Dit kenmerk heeft bij deze cliënt geen specifiek beperkend en ook geen specifiek bevorderend effect ten aanzien van de intensiteit van de in te zetten begeleiding, dit komt overeen met wat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen. Bevorderend: Dit kenmerk is helpend op de te bieden begeleiding. Door dit kenmerk komt de cliënt sneller of makkelijker tot een oplossing voor het ervaren probleem. |
Stap 3: Vaststellen aard en omvang ondersteuningsbehoefte
De Wmo-consulent bepaalt, zoveel als mogelijk in samenspraak met de cliënt en/of het netwerk, de te behalen aandachtspunten per leefgebied en de noodzakelijke ondersteuning hiervoor. Zodat duidelijk wordt wat de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte is van de cliënt en waar ook eventuele prioriteiten en keuzes van de cliënt liggen. Hierbij kan onder andere gebruik worden gemaakt van een zorginventarisatie, het persoonlijk plan of het ondersteuningsplan van de cliënt.
4 Stap 4: Afweging
In stap 4 weegt de Wmo-consulent vervolgens af welke andere oplossingen dan op grond van de Wmo 2015 beschikbaar zijn voor de cliënt om diens ondersteuningsbehoefte in te vullen.
De Wmo-consulent bespreekt met de cliënt en onderzoekt de mogelijkheden van de cliënt zelf, van het cliëntsysteem en het netwerk van de cliënt om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren zelfredzaamheids- en/of participatieproblemen. Dit betreft naast de mogelijkheden van de cliënt persoonlijk ook mogelijkheden om gebruik te maken van andere regelingen dan de Wmo. Deze oplossingen kunnen onder andere zijn: algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, laagdrempelige steunpunten, de Zorgverzekeringswet, de Participatiewet en/of de Wet langdurige zorg (Wlz).
Alle oplossingen die voorliggend zijn op een Wmo-maatwerkvoorziening worden als eerste benut. Hierover wordt de cliënt geadviseerd in het gespreksverslag. Daarbij is het conform de uitspraak van de CRvB van belang dat de Wmo-consulent nadrukkelijk onderzoekt of de voorliggende oplossing daadwerkelijk een oplossing biedt voor het probleem van de cliënt én ook voor de cliënt beschikbaar is. Het is ook mogelijk dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt wordt ingevuld door een combinatie van eigen kracht en/of voorliggende oplossingen met daarop aanvullend een maatwerkvoorziening.
5 Stap 5: Maatwerkvoorziening
In de laatste stap van het indicatieproces volgen de substappen 5a, 5b en 5c:
5a. Concreet maken benodigde Wmo-maatwerkvoorziening.
5b. Kiezen van het best passende profiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit.
5c. Afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning.
5.1Stap 5a - Concreet maken benodigde Wmo-maatwerkvoorzieningen
Na de stappen 3 en 4 is duidelijk voor welke aandachtspunten op welke leefgebieden een Wmo-maatwerkvoorziening nodig is om de cliënt te helpen diens zelfredzaamheids- en/of participatieproblemen op te lossen.
De Wmo-consulent maakt in deze stap ook keuzes over:
- a.
of individuele begeleiding of dagbesteding (in groepsverband) nodig is of een combinatie hiervan;
- b.
of de ondersteuning ontwikkelgericht of behoudgericht moet zijn (primaire focus).
Ad b-1. Ontwikkelgerichte begeleiding
Primair doel van de begeleiding is het realiseren van een duidelijke ontwikkeling (leren, groeien, versterken) van de mogelijkheden van de cliënt om zich (meer) zelfstandig te redden in het leven. Hiervoor wordt een overzichtelijke periode bepaald, bijvoorbeeld een aantal maanden tot een jaar (eventueel twee jaar). Hierbij kan dus ook een secundair element van behouden aan de orde zijn.
Ad b-2. Behoudgerichte begeleiding
Primair doel van de begeleiding is het behouden of zoveel als mogelijk behouden van de mogelijkheden van de cliënt om zich zelfstandig te redden in het leven. Er kan ook sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang. Hierbij kan dus ook een bijkomend element van ontwikkeling aan de orde zijn.
De keuze voor ontwikkelgericht dan wel behoudgericht heeft niet zozeer gevolgen voor de omvang van de te indiceren ondersteuning. Maar wel voor de opdracht die wordt meegegeven aan de aanbieder en voor de duur van de indicatie.
5.2 Stap 5b - Profiel kiezen
Op basis van onderzoek in de uitvoeringspraktijk hebben we ‘profielen’ uitgewerkt. Zowel voor individuele begeleiding als voor dagbesteding en voor beide een ontwikkelgerichte en een behoudgerichte versie. Deze profielen geven een beschrijving van cliëntgroepen aan de hand van de mogelijke scores op de set met leefgebieden en overige cliëntkenmerken zoals hiervoor beschreven.
Aan ieder profiel is een omvang van de te indiceren ondersteuning gekoppeld. Deze omvang is richtinggevend en dus niet dwingend bepalend.
Want: het kiezen van een profiel gebeurt op basis van de inhoudelijke beschrijving van de ondersteuningsvraag van de cliënt. Maar: er zijn ook altijd cliënten waarbij zodanige bijzonderheden aan de orde zijn dat het nodig is buiten de bandbreedte van het profiel te indiceren. En dat kan dan uiteraard, op grond van twee stelregels: ‘
Pas toe of leg uit’ en ‘Het enige doel dat je hebt, is ondersteuning op maat voor de cliënt indiceren’.
In stap 5b kiest de Wmo-consulent op basis van alle over de cliënt verzamelde informatie het voor deze cliënt best passende profiel. Dit doet de Wmo-consulent op basis van het totaalbeeld uit stap 2: de problemen van de cliënt, de scoring op de leefgebieden en de scoring op de overige cliëntkenmerken. Dit kunnen ook twee profielen zijn: één voor individuele begeleiding en één voor dagbesteding. Hierna geven we een nadere beschrijving van deze twee typen profielen.
I. Profielen individuele begeleiding
We onderscheiden vier profielen voor individuele begeleiding met een ontwikkelgericht respectievelijk behoudgericht karakter.
De ontwikkelgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor relatief korte duur geïndiceerd.
De behoudgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.
Per profiel is een bandbreedte gesteld van de gemiddelde tijd die een cliënt binnen dit profiel nodig heeft aan individuele begeleiding. De uren in het profiel zijn de direct cliëntgebonden uren. Dit betreft de uren die een begeleider direct besteedt aan het begeleiden van de cliënt (fysieke afspraken, telefonisch contact, digicontact etcetera). Alle andere uren die een begeleider besteedt aan een cliënt - denk hierbij bijvoorbeeld aan reistijd of rapportage - vallen niet binnen de uren in het normenkader.
Zie tabel 2 op de volgende bladzijde voor een samenvatting van de profielen.
In bijlage 1 zijn de profielen helemaal uitgeschreven.
|
ONTWIKKELGERICHT |
BEHOUDGERICHT |
Licht |
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1) Lichte problematiek, primair ontwikkelgericht Maximaal één uur begeleiding per week |
Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBB-1) Lichte problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht Maximaal één uur begeleiding per week |
Matig |
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2) Matige problematiek, primair ontwikkelgericht Eén tot drie uur begeleiding per week |
Individuele Begeleiding Behoudgericht 2 (IBB-2) Matige problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht Eén tot drie uur begeleiding per week |
Matig - zwaar |
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3) Matig tot zware problematiek, primair ontwikkelgericht Drie tot vijf uur begeleiding per week |
Individuele Begeleiding Behoudgericht 3 (IBB-3) Matig tot zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht Drie tot vijf uur begeleiding per week |
Zwaar |
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 4 (IBO-4) Zware problematiek, kortdurende inzet, primair ontwikkelgericht Vijf uur of meer begeleiding per week |
Individuele Begeleiding Behoudgericht 4 (IBB-4) Zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht Vijf uur of meer begeleiding per week |
|
|
Tabel 2. Profielen individuele begeleiding
Uit het door ons uitgevoerde data-onderzoek blijkt dat bij een ontwikkelgericht profiel, de volgende kenmerken naar voren komen:
- •
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.
- •
Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.
Als sprake is van een behoudgericht profiel, komen de volgende kenmerken naar voren:
- •
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst stabiel of gaat achteruit.
- •
Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is beperkend.
Op basis van data-onderzoek in het uitvoeringsveld hebben we nader inzicht gekregen welke leefgebieden en overige cliëntkenmerken welke mate van invloed hebben op de keuze van een profiel.
In figuur 2 hebben we dit zichtbaar gemaakt.
N.B.: het kiezen van het voor deze cliënt best passende profiel blijft een nadrukkelijke kwalitatieve component houden. Maar op basis van onderzoeksdata kunnen we wel aangeven wat de denkrichting is. En nogmaals: het gaat om het kiezen van het best passende profiel en dus niet om een 100% match met een profiel.
In figuur 2 is te zien dat:
- 1.
Er eerst volledig onderzoek wordt gedaan (stappen 1 – 2 – 3)
- 2.
Vervolgens worden eigen kracht en voorliggende oplossingen onderzocht (stap 4)
- 3.
Volgende vraag: ‘Wat is de verwachting van de ontwikkeling in de situatie van de cliënt?
- 4.
Daarna is de mate van complexiteit van de problematiek sterk bepalend of je bij de lagere of hogere profielen uitkomt
- 5.
Bij IBO-1 en IBO-2 is daarna de motivatie van de cliënt heel bepalend. Bij IBO-3 en IBO-4 is vooral de mate van risico heel bepalend. Tot slot is het aantal leefgebieden en de zwaarte van de ondersteuningsbehoefte daarop heel bepalend.
- 6.
Bij de IBB-profielen zijn met name de aard van de problematiek en het risico bepalend. Wederom in combinatie met het aantal leefgebieden en de zwaarte van de ondersteuningsbehoefte daarop van de cliënt.
Figuur 2. Individuele begeleiding
De ‘totaalscore’ die in figuur 2 wordt benoemd = de optelling van de scores op alle leefgebieden. Zie de beschrijving van de profielen voor individuele begeleiding in bijlage 1 voor de bijbehorende getallen.
II. Profielen dagbesteding
We onderscheiden twee profielen voor dagbesteding met een ontwikkelgericht respectievelijk behoudgericht karakter.
De ontwikkelgerichte dagbesteding (begeleiding groep) wordt in het algemeen voor relatief kortere duur geïndiceerd.
De behoudgerichte dagbesteding (begeleiding groep) wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.
De profielen voor dagbesteding zijn gesplitst naar 1 t/m 4 dagdelen (1 of 2 dagen) versus 5 t/m 9 dagdelen (3, 4, of 4,5 dagen).
Zie tabel 3 voor een samenvatting van de profielen. In bijlage 2 zijn de profielen uitgeschreven.
|
ONTWIKKELGERICHT |
BEHOUDGERICHT |
1 t/m 4 dagdelen p/w |
Dagbesteding Ontwikkelgericht 1 (DBO-1) Doel: Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt. Eén tot maximaal vier dagdelen per week |
Dagbesteding Behoudgericht 1 (DBB-1) Doel: Behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg Eén tot maximaal vier dagdelen per week |
5 t/m 9 dagdelen p/w |
Dagbesteding Ontwikkelgericht 2 (DBO-2) Doel: Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt Vijf tot maximaal negen dagdelen per week |
Dagbesteding Behoudgericht 2 (DBB-2) Doel: Behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg Vijf tot maximaal negen dagdelen per week |
|
|
Tabel 3. Profielen dagbesteding
Uit het uitgevoerde data-onderzoek blijkt dat als sprake is van een ontwikkelgericht profiel, de volgende kenmerken naar voren komen:
- •
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.
- •
Risico: het risico in deze cliëntsituatie is laag of gemiddeld.
- •
Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.
Als sprake is van een behoudgericht profiel, komen de volgende kenmerken naar voren:
- •
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst stabiel of gaat achteruit.
- •
Risico: het risico in deze cliëntsituatie is laag of gemiddeld.
- •
Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is beperkend.
Een ander aspect dat bij de keuze voor een profiel voor dagbesteding heel bepalend is, is de hoofdvraag binnen de ondersteuningsbehoefte van de cliënt:
- •
Primaire vraag van de cliënt = zinvolle daginvulling
Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag het bieden van een zinvolle daginvulling, ter vervanging van werk of studie. Waarbij de cliënt ook wordt gesteund en gestimuleerd bij het persoonlijk functioneren. Bijkomend kan sprake zijn van het ontlasten van mantelzorg/netwerk.
- •
Primaire vraag van de cliënt = ontlasten van mantelzorg/netwerk
Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag gericht op het ontlasten van mantelzorgers of het netwerk. Zodat de cliënt samen of alleen zo lang mogelijk in een zelfstandige huisvestingssituatie kan verblijven.
Aan de cliënt zelf wordt een zinvolle daginvulling geboden en deze wordt gesteund en gestimuleerd bij het persoonlijk functioneren.
Om vervolgens te komen tot een keuze van de omvang van de in te zetten dagbesteding, is figuur 3 behulpzaam.
In deze figuur laten we zien welke aspecten meespelen bij deze keuze.
Figuur 3. Afweging omvang dagbesteding
Kernvraag
De leidende vraag ten aanzien van de inzet van dagbesteding is:
‘Kun je zelf(standig) de dag doorkomen?’ En zo nee: welke mate en welke vorm van ondersteuning is dan voor je nodig?
Leefgebieden
Van de leefgebieden uit het Normenkader Begeleiding zijn met name de leefgebieden dagbesteding (werk/school) en vrije tijd van belang of het nodig is Wmo-dagbesteding in te zetten.
De situatie van de cliënt op andere leefgebieden kán mede bepalend zijn voor de mate waarin ondersteuning in de vorm van dagbesteding nodig is.
5.3 Stap 5c - Laatste afweging, vaststellen definitieve indicatie
Het in stap 5b gekozen profiel geeft richting aan de te stellen indicatie: ‘dit is de aard en omvang van de indicatie die bij deze cliënt, gezien de ondersteuningsbehoefte en kenmerken van de cliënt, verwacht mag worden nodig te zijn’.
In stap 5c maakt de Wmo-consulent de definitieve afweging over de omvang en de duur van de te stellen indicatie.
Zo wordt gekomen tot een indicatie op maat voor deze cliënt.
Omvang ondersteuningstijd bepalen
In het gekozen profiel (individuele begeleiding en/of dagbesteding) is de mogelijke omvang van de benodigde ondersteuning indicatief in een bandbreedte aangegeven.
Op basis van de specifieke situatie van de cliënt weegt de Wmo-consulent af of er meer of minder omvang van de ondersteuning nodig is dan gemiddeld in het profiel staat.
In eerste instantie gebeurt dit binnen de aangegeven bandbreedte. Maar dit kan daar ook buiten zijn, als dit de daadwerkelijk benodigde ondersteuning voor de cliënt is.
Cliënten kunnen zo nodig voor individuele begeleiding en dagbesteding tegelijk een indicatie krijgen.
Bij het definitief afwegen, het finetunen van de omvang van de indicatie, maakt de Wmo-consulent gebruik van het totaalbeeld dat deze heeft van de cliënt en maakt een gemotiveerde inschatting of de cliënt, afgezet tegen de ‘gemiddelde cliënt in het profiel’, hoger of lager dan dit gemiddelde moet worden geïndiceerd.
Voor alle profielen kan het risico-aspect een doorslaggevende factor zijn voor de aard, omvang en duur van de ondersteuning. Als sprake is van een groot risico voor de cliënt of de omgeving, dan kan deze factor belangrijker zijn dan bijvoorbeeld leerbaarheid, motivatie of de draagkracht van het netwerk. Dan is afdoende ingrijpen belangrijker.
Bij individuele begeleiding gericht op het ontwikkelen van vaardigheden zijn vooral de leerbaarheid en motivatie van de cliënt leidend bij de beslissing of meer ondersteuning wordt geboden tijdens een kortere termijn. Of dat juist minder ondersteuning tegelijk wordt geboden, maar gedurende een langere termijn.
Bij individuele begeleiding gericht op het behouden van vaardigheden is vooral leidend wat minimaal nodig is om de situatie van de cliënt stabiel te houden.
Als de ondersteuningsvraag van de cliënt dagbesteding betreft die is gericht op het behoud van vaardigheden, speelt meestal de belastbaarheid van het netwerk een grote rol in het toekennen van het aantal dagdelen. Naast de belastbaarheid van de cliënt zelf. Soms moet een gebalanceerd evenwicht worden bereikt tussen deze twee.
Wanneer het gaat om ontwikkelgerichte dagbesteding dan is met name de belastbaarheid en het lerend vermogen van de cliënt zelf doorslaggevend. Is sprake van een positieve verwachting van het kunnen leren door of ontwikkelen van de cliënt, dan kan worden overwogen een groter aantal dagdelen in te zetten voor een kortere termijn. Als de leerbaarheid en belastbaarheid beperkt is, dan is een lagere omvang van de inzet gedurende een langere periode meer aangewezen.
Verder spelen bij alle profielen de ondersteuningsmogelijkheden van het netwerk van de cliënt een rol. Positief of negatief.
- •
Is er geen netwerk: dan heeft dit geen extra invloed op het indicatiebesluit.
- •
Heeft het netwerk enige of veel ondersteuningscapaciteit: dan is mogelijk minder inzet van ondersteuning nodig.
- •
Het netwerk kan ook de oorzaak zijn van extra problemen: in dat geval is mogelijk juist meer ondersteuning nodig.
Duur van de ondersteuning bepalen
De Wmo-consulent bepaalt op cliëntniveau de best passende duur8 van de indicatie.
Bij de duur van een indicatie is vooral de verwachting van de snelheid van ontwikkeling of situatie van de cliënt bepalend.
Als snelle ontwikkeling wordt verwacht, is sprake van ontwikkelgerichte ondersteuning en is een indicatie voor korte duur passend. Zodat controle of herijking van het indicatiebesluit kan plaatsvinden.
Als geen snelle ontwikkeling of situatie van de cliënt wordt verwacht of sprake is van langdurig behoudgerichte ondersteuning, is een indicatie voor lange duur passend.
Bijlage 1. Profielen individuele begeleiding
Afwegingen die gemaakt kunnen worden om te kiezen tussen ontwikkel- en behoudgerichte profielen bij individuele begeleiding:
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht (IBO-profielen) |
Individuele Begeleiding Behoudgericht (IBB-profielen) |
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: De situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd. |
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: De situatie van de cliënt in de toekomst blijft stabiel of gaat achteruit. |
Lerend vermogen van de cliënt: Het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend. |
Lerend vermogen van de cliënt: Het lerend vermogen van de cliënt is beperkend of neutraal/gemiddeld. |
|
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1) |
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2) |
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3) |
Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 4 (IBO-4) |
Algemeen |
Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, op een beperkt aantal leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling. De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren. De ondersteuning is planbaar. Vaak is voor een beperkte periode nog net enige ondersteuning nodig. |
Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op wat meer leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling. De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren. De ondersteuning is meestal planbaar. De ondersteuning is voor een beperkte periode nodig. |
Deze cliëntgroep heeft matige tot zware problematiek, op meer leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling. De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren, soms ook aan overname. De ondersteuning is vaak planbaar. De ondersteuning is voor een beperkte periode nodig. |
Deze cliëntgroep heeft zware problematiek, op veel leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling, zij het met intensieve begeleiding. De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren, en vaak ook aan overname. De ondersteuning is vaak niet planbaar. Als de ondersteuning met deze intensiteit niet in een beperkte periode kan worden afgebouwd, dan kan een oplossing buiten de thuissituatie nodig zijn. |
Zelfinzicht |
Cliënt heeft zicht op eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen. |
Cliënt heeft zicht op eigen problematiek maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen. |
Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen. |
Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent nauwelijks en soms niet wanneer het nodig is hulp te vragen. |
Belastbaarheid |
Cliënt is belastbaar. |
Cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar. |
Cliënt is beperkt belastbaar. |
Cliënt is voldoende belastbaar om intensieve begeleiding aan te kunnen. |
Complexiteit van de problematiek |
De complexiteit is laag of gemiddeld. |
De complexiteit is laag of gemiddeld. |
De complexiteit is hoog. |
De complexiteit is hoog. |
Motivatie |
De motivatie van de cliënt is bevorderend. |
De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld. |
De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld. |
De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld. |
Risico |
Het risico is laag. |
Het risico is gemiddeld. |
Het risico is gemiddeld. |
Het risico is hoog. |
Beoogde inzet |
De indicatie is maximaal één uur per week |
De indicatie is één tot drie uur, gemiddeld twee uur per week |
De indicatie is drie tot vijf uur, gemiddeld vier uur per week |
De indicatie is minimaal vijf uur, gemiddeld acht uur per week |
Zwaarte van de problematiek |
Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt. Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware (score = 3) problematiek neemt toe naarmate het profiel hoger wordt. De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt (kan van 0 tot maximaal 33 variëren). |
|
Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBO-1) |
Individuele Begeleiding Behoudgericht 2 (IBO-2) |
Individuele Begeleiding Behoudgericht 3 (IBO-3) |
Algemeen |
Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, op een beperkt aantal leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden. De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden. De ondersteuning is meestal planbaar. De ondersteuning is meestal langdurig nodig. |
Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op wat meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden. De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden. De ondersteuning is meestal planbaar. De ondersteuning is meestal langdurig nodig. |
Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden. De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden, waarbij ook overname nodig kan zijn. De ondersteuning is meestal planbaar, maar moet op afstand, maar wel makkelijk beschikbaar zijn. De ondersteuning is meestal langdurig nodig. |
Zelfinzicht |
Cliënt heeft zicht op eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen. |
Cliënt heeft zicht op eigen problematiek, maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen. |
Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen. |
Belastbaarheid |
Cliënt is belastbaar |
Cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar |
Cliënt is beperkt belastbaar |
Complexiteit van de problematiek |
De complexiteit is laag of gemiddeld. |
De complexiteit is laag of gemiddeld. |
De complexiteit is hoog. |
Aard van de problematiek |
De problematiek is altijd aanwezig (stabiel). |
De problematiek is altijd aanwezig (stabiel). |
De problematiek is fluctuerend / er is acute problematiek. |
Risico |
Het risico is laag of gemiddeld. |
Het risico is laag of gemiddeld. |
Het risico is hoog. |
Beoogde inzet |
De indicatie is maximaal één uur per week. |
De indicatie is één tot drie uur, gemiddeld twee uur per week. |
De indicatie is drie tot vijf uur, gemiddeld vier uur per week. |
Zwaarte van de problematiek |
Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt. Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware (score = 3) problematiek neemt toe naarmate het profiel hoger wordt. De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt. |
Bijlage 2. Profielen dagbesteding
Afwegingen die gemaakt kunnen worden om te kiezen tussen ontwikkel- en behoudgerichte profielen bij dagbesteding:
Dagbesteding Ontwikkelgericht (DBO-profielen) |
Dagbesteding Behoudgericht (DBB-profielen) |
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: De situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd. |
De verwachte ontwikkeling van de cliënt: De situatie van de cliënt is in de toekomst blijft stabiel of gaat achteruit. |
Lerend vermogen van de cliënt: Het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend. |
Lerend vermogen van de cliënt: Het lerend vermogen van de cliënt is beperkend. |
|
Dagbesteding Ontwikkelgericht 1 (DBO-1) |
Dagbesteding Ontwikkelgericht 2 (DBO-2) |
Dagbesteding Behoudgericht 1 (DBB-1) |
Dagbesteding Behoudgericht 2 (DBB-2) |
Algemeen |
Deze cliëntengroep heeft behoefte aan ontwikkelgerichte begeleiding. Er is vaak sprake van een arbeidsmatig karakter van de begeleiding. De motivatie van de cliënt in combinatie met de belastbaarheid en de verdere invulling van de dagen bepaalt vooral de omvang van de dagbesteding. De duur van de begeleiding kan beperkt zijn. |
Bij deze cliëntengroep staat vulling van de dag(en), zo mogelijk behoud van vaardigheden en/of de ontlasting van mantelzorgers centraal. Er is geen sprake van ontwikkeling. De belastbaarheid van de cliënt en de draagkracht van het netwerk bepalen vooral de omvang van de dagbesteding. De duur van de begeleiding kan lang tot zeer lang zijn. |
||
Complexiteit van de problematiek |
De complexiteit van de problematiek is laag of gemiddeld. |
De complexiteit van de problematiek is gemiddeld of hoog. |
||
Beoogde inzet |
De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week |
De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week. |
De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week |
De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week. |
Zwaarte van de problematiek |
Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt. Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware problematiek (score = 3) neemt toe naarmate het profiel hoger wordt. De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt. |
Bijlage 3. Aandachtspunten per leefgebied
De navolgende tabellen kunnen als hulpmiddel dienen bij het concreet in kaart brengen van de specifieke problemen van de cliënt per leefgebied, zowel tijdens het huisbezoek als bij het uitwerken van het verslag. Bijlage 4 bevat een inhoudelijke beschrijving van de verschillende niveaus van problematiek die hierbij kunnen worden gebruikt.
Let op: deze tabellen zijn geen afvinklijsten, neem alleen de onderwerpen mee die voor het onderzoek relevant en nodig zijn.
PERSOONLIJK FUNCTIONEREN |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Zelfbeeld |
|
|
|
|
Zelfinzicht (o.a. inschatten gevaar voor zichzelf) |
|
|
|
|
Omgaan met veranderingen |
|
|
|
|
Begrijpen consequenties (korte/lange termijn) |
|
|
|
|
Keuzes maken/besluiten nemen |
|
|
|
|
Grenzen aangeven (eigen) |
|
|
|
|
Hulpvraag formuleren |
|
|
|
|
Impulsiviteit (sociale regels, geen risico zien) |
|
|
|
|
Emotieregulatie (overspoelen, uitbarsten, driftbuien) |
|
|
|
|
Angsten (inclusief spanning, zenuwen, nerveus, bang) |
|
|
|
|
Stemmingsproblemen (somber, wisselingen, uitbundig) |
|
|
|
|
Teruggetrokken/eenzaam/verdrietig |
|
|
|
|
Agressie verbaal/fysiek (dreigen, vloeken, vechten) |
|
|
|
|
Zelfbeschadigend gedrag/suïcide |
|
|
|
|
Dwanghandelingen (herhaling van gedragingen) |
|
|
|
|
Executieve functies (plannen, initiëren van taken, overzicht) |
|
|
|
|
SOCIAAL FUNCTIONEREN |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Beïnvloedbaar |
|
|
|
|
Inleven in de ander |
|
|
|
|
Grenzen aangeven (o.a., gevaar voor de ander) |
|
|
|
|
Afspraken nakomen |
|
|
|
|
Functioneren binnen gezin/familie |
|
|
|
|
Duidelijkheid omtrent wel/geen contact met familie |
|
|
|
|
Vrienden maken |
|
|
|
|
Vriendschappen behouden |
|
|
|
|
Contact met personen die schadelijk zijn |
|
|
|
|
Verkering/relatie |
|
|
|
|
Vangnet |
|
|
|
|
Overlast |
|
|
|
|
Groepsgeschiktheid |
|
|
|
|
GEZONDHEID EN ZELFZORG |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Eten (verantwoord eetpatroon, kan eten tot zich nemen) |
|
|
|
|
Wassen (verzorgd uiterlijk, geur) |
|
|
|
|
Aankleden (schone kleding) |
|
|
|
|
Slapen (in- doorslapen, wakker worden, dag-nachtritme) |
|
|
|
|
Voldoende beweging/sport |
|
|
|
|
Voorkomen van ziekten |
|
|
|
|
Beheer medicatie |
|
|
|
|
Afspraken zorgprofessionals (huisarts, specialist, begeleider) |
|
|
|
|
Seksuele gezondheid (inclusief veilig vrijen) |
|
|
|
|
VERPLAATSEN EN VERVOER |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Deelnemen aan het verkeer |
|
|
|
|
Gebruikmaken eigen vervoermiddel (o.a. fiets, auto) |
|
|
|
|
Route bepalen |
|
|
|
|
Gebruikmaken van openbaar vervoer |
|
|
|
|
WONEN |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Onderhoud woning/tuin |
|
|
|
|
Overlast (o.a. geluid, stank, spullen) |
|
|
|
|
Veiligheid |
|
|
|
|
Zelfstandigheid |
|
|
|
|
Contact met eigenaar van de woning |
|
|
|
|
REGIE BIJ HET HUISHOUDEN |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Schoonmaken van de woning, wasverzorging, boodschappen en bereiden maaltijden |
|
|
|
|
SCHOOL/WERK |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Evenwichtig dag- en nachtritme |
|
|
|
|
Structuur |
|
|
|
|
Aansturing (zelfstandigheid, zelfactivering) |
|
|
|
|
Zinvolle invulling |
|
|
|
|
School/werk passend bij interesse |
|
|
|
|
Maken van keuzes voor de toekomst/toekomstperspectief |
|
|
|
|
Aanwezigheid |
|
|
|
|
Op tijd komen |
|
|
|
|
Accepteren autoriteit |
|
|
|
|
Taalbeheersing |
|
|
|
|
VRIJE TIJD |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Zelfstandigheid/structuur/invulling |
|
|
|
|
Interesses/hobby’s |
|
|
|
|
Sport |
|
|
|
|
FINANCIEN/ADMINISTRATIE |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Omgaan met betaal- communicatiemiddelen |
|
|
|
|
Formulieren invullen |
|
|
|
|
Leefgeld/zakgeld/inkomen |
|
|
|
|
Overzicht (financiën en administratie op orde) |
|
|
|
|
Schulden |
|
|
|
|
JUSTITIE |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Stelen/vandalisme |
|
|
|
|
Geweld |
|
|
|
|
Heling/oplichting |
|
|
|
|
Taakstraf |
|
|
|
|
Boetes |
|
|
|
|
VERSLAVING |
Problematiek |
|||
geen |
licht |
matig |
zwaar |
|
Roken |
|
|
|
|
Alcohol |
|
|
|
|
Drugs (softdrug, harddrugs of anabolen) |
|
|
|
|
Gamen |
|
|
|
|
Telefoon/social media |
|
|
|
|
Seks/porno |
|
|
|
|
Gokken |
|
|
|
|
Bijlage 4. Beschrijving problematiek per leefgebied
Leefgebieden |
Beschrijving problematiek |
|||
Geen probleem |
Lichte problemen (‘toezien’) |
Matige problemen (‘helpen’) |
Zware problemen (‘overnemen’) |
|
Persoonlijk functioneren
|
Geen |
Cliënt heeft een beperkt zelfbeeld en heeft soms moeite om eigen gedrag te sturen of heeft beperkt inzicht hierin. Cliënt is in staat hulp te vragen en de hulpvraag uit te stellen. |
Cliënt heeft een beperkt (soms negatief) zelfbeeld en/of beperkte controle over het eigen gedrag of heeft onvoldoende inzicht hierin. Cliënt is niet in staat uit zichzelf hulp te vragen. De hulpvraag kan niet altijd worden uitgesteld. |
Cliënt heeft geen realistisch zelfbeeld en/of zeer weinig tot geen controle over het eigen gedrag of geen inzicht hierin. Cliënt kan niet om hulp vragen of kan de hulpvraag niet uitstellen. |
Sociaal functioneren
|
Geen |
Cliënt is beperkt in staat tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen of het maken van keuzes. Begeleiding is nodig op het gebied van (persoonlijke en sociale) vaardigheden. Er is sprake van een onsuccesvolle manier van sociaal contact. |
Cliënt loopt regelmatig vast in sociaal contact. Het aanleren en (tijdelijk) deels overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk. Er is sprake van een atypische of onsuccesvolle manier van sociaal contact. |
Cliënt gedraagt zich inadequaat in sociaal contact. Cliënt beschadigt zichzelf en/of anderen en is niet in staat zichzelf hierin te reguleren. Het aanleren en (langdurig) overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk. |
Gezondheid en zelfzorg
|
Geen |
Cliënt heeft moeite op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij aansturing en/of motivatie nodig. Cliënt heeft beperkt inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is controle op afspraken met zorgprofessionals nodig. |
Cliënt heeft problemen op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij hulp nodig. Cliënt heeft onvoldoende inzicht in gezondheidsrisico’s. Begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig. |
Cliënt heeft grote problemen op het gebied van zelfzorg. Cliënt heeft geen inzicht in gezondheidsrisico’s. Beheren van afspraken en begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig. |
Verplaatsen en vervoer
|
Geen |
Cliënt heeft ondersteuning (veelal instructie) nodig bij deelname aan het verkeer/OV. |
Cliënt heeft (deels) begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV. |
Cliënt heeft begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV. |
Wonen
|
Geen |
Cliënt is in staat zelfstandig een woning te bewonen. Er is sprake van lichte problematiek ten aanzien van onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid. Toezicht op gezette tijden is noodzakelijk. |
Cliënt is beperkt in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van problematiek bij onderhoud en verzorging van woning en/of veiligheid. Er moet toereikend en adequaat toezicht (op afroep) aanwezig zijn. |
Cliënt is niet in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van ernstige problematiek met betrekking tot onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid. |
Regie bij huishouden
|
Geen |
Cliënt heeft lichte aansturing en/of motivatie nodig, maar is in staat om taken zelf uit te voeren. |
Cliënt heeft begeleiding nodig om taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt dan ook zelfstandig taken uit kan voeren. |
Cliënt heeft veel begeleiding nodig om de taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt niet volledig zelfstandig taken kan uitvoeren. |
Werk/school
|
Geen |
Cliënt heeft aansturing en/of motivatie nodig op het vlak van werk en/of school. Cliënt heeft lichte beperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag. |
Cliënt heeft begeleiding nodig op het vlak van werk en/of school. Cliënt heeft beperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag. |
Cliënt heeft moeite op het vlak van werk en/of school. Het vermogen van cliënt om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te voldoen is zeer beperkt. Cliënt heeft veel behoefte aan ondersteuning en structuur. |
Vrije tijd
|
Geen |
Cliënt heeft aansturing en/of motivatie nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd, of participatie in de samenleving. Cliënt heeft verminderde interesses. |
Cliënt heeft begeleiding nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd of participatie in de samenleving. Cliënt heeft beperkte en/of afwijkende belangstelling of interesses. |
Cliënt heeft overname nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd of participatie in de samenleving. Cliënt heeft geen of ernstig afwijkende belangstelling of interesses. |
Financiën/administratie
|
Geen |
Er zijn lichte problemen met betrekking tot het onderhouden van de administratie en financiën. Meestal is geen sprake van problematische schulden. Cliënt kan zelf hulp vragen. |
Er zijn meerdere problemen, waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Er zijn of dreigen problematische schulden. |
Er zijn grote problemen waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Overname is nodig. Er is veelal sprake van problematische schulden. |
Justitie
|
Geen |
Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking. Cliënt heeft (mogelijk) schadelijke contacten. |
Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking. Er is sprake van een overtreding of straf. Cliënt heeft (mogelijk) schadelijke contacten. |
Intensieve begeleiding is nodig op het gebied van gedrag en/of risico-beperking. Cliënt is in contact (geweest) met justitie. Er is risico op het (op)nieuw plegen van een delict. |
Verslaving
|
Geen |
Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek interfereert met het meedoen binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het naleven van de afspraken rondom verslaving. |
Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek belemmert het functioneren binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het begrijpen en/of het naleven van afspraken rondom verslaving. |
Cliënt kan niet (goed) meer functioneren binnen het gezin en het netwerk door het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek. Afspraken rondom verslaving worden niet begrepen of nageleefd. |
Bijlage 5. Verschillen versie 1.0 en versie 2.0 van het Normenkader Begeleiding
De opzet van het Normenkader Begeleiding versie 2.0 is gelijk aan die van versie 1.0. We hebben wel aanpassingen doorgevoerd. Dit op grond van het uitgevoerde validatie-onderzoek, de evaluatiebijeenkomst die we met gebruikers hebben gehouden, twee bijeenkomsten met een expertgroep en de praktijkervaringen die we bij een 30-tal gemeenten hebben opgedaan.
Het validatie-onderzoek heeft een statische onderbouwing gegeven voor het normenkader en heeft met name bijgedragen aan het nog verder versterken van de lijnen van besluitvorming binnen het normenkader.
De belangrijkste aanpassingen in versie 2.0 ten opzichte van versie 1.0 van het Normenkader Begeleiding zijn:
- •
In versie 1.0 onderscheiden we 3 fasen in het werkproces.
In versie 2.0 volgen we nadrukkelijk de ‘vijf stappen die volgen uit de CRvB-uitspraak’ in het werkproces.
- •
We spreken nu van “Wmo-consulent” in plaats van “toegangsmedewerker”. De benaming Wmo-consulent bleek duidelijker te zijn in de praktijk.
- •
De naam van het leefgebied "Dagbesteding (werk/school)" is aangepast naar "Werk/school". We merkten dat er verwarring ontstond rond de term "dagbesteding" in de naam van leefgebied, die is hiermee opgelost.
- •
We zijn van het woord "problematiek van de cliënt" overgegaan naar het woord "ondersteuningsbehoefte van de cliënt”. Effectief bedoelen we daarmee hetzelfde, maar met de term ondersteuningsbehoefte sluiten we beter aan op de wederzijdse afstemming die plaatsvindt tussen de cliënt en de Wmo-consulent.
- •
De volgorde van de overige cliëntkenmerken is aangepast, zodat deze meer aansluit bij de manier van uitvragen in de praktijk.
- •
Het cliëntkenmerk “draagkracht van het netwerk” is toegevoegd. Dit kenmerk blijkt bij de individuele begeleiding medebepalend te zijn en is bij de bepaling van de omvang van de in te zetten dagbesteding duidelijk een bepalende factor.
- •
Het cliëntkenmerk “verwacht rendement” bleek in de praktijk slecht uitlegbaar te zijn en zorgde voor verwarring. Uit het validatie-onderzoek kwam ook naar voren dat het geen of een zeer beperkte toegevoegde waarde heeft. Daarom hebben we deze geschrapt.
- •
In het hele document hebben we begrippen nader toegelicht en verduidelijkingen doorgevoerd waar sprake bleek te zijn van mogelijke verwarring of onduidelijkheden.
- •
Bij de beslissing over de in te zetten individuele begeleiding hebben we nieuwe figuren ingevoegd, mede gebaseerd op data uit het validatie-onderzoek.
- •
Bij de beslissing over de in te zetten dagbesteding hebben we een nieuwe denklijn geïntroduceerd. Met als kernelementen de vraag “kun je zelfstandig de dag doorkomen?” en de draagkracht van het netwerk. Deze aanpassing is vooral voortgekomen uit de uitvoeringspraktijk.
- •
De voorbeelden van de mogelijke duur van de in te zetten ondersteuning worden niet meer specifiek benoemd. Deze bleken in de praktijk verwarrend te werken. De mogelijke duur waarop de ondersteuning wordt ingezet, is een lokale keuze. Hier komen mogelijk op termijn wel nadere landelijke richtlijnen voor.
- •
We spreken nu van “profielen” en niet meer van “indicatieprofielen”. Deze profielen zijn een tussenstap in het denkproces van de Wmo-consulent. Deze profielen worden als zodanig helemaal niet geïndiceerd. De benaming “indicatieprofiel” riep verwarring op, die we nu hebben opgelost.
- •
Het overzicht van de profielen is vereenvoudigd. Ze staan nu in één overzicht, waarin de belangrijkste onderscheidende cliëntkenmerken tussen de profielen duidelijker zijn gemarkeerd.
- •
De reikwijdte van het profiel IBO-1 is nu tot en met 1 uur per week in plaats van tot 1 uur per week.
- •
In de bijlagen zijn verfijningen van woorden doorgevoerd, daar waar bleek dat in de uitvoeringspraktijk sprake was van onduidelijkheden.
- •
De beschrijvingen van de leefgebieden zijn naar Bijlage 4 verplaatst. Op enkele plekken zijn deze beschrijvingen preciezer geformuleerd, daar waar sprake was van onduidelijkheden.
Noot
3Voor deze functie worden verschillende namen gebruikt. Voor ‘Wmo-consulent’ mag hier ook worden gelezen Wmo-klantmanager, toegangsmedewerker, etc.
Noot
5Voorliggende voorzieningen zijn alle mogelijke oplossingen die ‘voorgaan’ op een Wmo-maatwerkvoorziening, zoals vanuit de Wlz of andere regelingen/wetten.
Noot
6ICD/ICF: International Classification of Diseases and Health Related Problems/ International Classification of Functioning, Disability and Health
Noot
8Op landelijk niveau wordt gewerkt aan nadere normering ten aanzien van het bepalen van de indicatieduur. Het leertraject Passend Beschikken (2024), onder andere uitgevoerd door de VNG, levert hier een bijdrage aan. Controle of herijking is vaak belastend voor cliënten omdat zij zich steeds opnieuw zorgen maken over het voortzetten van hun begeleiding.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl