Financiële verordening gemeente Ermelo 2023

Geldend van 21-02-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023

Intitulé

Financiële verordening gemeente Ermelo 2023

De raad van de gemeente Ermelo;

gelezen het voorstel van het college van 24 oktober 2023, nr. 02330000180631:

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

B e s l u i t

vast te stellen de Financiële verordening gemeente Ermelo 2023.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 0. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Taakvelden: eenheden waarin de programma’s, bedoeld in artikel 8, tweede lid, of de eenheden in overzichten en bedragen in het programmaplan, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen b tot en met e van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten zijn onderverdeeld.

  • b.

    Budget/Krediet: hieronder worden verstaan de financiële middelen die door de raad aan het college van burgemeester en wethouders zijn toegekend voor het realiseren van doelstellingen, resultaat- en prestatieafspraken. Het betreffen financiële middelen voor zowel de (het) jaarlijkse exploitatie(budget) als voor investeringen (krediet).

  • c.

    Opdrachten, projecten en processen: cluster van activiteiten die onder verantwoordelijkheid van daartoe gemandateerde medewerkers (resultaatverantwoordelijken) worden uitgevoerd;

  • d.

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met de begroting, de wettelijke regelingen die van toepassing zijn, de gemeentelijke verordeningen en besluitvorming raad en college.

  • e.

    Doelmatigheid: het streven om binnen de gestelde kaders met een zo beperkt mogelijke inzet van beschikbare middelen de gewenste prestaties en/of maatschappelijke effecten en/of doelen te realiseren.

  • f.

    Doeltreffendheid: de mate waarin, uitgaande van de beschikbare middelen, de gewenste prestaties en daarmee beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

  • g.

    Indicatoren: de waarde die bereikt moet worden binnen een bepaalde periode voor de realisatie van de beoogde beleidsdoelen, maatschappelijke effecten en te leveren prestaties.

  • h.

    Meerinzicht: de uitvoeringsorganisatie waar de gemeente Ermelo een deel van de bedrijfsvoering (waaronder Financiën) en sociaal domein heeft ondergebracht.

  • i.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de organisatie van de gemeente Ermelo en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • j.

    Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen (checks and balances) gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke organisatie en transparante informatieverzorging.

  • k.

    Interne controle: de onder verantwoordelijkheid van het college uitgevoerde interne toets op de goede werking van de administratieve organisatie.

  • l.

    Autoriseren: het opnemen van gelden in de begroting, het vrijgeven door de raad van de gelden en het beschikbaar stellen van de gelden aan het college.

Artikel 1. Planning en controlcyclus

  • 1. Vóór aanvang van een kalenderjaar biedt het college aan de raad ter kennisname een overzicht aan met daarin in elk geval:

    • a.

      de data waarop het college de jaarstukken, de kadernota, de begroting en de bestuursrapportages aanbiedt;

    • b.

      de data waarop de raad de jaarstukken, de kadernota, bestuursrapportages en de begroting vaststelt.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college een programma-indeling inclusief sub-programma’s voor die raadsperiode vast.

  • Voor het jaar 2023 is nog de programma-indeling, inclusief autorisatieniveau, van toepassing.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de wettelijk voorgeschreven taakvelden per programma vast.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden bij de programma’s onder elk sub-programma de baten en lasten weergegeven. Per sub-programma is verwoord wat wij willen bereiken en wat wij daarvoor gaan doen. Daarnaast worden op programmaniveau ook de bijbehorende risico's en het vastgestelde beleid vermeld.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 3. In de begroting wordt per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 5. In het overzicht van de incidentele baten en lasten per sub-programma worden posten vanaf € 50.000,00 afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kadernota

  • 1. Het college biedt jaarlijks uiterlijk in het 2e kwartaal een kadernota aan de raad aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. Deze kaders vormen voor het college de uitgangspunten voor het opstellen van begroting voor de eerstvolgende (meerjaren)begroting.

  • 2. De kadernota bevat voorstellen voor opname in de begroting van nieuw beleid dan wel beleidsombuigingen, met dekkingsvoorstellen dan wel dekkingsrichtingen.

  • 3. Als onderdeel van de kadernota kunnen nadere notities en onderzoeken worden opgenomen.

  • 4. De raad stelt de kadernota jaarlijks vóór het zomerreces vast.

Artikel 5. Autorisatie Begroting

  • 1. Er wordt reëel begroot: er wordt alleen begroot wat uitgevoerd kan worden.

  • 2. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per sub-programma (inclusief het overzicht algemene dekkingsmiddelen en het overzicht onvoorzien).

  • 3. Voor nieuw beleid en nieuwe investeringen, niet zijnde vervangingsinvesteringen, ontvangt de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet/exploitatiebudget voor nieuw beleid. De raad kan bij de begrotingsbehandeling aangeven voor welke van voornoemde nieuwe investeringen/exploitatiebudgetten voor nieuw beleid, hij geen apart voorstel wenst te ontvangen. Deze investeringen/exploitatiebudgetten voor nieuw beleid worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 4. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de vervangingsinvesteringen.

  • 5. Voorstellen voor nieuw beleid worden voorzien van een financieel plan waarin de kosten en het sub-programma opgenomen zijn. Dekking voor nieuw beleid vindt binnen het betreffende subprogramma plaats en is budgetneutraal tenzij de raad op voorstel van het college anders beslist.

  • 6. De raad kan er voor kiezen om bepaalde taken als prioriteit aan te wijzen en daarvoor de baten en lasten apart en op een lager niveau te autoriseren. In de begrotingsstukken wordt jaarlijks aangegeven om welke taken het gaat.

  • 7. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een sub-programma of een prioriteit dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een sub-programma of een prioriteit de baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil, of het college stelt dit voor, voor het wijzigen van de lasten en/of baten van het sub-programma of prioriteit, voor het wijzigen van het investeringskrediet, of voor het bijstellen van het beleid.

  • 8. Bij de behandeling van de tussentijdse bestuursrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de baten en lasten, het wijzigen van de investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

  • 9. Voor een investering vanaf € 100.000,00 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is vrijgegeven, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een in-vesteringsvoorstel met een raadsvoorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor dat begrotingstechnisch wordt verwerkt in de eerstvolgende bestuursrapportage aan de raad.

  • 10. Voor een investering kleiner dan € 100.000,00 waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is vrijgegeven, mag het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel via een bestuursrapportage aanbieden aan de raad.

  • 11. Aanvullende kredietvoorstellen moeten aan de raad worden voorgelegd bij overschrijdingen van 10% of meer, met een minimum van € 25.000,00. Kleinere overschrijdingen worden bij de bestuursrapportage gemeld.

  • 12. De raad autoriseert de reserves en de voorzieningen.

Artikel 6. Bestuursrapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse bestuursrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente. De bestuursrapportage heeft een voorspellend karakter.

  • 2. De raad stelt jaarlijks twee bestuursrapportages vast.

  • 3. De bestuursrapportage bevat de afwijkingen van de programma’s, prioriteiten en sub-programma’s (inhoud, planning, financiën en risico’s).

  • 4. In de bestuursrapportages worden de krediet- en budgetaanpassingen per sub-programma toegelicht.

  • 5. Bij de behandeling van de bestuursrapportage stelt de raad de desbetreffende (meerjarige) begrotingswijzigingen vast.

  • 6. Het college kan besluiten tussentijdse afzonderlijke begrotingswijzigingen aan de raad aan te bieden.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 200.000,00 met uitzondering van grondaankopen;

  • b.

    grondaankopen groter dan € 500.000,00;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

  • 1. Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

  • 2. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting. De begrotingstechnische wijziging vindt dan plaats bij de eerstvolgende bestuursrapportage.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens, uitgedrukt in een percentage tussen 0 en 3% van de totale lasten van de gemeente, inclusief de dotaties aan de reserves. De raad stelt jaarlijks in het Controle-protocol het percentage vast.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan een jaarlijks in het Controleprotocol vast te stellen bedrag nader toegelicht.

Artikel 10. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. (Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.)

Artikel 11. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende sub-programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a)

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.

    • b)

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.

    • c)

      De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage of een genomen raadsbesluit.

  • 5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 13. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt aan de raad tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota Waarderen, activeren, en afschrijven van vaste activa (WAAVA) aan. Deze nota bevat het beleid ten aanzien van het waarderen en afschrijven van de immateriële en materiële vaste activa.

  • 2. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Bij de kadernota wordt jaarlijks de actualiteit van de nota getoetst.

Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 2. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      Onroerende zaakbelastingen;

    • b.

      precariobelasting;

    • c.

      rioolheffing;

    • d.

      afvalstoffenheffing;

    • e.

      bijstandsverstrekking en,

    • f.

      dwangsommen

  • wordt, met uitzondering van individuele vorderingen groter dan € 50.000,00 een voorziening wegens oninbaarheid gevormd ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid.

Artikel 15. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt aan de raad tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota Reserves en voorzieningen aan. De nota bepaalt daarnaast het doel, de vorming en de besteding van reserves en voorzieningen, een en ander in relatie tot het weerstandsvermogen.

  • 2. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Bij de kadernota wordt jaarlijks de actualiteit van de nota getoetst.

Artikel 16. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht (zoals rioolheffing, afvalstoffenheffing en dergelijke) worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten.

  • 4. Het rentepercentage voor de renteberekening over de activa wordt jaarlijks voorafgaand aan het begrotingsjaar bij de kadernota vastgesteld.

Artikel 17. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen en de afvalstoffenheffing.

  • 2. De raad stelt ten behoeve van het heffen van leges voor gemeentelijke diensten een legesverordening vast op basis van de uitgangspunten daarvoor uit de kadernota.

  • 3. Met het vaststellen van de begroting wordt eveneens richting gegeven met betrekking tot de in de belastingverordening op te nemen tarieven.

  • 4. De definitieve vaststelling van de tarieven vindt jaarlijks uiterlijk plaats in de decemberraad bij de vaststelling van de belastingverordeningen door de raad.

  • 5. De besluiten voor het vaststellen van privaatrechtelijke (nieuwe) prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisname aan de raad aangeboden.

Artikel 19. Financieringsfunctie

  • 1. Het college biedt aan de raad tenminste eens in de vier jaar een (bijgesteld) Treasurystatuut aan. De nota bevat regels die zij hanteert voor het rentebeleid, het dagelijkse beheer van kredietrisico en relatiebeheer, liquiditeitsrisico en geldstromenbeheer, administratieve organisatie en interne controle van de treasury-functie.

  • 2. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de kaders en richtlijnen van het laatst vastgestelde Treasurystatuut in acht.

  • 4. Bij de kadernota wordt jaarlijks de actualiteit van de nota getoetst.

Hoofdstuk 5. Paragrafen

Artikel 20. Paragrafen – indeling -

De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode op voorstel van het college eventuele aanvullende paragrafen voor de komende raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de –onderstaande- verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 21. Lokale heffingen

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Lokale heffingen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de kostentoerekening van de geraamde rentekosten en de geraamde overheadkosten aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht.

  • 2. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf Lokale heffingen verslag van de opbrengsten per lokale heffing, het volume en bedrag aan kwijtscheldingen, de mate van kostendekking van de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 22. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf Financiering op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten verslag van de kasgeldlimiet, de renterisiconorm, de omvang en samenstelling van het vreemd vermogen, de omvang en samenstelling van de uitzettingen, de huidige liquiditeitspositie, de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor de komende meerjaren periode, de rentevisie en de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 23. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Het college biedt aan de raad tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota Weerstandsvermogen en risicobeheersing aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, incidentele weerstandscapaciteit (waaronder reserves) of andere wijze. In de nota wordt het gewenste weerstandsvermogen bepaald.

  • 2. In de paragraaf Weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      een inventarisatie van de weerstandscapaciteit,

    • b.

      inventarisatie van de risico’s,

    • c.

      kengetallen voor de: netto schuldquote, netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen, solvabiliteitsratio, grondexploitatie, structurele exploitatieruimte en belastingcapaciteit.

  • 3. De raad stelt deze nota vast.

  • 4. Bij de kadernota wordt jaarlijks de actualiteit van de nota getoetst.

Artikel 24. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de vijf jaar een (bijgesteld) onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vijf jaar een (bijgesteld) rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad ten minste eens in de drie jaar een (bijgesteld) onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Bij de begroting en de rekening doet het college in de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gebouwen.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

  • 1. In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de omvang, opbouw en ontwikkeling van het personeelsbestand en de loonkosten;

    • b.

      de kosten van inhuur derden;

    • c.

      de huisvestingskosten;

    • d.

      de automatiseringskosten;

    • e.

      de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.

    • f.

      een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen (, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9 overschrijden) en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

    • g.

      een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

    • h.

      een rapportage van het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit en/of slechte documentatie of naleving hiervan, als deze voorkomen;

    • i.

      geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt.

  • 2. In de paragraaf Bedrijfsvoering in de begroting en in de jaarstukken wordt ingegaan op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven, evenals nieuwe ontwikkelingen.

  • 3. In de paragraaf Bedrijfsvoering in de begroting en in het jaarverslag wordt ingegaan op de geplande en gerealiseerde activiteiten op het gebied van informatiebeveiliging.

Artikel 26. Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt aan de raad tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota Verbonden partijen aan. In deze nota wordt ingegaan op de overwegingen bij het aangaan en beëindigen van een relatie met een verbonden partij en de wijze waarop de gemeente sturing geeft aan de verbonden partij.

  • 2. In de begroting en jaarstukken wordt in de paragraaf Verbonden partijen in elk geval ingegaan op:

    • a.

      Een lijst van alle verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:

      • gemeenschappelijke regelingen;

      • vennootschappen en coöperaties;

      • stichtingen en verenigingen, en

      • overige verbonden partijen;

    • b.

      de wijze waarop de gemeente een belang heeft in de verbonden partij en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

    • c.

      het belang dat de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

    • d.

      relatie met de programma’s alsmede de sub-programma’s van de gemeente;

    • e.

      de ontwikkelingen met betrekking tot de verbonden partij;

    • f.

      de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;

    • g.

      de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;

    • h.

      de eventuele risico’s, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b van het Besluit begroting en verantwoording (BBV), van de verbonden partij voor de financiële positie van de gemeente.

  • 3. De raad stelt deze nota vast.

  • 4. Bij de kadernota wordt jaarlijks de actualiteit van de nota getoetst.

  • 5. De raad wordt voorts middels een raadsbrief per kwartaal geïnformeerd over noemenswaardige ontwikkelingen bij de verbonden partijen.

Artikel 27. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een (bijgestelde) nota Grondbeleid aan. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

  • 2. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Bij de kadernota wordt jaarlijks de actualiteit van de nota getoetst.

  • 4. In de paragraaf Grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota Grondbeleid.

Artikel 28. Wet open overheid

  • 1. In de begroting worden in de paragraaf Wet open overheid de beleidsvoornemens opgenomen inzake de uitvoering van deze wet;

  • 2. In het jaarverslag wordt verantwoording afgelegd van de uitvoering van de beleidsvoornemens.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    de begroting en jaarstukken en inrichting en werking van de financiële administratie voldoet aan het "Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten" en andere relevante wet- en regelgeving;

  • 2.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, evenals aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

  • 3.

    de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, enzovoorts;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 4.

    delen van de bedrijfsvoering die zijn ondergebracht bij Meerinzicht of andere samenwerkingsverbanden eveneens aan deze eisen voldoen.

Artikel 30. Financiële organisatie

  • 1. Het college draagt zorgt voor en legt in een besluit vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatie (gemeentelijke opdrachten, projecten en processen);

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten (het mandaatbesluit);

    • d.

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de te maken afspraken met de organisatie over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen (de regeling budgetbeheer);

    • f.

      de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;

    • g.

      het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; en

    • h.

      het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

Artikel 31. Subsidieverstrekking

  • 1. Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota Subsidiebeleidskader aan. De nota bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies.

  • 2. De raad stelt deze nota vast.

  • 3. Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast. Het overzicht wordt als bijlage bij de begroting ter kennisname aan de raad verstrekt.

  • 4. Het college waarborgt dat bij subsidieverlening wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Ermelo.

Artikel 32. Aanbesteding en inkoop

  • 1. Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveranties. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

  • 2. Eens in de vier jaar worden deze regels, indien nodig, geactualiseerd.

  • 3. Deze interne regels worden ter kennisgeving aan de raad gezonden.

Artikel 33. Administratieve organisatie en interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3. Deze eisen worden door het college eveneens gesteld bij de uitvoering van gemeentelijke taken door Meerinzicht.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 34. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening van de gemeente Ermelo 2020, door de raad vastgesteld op 27 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van deze verordening, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 35. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking er van en werkt terug tot en met 1 januari 2023.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als Financiële verordening gemeente Ermelo 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 6 december 2023,

J.L. Vissers,

griffier,

P.J.T. van Daalen,

voorzitter,