Parkeerverordening Gouda 2024

Geldend van 01-03-2024 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening Gouda 2024

De raad van de gemeente Gouda, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders (collegevoorstel d.d. 12 december 2023, raadsvoorstel d.d. 7 februari 2024)

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994

Besluit:

vast te stellen de:

Parkeerverordening Gouda 2024

AFDELING I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a)

    College:

het college van burgemeester en wethouders van Gouda;

  • b)

    RVV 1990:

het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • c)

    motorvoertuig:

hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

  • d)

    brommobiel:

bromfiets op meer dan twee wielen die is voorzien van een carrosserie;

  • e)

    parkeren:

het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • f)

    motorvoertuighouder:

degene die beschikt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs van het desbetreffende motorvoertuig ten tijde van het parkeren dat krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven, met dien verstande dat degene die blijkens een leaseovereenkomst gebruik maakt van een leaseauto, of degene die – gelet op de inhoud en strekking van de arbeidsovereenkomst tussen de aanvrager en zijn werkgever beschikt over een verklaring van de werkgever waaruit de exclusieve terbeschikkingstelling blijkt ten aanzien van het gebruik van het motorvoertuig (de zogenaamde houdersverklaring) – gebruikmaakt van een door de werkgever beschikbaar gestelde auto, geacht wordt over een op zijn naam gesteld kentekenbewijs te beschikken; met een motorvoertuighouder wordt gelijkgesteld degene die krachtens een huurcontract gebruiksgerechtigde is van een motorvoertuig voor een periode van tenminste één kalenderkwartaal

  • g)

    parkeerapparatuur:

parkeermeters, mobiele telefoons, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, websites, centrale computers en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • h)

    belanghebbendenparkeerplaats:

een parkeerplaats die:

  • 1.

    is aangeduid met het bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990,of

  • 2.

    gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • i)

    parkeerapparatuurplaats:

parkeerplaats, behorende bij de parkeerapparatuur, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven;

  • j)

    parkeermetervak:

een parkeerplaats ten aanzien waarvan het parkeren wordt geregeld door een individuele parkeermeter;

  • k)

    gehandicaptenparkeerplaats:

een parkeerplaats die is aangeduid door bord E6 van bijlage 1 van het RVV 1990;

  • l)

    vergunning:

een door het college verleende parkeervergunning of bijzondere vergunning als bedoeld in artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, en 22, waarvoor parkeerbelasting wordt geheven, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen;

  • m)

    parkeervergunning:

een bewonersparkeervergunning als bedoeld in artikel 9 en een sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad als bedoeld in artikel 10 en een Stationsgaragevergunning bewoners Binnenstad als bedoeld in artikel 11 en een mantelzorgvergunning als bedoeld in artikel 12 en een verhuisvergunning als bedoeld in artikel 13 en een GPK-vergunning als bedoeld in artikel 14 en een bedrijfsparkeervergunning werkweek als bedoeld in artikel 15 en een bedrijfsparkeervergunning gehele week als bedoeld in artikel 16 en een bedrijfsvoeringvergunning kortlopend als bedoeld in artikel 17 en een bedrijfsvoeringvergunning langlopend als bedoeld in artikel 18 en een algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning als bedoeld in artikel 19 en een deelautoparkeervergunning als bedoeld in artikel 20;

  • n)

    bijzondere vergunning:

een bezoekersregeling als bedoeld in artikel 21 en een belanghebbendenvergunning als bedoeld in artikel 22;

  • o)

    bewonersvergunning:

een bewonersparkeervergunning als bedoeld in artikel 9 en een sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad als bedoeld in artikel 9 en een Stationsgaragevergunning bewoners Binnenstad als bedoel in artikel 10;

  • p)

    bedrijfsvergunning:

een bedrijfsparkeervergunning werkweek als bedoeld in artikel 15 en een bedrijfsparkeervergunning gehele week als bedoeld in artikel 16 en een bedrijfsvoeringvergunning kortlopend als bedoeld in artikel 17 en een bedrijfsvoeringvergunning langlopend als bedoeld in artikel 18;

  • q)

    bedrijfsparkeervergunning:

een bedrijfsparkeervergunning werkweek als bedoeld in artikel 15 en een bedrijfsparkeervergunning gehele week als bedoeld in artikel 16

  • r)

    bedrijfsvoeringvergunning:

een bedrijfsvoeringvergunning kortlopend als bedoeld in artikel 17 en een bedrijfsvoeringvergunning langlopend als bedoeld in artikel 18;

  • s)

    vergunninghouder:

de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • t)

    vergunningsector:

gebied waarbinnen parkeervergunningen kunnen worden verleend indien en voor zover in dat gebied voor parkeren parkeerbelasting wordt geheven; daar waar vergunningsector wordt genoemd, wordt ook gelezen deelvergunningsector;

  • u)

    tariefgebied

gebied waar krachtens de vigerende Verordening Parkeerbelastingen voor het parkeren van een motorvoertuig parkeerbelasting wordt geheven;

  • v)

    parkeerrecht

kentekenregistratie in het digitale parkeerbelastingbestand waarbij is voldaan aan parkeerbelastingplicht voor het gebruik van parkeerapparatuurplaatsen op basis van of krachtens deze verordening doormiddel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen, tijdgebonden parkeerrechten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur;

  • w)

    tijdgebonden parkeerrecht:

registratie van het kenteken van een motorvoertuig met behulp van parkeerapparatuur waarbij parkeerbelasting is voldaan, krachtens welke het is toegestaan het motorvoertuig gedurende een bepaalde tijd te parkeren op een parkeerapparatuurplaats;

  • x)

    vergunning met wisselend kenteken:

parkeervergunning waar de vergunninghouder zelf wisselende kentekens aan kan verbinden.

  • y)

    vergunningenplafond:

aantal vergunningen dat maximaal wordt verleend binnen een vergunningsector;

  • z)

    bewonersvergunningenplafond:

aantal bewonersvergunningen dat maximaal wordt verleend binnen een vergunningsector;

  • aa)

    bedrijfsvergunningenplafond:

aantal bedrijfsvergunningen dat maximaal wordt verleend binnen een vergunningsector

  • bb)

    bloktijd

deel van het etmaal gedurende welke voor parkeren parkeerbelasting kan worden geheven;

  • cc)

    adres:

een adresseerbaar object – dat wil zeggen een zelfstandig verblijfsobject, ligplaats of deelautoparkeerplaats, zoals opgenomen in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG), niet zijnde een nevenadres.

  • dd)

    bewoner

inwoner van de gemeente Gouda die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en is ingeschreven als ingezetene in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Gouda op het adres dat hij bewoont;

  • ee)

    mantelzorg:

niet-beroepsmatige zorg die met regelmaat wordt verleend door familie, vrienden of kennissen van de persoon die de zorg krijgt;

  • ff)

    stallingsplaats:

plaats, juridisch, feitelijk of planologisch bestemd of bedoeld om motorvoertuigen testallen, gelegen buiten de openbare weg en niet voor het openbaar verkeer openstaand of toegankelijk, waarbij voor een solitaire inpandige stallingsplaats of garagebox geldt dat deze tenminste 2,35 meter breed en ten minste 5,00 meter lang is, en een toegangsdeur heeft van ten minste 2,20 meter breed en waarbij voor een solitaire stallingsplaats op eigen terrein (niet inpandig maar bijvoorbeeld op oprit) geldt dat deze tenminste 2,5 meter breed en ten minste 5,5 meter lang is;

  • gg)

    bedrijf of beroep:

  • -

    elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband waarin krachtens arbeidsovereenkomst of krachtens publiekrechtelijke aanstelling arbeid wordt verricht;

  • -

    de zelfstandige die voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op arbeid in het eigen bedrijf of zelfstandig beroep;

  • -

    een niet-commerciële organisatie die hieraan door het college is gelijkgesteld;

met dien verstande dat:

  • -

    een inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel aanwezig is;

  • -

    bedrijven en beroepen worden beschouwd als één bedrijf en één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een (juridische) constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het in wezen één bedrijf of beroep betreft;

  • hh)

    volcontinu bedrijfsproces:

proces waarin 24 uur per dag en zeven dagen per week op basis van arbeidsregelingen, werkzaamheden in ploegen-, wissel- en/of nachtdiensten worden verricht;

  • ii)

    werknemer:

persoon, werkzaam in een bedrijf voor minimaal 36 uur per week; werknemers in deeltijd worden herleid tot voltijdse equivalenten;

  • jj)

    bedrijfsvoertuig:

bedrijfsvoertuig volgens het kentekenbewijs deel IA;

  • kk)

    deelauto:

het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een deelautoaanbieder;

  • ll)

    commerciële deelautoaanbieder:

rechtspersoon die (beroeps- of bedrijfsmatig) motorvoertuigen voor deelauto’s ter beschikking stelt;

  • mm)

    particulier deelautoaanbieder:

natuurlijke persoon die een motorvoertuig als deelauto ter beschikking stelt;

  • nn)

    deelautodeelnemer:

een natuurlijk persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake deelauto;

  • oo)

    deelautoparkeerplaats:

de parkeerplaats waar een motorvoertuig bestemd voor deelauto’s geparkeerd wordt.

Artikel 2 Regulering parkeren

  • 1. Regulering van het gebruik van parkeerplaatsen geschiedt op basis van of krachtens deze verordening door middel van parkeervergunningen, bijzondere vergunningen, tijdgebonden parkeerrechten en/of door middel van het in werking stellen van de parkeerapparatuur.

  • 2. Indien tot enige vorm van regulering van het gebruik van parkeerplaatsen wordt besloten, geschiedt dit met inachtneming van het bepaalde in deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde regelingen.

AFDELING II Nadere regels

Artikel 3 Vergunningsectoren en aantal vergunningen

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit:

    • a.

      weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

    • b.

      parkeerplaatsen aanwijzen die bestemd zijn als belanghebbendenparkeerplaatsen;

    • c.

      de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit op basis van een hiervoor genomen raadsbesluit:

    • a.

      Voor de Binnenstad en de parkeerterreinen Klein Amerika, Schouwburgplein en Vossenburchkade, en de Stationsgarage voor bewoners van de Binnenstad een vergunningenplafond instellen, per eerste of volgende vergunningen, dan wel een bewonersvergunningenplafond en/of een bedrijfsvergunningenplafond;

    • b.

      het maximum aantal te verlenen vergunningen, al dan niet gespecificeerd per type vergunning, per adres vaststellen.

  • 3. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de weggedeelten die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders indelen in vergunningsectoren en deelvergunningsectoren.

Artikel 4 Tariefgebieden en tijdgebonden parkeerrechten

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit:

    • a.

      weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren met een tijdgebonden parkeerrecht;

    • b.

      de bloktijden vaststellen waarbinnen met een tijdgebonden parkeerrecht moet worden geparkeerd;

    • c.

      de tijdsduren vaststellen waarvoor tijdgebonden parkeerrechten worden verleend.

  • 2. Het college kan. bij openbaar te maken besluit, nadere regels stellen aan de geldigheidstuur van tijdgebonden parkeerrechten.

  • 3. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de weggedeelten die bestemd zijn voor het parkeren met een tijdgebonden parkeerrecht indelen in tariefgebieden.

Artikel 5 Vergunningen

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, regels vaststellen aangaande het aanvragen en verlenen van de volgende vergunningen:

    • a.

      de bewonersparkeervergunning als bedoeld in artikel 9;

    • b.

      de Stationsgaragevergunning bewoners Binnenstad als bedoeld in artikel 11;

    • c.

      de bedrijfsparkeervergunning werkweek als bedoeld in artikel 15;

    • d.

      de bedrijfsparkeervergunning gehele week als bedoeld in artikel 16.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, regels vaststellen aangaande het aanvragen en verlenen van de volgende vergunningen met wisselend kenteken:

    • a.

      de sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad als bedoeld in artikel 10;

    • b.

      de mantelzorgvergunning als bedoeld in artikel 12;

    • c.

      de verhuisvergunning als bedoeld in artikel 13;

    • d.

      de GPK-vergunning als bedoeld in artikel 14;

    • e.

      de bedrijfsvoeringvergunning kortlopend als bedoeld in artikel 17;

    • f.

      de bedrijfsvoeringvergunning langlopend als bedoeld in artikel 18;

    • g.

      de algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning als bedoeld in artikel 19;

    • h.

      de deelautoparkeervergunning als bedoeld in artikel 20;

    • i.

      de bezoekersregeling als bedoeld in artikel 21;

    • j.

      de belanghebbendenvergunning als bedoeld in artikel 22.

Artikel 6 Overige zaken

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, regels vaststellen omtrent:

    • a.

      de ingangsdatum van parkeervergunningen en bijzondere vergunningen indien deze anders is dan de eerste van de maand.

  • 2. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent:

    • a.

      het wijzigen van het kenteken waarvoor de vergunning is verleend;

    • b.

      het wijzigen van het kenteken van vergunningen met wisselend kenteken.

AFDELING III Vergunningen, plaatsen voor vergunninghouders en vergunningbewijzen

Paragraaf 1Algemene bepalingen inzake de vergunningen

Artikel 7 Soorten vergunningen

  • 1. De op basis van deze verordening door het college te verlenen parkeervergunningen betreffen uitsluitend:

    • a.

      de bewonersparkeervergunning als bedoeld in artikel 9;

    • b.

      de sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad als bedoeld in artikel 10;

    • c.

      de Stationsgaragevergunning bewoners Binnenstad als bedoeld in artikel 11;

    • d.

      de mantelzorgvergunning als bedoeld in artikel 12;

    • e.

      de verhuisvergunning als bedoeld in artikel 13;

    • f.

      de GPK-vergunning als bedoeld in artikel 14;

    • g.

      de bedrijfsparkeervergunning werkweek als bedoeld in artikel 15;

    • h.

      de bedrijfsparkeervergunning gehele week als bedoeld in artikel 16;

    • i.

      de bedrijfsvoeringvergunning kortlopend als bedoeld in artikel 17;

    • j.

      de bedrijfsvoeringvergunning langlopend als bedoeld in artikel 18;

    • k.

      de algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning als bedoeld in artikel 19;

    • l.

      de deelautoparkeervergunning als bedoeld in artikel 20.

  • 2. De op basis van deze verordening door het college te verlenen bijzondere vergunningen betreffen uitsluitend:

    • a.

      de bezoekersregeling als bedoeld in artikel 21;

    • b.

      de belanghebbendenvergunning als bedoeld in artikel 22.

  • 3. Parkeervergunningen en bijzondere vergunningen worden verleend op kenteken, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Het college stelt formulieren vast waarmee de aanvraag voor een vergunning wordt ingediend.

  • 3. Aanvragen worden behandeld in volgorde van datum van binnenkomst.

  • 4. Het college beslist binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 5. Het college kan de in het vierde lid genoemde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van de verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

  • 6. Een besluit tot afwijzing van een aanvraag is met redenen omkleed. De aanvrager wordt van deze afwijzing schriftelijk in kennis gesteld en gewezen op een eventuele bezwaar- en beroepsmogelijkheid.

  • 7. Het college kan aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Paragraaf 2Parkeervergunningen

Artikel 9 De bewonersparkeervergunning

  • 1. Het college kan een bewonersparkeervergunning verlenen aan een motorvoertuighouder ,die bewoner is van een adres, gelegen in een vergunningsector en de bewoners of bewoner van dat adres niet beschikt of niet kan beschikken over een stallingsplaats en/of een belanghebbendenplaats binnen de vergunningsector waarin het adres gelegen is.

  • 2. Het college kan in nadere regels bepalen dat in een specifieke vergunningsector per adres nul, één of twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend. Op adressen waar twee bewonersvergunningen kunnen worden verleend, geldt als voorwaarde voor het verlenen van een tweede bewonersvergunning dat de bewoner of bewoners van dat adres houder zijn van ten minste twee motorvoertuigen. Het aantal te verlenen bewonersvergunningen per adres wordt verminderd met het aantal waarvoor geen recht op parkeervergunning bestaat.

  • 3. Het college kan in nadere regels bepalen dat het maximum aantal te verlenen bewonersvergunningen wordt verminderd met het aantal op hetzelfde adres verleende bedrijfsvergunningen.

  • 4. Een bewonersparkeervergunning wordt uitgegeven op één kenteken van een motorvoertuig waarvan de vergunninghouder motorvoertuighouder is. Er kan een tweede kenteken aan de vergunning toegevoegd worden wanneer de aanvrager kan motiveren dat het bijbehorende motorvoertuig gebruikt wordt door een bewoner van zijn adres.

Artikel 10 De sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad

  • 1. Het college kan een sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad verlenen aan een motorvoertuighouder, die bewoner is van een adres, gelegen in de Binnenstad en een motorvoertuig wil kunnen parkeren op een solitair parkeerterrein en de bewoners of een bewoner van dat adres niet al reeds een maximaal aantal vergunningen verstrekt is.

  • 2. Het college kan in nadere regels het gebied Binnenstad aanwijzen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college kan in nadere regels de parkeerterreinen die beschikbaar zijn als solitair parkeerterrein aanwijzen als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Per adres wordt maximaal één sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad verstrekt, zolang het maximum aantal bewonersvergunningen op dat adres nog niet is bereikt.

  • 5. Een sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad wordt uitgegeven op één kenteken van een motorvoertuig waarvan de vergunninghouder motorvoertuighouder is. Er kan een tweede kenteken aan de vergunning toegevoegd worden wanneer de aanvrager kan motiveren dat het bijbehorende motorvoertuig gebruikt wordt door een bewoner van zijn adres.

Artikel 11 De Stationsgaragevergunning bewoners Binnenstad

  • 1. Het college kan een Stationsgaragevergunning bewoners Binnenstad verlenen aan een motorvoertuighouder, die bewoners is van een adres, gelegen in de Binnenstad en een motorvoertuig wil kunnen parkeren in de Stationsgarage en de bewoners of een bewoner van dat adres niet al reeds een maximaal aantal vergunningen verstrekt is.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen aan het gebied Binnenstad als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Per adres wordt maximaal één Stationsgaragevergunning bewoners Binnenstad verstrekt, zolang het maximum aantal bewonersvergunningen op dat adres nog niet is bereikt.

Artikel 12 De mantelzorgvergunning

  • 1. Het college kan een mantelzorgvergunning verlenen aan een persoon die niet in het bezit is van een bewonersparkeervergunning voor een motorvoertuig en woont in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en afhankelijk is van de niet professionele zorg van derden voor minimaal 4 dagen per week, indien de noodzaak tot mantelzorg op objectieve wijze is aangetoond.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen aan hoe de noodzaak tot mantelzorg op objectieve wijze kan worden aangetoond als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college kan tevens een mantelzorgvergunning verlenen aan de wettelijk vertegenwoordiger van een minderjarige bewoner, indien de wettelijk vertegenwoordiger en de minderjarige bewoner op hetzelfde adres staan ingeschreven.

  • 4. Een mantelzorgvergunning kan met wisselend kenteken worden gebruikt, met dien verstande dat de mantelzorgvergunning slechts voor één kenteken tegelijkertijd kan worden gebruikt.

Artikel 13 De verhuisvergunning

  • 1. Het college kan een verhuisvergunning verlenen aan een motorvoertuighouder die met een aangifte van verhuizing bij de gemeenten of een koop- of huurovereenkomst aantoont binnenkort te verhuizen naar een adres in een vergunningsector waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

  • 2. Het aantal te verlenen verhuisvergunningen wordt verminderd met het aantal waarvoor geen recht op een parkeervergunning bestaat.

  • 3. Een verhuisvergunning wordt uitgegeven op één kenteken van een motorvoertuig waarvan de vergunninghouder motorvoertuighouder is. Er kan een tweede kenteken aan de vergunning toegevoegd worden wanneer de aanvrager kan motiveren dat het bijbehorende motorvoertuig gebruikt wordt door een toekomstige bewoner van zijn nieuwe adres.

Artikel 14 De GPK-vergunning

  • 1. Het college kan een GPK-vergunning verlenen aan een houder van een geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart (GPK), ongeacht of de houder een Bestuurder (B), Passagier (P), Bestuurder+Passagier (B/P) of Instelling (I) is, wanneer deze ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen (BPR) op een adres in de gemeente Gouda of in een andere gemeente.

  • 2. De GPK-vergunning krijgt dezelfde einddatum als de GPK.

  • 3. Als er een nieuwe GPK verstrekt is, dan moet een nieuwe GPK-vergunning aangevraagd worden.

  • 4. Een GPK-vergunning kan met wisselend kenteken worden gebruikt, met dien verstande dat de GPK-vergunning slechts voor één kenteken tegelijkertijd kan worden gebruikt.

  • 5. Met een GPK-vergunning kan gratis gebruik worden gemaakt van alle parkeerplaatsen voor betaald parkeren. Bij gebruik van de GPK-vergunning is het niet nodig om de papieren GPK neer te leggen.

Artikel 15 De bedrijfsparkeervergunning werkweek

  • 1. Het college kan een bedrijfsparkeervergunning werkweek verlenen aan motorvoertuighouder die een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig.

  • 2. De bedrijfsparkeervergunning werkweek is geldig op maandag tot en met vrijdag.

  • 3. Per vestigingsadres worden maximaal drie bedrijfsvergunningen verstrekt. Het aantal te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal waarvoor geen recht op een parkeervergunning bestaat.

  • 4. Het college kan in nadere regels aangeven onder welke voorwaarden een bedrijfsparkeervergunning werkweek kan worden verstrekt.

  • 5. Een bedrijfsvergunning wordt uitgegeven op één of meerdere kentekens.

Artikel 16 De bedrijfsparkeervergunning gehele week

  • 1. Het college kan een bedrijfsparkeervergunning gehele week verlenen aan motorvoertuighouder die een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 2. Het college kan in nadere regels de vergunningensector(en) aanwijzen waarvoor de vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden aangevraagd.

  • 3. Per vestigingsadres worden maximaal drie bedrijfsvergunningen verstrekt. Het aantal te verlenen bedrijfsvergunningen wordt verminderd met het aantal waarvoor geen recht op parkeervergunning bestaat.

  • 4. Het college kan in nadere regels per vergunningsector aangeven onder welke voorwaarden een bedrijfsparkeervergunning gehele week kan worden verstrekt.

  • 5. Een bedrijfsvergunning wordt uitgegeven op één of meerdere kentekens.

Artikel 17 De bedrijfsvoeringvergunning kortlopend

  • 1. Het college kan een bedrijfsvoeringvergunning kortlopend verlenen aan een motorvoertuighouder die een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen binnen het gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en waarbij voor het uitvoeren van de werkzaamheden noodzakelijk is dagelijks in een of meerdere sectoren te parkeren.

  • 2. Een bedrijfsvoeringvergunning kortlopend kan niet worden verlengd.

  • 3. Per bedrijf worden maximaal drie bedrijfsvoeringvergunningen verstrekt.

  • 4. Het college kan in nadere regels aangeven onder welke voorwaarden een bedrijfsvoeringvergunning kortlopend kan worden verstrekt.

  • 5. Een bedrijfsvoeringvergunning kortlopend wordt uitgegeven op één of meerdere kentekens.

Artikel 18 De bedrijfsvoeringvergunning langlopend

  • 1. Het college kan een bedrijfsvoeringvergunning langlopend verlenen aan een motorvoertuighouder die een beroep of bedrijf uitoefent in een pand gelegen binnen het gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en waarbij voor het uitvoeren van de werkzaamheden noodzakelijk is dagelijks in een of meerdere sectoren te parkeren.

  • 2. Per bedrijf worden maximaal drie bedrijfsvoeringvergunningen verstrekt.

  • 3. Het college kan in nadere regels aangeven onder welke voorwaarden een bedrijfsvoeringvergunning langlopend kan worden verstrekt.

  • 4. Een bedrijfsvoeringvergunning langlopend wordt uitgegeven op één of meerdere kentekens.

Artikel 19 De algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning

  • 1. Het college kan een algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning verlenen aan een motorvoertuighouder, mits het adres van de aanvrager niet voorkomt op de lijst met adressen waarvoor geen recht op een parkeervergunning bestaat.

  • 2. Het college kan in nadere regels aangeven onder welke voorwaarden een algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning kan worden verstrekt.

  • 3. Een algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning wordt uitgegeven op één of meerdere kentekens.

Artikel 20 De deelautoparkeervergunning

  • 1. Het college kan een deelautoparkeervergunning verlenen aan een deelautoaanbieder van een motorvoertuig dat is bestemd als deelauto, waarvan de deelautoparkeerplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 2. Het college kan in nadere regels aangeven onder welke voorwaarden een deelautoparkeervergunning kan worden verstrekt.

Paragraaf 3Bijzondere vergunningen

Artikel 21 Bezoekersregeling

  • 1. Het college kan een bezoekersregeling verlenen aan een bewoner die volgens de Basisregistratie personen (BPR) staat ingeschreven op een adres binnen het gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 2. Per woonadres wordt maximaal één bezoekersregeling verstrekt.

  • 3. Een bezoekersregeling wordt uitgegeven zonder kenteken. Er kunnen meerdere kentekens van bezoekers aan de bezoekersregeling gekoppeld worden. De bezoekersregeling is op ieder moment slechts geldig voor de kentekens die de regelinghouder als actief heeft ingesteld.

  • 4. Het college kan in nadere regels aangeven hoeveel kentekens maximaal gelijktijdig per bezoekersregeling als actief kunnen worden ingesteld.

  • 5. Het college kan in nadere regels aan een bezoekersregeling beperkingen verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de bezoekersregeling van kracht is. Aan de bezoekersregeling kunnen beperkingen worden gesteld aan de totale beschikbare tijd waarvoor deze ingezet kan worden.

Artikel 22 Belanghebbendenvergunning

  • 1. Het college kan een belanghebbendenvergunning verlenen aan een motorvoertuighouder die woont in een gebied waar belanghebbendenparkeerplaatsen aanwezig zijn.

  • 2. Het college kan in nadere regels beperkingen verbinden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen alsmede de tijdstippen waarop de belanghebbendenvergunning van kracht is.

Paragraaf 4Geldigheid vergunningen

Artikel 23 Geldigheidsduur vergunningen

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste een vergunningjaar verleend, tenzij anders bepaald in dit artikel.

  • 2. De geldigheid van parkeervergunningen en bijzondere vergunningen gaat in op de eerste dag van de maand, tenzij het college de ingang van de geldigheid bij nadere regeling anders heeft geregeld.

  • 3. De verhuisvergunning is voor maximaal 4 maanden geldig, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.

  • 4. De GPK-vergunning is maximaal geldig voor een periode van 5 jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.

  • 5. De bedrijfsvoeringvergunning kortlopend is voor maximaal 11 maanden geldig, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.

  • 6. De deelautoparkeervergunning is maximaal geldig voor een periode van 4 jaar, tenzij het recht op de vergunning eerder komt te vervallen.

Artikel 24 Plaats van geldigheid van de vergunningen

  • 1. De bewonersparkeervergunning, de sectorgebonden parkeerterreinvergunning bewoners Binnenstad, de mantelzorgvergunning, de verhuisvergunning, de bedrijfsvergunning werkweek, de bedrijfsvergunning gehele week, de algemene sectorgebonden parkeerterreinvergunning en de bezoekersregeling zijn geldig in de vergunningsector waarvoor ze zijn verleend, tenzij de geldigheid is beperkt ingevolge het vierde lid van dit artikel.

  • 2. De belanghebbendenvergunning is geldig op de in de vergunning aangegeven plaats of plaatsen.

  • 3. De GPK-vergunning, de bedrijfsvoeringvergunning kortlopend, de bedrijfsvoeringvergunning langlopend en de deelautoparkeervergunning zijn geldig in alle vergunningsectoren.

  • 4. Het college kan in nadere regels bepalen dat de geldigheid van de parkeervergunningen binnen een vergunningsector naar plaats gedurende bepaalde tijden wordt beperkt.

  • 5. Het college kan bepalen dat een parkeervergunning geldig is een parkeergarage. Het college kan nadere regels hierover stellen.

Paragraaf 5Overige regelingen ten aanzien van vergunningen voor parkeerplaatsen

Artikel 25 Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning wordt geweigerd indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Een vergunning wordt geweigerd indien het vergunningenplafond van het type vergunning voor de desbetreffende vergunningsector is bereikt.

  • 3. Een vergunning kan worden geweigerd indien een vergunning van dezelfde aanvrager is ingetrokken op grond van artikel 29, eerste lid onder b of d.

Artikel 26 Plaatsing op wachtlijst

  • 1. De aanvrager wordt op een wachtlijst geplaatst, indien zijn aanvraag voor een vergunning is geweigerd op grond van het feit dat het adres waarvoor de vergunning is aangevraagd is gelegen in een vergunningsector waarvan het vergunningenplafond is bereikt, behoudens het tweede en het zevende lid.

  • 2. Een aanvrager wordt in afwijking van het eerste lid niet op een wachtlijst geplaatst indien het vergunningenplafond is vastgesteld op nul.

  • 3. De volgorde waarin de aanvragers op een wachtlijst worden geplaatst, is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4. Indien een bewoner verhuist naar een andere vergunningsector en direct voorafgaand aan de verhuizing over een bewonersvergunning beschikte of daarvoor op een wachtlijst stond, is voor de volgorde tevens bepalend de datum waarop de vorige bewonersvergunning is verleend of de datum van eerdere plaatsing op de wachtlijst, met dien verstande dat indien de periode tussen de genoemde datum en de datum van aanvraag van de nieuwe bewonersvergunning langer is dan de wachttijd van de bovenste aanvrager, de vergunning terstond verleend wordt.

  • 5. Indien de aanvrager voor het verkrijgen van de vorige bewonersvergunning, op een wachtlijst heeft gestaan, moet de totale tijd die de aanvrager op de betreffende wachtlijst heeft gestaan plus de tijd dat hij een bewonersvergunning heeft gehad, worden meegenomen.

  • 6. Het vierde en vijfde lid zijn van overeenkomstige toepassing in het geval een bedrijf verhuist.

  • 7. Het college kan per vergunningsector en per type vergunning en per opvolgende vergunning nadere regels stellen aan het al dan niet plaatsen op de wachtlijst.

Artikel 27 Verwijdering van wachtlijst

  • 1. De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:

    • a.

      de aanvrager daarom verzoekt;

    • b.

      blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de wachtlijst zou hebben geleid;

    • c.

      niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde vergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel wordt de aanvrager van de wachtlijst voor het eigen vergunningsector verwijderd wanneer de aanvrager een bewoners- of bedrijfsvergunning is verleend in de eigen vergunningsector.

Artikel 28 Gegevens en voorschriften

  • 1. Een vergunning bevat – voor zover van toepassing - in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      de sector waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de tijden waarvoor de vergunning geldt;

    • d.

      de naam van de vergunninghouder aan wie of het kenteken of de kentekens van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

  • 2. Aan een vergunning worden – voor zover van toepassing – in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

    • a.

      de vergunning is uitsluitend geldig voor het parkeren van het motorvoertuig waarvan het kenteken is vermeld op de vergunning of in het digitale parkeerbelastingbestand;

    • b.

      een parkeervergunning geldt voor het parkeren ven één motorvoertuig op één parkeerapparatuurplaats.

  • 3. Aan een vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden ter bescherming van:

    • a.

      het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte;

    • b.

      het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu;

    • c.

      overige belangen in verband met regulering van het gebruik van plaatsen.

Artikel 29 Intrekken of wijzigen van vergunningen

  • 1. Het college trekt een vergunning in, indien:

    • a.

      de vergunninghouder daarom verzoekt;

    • b.

      blijkt dat bij de aanvraag om de vergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit op de aanvraag om de vergunning zou hebben geleid;

    • c.

      niet voldaan of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening of de geldende Verordening Parkeerbelasting;

    • d.

      de vergunningverlening onjuist was en de vergunninghouder dit wist of behoorde te weten;

    • e.

      de vergunning is verleend ten behoeve van een motorvoertuig dat niet meer voldoet aan de definitie van een motorvoertuig zoals vermeld in het op de Wegenverkeerswet gebaseerde Regeling Voertuigen;

  • 2. Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      de vergunninghouder de sector, waarvoor de vergunning is verleend, metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

    • b.

      zich een wijziging voordoet in de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning voor zover die gewijzigde omstandigheden zich verzetten tegen he tin stand laten van de verleende vergunning;

    • c.

      de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

    • d.

      voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen of verandert;

    • e.

      op een adres twee bewonersvergunningen zijn verleend en het vergunningenplafond binnen de vergunningensector inmiddels is bereikt;

    • f.

      de vergunninghouder de vergunning gebruikt voor een ander doel van waarvoor de vergunning is verleend;

    • g.

      het college heeft besloten het vergunningenplafond voor de vergunningsector waarvoor de vergunning is verleend op nul vast te stellen. De vergunning wordt ingetrokken met inachtneming van een redelijke termijn.

    • h.

      de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

    • i.

      de vergunningverlening onjuist was.

    • j.

      om redenen van openbaar belang.

  • 3. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, onder e, wordt de houder(s) van de vergunningen de keuze gelaten, of de eerste vergunning dan wel de tweede vergunning wordt ingetrokken.

  • 4. Een besluit tot het intrekken of wijzigen van een vergunning is met redenen omkleed. De betrokkene wordt van het intrekken of wijzigen van de vergunning schriftelijk in kennis gesteld en gewezen op een eventuele bezwaar- en beroepsmogelijkheid.

Artikel 30 Vervallen van vergunningen

Onverminderd artikel 29 vervalt een vergunning door het verstrijken van de geldigheidsduur.

Paragraaf 6Overige bepalingen

Artikel 31 Parkeerplaatsen niet zijnde parkeerapparatuurplaatsen

  • 1. Een parkeerplaats geldt niet als een parkeerapparatuurplaats, indien:

    • a.

      het een belanghebbendenparkeerplaats betreft;

    • b.

      het een gehandicaptenparkeerplaats betreft;

    • c.

      het een taxistandplaats betreft;

    • d.

      het een parkeerplaats in een parkeerschijfzone betreft.

Artikel 32 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

AFDELING IV Tijdgebonden parkeerrechten

Artikel 33 Soorten tijdgebonden parkeerrechten

  • 1. De tijdgebonden parkeerrechten kunnen betreffen:

    • a.

      minuten- of dagparkeerrechten;

    • b.

      parkeerrechten op basis van een bezoekersvergunning.

  • 2. Parkeerrechten als bedoeld in het eerste lid onder b worden slechts uitgegeven ten behoeve van het bezoek van de houders van deze vergunningen.

Artikel 34 Geldigheidsduur tijdgebonden parkeerrechten

  • 1. Een minutenparkeerrecht is geldig op de geregistreerde datum en tijd.

  • 2. Een dagparkeerrecht is geldig voor maximaal 24 uur gedurende de geregistreerde datum dan wel data en bloktijden.

Artikel 35 Plaats van geldigheid van tijdgebonden parkeerrechten

  • 1. Een minuten- of dagparkeerrecht is geldig in het tariefgebied dat overeenkomt met de geregistreerde tariefaanduiding.

  • 2. Een parkeerrecht op basis van een bezoekersregeling is geldig in de vergunningsector waarvoor de vergunning is verleend.

AFDELING V Verbodsbepalingen en strafbepaling

Artikel 36 Verbod blokkeren parkeerplaatsen

  • 1. Het is verboden enig voorwerp, niet-zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenparkeerplaats;

    • c.

      op een gehandicaptenparkeerplaats.

  • 3. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor het gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 37 Verbod parkeren belanghebbendenplaatsen zonder vergunning

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een deelautoparkeerplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 38 Verbod in werking stellen parkeerapparatuur anders door voorgeschreven

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 39 Straf

Overtreding van het bepaalde in artikelen 36, 37 en 38 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 40 Opsporing

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen personen of categorieën van personen belast.

AFDELING VI Citeertitel en overgangsrecht

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: "Parkeerverordening Gouda 2024".

Artikel 42 Overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2024.

  • 2. Bij inwerking treding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening 2012.

  • 3. Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2012 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 februari 2024.

De raad der gemeente voornoemd,

griffier

mr. drs. E.J. Karman-Moerman

Plv. voorzitter

drs. E. Bobeldijk