Beleidsregels Giften en Schadevergoedingen Participatiewet gemeente Maashorst 2022

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Giften en Schadevergoedingen Participatiewet gemeente Maashorst 2022

Het College van burgemeester en wethouders van Maashorst;

overwegende dat:

  • -

    op 25 februari 2021 een motie is aangenomen in de Tweede Kamer om voor mensen in de bijstand een landelijke vrijstelling van giften te realiseren van € 1.200 per jaar;

  • -

    het onduidelijk is wanneer deze landelijke vrijstelling wordt ingevoerd;

  • -

    de SP-fractie van de gemeenteraad, net als in andere gemeenten, vooruit wil lopen op een landelijke vrijstelling en gevraagd heeft bovengenoemde vrijstelling per 1 juli 2021 in te laten gaan in gemeente Uden;

gelet op artikelen 17 en 31, tweede lid, onderdeel g,l en m, van de Participatiewet en artikelen 1:3, vierde lid, en 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t (e n)

vast te stellen de

Beleidsregels Giften en Schadevergoedingen Participatiewet gemeente Maashorst 2022

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      Belanghebbende: wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      Het college: het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Uden;

    • c.

      Gift: elke financiële bevoordeling uit vrijgevigheid van derden (personen of instellingen) waarvoor niets wordt terugverlangd. Kenmerkend voor een gift is dat er geen sprake is van een terugbetalingsverplichting en/of enige vorm van tegenprestatie of verplichtend karakter.

    • d.

      Immateriële schade: schade die niet direct in geld is uit te drukken (ook wel smartengeld genoemd). Bijvoorbeeld psychische-, emotionele- en geestelijke schade door pijn, verdriet of verminderde levensvreugde.

    • e.

      Materiële schade: schade die direct in geld is uit te drukken. Bijvoorbeeld beschadiging van eigendommen, maar bijvoorbeeld ook misgelopen inkomen, medische kosten, reiskosten, huishoudelijke hulp, aanpassing aan woning of auto, enz.

    • f.

      Schenking in natura: wordt aangemerkt als een gift. De waarde van een schenking in natura wordt gelijkgesteld aan de tegenwaarde van deze schenking in het economisch verkeer.

Artikel 2. Meldingsplicht giften

Een gift zoals bedoeld in deze beleidsregels moet altijd door de uitkeringsgerechtigde worden gemeld, met uitzondering van de giften genoemd in artikel 3 lid 4 van deze beleidsregels.

Artikel 3. Giften voor bijzondere kosten en schulden

  • 1. Giften worden niet tot de middelen gerekend voor zover deze worden verstrekt voor kosten waarvoor anders bijzondere bijstand verstrekt had kunnen worden.

  • 2. Giften worden niet tot de middelen gerekend voor zover deze worden verstrekt voor noodzakelijke kosten (niet zijnde algemene kosten van bestaan) dan wel uit medisch oogpunt wenselijke kosten. Dit voor zover de levensstandaard hierdoor niet wordt verhoogd.

  • 3. Giften van werkgevers ten behoeve van werknemers worden niet tot de middelen gerekend voor zover en in zoverre deze onbelast zijn.

  • 4. Giften in de vorm van verstrekkingen van de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank en dergelijke charitatieve instellingen worden niet tot de middelen gerekend.

  • 5. Een gift die wordt verstrekt ter delging van een problematische schuld, wordt niet tot de middelen gerekend. Een schuld is in ieder geval problematisch als op het moment van aanvang van de bijstandsverlening een negatief vermogen is vastgesteld en er een terugbetalingsverplichting rust op deze schulden

  • 6. De giften als bedoeld in de voorafgaande leden tellen niet mee voor de maximale bedragen als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregels.

Artikel 4. Overige giften

  • 1. Giften ter vrije besteding, voor niet-noodzakelijke kosten of voor algemene kosten van bestaan worden niet tot de middelen gerekend voor zover de ontvangen giften niet meer bedragen dan € 1.200 per kalenderjaar. Als de uitkering gedurende het kalenderjaar is toegekend, geldt het bedrag van € 1.200 voor de periode vanaf toekenning tot en met 31 december.

  • 2. Het maximumbedrag genoemd in lid 1 geldt zowel voor een alleenstaande (ouder) als voor gehuwden/samenwonenden.

  • 3. Voor zover periodieke giften hoger zijn dan het in lid 1 genoemde bedrag, wordt het meerdere in beginsel als inkomen aangemerkt, maar blijft een specifieke afweging noodzakelijk om te beoordelen of de gift toch uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Onder ‘periodiek’ wordt verstaan: de ontvangst van twee of meer giften in een kalenderjaar.

  • 4. Voor zover een eenmalige gift hoger is dan het in lid 1 genoemde bedrag, wordt het meerdere in beginsel als vermogen aangemerkt, maar blijft een specifieke afweging noodzakelijk om te beoordelen of de gift toch uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Onder ‘eenmalig’ wordt verstaan: de ontvangst van één gift in een kalenderjaar.

Artikel 5. Schadevergoedingen

  • 1. De schadevergoeding die de belanghebbende ontvangt voor materiële schade wordt niet tot de middelen gerekend, tenzij de schadevergoeding niet wordt gebruikt voor het wegnemen van de schade.

  • 2. Schadevergoeding die is bedoeld ter compensatie van het verlies van arbeidsvermogen, wordt aangemerkt als inkomen over de periode waarop de vergoeding betrekking heeft.

  • 3. Als de schadevergoeding voor immateriële schade meer bedraagt dan het bedrag genoemd in artikel 34, lid 3 sub c Participatiewet, wordt 2/3 deel van het meerdere van het bedrag in aanmerking genomen als vermogen.

Artikel 6. Overige ontvangsten.

Alle niet tot giften herleidbare ontvangsten, in ieder geval in de vorm van kasstortingen en bijschrijvingen op de bankrekening van belanghebbende of zijn gezinsleden, worden aangemerkt als inkomen.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Giften gemeente Maashorst 2022

Artikel 9. Ingangsdatum inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2024.

Ondertekening

Uden, 28 november 2023

de secretaris,

J.A.G.M. van Aaken

de burgemeester,

M.J.D. Donders-de Leest (wnd.)

Toelichting op Beleidsregels Giften en Schadevergoedingen Participatiewet gemeente Uden Algemeen

Deze beleidsregel geeft aan hoe giften en schadevergoedingen moeten worden beoordeeld, voor zover niet aangegeven in de Participatiewet.

Giften

Bij de beoordeling of een betaling als een gift kan worden beschouwd is doorslaggevend of de betaling een onverplicht karakter draagt. De definitie van een gift kan worden omschreven als 'een betaling uit vrijgevigheid door een natuurlijk persoon of een instelling, waarvoor niets wordt terugverlangd'. Betalingen die zijn gebaseerd op wederkerige overeenkomsten kunnen om die reden dan ook niet aangemerkt worden als giften. Belanghebbende is verplicht giften te melden. Bij de vrijlating van giften wordt geen onderscheid gemaakt tussen giften van instellingen en giften van personen. Door de giften niet volledig in aanmerking te nemen wordt voorkomen dat de Participatiewet een ontmoediging vormt voor de vrijgevigheid van instellingen of personen. Uitgangspunt is dat kerkelijk en particulier initiatief zoveel mogelijk wordt gerespecteerd. Gezien het minimumbehoeftenkarakter van de bijstand kan de vrijlating niet onbeperkt zijn. Op 25 februari 2021 is in de Tweede Kamer een motie aangenomen voor mensen in de bijstand om een landelijke vrijstelling van giften te realiseren van € 1.200 per jaar (nr. 580, lid Jasper van Dijk C.S.). De verwachting is dat de landelijke vrijstelling er gaat komen, het is alleen de vraag wanneer. Wij kiezen er daarom voor aan te sluiten op dit bedrag. Een gift hoeft niet enkel verstrekt te worden in de vorm van geld. Dit kan ook in de vorm van natura zijn (zie artikel 1, lid 1, sub f van deze beleidsregels). Hierbij is eveneens sprake van een vrijlating ter hoogte van € 1.200,00 per kalenderjaar, als er sprake is van artikel 4 van deze beleidsregels. Bij een gift in natura is echter het "beschikkingsvereiste" van toepassing (cvdr 8esU656301/CVDR656301) Voorbeeld: Een gift in natura kan zijn een gekregen vliegticket, welke rechtstreeks is betaald door een derde aan het reisbureau, een gekregen auto of juwelen. De verkregen gift in natura zal omgerekend worden naar een geldelijke waarde waarvan het (eventuele) meerdere zal worden toegerekend aan het inkomen of vermogen, afhankelijk of het een periodieke of eenmalige gift is. Bij het vaststellen van deze beleidsregels is geen onderscheid gemaakt tussen uitkeringsgerechtigden van 18 tot 21 jaar die in vergelijking met personen van 21 jaar en ouder eén lagere bijstandsnorm ontvangen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de landelijke zienswijze met betrekking tot kwetsbare jongeren. Kwetsbare jongeren vallen vaak tussen wal en schip wat betreft (schuld)hulpverlenende instanties. Het is wenselijk om (verdere) schuldproblematiek te voorkomen bij deze groep. Er is daarom gekozen om geen aparte (beleids-)regel op te nemen voor jongeren van 18 tot 2l jaar. De beleidsregels maken helder welke giften niet tot de middelen worden gerekend. Het omgekeerde is niet het geval. Van de giften die binnen het kader van dit model niet vallen onder de giften die “vrij” zin, mag niet automatisch worden aangenomen dat deze wel een middel zijn dat in aanmerking moet worden genomen. Het college zal ten aanzien van deze giften altijd nog een specifieke afweging moeten maken of de gift niettemin uit een oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. Als de gift vrij besteedbaar is maar de gift wordt aantoonbaar besteed aan andere dan in deze beleidsregel genoemde kosten kan de gift ook buiten de bepalingen van deze beleidsregels vrijgelaten worden. Dit is ter beoordeling aan het dagelijks bestuur. Als een dergelijke situatie aan de orde is dan mag dit ook niet leiden tot een hoger bestedingsniveau dan de geldende bijstandsnorm.

Schadevergoedingen

Bij een schadevergoeding wordt onderscheid gemaakt tussen materiele en immateriële schadevergoeding. Een materiele schadevergoeding is een vergoeding voor schade die direct in geld is uit te drukken. Het gaat om een vergoeding voor schade of verlies van iets dat belanghebbende al had. Bijvoorbeeld vervanging van een kapotte auto of brandschade in huis. Het kunnen reeds gemaakt kosten zijn of kosten die nog gemaakt moeten worden. Bij immateriële schadevergoeding, ook wel smartengeld genoemd, gaat het om een vergoeding voor gederfde levensvreugde. Deze vergoeding is bedoeld voor geleden emotionele schade, waarvan de hoogte door een rechter of schadeverzekeraar is bepaald. Binnen de bijstandsuitkering moet worden gekeken naar de hoogte van de immateriële schadevergoeding. Is de vergoeding exorbitant hoog, of heeft deze een loonderving karakter, dan kan dat deel wel als middel in aanmerking worden genomen. Voor het gedeelte van de immateriële schadevergoeding dat door de gemeente wordt vrijgelaten, is het aan de belanghebbende om te bepalen waar de vrijgelaten immateriële schadevergoeding voor wordt gebruikt. Invulling geven aan het hervinden van levensvreugde is immers een persoonlijke kwestie.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Meldingsplicht giften

Uitgangspunt is dat een gift altijd moet worden gemeld. Hiervoor geldt de normale inlichtingenplicht artikel 17 lid 1 van de Participatiewet. De enige uitzondering hierop zijn schenkingen van organisaties als de voedselbank, kledingbank, speelgoedbank etc. (artikel 3, lid Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van B&W van de gemeente Maashorst op 12 december 2023.

Artikel 3 Giften voor bijzondere kosten en schulden

Eerste lid: Giften voor kosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is worden niet gerekend tot de middelen waarmee bij de bijstand rekening wordt gehouden. Dit is ook het geval als de bijzondere bijstand tot een bepaald bedrag de kosten vergoedt en de gift hoger is.

Tweede lid: Als er geen bijzondere bijstand mogelijk is maar de kosten zijn wel noodzakelijk, kan de gift eveneens vrijgelaten worden als deze de levensstandaard niet verhoogt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de belanghebbende een gift ontvangt voor het aanschaffen van noodzakelijke hulpmiddelen zoals bijvoorbeeld een scootmobiel, of als de (medische) kosten uit bijstandsoogpunt niet noodzakelijk zijn maar wel wenselijk. Als de gift bestemd is voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan wel ter vrije besteding is, geldt dit artikel niet. De giften mogen niet leiden tot een besparing op de kosten van het algemene levensonderhoud. Hierdoor wordt immers de levensstandaard verhoogd.

Derde lid: Door het onverplicht karakter is er voldoende reden om onverplichte verstrekkingen van werkgevers aan werknemers buiten beschouwing te laten. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kerstpakket, tegoedbonnen etc. Het moet dan gaan om vergoedingen die vallen onder de vrijstelling als bedoeld in artikel 31, lid 2 onder g van de Participatiewet.

Vierde lid: Verstrekkingen van de voedselbank, speelgoedbank en de kledingbank worden niet als middel aangemerkt.

Vijfde lid: De Participatiewet biedt maar beperkte mogelijkheden tot bijstandsverlening in schulden. Het hebben van problematische schulden is in algemene zin een belemmering in het sociaal functioneren. Als familie hierin de bijstandsgerechtigde tegemoet wil komen worden deze bedragen in beginsel niet als middel in aanmerking genomen. Om de gift vrij te kunnen laten dient de afbetaling van de schuld in principe rechtstreeks aan de schuldeiser plaats te vinden. Een (nog) niet opeisbare school wordt niet als een problematische schuld beschouwd.

Artikel 4 Overige giften

  • Eerste lid: Het drempelbedrag ad € 1.200,00 wordt toegerekend aan een kalenderjaar (1 januari tot en met 31 december). Wanneer iemand minder dan het drempelbedrag aan giften heeft ontvangen, mag het ‘restant’ van de vrijlating niet mee worden genomen naar het volgend jaar.

  • Vierde lid: Het deel van de gift dat de “vrijlating” overstijgt, wordt opgeteld bij het vastgestelde vermogen. Als het vermogen dan boven de vermogensgrens (art 34 Participatiewet) komt dan betekent dat dat er ingeteerd moet worden.

Artikel 5. Schadevergoedingen

Het is de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om documenten aan te leveren waaruit blijkt op welke grond aan hem een schadevergoeding is toegekend. Dit kan bijvoorbeeld een besluit van een verzekeringsmaatschappij of rechtbank zijn. De bewijslast ligt bij de belanghebbende zelf; hij/zij zal zelf de schade aannemelijk moeten maken.

  • Eerste lid: wanneer er sprake is van ontvangst van een door belanghebbende ontvangen schadevergoeding voor materiële schade, zal beoordeeld moeten worden of de vergoeding is gebruikt voor het wegnemen van de schade. Indien dit niet (helemaal) het geval is, wordt het deel dat niet is aangewend om de geleden schade weg te nemen als vermogen in aanmerking genomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met eventuele kosten die in de toekomst nog gemaakt moeten worden, zoals fysiotherapie. Indien hier sprake van is kan de vergoeding niet als vermogen worden aangemerkt. Het kan voorkomen dat niet duidelijk is welk deel van de schadevergoeding is bedoeld voor het verlies aan arbeidsvermogen en welk deel voor overige materiële schade. ln dat geval moet de uitkeringsgerechtigde aantonen hoe de schadevergoeding is opgebouwd. De wijze van toerekening van de schadevergoeding dient daarbij te berusten op concrete en verifieerbare uitgangspunten (zie CRvB 26-06-2013, nrs. 11 15379 \tVWB e.a., ECLI:NL:CRVB:201 3:750)

  • Tweede lid: door tijdelijke of blijvende arbeidsongeschiktheid kan iemand zijn baan verliezen. Het gevolg zal in veel gevallen zijn dat het inkomen van iemand voor een bepaalde periode, of zelfs helemaal, weg valt. Een vergoeding voor loonderving is bestemd voor de kosten van levensonderhoud en wordt daarom binnen de bijstand beschouwd als inkomen binnen de bijstand. Het proces van afhandelen van de schade kan lange tijd duren. De uiteindelijk toegekende schadevergoeding kan dan ook over een periode gaan die in het verleden ligt. Er zal daarom beoordeeld moeten worden op welke periode de vergoeding precies betrekking heeft. Het bedrag van de toegekende schadevergoeding wordt vervolgens gedeeld door het aantal maanden waarop deze vergoeding betrekking heeft en maandelijks gekort als inkomen. In de meeste gevallen gaat het om één bedrag, waarbij het bedrag per maand niet duidelijk is. De belanghebbende zal moeten aantonen om welk verlies van arbeidsvermogen het gaat. Dit kan bijvoorbeeld doormiddel van salarisspecificaties of jaaropgaven, maar ook door een overzicht van de nog te lijden schade opgemaakt door een letstelschadespecialist.

  • Derde lid: wanneer er een schadevergoeding voor immateriële schade wordt toegekend, gaat het meestal om een zeer ernstige situatie. In een dergelijke situatie heeft de belanghebbende het recht om gecompenseerd te worden voor de geleden schade, zonder dat dit direct van invloed is op het recht op bijstand. Schadevergoedingen voor immateriële schade worden daarom niet volledig als vermogen aangemerkt. Aan de andere kant kan deze vrijlating niet onbegrensd zijn. Een bedrag ter hoogte van artikel 34, lid 3 sub c van de Participatiewet wordt gezien als verantwoord. Wanneer de immateriële schadevergoeding hoger is, dan wordt 2/3 deel van het bedrag dat de vermogensgrens overschrijdt in aanmerking genomen als vermogen. Het niet vrijgelaten deel van de schadevergoeding wordt als vermogen in aanmerking genomen op basis van artikel 34 lid 1 onder b van de Participatiewet. De vrijlating van 1/3 deel van de immateriële schadevergoeding is gebaseerd op een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep: ECLI:NL:CRVB:2003:AO1106. Soms is het zo dat een schadevergoeding wordt ontvangen waarbij niet duidelijk is welk deel is bedoeld voor materiële schade en welk deel voor immateriële schade. ln zo'n situatie moet bepaald worden waar de vergoeding uit opgebouwd is.

Artikel 6. Overige ontvangsten

Om duidelijkheid te scheppen welke ontvangsten als aanvaardbare giften aangemerkt kunnen worden is dit artikel expliciet opgenomen in deze beleidsregels. Over alle ontvangsten dient belanghebbende onverwijld mededeling te doen en ook aan te tonen wat de herkomst is van de ontvangen geldbedragen en stortingen, conform de inlichtingenverplichting van artikel 17 eerste lid Participatiewet. lndien de herkomst niet aantoonbaar kan worden gemaakt, wordt het ontvangen geldbedrag of de storting niet aangemerkt als verantwoorde gift.