Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds Midden-Groningen 2024-A

Geldend van 15-02-2024 t/m heden

Intitulé

Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds Midden-Groningen 2024-A

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen;

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Midden-Groningen 2019;

Besluit de Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds gemeente Midden-Groningen 2024-A vast te stellen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: een individu, groep of organisatie als bedoeld in artikel 4;

  • b.

    ASV: de Algemene subsidieverordening Midden-Groningen 2019;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Midden-Groningen;

  • d.

    duurzame gebruiksgoederen: gebruiksgoederen die tijdens het verbruik niet onmiddellijk verloren gaan en voor meerdere activiteiten kunnen worden ingezet;

  • e.

    leefbaarheid: de sociale en culturele leefkwaliteit binnen de gemeente Midden-Groningen op het gebied van zorg, sport en beweging, cultuur en verenigingsleven.

  • f.

    subsidieplafond: het plafond als bedoeld in artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.

Artikel 3 Activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor concrete activiteiten die een bijdrage leveren aan het behoud of de verbetering van de leefbaarheid. Onder leefbaarheid wordt verstaan de sociale en culturele leefkwaliteit van inwoners of hun organisaties en het bevorderen van het meedoen van kwetsbare inwoners aan de samenleving in de gemeente Midden-Groningen.

  • 2.

    Subsidiabele activiteiten als bedoeld in het eerste lid worden gecategoriseerd in:

    • a.

      kleine, informele activiteiten die primair zijn gericht op bewoners van 1 of hooguit enkele straten. Een pleinfeest, buurtbarbecue, buurtfeest, burendag of gelijksoortige activiteiten behoren tot deze categorie;

    • b.

      activiteiten die primair zijn gericht op enkele straten of 1 buurt, maar niet gericht op een volledige wijk of volledig dorp. Activiteiten van buurtverenigingen behoren tot deze categorie;

    • c.

      activiteiten die primair gericht zijn op 1 wijk of dorp en eventueel de aangrenzende dorpen of wijken. Activiteiten die worden georganiseerd door of plaatsvinden in een jeugdhonk, dorpshuis of wijkcentrum behoren tot deze categorie, tenzij de aanvrager aannemelijk maakt dat de activiteit een activiteit is als bedoeld in onderdeel d. Activiteiten van gezelligheids-, sport- en muziekverenigingen en vergelijkbare verenigingen behoren tot deze categorie tenzij de aanvrager aannemelijk maakt dat de activiteit een activiteit is als bedoeld in onderdeel d. Activiteiten die naar hun aard in vele dorpen of wijken worden georganiseerd, behoren tot deze categorie. Voorbeelden hiervan zijn dorpsfeesten, sinterklaasintochten, carnavalsvieringen, kerstactiviteiten en nieuwjaarsvieringen;

    • d.

      activiteiten die zijn gericht op meer dan 1 wijk of dorp en de aangrenzende dorpen of wijken. Hiermee wordt eveneens activiteiten met een bovengemeentelijke uitstraling bedoeld. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn jaarmarkten, festivals en sporttoernooien en -activiteiten die door meerdere sportverenigingen worden georganiseerd en/of aantoonbaar in ruime mate deelnemers trekken van verschillende dorpen en wijken en/of plaatsen buiten de gemeente Midden-Groningen. Activiteiten die een bijdrage leveren aan de emancipatie en/of deelname aan de samenleving van minderheidsgroeperingen die niet enkel gericht zijn op 1 dorp of wijk met de aangrenzende dorpen of wijken, behoren eveneens onder deze categorie.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid is subsidie mogelijk voor het uitgeven van publicaties. Dit betreft jubileumpublicaties van organisaties gevestigd in de gemeente Midden-Groningen, publicaties met verhalen en/of gedichten van inwoners van de gemeente Midden-Groningen en publicaties die primair handelen over de gemeente Midden-Groningen.

  • 4.

    Activiteiten als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdelen a en b, zijn toegankelijk voor alle bewoners van de straat of hooguit enkele straten, respectievelijk de buurt waarvoor de activiteit wordt georganiseerd.

  • 5.

    Activiteiten als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel c zijn toegankelijk voor alle leden van de organiserende vereniging dan wel alle inwoners van het dorp of de wijk waarvoor de activiteit wordt georganiseerd.

  • 6.

    Activiteiten als bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel d zijn toegankelijk voor alle geïnteresseerden.

  • 7.

    Het is toegestaan om voor deelname aan een activiteit bij deelnemers een vergoeding in rekening te brengen.

Artikel 4 Doelgroep

De doelgroep bestaat uit individuen, groepen en organisaties die een activiteit als bedoeld in artikel 3 organiseren op het grondgebied van de gemeente Midden-Groningen. Het is hierbij niet van belang of deze individuen, groepen en organisaties in de gemeente Midden-Groningen zijn gevestigd.

Artikel 5 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Voor subsidie komen de redelijk gemaakte kosten in aanmerking die direct verbonden zijn met de uitvoering van een activiteit als bedoeld in artikel 3.

  • 2.

    Oprichtingskosten en instandhoudingskosten voor organisaties komen voor subsidie in aanmerking onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      oprichtingskosten komen slechts eenmalig voor subsidie in aanmerking en de organisatie waarop deze kosten betrekking heeft is voornemens om activiteiten te organiseren als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • b.

      de instandhoudingskosten kunnen redelijkerwijs worden toegerekend aan de activiteit waarvoor subsidie is gevraagd.

  • 3.

    Duurzame gebruiksgoederen worden enkel gesubsidieerd als de aanvrager aannemelijk maakt dat hij deze voor toekomstige activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid zal gebruiken.

  • 4.

    De volgende kosten zijn niet subsidiabel:

    • a.

      kosten voor genotsmiddelen, waaronder eveneens alcoholhoudende dranken worden verstaan, en:

    • b.

      ureninzet van personen die betrokken zijn bij de organisatie van de activiteit.

  • 5.

    Kosten voor eten en niet-alcoholhoudende dranken zijn niet subsidiabel, met uitzondering van:

    • a.

      kosten voor koffie en thee;

    • b.

      kosten voor eten en niet-alcoholhoudende dranken voor activiteiten waarbij eten en/of niet-alcoholhoudende dranken centraal staan en een bijdrage wordt geleverd aan de leefbaarheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid. Een voorbeeld is het uitdelen van soep om gesprekken en ontmoetingen te faciliteren. Kosten voor eten en drinken voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel a, waaronder buurtbarbecues, zijn niet subsidiabel. Kosten voor eten en drinken voor organisatoren, gasten en bezoekers van activiteiten die niet vallen onder de eerste volzin van dit onderdeel, zijn niet subsidiabel.

  • 6.

    Niet-gespecificeerde kosten en kosten voor aandenkens aan de activiteit of prijzen voor deelnemers komen beperkt in aanmerking voor subsidie. Met niet-gespecificeerde kosten wordt bedoeld de post onvoorzien, de post diversen of een vergelijkbare kostenpost. De subsidie voor deze kostenposten wordt als volgt gemaximeerd:

    • a.

      de subsidie voor aandenkens aan de activiteit of prijzen voor deelnemers bedraagt maximaal 10% van het totaal van de overige subsidiabele kosten. In de berekening worden eventuele niet-gespecificeerde kosten niet meegenomen;

    • b.

      de subsidie voor niet-gespecificeerde kosten bedraagt maximaal 5% van het totaal van de overige subsidiabele kosten. In de berekening worden eventuele kosten voor aandenkens aan de activiteit of prijzen voor deelnemers niet meegenomen.

Artikel 6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidie bedraagt maximaal:

    • a.

      € 100 voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel a;

    • b.

      € 500 voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel b;

    • c.

      € 1.000 voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel c;

    • d.

      € 2.000 voor een activiteit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdeel d;

    • e.

      € 500 voor het uitgeven van een publicatie als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2.

    Als het tekort op de begroting voor activiteiten als bedoeld in artikel 3, tweede of derde lid lager is dan het betreffende maximum als bedoeld in het eerste lid, bedraagt de subsidie het lagere bedrag.

  • 3.

    Een aanvrager kan meerdere keren een subsidie ontvangen voor verschillende activiteiten.

De maximale jaarlijkse subsidieverlening per aanvrager is € 4.000.

Artikel 7 Wijze van verdeling

  • 1.

    Van het in de begroting voor deze regeling beschikbaar gestelde bedrag wordt € 5.000 toegekend aan deelbudget 2 als bedoeld in het derde lid. De resterende middelen worden beschikbaar gesteld voor deelbudget 1 als bedoeld in het tweede lid.

  • 2.

    Deelbudget 1, waaronder de andere subsidieaanvragen voor activiteiten leefbaarheid vallen dan die bedoeld in het derde lid, wordt voor 15% toegekend aan tijdvak 1, 10% aan tijdvak 2, 25% aan tijdvak 3, 15% aan tijdvak 4, 25% aan tijdvak 5 en 10% aan tijdvak 6.

  • 3.

    Deelbudget 2 wordt toegekend aan het gehele kalenderjaar en daaronder vallen de aanvragen als bedoeld in artikel 9, derde en vierde lid. Voor dit deelbudget geldt het principe ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’.

  • 4.

    Als aan het einde van een tijdvak het subsidieplafond niet is bereikt, wordt het resterende bedrag uit deelbudget 1 toegevoegd aan de beschikbare middelen van het daaropvolgende tijdvak, met uitzondering van de middelen die resteren na tijdvak 6.

  • 5.

    De tijdvakken als bedoeld in het vierde lid zijn de volgende:

    • a.

      tijdvak 1: 1 januari tot en met 28 februari, of in het geval van een schrikkeljaar, 29 februari;

    • b.

      tijdvak 2: 1 maart tot en met 30 april;

    • c.

      tijdvak 3: 1 mei tot en met 30 juni;

    • d.

      tijdvak 4: 1 juli tot en met 31 augustus;

    • e.

      tijdvak 5: 1 september tot en met 31 oktober;

    • f.

      tijdvak 6: 1 november tot en met 31 december.

  • 6.

    Voor de beoordeling in welk tijdvak een aanvraag valt, is de datum waarop de activiteit plaatsvindt bepalend.

  • 7.

    Als het geheel van de subsidiabele kosten uit deelbudget 1 tijdens een tijdvak hoger is dan het subsidieplafond en eventuele resterende middelen uit één of meerdere voorgaande tijdvakken, wordt – in het geval een of meerdere aanvragers meerdere subsidieverzoeken heeft ingediend – alleen het subsidieverzoek met het hoogste subsidiabele bedrag per aanvrager toegekend. Mochten er vervolgens middelen resteren, dan worden deze naar rato verdeeld over de subsidiabele subsidieverzoeken van aanvragers die meerdere aanvragen hebben ingediend.

  • 8.

    Als na toepassing van het zevende lid het geheel van de subsidiabele kosten tijdens een tijdvak hoger is dan het subsidieplafond en eventuele resterende middelen uit één of meerdere voorgaande tijdvakken, vindt toekenning van subsidie naar rato plaats.

Artikel 8 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag geschiedt met een voor het leefbaarheidsfonds vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Artikel 6, tweede lid, aanhef en onderdelen d en e en artikel 6, derde lid van de ASV zijn niet van toepassing op deze regeling.

  • 3.

    In afwijking van artikel 6, tweede lid, aanhef en onderdeel c van de ASV verstrekt de aanvrager een eenvoudig kosten- en batenoverzicht van de activiteit waaruit het tekort op de begroting blijkt.

  • 4.

    Naast hetgeen genoemd in artikel 6 van de ASV en het derde lid van dit artikel wordt de aanvraag voorzien van:

    • a.

      de hoogte van het te vragen subsidiebedrag;

    • b.

      een omschrijving waaruit het doel en de noodzaak van de activiteit blijkt in relatie tot het doel van deze Nadere regels zoals verwoord in artikel 3, eerste lid.

Artikel 9 Aanvraagtermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 7, derde lid van de ASV wordt een aanvraag om subsidie voor activiteiten ten laste van deelbudget 1:

    • a.

      op zijn vroegst ingediend op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft, en:

    • b.

      uiterlijk 8 weken voor de start van het tijdvak als bedoeld in artikel 7, vijfde lid ingediend.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt een aanvraag om subsidie ten laste van deelbudget 1 voor activiteiten die plaatsvinden in 2024 in:

    • a.

      tijdvak 1 ingediend vanaf 1 november 2023 tot en met 15 november 2023;

    • b.

      tijdvak 2 ingediend vanaf 18 december tot en met 1 januari 2024;

    • c.

      tijdvak 3 ingediend vanaf 21 februari 2024 tot en met 6 maart 2024;

    • d.

      tijdvak 4 ingediend vanaf 21 februari 2024 tot en met 6 mei 2024;

    • e.

      tijdvak 5 ingediend vanaf 21 februari 2024 tot en met 6 juli 2024;

    • f.

      tijdvak 6 ingediend vanaf 21 februari 2024 tot en met 6 september 2024.

  • 3.

    Een aanvraag voor een activiteit die niet voorzienbaar was ten laste van deelbudget 2 wordt uiterlijk ingediend 1 week voor de datum waarop de activiteit wordt uitgevoerd.

  • 4.

    Een aanvraag ten laste van deelbudget 2 van een aanvrager, die de afgelopen 5 kalenderjaren geen subsidie uit het leefbaarheidsfonds heeft aangevraagd, wordt uiterlijk 4 weken voor de datum waarop de activiteit wordt uitgevoerd ingediend.

  • 5.

    Aanvragen die buiten de aanvraagtermijn worden ingediend, worden niet in behandeling genomen.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1.

    In afwijking van artikel 8, tweede lid van de ASV worden aanvragen verzameld tot het verstrijken van de indieningstermijn. Na het verstrijken van de indieningstermijn beslist het college binnen 6 weken vanaf de datum waarop de indieningstermijn verstreken is.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid beslist het college binnen 6 weken na de datum waarop de aanvraag is ontvangen op aanvragen die binnen de aanvraagtermijn als bedoeld in artikel 9, derde en vierde lid zijn ingediend.

  • 3.

    Indien de aanvraag niet compleet is, krijgt de aanvrager een hersteltermijn van 2 weken om de aanvraag compleet te maken. Indien de aanvrager dit nalaat, wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

Artikel 11 Aanvullende weigeringsgronden

Overeenkomstig artikel 9, derde lid, aanhef en onderdeel f van de ASV kan subsidieverlening worden geweigerd als:

  • a.

    voor de activiteit meer dan eenmaal per tijdvak subsidie van de gemeente Midden-Groningen is ontvangen;

  • b.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met het algemeen belang of belang van openbare orde, volksgezondheid, veiligheid en milieuhygiëne;

  • c.

    de activiteit een politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke boodschap heeft;

  • d.

    aannemelijk is dat de activiteit ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;

  • e.

    de kosten naar het oordeel van het college niet in verhouding staan met de activiteit;

  • f.

    de activiteit op een vergelijkbare wijze door een commerciële partij wordt aangeboden.

Artikel 12 Verantwoording

  • 1.

    De subsidieontvanger toont uiterlijk 3 weken na uitvoering van de activiteit als bedoeld in artikel 3 middels 1 of meer foto’s en eventueel een kort inhoudelijk verslag aan dat de activiteit is uitgevoerd.

  • 2.

    Het college voert per tijdvak als bedoeld in artikel 7, vijfde lid een aselecte steekproef uit. In afwijking van het eerste lid dient de subsidieontvanger van een verleende subsidie van € 1.000 of meer in 10% van de gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in. Als de steekproef een gebroken getal oplevert, wordt deze naar boven afgerond op het eerstvolgende natuurlijke getal.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling als bedoeld in het tweede lid bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan en een overzicht van de gegenereerde inkomsten en de gemaakte kosten.

  • 4.

    Als het college toepassing geeft aan het tweede lid toont een aanvrager, indien het college dit wenst, door middel van facturen aan welke kosten zijn gemaakt.

Artikel 13 Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt subsidies leefbaarheidsfonds direct vast.

  • 2.

    Als toepassing wordt gegeven aan artikel 12, tweede lid wordt in afwijking van het eerste lid binnen 13 weken na ontvangst van een aanvraag tot vaststelling de subsidie vastgesteld. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 12, tweede lid is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van de ASV en deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 4 en 9 van de ASV, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Toepassingen van deze hardheidsclausule worden gemotiveerd in de besluiten.

Artikel 15 Slotbepaling

  • 1.

    De toelichting bij artikel 7, zevende en achtste lid van deze nadere regels maakt integraal onderdeel uit van deze nadere regels.

  • 2.

    Deze nadere regels worden aangehaald als Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds Midden-Groningen 2024-A.

  • 3.

    Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en per die datum worden de Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds Midden-Groningen 2024 ingetrokken.

  • 4.

    De Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds Midden-Groningen 2023 blijven van toepassing op subsidieactiviteiten die in 2023 plaatsvonden.

  • 5.

    Besluiten die op grond van de Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds Midden-Groningen 2024 zijn genomen, worden geacht te zijn genomen op grond van deze nadere regels.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 6 februari 2024

Burgemeester

Gemeentesecretaris

Toelichting bij artikel 7, zevende en achtste lid van de Nadere regels subsidie leefbaarheidsfonds Midden-Groningen 2024-A

Subsidies voor het leefbaarheidsfonds worden toegekend aan iedere aanvrager die tijdig een aanvraag in heeft gediend en aan de voorwaarden voldoet. Per tijdvak is een bedrag beschikbaar (artikel 7, tweede lid). Deze toelichting heeft uitsluitend betrekking op deelbudget 1 als bedoeld in artikel 7, tweede lid. Bedragen die resteren van eerdere tijdvakken, worden aan de beschikbare middelen toegevoegd van het daaropvolgende tijdvak, met uitzondering van de middelen die resteren na tijdvak 6 (artikel 7, vierde lid). Als blijkt dat het totaalbedrag van subsidiabele aanvragen hoger is dan de beschikbare middelen, worden de beschikbare middelen als volgt verdeeld:

Stap 1: meerdere aanvragen door dezelfde aanvrager

Hebben één of meerdere aanvragers meerdere subsidiabele aanvragen ingediend? Dan wordt van deze aanvrager(s) de aanvraag met het hoogste subsidiabele bedrag in aanmerking genomen.

  • a.

    Zijn er vervolgens middelen over? Dan worden de resterende subsidiabele aanvragen van de hierboven bedoelde aanvrager(s) naar rato toegekend volgens de systematiek die staat beschreven in stap 2. Het naar rato toekennen van de resterende aanvragen volgt uit artikel 7, achtste lid.

  • b.

    Worden de beschikbare middelen vervolgens niet overschreden, maar zijn er evenmin resterende middelen? Dan worden de resterende subsidiabele aanvragen van de hierboven bedoelde aanvrager(s) afgewezen op grond van artikel 7, zevende lid.

  • c.

    Worden de beschikbare middelen ook overschreden als van elke unieke aanvrager één subsidiabele aanvraag zou worden toegekend? Dan wordt voor al deze aanvragen stap 2 toegepast. De overige subsidiabele aanvragen van aanvrager(s) die meer dan één subsidiabele aanvraag hebben ingediend, worden afgewezen op grond van artikel 7, zevende lid.

Beleidsmatige onderbouwing van stap 1

Het leefbaarheidsfonds beoogt om een zo divers mogelijk aanbod van activiteiten te stimuleren die de leefbaarheid ten goede komen. Het is in het belang van deze diversiteit om zoveel mogelijk verschillende activiteiten van verschillende aanvragers in staat te stellen doorgang te vinden. Het is daarom niet onbillijk om voorrang te geven aan activiteiten van unieke aanvragers.

Stap 2: toekennen naar rato

Als na toepassing van stap 1 het subsidiabele bedrag nog altijd hoger is dan de beschikbare middelen, worden de beschikbare middelen naar rato verdeeld over de aanvragers. Iedere aanvrager ontvangt een bedrag dat overeenkomt met het aandeel van zijn aanvraag binnen het totaal van aanvragen tijdens het desbetreffende tijdvak. Hieronder staat een voorbeeld:

Aanvrager A vraagt € 2.000,- aan, aanvrager B € 2.000,-, aanvrager C € 1.500,-, aanvrager D € 1.000,- en aanvrager E € 500,-. Het totaalbedrag aan aanvragen bedraagt € 7.000,-. Er is echter € 6.000,- aan middelen beschikbaar. Het subsidiebedrag dat aanvragers A en B aanvragen, is in beide gevallen 28,57% van het totaalbedrag. Aanvrager C vraagt 21,43% van het totaalbedrag, aanvrager D 14,29% en aanvrager E 7,14%. Aanvragers A en B krijgen een subsidie toegekend van 28,57% van € 6.000,-. Dit is € 1.714,20. Aanvrager C krijgt € 1.285,80 toegekend, aanvrager D € 857,40 en aanvrager E € 428,40. In tabel 1 staat deze uitleg schematisch weergegeven.

Tabel 1: voorbeeld van een verdeling naar rato als het aangevraagde subsidiebedrag de beschikbare middelen overschrijdt

Aangevraagd subsidiebedrag

Percentage van aangevraagd subsidiebedrag

Verdeling van beschikbare middelen naar rato

Aanvrager A

€ 2.000,-

28,57%

€ 1.714,20,- (28,57% van € 6.000,-)

Aanvrager B

€ 2.000,-

28,57%

€ 1.714,20,- (28,57% van € 6.000,-)

Aanvrager C

€ 1.500,-

21,43%

€ 1.285,80,- (21,43% van € 6.000,-)

Aanvrager D

€ 1.000,-

14,29%

€ 857,40,- (14,29% van € 6.000,-)

Aanvrager E

€ 500,-

7,14%

€ 428,40 (7,14% van € 6.000,-)

Totaal

€ 7.000,-

100%

€ 6.000,-