Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Culemborg februari 2024

Geldend van 08-02-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Culemborg februari 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg,

gelet op de artikelen 7, eerste lid, onderdeel b, en 35 Participatiewet,

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Culemborg februari 2024

1. Algemeen

1.1 Uitgangspunten

Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als inwoners bepaalde noodzakelijke kosten niet kunnen betalen. Inwoners zijn in de eerste plaats zelf aan zet als er financiële problemen zijn. Als het inwoners niet lukt om zelf hun kosten te betalen, kan de gemeente hulp bieden. Die hulp heet bijzondere bijstand, en is bedoeld om inwoners te helpen onverwachte noodzakelijke kosten te betalen als ze dat zelf niet meer kunnen. Hoe en wanneer die hulp gegeven kan worden, leggen we in deze beleidsregels uit. Het zijn regels op hoofdlijnen. Per situatie onderzoekt de gemeente wat de beste oplossing is voor het probleem van de inwoner. Dat noemen we maatwerk.

1.2 Begrippen

In deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders. Sommige begrippen uit de wet zijn namelijk lastig te vertalen. De eerste keer dat we zo’n begrip gebruiken, geven we aan uit welke wet dat begrip komt. Dat begrip heeft in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet.

Andere begrippen die we in deze beleidsregels gebruiken zijn:

  • bijstandsnorm: de maximum uitkeringsbedragen uit de Participatiewet zonder rekening te houden met een verlaging vanwege medebewoners/kostendelers of lage woonlasten. De toepasselijke bijstandsnorm is het uitkeringsbedrag dat afhangt van leeftijd en gezinssituatie;

  • draagkracht: wat de inwoner zelf kan bijdragen aan de kosten;

  • gemeente: het college van burgemeester en wethouders van Culemborg;

  • inwoner: inwoner van de gemeente Culemborg en persoon die een rechtstreeks belang heeft bij een besluit van de gemeente (de belanghebbende uit art. 1:2 Awb) en/of zijn/haar partner en/of minderjarige kinderen;

  • meerinkomen: het verschil tussen het inkomen (zonder vakantiegeld) en de toepasselijke inkomensgrens (percentage van de bijstandsnorm);

  • statushouders: inwoners van Culemborg die een verblijfsvergunning hebben gekregen op basis van asiel en zich voor het eerst vestigen in Nederland en de bij hen behorende gezinsherenigers.

1.3 Voorwaarden

Een inwoner moet voldoen aan een aantal voorwaarden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Die voorwaarden staan in de wet, vooral in de artikelen 15 en 35. De belangrijkste voorwaarden benoemen we hier in het kort.

1.3.1 Geen beroep op een andere voorziening

De inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, als géén beroep kan worden gedaan op een andere (voorliggende) voorziening. Het gaat om een voorziening die voldoende toereikend en passend in de kosten van de inwoner voorziet. Deze voorziening gaat dan voor op bijzondere bijstand (zie ook: art. 15 van de Participatiewet). Die voorziening moet de inwoner dan eerst aanvragen. Als de kosten volgens die voorziening niet noodzakelijk zijn, dan kan de inwoner voor die kosten ook geen bijzondere bijstand ontvangen.

1.3.2 Aanvraag vooraf indienen

De inwoner moet een aanvraag bij de gemeente indienen voordat de kosten zijn gemaakt tenzij dat niet mogelijk is. Een aanvraag kan in dat geval worden ingediend binnen drie maanden nadat de kosten zijn gemaakt mits de gemeente nog kan beoordelen of de inwoner aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand heeft voldaan.

1.3.3 Noodzakelijke kosten en bijzondere omstandigheden

De kosten moeten noodzakelijk zijn en het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden (art. 35 lid 1 van de Participatiewet). Of dit zo is bepaalt de gemeente per geval, maar voor sommige kosten nemen we dat altijd aan. Die kosten noemen we hieronder in hoofdstuk 4. We geven dan ook aan welke bijzondere regels daarvoor gelden.

1.3.4 Te weinig draagkracht

De inwoner kan pas in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als hij de kosten niet zelf kan betalen. In hoofdstuk 2 wordt uitgelegd wanneer de inwoner de kosten zelf moet betalen. Ook lage kosten kunnen worden vergoed, de gemeente gebruikt geen drempelbedrag.

1.4 Hoogte van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Soms zijn er meerdere mogelijkheden om in de kosten te voorzien. Uitgangspunt is dan dat de gemeente bijzondere bijstand verleent voor de goedkoopste mogelijkheid. Noemt de meest actuele prijzengids van het Nibud normbedragen voor die kosten, dan sluit de gemeente daarbij aan voor het bepalen van de hoogte van de bijzondere bijstand.

1.5 Vorm van de bijstand

Bijzondere bijstand betaalt de gemeente in principe ‘om niet’ (als gift).

Bijzondere bijstand kan ook een lening zijn, als de inwoner op korte termijn voldoende geld ontvangt om de kosten zelf te betalen, of als de inwoner schuld heeft aan het ontstaan van de kosten of de kosten had kunnen voorkomen. Per situatie bepaalt de gemeente of de bijzondere bijstand dan als lening wordt verstrekt. Deze lening moet worden terugbetaald in maximaal 60 aaneengesloten maanden. Het bedrag dat de inwoner per maand moet terugbetalen is gelijk aan 5% van de toepasselijke bijstandsnorm. Als de inwoner gedurende 60 maanden volgens afspraak heeft afgelost, dan wordt na die periode de resterende lening omgezet in een gift. Dit is geregeld in de Beleidsregels debiteuren bijzondere bijstand Gemeente Culemborg 2021.

2 Draagkracht

De gemeente onderzoekt of de kosten kunnen worden betaald uit het inkomen en het vermogen van de inwoner. Daarvoor gelden de regels die staan in de Participatiewet, vooral in artikelen 32 en 33. De belangrijkste voorwaarden benoemen we hieronder.

2.1 Welk inkomen telt mee?

Als de inwoner een inkomen heeft dat niet hoger is dan de inkomensgrens (130% van de bijstandsnorm), dan hoeft de inwoner uit zijn inkomen niets bij te dragen aan de kosten. De inwoner heeft dan geen draagkracht. Bij het bepalen van de bijstandsnorm houdt de gemeente geen rekening met eventuele medebewoners op het adres van de inwoner (de zogenoemde kostendelers). Ook houdt de gemeente geen rekening met de vraag of de inwoner een woonruimte heeft waaraan geen of lage kosten verbonden zijn. Die situaties blijven buiten beschouwing.

Ligt het inkomen boven de inkomensgrens, dan draagt de inwoner met zijn meerinkomen bij aan de kosten. Dat wordt ook wel draagkracht genoemd. Het inkomen boven de inkomensgrens valt onder de draagkracht. Daarmee kan de inwoner een deel van de kosten zelf betalen.

Voor het bepalen van de draagkracht sluit de gemeente aan bij de wet. Inkomsten tellen mee als de inwoner daarover beschikt of kan beschikken. Wanneer een inwoner een wettelijk of minnelijk schuldsaneringstraject doorloopt geldt een andere berekening van de draagkracht. Een inwoner kan inkomsten waarop executoriaal beslag is gelegd of die gereserveerd worden voor schuldeisers immers niet gebruiken.

Inkomsten die de Participatiewet niet meerekent bij algemene bijstand, rekent de gemeente ook niet bij bijzondere bijstand. Dat betekent dat die inkomsten niet meetellen bij het bepalen van de draagkracht. Dat geldt ook voor de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag. Die tellen niet mee.

2.2 Welk vermogen telt mee?

Het vermogen stelt de gemeente vast op dezelfde manier als voor de algemene bijstandsuitkering (zie hiervoor artikel 34 van de Participatiewet). De regels uit de Participatiewet voor het vaststellen van het vermogen gelden ook voor bijzondere bijstand. Als de inwoner een vermogen heeft dat niet hoger is dan de bedragen uit artikel 34 lid 3 van de Participatiewet, hoeft de inwoner uit zijn vermogen niets bij te dragen aan de kosten, tenzij er in deze beleidsregels iets anders is geregeld. Is het vermogen hoger dan die bedragen, dan telt het vermogen boven die grens volledig mee als draagkracht.

2.1.1 Bijzondere situaties

Soms gelden er andere regels voor het vermogen:

  • 1.

    De waarde van een eigen woning telt niet mee, als de inwoner die woning zelf bewoont.

  • 2.

    De waarde van een auto telt niet mee, als de inwoner de auto nodig heeft voor werk of vanwege een lichamelijke beperking of ziekte.

  • 3.

    De waarde van een auto telt niet mee als de auto ouder is dan zeven jaar, tenzij het om een zogenaamde klassieker gaat.

2.3 Over welke periode wordt de draagkracht berekend?

De gemeente stelt de draagkracht vast voor een periode van 12 maanden. Dit is het draagkrachtjaar. De gemeente berekent dan wat de inwoner in die periode zelf kan bijdragen aan de kosten. Die periode begint op de 1e dag van de maand waarin de inwoner de aanvraag voor bijzondere bijstand indient en eindigt 12 maanden later.

3 Hardheidsclausule en ruimte voor maatwerk

3.1 Hardheidsclausule

Als een inwoner aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoet kan diegene in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voldoet een inwoner niet aan de voorwaarden dan kan diegene toch in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als er sprake is van ‘zeer dringende redenen’ (artikel 16 van de Participatiewet). De inwoner moet dan in een acute noodsituatie zitten die alleen met bijstand kan worden opgelost. De inwoner moet aantonen dat zo’n situatie zich voordoet. Per geval beoordeelt de gemeente of bijzondere bijstand wordt verleend.

3.2 Ruimte voor maatwerk

De gemeente volgt de beleidsregels. Die gaan uit van de Participatiewet. Soms zijn er uitzonderingen nodig. Als de regels voor een inwoner heel nadelig uitpakken door een bijzondere situatie kan de gemeente daar rekening mee houden. De gemeente mag afwijken van de regels, als dat nodig is om de doelen van die beleidsregels te bereiken.

4 Veelvoorkomende kosten

Voor een aantal veelvoorkomende kostensoorten gelden bijzondere regels die hieronder worden uitgewerkt:

  • a.

    medische kosten (4.1)

  • b.

    kosten met een medische kant (4.2)

  • c.

    woonkosten (4.3)

  • d.

    doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting (4.4)

  • e.

    uitvaartkosten (4.5)

  • f.

    babyuitzet (4.6)

  • g.

    verhuizing en woninginrichting (4.7)

  • h.

    rechtsbijstand en griffierecht (4.8)

  • i.

    bewindvoering, curatele en mentorschap (4.9)

  • j.

    reiskosten (4.10)

Let op: de voorwaarden voor bijzondere bijstand gelden voor al deze kostensoorten. Dat betekent dat de inwoner in aanmerking komt voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden uit hoofdstuk 1 en 2 is voldaan. Soms gelden er bijzondere regels voor de noodzaak van de kosten of de invulling van bijzondere omstandigheden of de draagkracht. Dit wordt per kostensoort aangegeven.

4.1 Medische kosten

Voor vergoeding van noodzakelijke medische en paramedische kosten kan de inwoner een beroep doen op de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Bovendien kan de inwoner deelnemen aan de gemeentelijke collectieve zorgverzekering (Gemeentepolis van Menzis). Het is daarom niet nodig om voor medische kosten bijzondere bijstand te verstrekken.

Er kan éénmaal bijzondere bijstand worden verleend voor medische kosten als de inwoner staat geregistreerd als wanbetaler bij het CAK. Voorwaarde daarbij is dat de inwoner deelneemt aan een traject waarbij de schulden worden opgelost, zoals deelname aan een schuldhulpverlenings- of budgetcoachingstraject en/of een vorm van inkomensbeheer. De vergoeding van medische kosten is in dat geval nooit hoger dan de vergoeding die de gemeentelijke collectieve zorgverzekering biedt volgens pakket Garant Verzorgd 2 en/of Garant Tand verzorgd 250.

De gemeente verleent ook geen bijstand voor:

  • medische behandelingen met een experimenteel karakter;

  • behandelingen of verrichtingen in het buitenland;

  • het eigen risico op grond van de Zvw;

  • de premie van de basis- of aanvullende zorgverzekering op grond van de Zvw;

  • medische kosten, als de inwoner niet (verplicht) verzekerd is op grond van de Zvw; en voor

  • medische kosten die niet worden vergoed op grond van de Zvw of de Wlz.

4.2 Kosten met een medische kant

4.2.1 Kledingslijtage en bewassing

Het is mogelijk dat een inwoner extra kosten moet maken voor het wassen of aanschaffen van kleding, als gevolg van een ziekte of beperking. Die inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente vraagt medisch advies aan om vast te stellen of de inwoner vaker dan gemiddeld kleding moet aanschaffen of moet wassen. Voor het vaststellen van de extra kosten sluit de gemeente aan bij de normbedragen voor was kosten uit de Nibud-prijzengids. De gemeente gaat ervan uit dat ouders van kinderen tot 4 jaar geen extra kledingkosten voor die kinderen maken.

4.2.2 Dieetkosten

Extra kosten voor een noodzakelijk dieet worden niet vergoed door de zorgverzekering. De gemeente kan bijzondere bijstand voor dieetkosten verstrekken als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente vraagt medisch advies aan om vast te stellen of de inwoner een speciaal dieet moet volgen en daar extra kosten voor moet maken. Voor het vaststellen van de extra kosten sluit de gemeente aan bij de normbedragen voor voeding uit de Nibud-prijzengids.

4.2.3 Stookkosten

Het kan nodig zijn dat de inwoner zijn woning extra moet verwarmen als gevolg van ziekte of beperking. De gemeente kan bijzondere bijstand voor die extra kosten verstrekken als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente vraagt medisch advies aan om vast te stellen of de inwoner de woning extra moet verwarmen. Is het nodig dat de inwoner de woning extra verwarmt? Dan gaat de gemeente ervan uit dat die extra kosten per graad warmer 7% bedragen van de normbedragen voor verwarming per huishouden uit de Nibud-prijzengids.

4.2.4 Gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats

Voor het aanvragen van een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenparkeerplaats moet de inwoner kosten maken. De gemeente kan bijzondere bijstand verstrekken voor de kosten van een medische keuring en voor de kosten van het aanvragen van een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenparkeerplaats (de leges).

4.3 Woonkosten

4.3.1 Voorwaarden woonkostentoeslag

Woonkosten moet de inwoner uit het maandelijkse inkomen betalen. Soms is dat lastig, omdat de kosten hoog zijn en er geen huurtoeslag mogelijk is. Onder bepaalde voorwaarden kan de inwoner dan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De woning dient zelfstandige woonruimte te zijn waarvoor de inwoner huurtoeslag zou kunnen krijgen, los van de hoogte van de huur.

De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden. De inwoner kan in die periode verplicht worden om:

  • a.

    te zoeken naar goedkopere woonruimte; en

  • b.

    als woningzoekende ingeschreven te staan bij [naam woningcorporatie(s)];

  • c.

    inspanning te leveren om het inkomen te verhogen.

De woonkostentoeslag kan na maximaal 12 maanden met twee keer 6 maanden worden verlengd wanneer de inwoner geen goedkopere woonruimte heeft gevonden, het de inwoner niet is gelukt het inkomen voldoende te verhogen en de gemeente vindt dat dit de inwoner niet te verwijten is.

4.3.2 Woonkostentoeslag bij huur

Voor de huur van een woning kan de inwoner in principe huurtoeslag krijgen. Bijzondere bijstand is daarom meestal niet mogelijk. In 2 situaties is dat anders. De gemeente kan bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken, als de inwoner geen huurtoeslag kan krijgen:

  • a.

    over de eerste maand huur; of

  • b.

    omdat de huur te hoog is.

4.3.2.1Eerste maand huur

Huurtoeslag gaat in op de eerste dag van de maand, mits de inwoner op die eerste dag al op dat adres was ingeschreven. Anders gaat de huurtoeslag een maand later in. Als dat het geval is, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken ter hoogte van de niet ontvangen huurtoeslag over de gebroken eerste maand, vanaf de dag van inschrijving.

4.3.2.2Te hoge huur

Als huurtoeslag niet mogelijk is omdat de huur te hoog is, kan de gemeente bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekken.

De gemeente berekent de woonkostentoeslag als volgt:

  • -

    Welke huurtoeslag zou kunnen worden verkregen voor deze woning als de maximale huurtoeslaggrens wordt aangehouden? Dat bedrag kan als bijzondere bijstand worden verstrekt;

  • -

    Hoeveel hoger dan de maximale huurtoeslaggrens is de huur van deze woning? Voor die hogere huur kan dan ook bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • -

    Beide bedragen worden opgeteld en samen als woonkostentoeslag verstrekt.

Onder ‘huur’ verstaan we de ‘kale’ huur. Dat is de huur die voor de huurtoeslag meetelt. Daarnaast kunnen servicekosten meegenomen worden. Het gaat om de servicekosten waarvoor huurtoeslag kan worden verstrekt. Zie ook: www.toeslagen.nl. Voor de huur van een kamer of voor kostgeld wordt geen bijstand verleend.

4.3.3 Woonkostentoeslag bij eigen woning

Een inwoner die een eigen huis bewoont kan geen huurtoeslag krijgen. De gemeente kan toch woonkostentoeslag verstrekken als:

  • a.

    het om een woning gaat waarvoor de inwoner huurtoeslag zou kunnen krijgen als die woning zou worden verhuurd, los van de hoogte van de huur, en als

  • b.

    de woonkosten hoger zijn dan de basishuur die voor de woning van de inwoner geldt op grond van de Wet op de huurtoeslag. De basishuur is een drempelbedrag. Zijn de woonkosten lager, dan kan geen woonkostentoeslag worden verstrekt.

De gemeente berekent de woonkostentoeslag op dezelfde manier als bij een huurwoning met hoge huur, zie artikel 4.3.2.2. De volgende woonkosten worden daarbij meegeteld:

  • a.

    de kosten van de hypotheekrente na aftrek van de teruggaaf Inkomstenbelasting voor die kosten) en

  • b.

    de zakelijke lasten van de woning, zoals premie opstalverzekering, onroerende zaakbelasting en onderhoudskosten van € 550 euro per jaar.

De woonkostentoeslag is een maandelijks bedrag ‘om niet’ (als gift) tenzij de ingeschatte overwaarde bij verkoop van het huis hoger ligt dan de vermogensgrens van de PW. Indien de woonkostentoeslag wordt verstrekt als een lening dan wordt de lening verrekend met de netto verkregen overwaarde na verrekening van de kosten.

4.4 Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting

De inwoner die opgenomen wordt in een inrichting kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vaste lasten van de woning die hij achterlaat als:

  • a.

    het noodzakelijk is om die woning aan te houden, en

  • b.

    het plan is om binnen 6 maanden terug te keren naar de woning.

De inwoner moet ook aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoen. De gemeente verstrekt bijzondere bijstand in de noodzakelijke woonlasten, zoals de huur en voorschotnota’s voor gas, licht en water. De bijstand duurt maximaal 6 maanden. Deze periode kan worden verlengd met maximaal 6 maanden, als het volgens de gemeente nodig is om het verblijf in de inrichting te verlengen.

Verblijft de inwoner in een penitentiaire inrichting, dan gelden de bovenstaande regels ook, maar de bijstand duurt maximaal 6 maanden zonder mogelijkheid van verlenging.

4.5 Uitvaartkosten

De kosten van een begrafenis of crematie moet de inwoner betalen uit de eventuele nalatenschap en een uitvaartverzekering van de overleden persoon. Als de inwoner de overblijvende kosten niet kan betalen, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken, als de inwoner erfgenaam is en meebetaalt aan de uitvaart. Uitgangspunt is dat bijstand wordt verleend tot maximaal het erfrechtelijk deel van de overblijvende kosten.

Het gaat om een sobere uitvaart. Voor de hoogte van de te vergoeden bedragen sluit de gemeente aan bij de normbedragen uit de actuele prijzengids van het Nibud en op de site van www.uitvaart.nl.

4.6 Kosten van een babyuitzet

De kosten van een kraampakket/babyuitzet zijn in principe voor eigen rekening. De inwoner kan zich op de bevalling voorbereiden en daarvoor geld opzij leggen of een andere oplossing zoeken. In bijzondere omstandigheden zoals medische complicaties of de geboorte van een meerling is er toch bijzondere bijstand mogelijk. Daarvoor geldt het volgende:

  • a.

    Er is alleen bijzondere bijstand mogelijk voor kosten die de zorgverzekeraar niet vergoedt;

  • b.

    De gemeente stelt de hoogte van de bijzondere bijstand vast op basis van de goedkoopste passende voorziening, zoals genoemd in de actuele prijzengids van het Nibud;

4.7 Kosten verhuizing en woninginrichting

Bij verhuizing of eerste huisvesting moet de inwoner vaak extra woonkosten maken, zoals het betalen van een waarborgsom, vooruitbetaling van de eerste huur en administratiekosten. Deze kosten moeten in principe uit het maandelijkse inkomen worden betaald. De inwoner kan alleen in uitzonderlijke situaties in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

Ook de kosten van het inrichten van de woning na verhuizing moet de inwoner in principe zelf betalen. De gemeente kan toch bijzondere bijstand verstrekken, als de verhuizing om medische of andere redenen noodzakelijk is en als er geen sprake is van een voorliggende voorziening. Inwoners die niet hebben kunnen reserveren voor deze kosten, zoals statushouders of inwoners die zelfstandig gaan wonen vanuit een instelling, kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voor de hoogte van de te vergoeden bedragen sluit de gemeente aan bij 50% van de normbedragen uit de actuele prijzengids van het Nibud.

4.8 Kosten rechtsbijstand en griffierecht

De inwoner die een advocaat toegewezen krijgt op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt doorgaans een eigen bijdrage. Voor die eigen bijdrage is bijzondere bijstand mogelijk. Dat geldt ook voor het griffierecht en de kosten van getuigen en deskundige als de rechter de tegenpartij niet veroordeelt deze kosten te betalen.

De inwoner kan voor andere vormen van rechtsbijstand in principe geen bijzondere bijstand krijgen. De gemeente verstrekt geen bijzondere bijstand voor:

  • a.

    vertaalkosten;

  • b.

    reiskosten voor het bijwonen van zittingen van bestuursrechters; of voor

  • c.

    de kosten die de inwoner maakt vanwege een ingediend bezwaarschrift, zoals reiskosten voor het bijwonen van een hoorzitting of kosten van ondersteuning door een adviseur.

Een uitzondering hierop zijn de kosten die de inwoner maakt vanwege een ingediend bezwaarschrift tegen een gemeentelijke beschikking.

Als de inwoner eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch Loket voordat hij naar een advocaat gaat, is de eigen bijdrage lager. Als de inwoner niet eerst naar het Juridisch Loket gaat, maar direct naar een advocaat gaat, verlaagt de gemeente de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage met het bedrag van de misgelopen verlaging van die eigen bijdrage. Gaat het om een Lichte Advies Toevoeging (LAT), dan wordt de bijzondere bijstand niet verlaagd.

4.9 Kosten bewindvoering, curatele en mentorschap

Zodra de kantonrechter de inwoner onder beschermingsbewind of onder curatele stelt of een mentor voor de inwoner aanstelt, kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de bewindvoerder, curator of mentor maakt. De bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. Gaat het om bewindvoering vanwege schulden, dan duurt de bijstand net zo lang als het schuldenbewind duurt. In andere gevallen wordt de bijstand voor onbepaalde tijd toegekend en jaarlijks opnieuw beoordeeld. Zit de inwoner in een wettelijke schuldsanering (WSNP-traject), dan kan de inwoner niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de WSNP-bewindvoerder daarvoor maakt.

4.10 Kosten budgetbeheer

De kosten van een vorm van budgetbeheer (ook wel inkomensbeheer genoemd) komen in aanmerking voor bijzondere bijstand wanneer de noodzaak door een (schuld)hulpverlener is vastgesteld. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de gemaakte kosten.

4.11 Reiskosten

Reiskosten zijn algemene kosten van bestaan en komen daarom in principe niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. In bijzondere omstandigheden kunnen reiskosten wel in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, als aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan.

Bijvoorbeeld in de volgende omstandigheden:

  • a.

    Bezoek aan een uit huis geplaatst kind

  • b.

    Bezoek aan een gezinslid in het ziekenhuis

  • c.

    Bezoek aan een direct familielid in de gevangenis

  • d.

    Reiskosten naar de Internationale Schakelklas voor kinderen van statushouders

  • e.

    Reiskosten naar inburgeringscursussen en -examens voor statushouders

De bijzondere bijstand is gelijk aan de noodzakelijke kosten voor het openbaar vervoer. Als de inwoner met de (brom)fiets of auto moet reizen dan is de bijstand € 0,09 respectievelijk € 0,19 per gereden kilometer. Reiskosten tot 12 km enkele reis zijn voor eigen rekening.

5 Overgangs- en Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 februari 2024. De beleidsregels bijzondere bijstand Culemborg juli 2020 worden per die datum ingetrokken.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand Culemborg februari 2024.

  • 3.

    Aanvragen die voor 1 februari 2024 zijn ingediend, handelt de gemeente af volgens de beleidsregels bijzondere bijstand Culemborg juli 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 30 januari 2024.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Culemborg