Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024

Geldend van 09-02-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024

Besluit van de raad van de gemeente Coevorden tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024 (Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024)

De raad van de gemeente Coevorden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlagenr. 1895

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024

Artikel 1. Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 2. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,- geheven.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1. De aanvrager van schadevergoeding maakt bij voorkeur gebruik van een door het bestuursorgaan vastgesteld (elektronisch) formulier.

  • 2. In aanvulling op artikel 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en voor zover van toepassing de drie daaraan voorafgaande jaren en de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting over die drie jaren.

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

    • c.

      als het schade betreft wegens gederfde inkomsten verkoop bedrijf of onroerende zaak: een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, dan wel een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

    • d.

      een bankrekeningnummer waarop de eventueel toegekende schadevergoeding gestort kan worden.

Artikel 4. Adviescommissie

  • 1. Het bestuursorgaan wint slechts advies in bij een adviescommissie voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2. Advies als bedoeld in het eerste lid wordt niet ingewonnen indien het bestuursorgaan dat niet nodig acht om op de aanvraag te kunnen beslissen. Daarvan kan onder meer sprake zijn indien:

    • a.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan kennelijk ongegrond is, omdat zich kennelijk een weigeringsgrond voordoet als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door het bestuursorgaan genomen besluit of verrichte handeling;

    • c.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht;

    • d.

      de aanvraag naar het oordeel van het bestuursorgaan vanwege de omvang van de schade kennelijk ongegrond is, hetgeen het geval is wanneer de schade kennelijk minder bedraagt dan € 500,- voor particulieren of € 1000,- voor bedrijven, of

    • e.

      naar het oordeel van het bestuursorgaan in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3. Een adviescommissie bestaat uit een of meer deskundigen.

  • 4. Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden door burgemeester en wethouders voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen, door het bestuursorgaan dat de aanvragen behandelt.

Artikel 5. Procedure externe adviescommissie

  • 1. Als advies wordt ingewonnen bij een externe adviescommissie, informeert het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden hierover en wordt de in dit artikel beschreven procedure gevolgd.

  • 2. De externe adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen om het bestuursorgaan en de aanvrager in de gelegenheid te stellen om de voor de advisering over de aanvraag relevante informatie te verschaffen respectievelijk de aanvraag toe te lichten. Het bestuursorgaan, de aanvrager en de overige betrokken bestuursorganen en belanghebbenden worden eveneens in de gelegenheid gesteld om hun standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 3. De externe adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager en het bestuursorgaan uit voor de plaatsopneming.

  • 4. Ten behoeve van de taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de externe adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 5. Van de hoorzitting en de plaatsopneming als bedoeld in het tweede en vierde lid wordt een verslag gemaakt door de externe adviescommissie. Het verslag vormt onderdeel van het uit te brengen advies.

  • 6. Alvorens een advies uit te brengen zendt de externe adviescommissie binnen twaalf weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager, aan eventuele andere betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden. De adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen met een daarbij aan te geven termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 7. De aanvrager, het bestuursorgaan, eventuele andere betrokken bestuursorganen alsmede de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 8. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken.

  • 9. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 6. Belanghebbenden

  • 1. Bij de toepassing van artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht worden de belanghebbenden betrokken.

  • 2. Als belanghebbenden worden naast de aanvrager voor zover van toepassing aangemerkt:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en,

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1°.

        de schadevergoeding redelijkerwijze voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2°.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

Artikel 7. Uitbetaling

Bij gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding uiterlijk betaald twee weken na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding.

Artikel 8. Aanvraag voorschot

  • 1. Het bestuursorgaan kan in bijzondere gevallen, vooruitlopend op de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding, een voorschot verlenen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld.

  • 2. Indien vanwege de aanvraag het advies van een adviescommissie wordt ingewonnen, wordt deze commissie geraadpleegd alvorens tot het al dan niet uitkeren van een voorschot wordt besloten.

Artikel 9. Intrekking oude regeling

De Procedureverordening planschade Coevorden 2016 wordt ingetrokken.

Artikel 10. Overgangsrecht

Onverminderd hetgeen in het vorige artikel is bepaald, wordt een verzoek om schadevergoeding waarop het recht van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet van toepassing is, conform de Procedureverordening planschade Coevorden 2016 afgehandeld.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

van 30 januari 2024.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

R. Bergsma

De griffier,

M. Lucassen

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet (hierna: “de Ow”) in werking getreden, waaronder de nadeelcompensatieregeling van hoofdstuk 15. Gelijktijdig is de nadeelcompensatieregeling van titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: “de Awb”) in werking getreden. In die regeling worden bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd. Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

Normaal maatschappelijk risico

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd. Dit is het normaal maatschappelijk risico (hierna: ‘nmr’). Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het nmr en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen ingevolge artikel 4:126 van de Awb. De hoogte van de schadevergoeding moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

De Verordening

De gemeente Coevorden heeft er in navolging van het model van de VNG (Model Verordening nadeelcompensatie (nieuw model, mei 2021)) voor gekozen om nadeelcompensatie uit te werken in een verordening en niet in een beleidsregel. Reden hiervoor is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet geschieden ingevolge artikel 4:128, eerste lid, van de Awb en dat het wenselijk is dat de adviescommissie een solide basis krijgt. In de Verordening Nadeelcompensatie is dan ook het heffen van een recht en het instellen van een adviescommissie geregeld. Er is gekozen voor één gezamenlijke verordening en niet voor twee of meer afzonderlijke beleidsregels om de procedurele aspecten inzake nadeelcompensatie te regelen, zodat de regels makkelijker vindbaar en toegankelijk zijn.

Artikelsgewijs

De bepalingen van de “Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024” worden hierna voorzien van een toelichting.

Artikel 1. Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het kan voorkomen dat schade door meerdere overheden wordt veroorzaakt, bijvoorbeeld zowel de gemeente als het waterschap. In deze bepaling wordt verduidelijkt dat de aanvrager in dat geval loket kiest. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

Tweede lid

Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente.

Artikel 2. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt € 300,-. Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht in overeenstemming met artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb.

Artikel 3. Aanvraag

Eerste lid

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in het eerste lid geregeld dat de gemeente een formulier, bijvoorbeeld elektronisch, opstelt voor het indienen van een aanvraag. De aanvrager maakt bij voorkeur gebruik van dit formulier. Als de elektronische weg is opengesteld moet de aanvrager- indien hij via de elektronische weg een aanvraag wenst in te dienen - van dit formulier gebruikmaken (artikel 2:15 van de Awb). Naast het indienen van een aanvraag via een al dan niet elektronisch formulier kan de aanvrager een aanvraag per brief indienen. Het bestuursorgaan moet indien de aanvraag niet compleet wordt geacht, aangeven bij de aanvrager dat de aanvraag niet compleet is om in behandeling te worden genomen. Het bestuursorgaan kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend.

Tweede lid

Hier zijn aanvullende eisen ten aanzien van schadeclaims wegens winst- of inkomstenderving of gederfde huurinkomsten opgenomen, om de aanvraag te kunnen beoordelen.

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat:

  • (a)

    de naam en het adres van de aanvrager,

  • (b)

    de dagtekening en

  • (c)

    een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat:

  • (d)

    een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en

  • (e)

    een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en,

  • (f)

    voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan.

Verder verschaft de aanvrager de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Het gaat hier om gegevens en bescheiden die ten minste worden verstrekt. Het kan wenselijk zijn om dit voor aanvragen om schadevergoeding nader te specificeren. Uiteraard worden alleen gegevens gevraagd die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Artikel 4. Adviescommissie

Eerste lid

Onder de Omgevingswet en titel 4.5 van de Awb is het niet langer verplicht om extern advies in te winnen. Alleen als het nodig is, wordt advies ingewonnen bij een adviescommissie. Binnen de gemeente Coevorden is anno 2024 minder deskundigheid aanwezig dan naar verwachting noodzakelijk is, om (alle) aanvragen om schadevergoeding te kunnen beoordelen. Daarom is denkbaar dat op dit onderwerp regionaal expertise wordt gebundeld, bijvoorbeeld in een regionale adviesorganisatie. Gelet op de beperkte interne deskundigheid anno 2024, zal vaker extern advies worden ingewonnen.

Tweede lid

In het tweede lid zijn situaties opgenomen waarin het bestuursorgaan kan bepalen dat het inwinnen van extern advies bij een adviescommissie niet altijd noodzakelijk is. Deze opsomming betreft een indicatieve opsomming en laat ruimte voor een nadere invulling door het bestuursorgaan om per geval te beoordelen of het inwinnen van advies nodig is.

Sub d ziet op gevallen waarin het schadebedrag zo klein is dat de schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. Deze aanvragen hoeven dus niet in behandeling te worden genomen. Aangesloten is bij de bagateldrempel van Rijkswaterstaat: € 500,- voor particulieren of € 1000,- voor bedrijven (zie artikel 3: wetten.nl - Regeling - Beleidsregel nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2019 - BWBR0010692 (overheid.nl)).

Als een adviescommissie wordt ingeschakeld, betekent dit niet automatisch dat deze wordt gevraagd over de hele aanvraag te adviseren. De adviseur(s) zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Dat betekent dat moet worden voldaan aan de vereisten van dat artikel, waaronder een onafhankelijk voorzitter. Bij het afhandelen van aanvragen waarbij adviseur(s) zijn aangewezen bedraagt de beslistermijn maximaal zes maanden in plaats van de reguliere termijn van acht weken. Die termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verdaagd (artikel 4:130 van de Awb). De adviseur(s) maken geen deel uit van en zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en zijn niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

Derde lid

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties. Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd gelet op artikel 3:8 van de Awb. Het bestuursorgaan kan in afwijking van het advies besluiten, mits het besluit deugdelijk wordt gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden, gelet op artikel 3:9 van de Awb.

Vierde lid

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Voor gemeenten betekent dit dat het betreffende bestuursorgaan (burgemeester, burgemeester en wethouders of de gemeenteraad) een adviescommissie kan instellen. Er zijn twee mogelijkheden:

  • (a)

    het benoemen van een vaste commissie: in dat geval worden de deskundigen benoemd door burgemeester en wethouders, of

  • (b)

    voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen: in dat geval worden de deskundigen benoemd door het bestuursorgaan dat de betreffende aanvragen behandelt.

Deze bepaling laat ruimte aan de gemeente om de bestaande praktijk voort te zetten, waarbij per aanvraag of groep van aanvragen een adviescommissie wordt benoemd. Deze bepaling laat ook ruimte voor het benoemen van een vaste commissie.

Artikel 5. Procedure

In artikel 5 is de werkwijze van de adviescommissie beschreven. In aansluiting bij artikel 6 van de “Procedureverordening planschade Coevorden 2016” is ervoor gekozen om de werkwijze van de adviescommissie nader te specificeren. Gelet op artikel 4:130 van de Awb moet door het bestuursorgaan binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag worden beslist op de aanvraag, in gevallen waarin een adviescommissie is ingesteld waarvan de voorzitter, dan wel het enig lid, geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Indien geen adviescommissie wordt ingesteld of de adviescommissie in zijn geheel deel uitmaakt van of werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dan beslist het bestuursorgaan binnen acht weken. Deze beslistermijnen kunnen worden verdaagd met respectievelijk ten hoogste zes maanden en acht weken.

Eerste lid

De procedure en bijbehorende beslistermijnen voor het tot stand komen van het besluit op de aanvraag om schadevergoeding zijn uitputtend geregeld in de Awb. Aanvullend hierop is vastgelegd dat het bestuursorgaan de aanvrager en belanghebbenden informeert als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie. De opdracht aan de adviseur(s) kan ook worden ingetrokken. In dat geval worden de aanvrager en belanghebbenden daar ook over geïnformeerd.

Tweede lid

Verder is geregeld dat de adviescommissie een of meerdere hoorzittingen regelt om de aanvrager en het bestuursorgaan in de gelegenheid te stellen om de aanvraag toe te lichten en relevante informatie te verstrekken. Ingevolge artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb worden de aanvrager, het bestuursorgaan en eventuele belanghebbenden, in de gelegenheid gesteld om voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag een zienswijze naar voren te brengen.

Derde en vierde lid

In het derde en vierde lid zijn nadere regels over de plaatsopname opgenomen.

Vijfde lid

Het vijfde lid regelt de verslaglegging van de procedure door de adviescommissie.

Zesde, zevende, achtste en negende lid

In deze leden is de procedure inzake de bekendmaking van het conceptadvies en het indienen van een schriftelijke reactie op het concept geregeld.

Artikel 6. Belanghebbenden

In artikel 6 is verduidelijkt welke partijen naast de aanvrager moeten worden betrokken bij de voorbereiding van het beluit op de aanvraag om nadeelcompensatie.

Eerste lid

Belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben bij het voorgenomen besluit op de aanvraag om schadevergoeding moeten ingevolge artikelen 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid worden gesteld om zienswijze naar voren te brengen. Die zienswijze kan naar keuze schriftelijk of mondeling naar voren worden gebracht ingevolge artikel 4:9 van de Awb. Dit geldt ook als er geen adviescommissie wordt ingeschakeld.

Tweede lid

In deze bepaling is opgenomen wie er als belanghebbenden moeten worden aangemerkt. Het voornemen om nadeelcompensatie toe te kennen heeft nadelige gevolgen voor degene die een schadevergoedingsovereenkomst heeft getekend. Diegene zal naar verwachting bedenkingen hebben bij het voorgenomen besluit. Dit is eveneens het geval voor de aanvrager van het schadeveroorzakende besluit ingeval de schade geheel of gedeeltelijk in rekening kan worden gebracht bij de aanvrager of degene die de toegestane activiteit verricht als bedoeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet.

De mogelijkheid voor schadeverhaal op basis van artikel 13.3d van de Omgevingswet bestaat alleen in de gevallen die bij algemene maatregel van bestuur worden aangewezen. In artikel 8.1a van het Omgevingsbesluit zijn die gevallen aangewezen. In dat artikel worden gevallen aangewezen waarin schadevergoeding als gevolg van een besluit of een regel als bedoeld in artikel 15.21, eerste lid onder a, d, h of j van de wet is betaald, voor zover dat besluit of die regel betrekking heeft op waterbeheer. De verwijzingen in artikelen 13.3d Omgevingswet en 8.1a Omgevingsbesluit naar artikel 15.1 van de Omgevingswet lopen niet volledig synchroon. Mogelijk kunnen de besluiten of regels van artikel 15.1, eerste lid onder a en j niet tot schadeverhaal leiden, omdat die besluiten of regels niet genoemd zijn in artikel 13.3d van de Omgevingswet. Het bestuursorgaan moet bij een (incidentele) aanvraag gebaseerd op artikel 13.3d van de Omgevingswet toetsen aan de dan geldende praktijk.

Artikel 7. Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. In artikel 8 is geregeld dat een deel van de schadevergoeding als voorschot kan worden uitbetaald voor het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit.

Artikel 8. Aanvraag voorschot

Eerste lid

In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan kan beslissen in bijzondere gevallen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld en de aanvrager daarnaast als gevolg van het schadeveroorzakende besluit (in de toekomst mogelijk) in staat van faillissement komt of aantoonbaar in vergelijkbare harde mate wordt getroffen.

Het toekennen van een voorschot kan op verzoek van de aanvrager worden gedaan. Het voorschot kan ook ambtshalve worden verleend. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot onder meer van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

Tweede lid

In deze bepaling is geregeld dat de adviescommissie wordt gehoord, in gevallen waarin een adviescommissie is ingesteld, alvorens te besluiten om al dan niet een voorschot uit te keren. De adviescommissie adviseert over het verzoek om een voorschot uit te keren. Daarbij wordt het (concept) advies betrokken, voor zover dat op dat moment voorhanden is.

Artikel 9. Intrekken oude regeling

De “Verordening nadeelcompensatie Coevorden 2024” treedt in de plaats van de “Procedureverordening planschade Coevorden 2016”. Deze Procedureverordening wordt ingetrokken. De Procedureverordening is vanwege het overgangsrecht nog wel relevant voor het afhandelen van planschadeverzoeken waar het oude recht op van toepassing is.

Artikel 10. Overgangsrecht

In artikel 10 is geregeld dat verzoeken om planschade waarop voor het in werking treden van de Omgevingswet geldende recht van toepassing is, worden afgehandeld conform de Procedureverordening planschade Coevorden 2016. Het overgangsrecht van paragraaf 4.2.7 van de Invoeringswet Omgevingswet bepaalt dat het oude recht van toepassing blijft op een verzoek om schadevergoeding dat wordt;

  • (a)

    ingediend binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van de Omgevingswet als het schadeveroorzakende besluit van kracht is geworden voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet; of

  • (b)

    ingediend binnen vijf jaar na van kracht worden van het schadeveroorzakende besluit als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet de procedure van het schadeveroorzakende besluit is aangevangen en het schadeveroorzakende besluit van kracht is geworden na de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Onder het oude recht is het mogelijk om binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van bijvoorbeeld een bestemmingsplan een verzoek om planschade in te dienen. Bestemmingsplannen konden tot vlak voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet worden vastgesteld. Daarnaast is het zo dat lopende bestemmingsplanprocedures op grond van het voorheen geldende recht worden afgerond. Dat kan ertoe leiden dat tot ongeveer 2025 bestemmingsplannen kunnen worden vastgesteld. Vervolgens kan binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan een planschadeverzoek worden ingediend. Op die verzoeken is het oude recht nog van toepassing. Gelet daarop blijft de “Procedureverordening planschade Coevorden 2016” voor advisering bij tegemoetkoming in planschade nog tot ongeveer 2030 relevant voor het afhandelen van verzoeken om schadevergoeding.

Onder de Omgevingswet wordt het moment dat nadeelcompensatie kan worden verzocht, verschoven van de vaststelling van het omgevingsplan (bestemmingsplan) naar het moment dat de omgevingsvergunning wordt verleend. Dat zou betekenen dat een benadeelde die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om een verzoek om vergoeding van planschade in te dienen op basis van het oude recht, door de verschuiving van het schademoment opnieuw die mogelijkheid krijgt. Om te voorkomen dat benadeelden tweemaal een verzoek om tegemoetkoming in planschade/ nadeelcompensatie kunnen doen bepaalt artikel 15.1 van de Omgevingswet dat wanneer voor een activiteit op grond van een regel in een omgevingsplan een omgevingsvergunning is vereist, niet het omgevingsplan maar de omgevingsvergunning het schadeveroorzakende besluit is. Bepaald is dat een omgevingsvergunning die wordt verleend op basis van een regel in het tijdelijke deel van het omgevingsplan – voor zover sprake is van een oud ruimtelijk plan – niet geldt als schadeveroorzakend besluit in de zin van de Omgevingswet, ingevolge artikel 22.13 van de Omgevingswet.

****