Wegsleepverordening Zwijndrecht

Geldend van 06-02-2024 t/m heden

Intitulé

Wegsleepverordening Zwijndrecht

De raad van de gemeente Zwijndrecht;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2023; Gelet op artikel 173, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

B e s l u i t

vast te stellen de volgende verordening:

Wegsleepverordening Zwijndrecht

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    Wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    Besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen;

  • d.

    Voertuigen: alle categorieën van voertuigen zoals genoemd in artikel 1, van het RVV 1990, met inbegrip van aanhangwagens, speed-pedelecs, autobussen, bestelauto's, bedrijfsauto's, brommobielen, motorfietsen, snorfietsen, scooters, personenauto's, kampeerwagens en vrachtauto's;

  • e.

    Motorrijtuig: wat hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wet;

  • f.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van Zwijndrecht.

Artikel 2 Uitvoering en toezicht

  • 1.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2.

    Het college draagt het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening mede op aan door het college aan te wijzen personen.

Artikel 3 Aanwijzing van wegen en weggedeelten

Als wegen en weggedeelten als bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de Wet worden aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Zwijndrecht voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 4 Plaatsen van bewaring

  • 1.

    Als plaatsen van bewaring van voertuigen worden aangewezen:

    • a.

      Rijksstraatweg 92, 3316 EH te Dordrecht

    • b.

      Daltonstraat 5, 3335 LR te Zwijndrecht

      • i.

        Ambachtsweg 4 B, 3161 GL te Rhoon (nevenvestiging)

    • c.

      Slagveld 99, 3332 BN te Zwijndrecht (fietsdepot), voor zover het fietsen betreffen.

  • 2.

    De openingstijden van de in het eerste lid bedoelde bewaarplaatsen worden door het college vastgesteld.

Artikel 5 De berekening van de kosten

  • 1.

    Burgemeester en wethouders brengen de kosten die verbonden zijn aan het overbrengen van een voertuig naar de plaats van bewaring, alsmede aan het bewaren van het voertuig op de plaats van bewaring, in rekening bij de rechthebbende van het betreffende voertuig conform de aan de gemeente in rekening gebrachte kosten. Deze kosten kunnen bestaan uit kosten voor loze ritten, voorrijdkosten, wegsleepkosten en de stallingskosten.

  • 2.

    De kosten, verbonden aan het verzenden van de kennisgeving van overtreding, de bekendmaking van de beschikking waaronder begrepen de kosten ter opsporing van degene aan wie de beschikking moet worden bekendgemaakt, de kosten van inbewaringstelling, de verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van een voertuig, alsmede de in verband daarmee te verrichten taxatie, zullen afzonderlijk bij beschikking worden vastgesteld.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de kosten, verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, kunnen indirecte kosten tot ten hoogste 15% van de directe in aanmerking worden genomen.

Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Het bepaalde in de artikelen 1, 4 en 5 van deze verordening is van overeenkomstige toepassing op gevallen waarin gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid genoemd in artikel 130, vierde lid, artikel 164, zevende lid, en artikel 174, eerste lid, van de Wet.

Artikel 7 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    De Wegsleepverordening Zwijndrecht, welke op 27 mei 2014 is vastgesteld, komt met de inwerkingtreding van deze verordening te vervallen.

  • 2.

    Deze verordening treedt de eerste dag na die van bekendmaking in werking.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 23 januari 2024

De griffier, De voorzitter,

I. Odinot T.J. Haan

Artikelsgewijze toelichting Wegsleepverordening Zwijndrecht

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Dit artikel bevat relevante begripsbepalingen en verwijzingen naar de toepasselijke wet- en regelgeving.

In art. 1, sub d, wordt verwezen naar de definitie van voertuigen zoals bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De volgende voertuigen vallen hieronder: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens.

Onder de verschillende voertuigen vallen tevens: e-bikes, speed-pedelics (elektrische bromfiets), snorfietsen, aanhangwagens, autobussen, bestelauto's, bedrijfsauto's, brommobielen, motorfietsen, scooters, personenauto's, kampeerwagens en vrachtauto's

Art. 1 sub e heeft betrekking op de motorrijtuig als bedoeld in art. 1, eerste lid, onder c, van de Wegenverkeerswet 1994. Hieronder wordt verstaan: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders, met uitzondering van fietsen met trapondersteuning.

Artikel 2 Uitvoering en toezicht

Lid 1: regelt de uitvoering van de verordening door burgemeester en wethouders.

Lid 2: hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Handhaving) geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid de bestuursrechtelijke handhaving van de wegsleepregeling aan toezichthouders op te dragen.

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar staande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst strafrechtelijk op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces- verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders (ook in dit geval wordt een proces-verbaal opgemaakt maar dan op grond van de Algemene wet bestuursrecht). In de oude, vervallen wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het betreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald. In de nieuwe wegsleepregeling is deze koppeling reeds losgelaten. Voordat tot het wegslepen kan worden overgegaan is het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder dus reeds niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang niet terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure op andere gronden een zelfstandige afweging.

Artikel 3 Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten

Alleen van aangewezen wegen en weggedeelten mogen voertuigen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Om optimaal gebruik te kunnen maken van deze mogelijkheid zijn alle hiervoor in aanmerking komende wegen en weggedeelten op het grondgebied van de gemeente Zwijndrecht aangewezen. Het kan hierbij gaan om gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en losplaatsen, marktplaatsen, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden, onder- of bovengrondse afvalcontainers.

Artikel 4 Plaatsen van bewaring voertuigen en openingstijden (art. 173, tweede lid, sub a, WVW1994)

De wet laat het niet toe om de aanwijzingsbevoegdheid aan burgemeester en wethouders te delegeren. In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk andere terreinen als plaats van bewaring van voertuigen aanwijst, bijvoorbeeld bij evenementen. Wanneer sprake is van een voertuig zonder kenteken, dan dwingt artikel 174, eerste lid, van de WVW1994 af dat alleen een ambtenaar van de politie via de burgemeester een voertuig in bewaring kan laten stellen naar een door hem aangewezen plaats.

Artikel 5 Berekening van de kosten voor overbrengen en bewaren van voertuigen

Overeenkomstig artikel 172 van de Wegenverkeerswet 1994, worden uitsluitend kosten berekend die verbonden zijn aan de oplegging van een last onder bestuursdwang. Deze kunnen bestaan uit kosten in verband met overbrenging en bewaring van voertuigen, de kosten in verband met bekendmaking van de beschikking tot en met de overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen en de kosten van verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging. Tot deze laatste categorie kunnen taxatiekosten worden gerekend. Eventuele opbrengsten worden in mindering gebracht op de kosten.

Artikel 6 Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat

Indien in de gevallen die in dit artikel worden genoemd een motorrijtuig moet worden weggesleept, is er in feite geen sprake van de uitoefening van bestuursdwang. Het gaat hier om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Toch heeft de wetgever het nodig geoordeeld om voor deze gevallen bestuursdwangbepalingen in de Wegenverkeerswet 1994 van overeenkomstige toepassing te verklaren. Reden om in de Wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats, openingstijden van de bewaarplaats en de kosten van het overbrengen en bewaren van voertuigen van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Artikel 7 Citeertitel en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.

Bijlage bij toelichting van de model-wegsleepverordening

In deze bijlage worden onder A en B concrete gevallen aangegeven waarin er sprake kan zijn van een sleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving.

A.Verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder a en b WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

Plaats op de weg

Een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

Laten stilstaan

(Zie artikel 23,43, tweede en derde, lid en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990). Een voertuig is tot stilstand gebracht:

  • op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • in een tunnel;

  • bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • op de rijbaan langs een busstrook;

  • op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;

  • op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook van een autosnelweg of autoweg, of op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo'n weg, tenzij het een noodgeval betreft op een vluchtstrook, vluchthaven of berm.

Parkeren

Een voertuig is geparkeerd: (Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

  • bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • voor een inrit of een uitrit;

  • buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

  • op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • binnen een erf, waarbij - voorzover het een motorvoertuig betreft - geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

Bevel of aanwijzing

Een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;

(Zie artikel 82 RVV 1990.)

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

Een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd (Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel). De inhoud van deze bepaling is zo ruim dat ongewenst gedrag op de weg, i.c. ongewenst parkeren, dat niet reeds in de bovenstaande vier onderdelen is geregeld, doorgaans onder deze bepaling kan worden gebracht.

In bovenstaande gevallen zal van geval tot geval beoordeeld moeten worden of de geconstateerde parkeerovertreding ook daadwerkelijk wegsleepwaardig is.

B.Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

Hieronder zijn diverse wegsleepwaardige overtredingen van de wegenverkeerswetgeving opgenomen, waarbij het motief niet zozeer ligt bij de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer, maar wel bij het vrijhouden van wegen en weggedeelten. In de oude wettelijke regeling werd een specifiek voorbeeld van een locatie genoemd waar voertuigen mochten worden weggesleept wanneer hier door onbevoegden werd geparkeerd, namelijk de gehandicaptenparkeerplaats. In de praktijk bleken er aanzienlijk meer locaties denkbaar te zijn waar het wegslepen van voertuigen noodzakelijk werd geacht, zonder dat er direct sprake was van verkeersonveiligheid of belemmering van de doorstroming van het verkeer. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is concreet aangegeven op welke soorten wegen en weggedeelten voertuigen mogen worden weggesleept in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten. Deze soorten wegen en weggedeelten zijn hieronder nader aangeduid.

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c WVW 1994 en artikel 2 Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is:

  • a.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, lid 1 onder e RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    op een weg of weggedeelte waar door middel van bord E2 van die bijlage of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, lid 1 onder g RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    op een parkeerplaats nader aangeduid door bord E4 van die bijlage (al dan niet met onderbord) voorzover:

    • het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

    • het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd;

    • het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    op een taxistandplaats, nader aangeduid door bord E5 van die bijlage, tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    op een gehandicaptenparkeerplaats, nader aangeduid met bord E6 van die bijlage:

    • tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig;

    • tenzij gebruik wordt gemaakt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart;

    • die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig;

  • f.

    op een laad- en losplaats, nader aangeduid door bord E7 van die bijlage (met uitzondering van de aangegeven dagen of uren), tenzij de bestuurder van het voertuig bezig is met het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

  • g.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E8 van die bijlage voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    op een parkeerplaats, nader aangeduid door bord E9 van die bijlage en bestemd voor vergunninghouders, tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    in een voetgangersgebied, nader aangeduid door bord G7 of C1 van die bijlage.