Regeling vervallen per 01-10-2007

Reintegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Geldend van 01-10-2007 t/m 30-09-2007

Intitulé

Reintegratieverordening Wet Werk en Bijstand

De Raad van de gemeente Leeuwarden;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 augustus 2004;

gezien het advies aan het college van de cliëntenraad van 3 september 2004;

overwegende dat de gemeente verantwoordelijk is om bij verordening vast te leggen op welke wijze invulling wordt gegeven aan het gemeentelijke reïntegratiebeleid;

gelet op de artikelen 7, 8 en 10 tweede lid van de Wet Werk en Bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en de artikelen 20 en 21 van de Wet werk en inkomen kunstenaars (wetsvoorstel);

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening van de minimasteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet werk en bijstand (verzamelcirculaire SZW, april 2004);

besluit vast te stellen de volgende:

Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    activeringspremie: een premie ter bevordering van positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid;

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven staan bij de Centrale organisatie Werk en Inkomen;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    beleidsregel: een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan;

  • e.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

  • f.

    ID-dienstbetrekking: een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het Besluit ID-banen, zoals dit besluit luidde op 31 december 2003;

  • g.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • h.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • i.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nug-ers jonger dan 23 jaar;

  • j.

    kunstenaars: personen met een uitkering in gevolge de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK);

  • k.

    nug-ers: personen als bedoeld in de wet, artikel 6 onder a.;

  • l.

    reïntegratietraject: een aaneenschakeling van reïntegratievoorzieningen die het college ter beschikking heeft voor het bieden van ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • m.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de IOAW, de IOAZ of de WWB;

  • n.

    voorziening: een voorziening zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet en deze verordening;

  • o.

    werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet;

  • p.

    wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • q.

    WIW-dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst met de Gemeente Leeuwarden als bedoeld in artikel 4, van de Wet inschakeling werkzoekenden, zoals deze wet luidde op 31 december 2003.

Artikel 2 Opdracht aan het college

  • 1. Het college neemt bij de uitvoering van het gemeentelijk reïntegratiebeleid de regels gesteld bij of krachtens deze verordening in acht.

  • 2. Het college biedt, voor zover het college dat noodzakelijk acht, aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, aan personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden, kunstenaars en werknemers in gesubsidieerde arbeid, middels het aanbieden van een voorziening, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Artikel 40, lid 1 van de wet is hiertoe van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college maakt een afweging in de mogelijke aan te bieden voorzieningen, waarbij gekeken wordt of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college kan nadere beleidsregels vaststellen ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 3 Beleid

  • 1. De raad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening een meerjarenbeleidkader vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, evenals de hoogte en wijze van financiering.

  • 2. Dit meerjarenbeleidkader omvat in elk geval:

    • a.

      een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen;

    • b.

      een begroting van de verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. De uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden, kunstenaars, alsmede werknemers in gesubsidieerde arbeid, hebben aanspraak op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college biedt voldoende diversiteit in het aanbod aan voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

  • 3. Het college biedt voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling welke passen binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening, het in artikel 3 van deze verordening genoemde meerjarenbeleidkader en de door het college vast te stellen beleidsregels.

Artikel 5 Verplichtingen en rechten

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die door het college een voorziening wordt aangeboden is, uitgezonderd de voorziening bedoeld in artikel 10 lid 2 van deze verordening, verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit wettelijke bepalingen, deze verordening alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid van dit artikel, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening.

  • 4. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid van dit artikel, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de verstrekte subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 5. de uitkeringsgerechtigde heeft recht op een goede diagnose, goede begeleiding en persoonlijke integriteit.

Artikel 6 Sluitende aanpak

  • 1. Iedere jongere krijgt binnen 12 maanden na inschrijving bij de Centrale organisatie Werk & Inkomen een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

  • 3. Het college kan in individuele gevallen gemotiveerd afwijken van het gestelde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

  • 1. Het college kan in beleidsregels één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2. Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3. Een door het college ingesteld plafond als bedoeld in het eerste en tweede lid, van dit artikel vormen weigeringsgronden bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. In het meerjarenbeleidkader als bedoeld in artikel 3 en/of in de door het college vast te stellen beleidsregels, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in deze verordening, met inachtneming van hetgeen daarover in het meerjarenbeleidkader is bepaald, nadere beleidsregels stellen.

    Deze regels hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

    • b.

      de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

    • c.

      de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;

    • d.

      de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies;

    • e.

      de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;

    • f.

      het vragen van een eigen bijdrage;

    • g.

      overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

  • 4. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in artikel 5 van deze verordening en daarin opgenomen verwijzingen niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de reïntegratieverordening of niet meer behoort tot de doelgroep van de wet, de WWIK, de IOAZ of de IOAW;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 5.

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde heeft de mogelijkheid een aanvraag in te dienen voor een tijdelijke ontheffing van de verplichting om deel te nemen aan de door het college aangeboden voorziening die gericht is op arbeidsinschakeling;

    • b.

      het college stelt hiervoor nadere beleidsregels vast.

  • 6. Het college kan een klachtenregeling instellen inzake verdringing en concurrentieverstoring.

Artikel 9 Werken met behoud van uitkering/ werkstage

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject gericht op arbeidsinschakeling, de mogelijkheid bieden om kortdurend werkervaring op te doen middels het werken met behoud van uitkering. Deze mogelijkheid wordt benoemd als werkstage.

  • 2. Het college kan aan jongeren, indien zij gefaseerd zijn in fase 1, de mogelijkheid bieden tot het verrichten van een werkstage als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, zonder dat dit deel uitmaakt van een reïntegratietraject.

  • 3. Deze werkstage duurt maximaal zes maanden.

  • 4. In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel en duur van de werkstage, alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 10 Sociale activering

  • 1. Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject gericht op arbeidsinschakeling, of als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is gericht op zelfstandige maatschappelijke participatie, activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

  • 2. Het verrichten van een maatschappelijk nuttige functie kan onderdeel zijn van sociale activering.

  • 3. Het college stelt in beleidsregels vast welke functies als maatschappelijk nuttige functies worden aangemerkt.

Artikel 11 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken aan werkgevers die met een uitkeringsgerechtigde of jongere een arbeidsovereenkomst afsluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college kan beleidsregels opstellen over de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 12 Gesubsidieerde arbeid, volgend op een loonkostensubsidie gericht op reïntegratie

  • 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde of een jongere een dienstverband aanbieden, wanneer de maximale periode waarin de loonkostensubsidie gericht op arbeidsinschakeling, zoals bedoeld in artikel 11 van deze verordening, is afgelopen en niet heeft geleid tot duurzame arbeidsinschakeling dit vanwege in de persoon gelegen factoren. De uitkeringsgerechtigde wordt hierna genoemd ‘werknemer’.

  • 2. De werknemer, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt voor het verrichten van arbeid voor een bepaalde periode gedetacheerd bij een werkgever. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst.

  • 3. De werknemer, als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, wordt alleen geplaatst op een werkplek met een maatschappelijk nuttige functie.

  • 4. Artikel 10, derde lid, van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Periodiek wordt in overleg met de werkgever en de werknemer bekeken welke mogelijkheden er voor de werknemer zijn voor arbeidsinschakeling.

Artikel 13 Werknemers op gesubsidieerde arbeid (voormalige ID- en Wiw-werknemers)

  • 1. Voor werknemers die op 31 december 2003 werkzaam waren op een ID-dienstbetrekking of Wiw-dienstbetrekking kunnen uitstroombevorderende maatregelen worden genomen, gericht op arbeidsinschakeling op de reguliere arbeidsmarkt.

  • 2. Indien arbeidsinschakeling op de reguliere arbeidsmarkt vooralsnog op grond van in de persoon van de bedoelde werknemer gelegen factoren niet mogelijk is, kan de werknemer als bedoeld in lid 1 van dit artikel geplaatst worden op een werkplek met een maatschappelijk nuttige functie.

  • 3. Periodiek wordt in overleg met de werkgever, de werknemer en de inlener bekeken welke mogelijkheden er voor de werknemer zijn voor arbeidsinschakeling op de reguliere arbeidsmarkt.

  • 4. Artikel 10, derde lid, van deze verordening is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het college stelt beleidsregels vast over de duur van de subsidie voor de ID-dienstbetrekking alsmede de hoogte en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 6. Het college kan beleidsregels opstellen, met inachtneming van de Collectieve Arbeidsovereenkomst Wiw, inzake de rechten en plichten van werknemers met een Wiw dienstbetrekking.

Artikel 14 Inkomstenvrijlating

  • 1. De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, kan in aanmerking komen voor vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31, lid 2 onder o, van de wet.

  • 2. Het college stelt beleidsregels op over de voorwaarden ten aanzien van de doelgroep welke wordt bedoeld in het eerste lid van dit artikel, het percentage en het maximumbedrag.

Artikel 15 Activeringspremie

  • 1. Het college kan aan de personen, bedoeld in artikel 1, een activeringspremie toekennen.

  • 2. Het college kan beleidsregels opstellen over de doelgroepen, de hoogte van de activeringspremie alsmede de voorwaarden waaronder deze wordt verstrekt.

Artikel 16 Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling en stelt daartoe beleidsregels op.

Artikel 17 Uitvoering

  • 1. Het college draagt zorg voor de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college zal ter uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels opstellen.

  • 3. Het college kan,indien de toepassing van bepalingen in deze verordening in de individuele situatie tot grove onbillijkheden leidt, afwijken van het gestelde in deze verordening.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening”.

Artikel 19 Verantwoording

Het college legt jaarlijks verantwoording af aan de raad over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt inwerking op 1 januari 2005.

  • 2. Voor kunstenaars treedt deze verordening inwerking op een door het college nader te bepalen tijdstip.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 oktober 2004.

voorzitter
griffier

Toelichting

Algemene toelichting

De reïntegratieverordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werkzoekenden die horen bij de gemeentelijke doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB). In de WWB is eveneens de verplichting tot het opstellen van een gemeentelijke reïntegratieverordening geformuleerd (artikel 8).

De raad dient een verordening vast te stellen waarin wordt vastgelegd welke regels gelden bij het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

Hiermee verdwijnt grotendeels de landelijke wet- en regelgeving over reïntegratie. De raad heeft hiermee de mogelijkheid een eigen lokale invulling te geven aan het reïntegratiebeleid. Bij de vaststelling van het meerjarenbeleidkader zijn hiervoor door de raad uitgangspunten geformuleerd.

De reïntegratieverordening is een vertaling van het tot nu toe geformuleerde reïntegratiekader, de uitgangspunten van het meerjaren-beleidskader en de (specifieke) doelgroepen waar het reïntegratiebeleid zich op richt.

Er is voor gekozen in de verordening geen uitgebreide invulling te geven aan de in te zetten voorzieningen. Dit biedt de gemeente de mogelijkheid om op flexibele wijze en in meerdere jaren nadere invulling te geven aan een adequate inzet van voorzieningen ten behoeve van arbeidsinschakeling. Voor de nadere uitwerking wordt in de betreffende artikelen verwezen naar de beleidsregels welke door het college worden vastgesteld. In de beleidsregels worden bijvoorbeeld de criteria voor de ontheffing van de arbeidsplicht en de voorwaarden waaronder de voorziening wordt aangeboden, nader uitgewerkt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen, en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Artikel 2 Opdracht aan het college

De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Nadere uitwerking van de mogelijkheden van ondersteuning en de voorwaarden voor het aanbieden van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling worden door het college vastgesteld in beleidsregels.

Artikel 3 Beleid

De WWB vraagt aan de raad om het reïntegratiebeleid in een verordening vast te leggen. De kaderstelling en de prioritering van beleidsonderwerpen vindt periodiek door de Raad plaats in de vorm van een meerjarenbeleidkader.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

Het college draagt een algemene zorg voor de reïntegratie van de doelgroepen als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Er dient, mede met behulp van het reïntegratieadvies van de Centrale organisatie Werk & Inkomen (CWI), een beoordeling plaats te vinden of iemand op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te vinden of daarbij ondersteuning nodig heeft. Wanneer personen, genoemd in het eerste lid van dit artikel, dit niet op eigen kracht redden, dan heeft het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling. Het is aan het college om, passend binnen het vastgestelde meerjarenbeleidkader en de reïntegratieverordening, te zorgen voor voldoende diversiteit in het aanbod aan voorzieningen ter ondersteuning van deze arbeidsinschakeling.

Artikel 5 Verplichtingen en rechten

Deelname aan reïntegratie en het gebruikmaken van voorzieningen t.b.v. arbeidsinschakeling is niet vrijblijvend. Uitkeringsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Indien een uitkeringsgerechtigde niet aan zijn/haar verplichtingen voldoet, bijvoorbeeld door het stelselmatig niet verschijnen op afspraken, kan het college middels een maatregel (conform de Maatregelenverordening) de uitkering met een bepaald percentage verlagen. Voor personen, niet zijnde uitkeringsgerechtigden, heeft het college de mogelijkheid (een deel van de) kosten welke gemaakt zijn terug te vorderen. Daarnaast kan het niet nakomen van de verplichtingen, het college de mogelijkheid geven om een traject af te breken of de gevraagde ondersteuning te weigeren.

Naast de verplichtingen is het van belang ook een aantal rechten voor uitkeringsgerechtigden expliciet te maken.

Artikel 6 Sluitende aanpak

De gemeente hanteert het principe van een algemeen arbeidsmarktbeleid. Personen met een achterstand op de arbeidsmarkt moeten profiteren van algemene maatregelen en voorzieningen om belemmeringen op de arbeidsmarkt op te heffen. De groep jongeren verdient, gezien hun achtergestelde positie op de arbeidsmarkt en de stijging van de jeugdwerkloosheid, wel bijzondere aandacht van beleid. Door adequate inzet van een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid wordt het gevaar van langdurige werkloosheid voorkomen. Leeuwarden sluit hierbij aan bij het landelijke model Jeugdwerkloosheid waarin samenwerkende partijen als doel stellen om jongeren middels JOP-banen en werkstages kennis en ervaring te laten ontwikkelen en behouden (zie artikel 9).

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

De gemeente ontvangt voor haar reïntegratietaak een ongedifferentieerd en vrij besteedbaar reïntegratiebudget. Om te voorkomen dat de reïntegratie- taak een openeindfinanciering wordt en om de financiële risico’s te beheersen, kan het college een verdeling maken van de in te zetten middelen over de verschillende voorzieningen. Daarnaast kunnen er in de beleidsregels per voorziening subsidieplafonds worden vastgesteld. In dit artikel is eveneens de mogelijkheid opgenomen om subsidie- en budgetplafonds in te stellen zodat uitputting van begrotingskosten een reden kan zijn om voorzieningen te weigeren. Het college baseert zich daarbij op het meerjarenbeleidskader en blijft binnen de door de gemeenteraad vastgestelde begroting.

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

In het meerjarenbeleidkader en de door het college vast te stellen beleidsregels wordt vastgelegd welke voorzieningen kunnen worden ingezet om personen bedoeld in artikel 1 te ondersteunen bij de arbeidsinschakeling. Eerder is al gesteld dat reïntegratie niet vrijblijvend is en dat het aan het college is voorbehouden om middels beleidsregels aan een voorziening nadere verplichtingen, voorwaarden en redenen voor het beëindigen van een voorziening te formuleren. Daarnaast kan het college een tijdelijke ontheffing verlenen van de opgelegde arbeidsplicht. Tot slot biedt dit artikel het college de mogelijkheid om ten behoeve van de arbeidsinschakeling en inzet van voorzieningen welke plaatsvinden bij werkgevers een klachtenregeling inzake verdringing en concurrentieverstoring vast te stellen.

Artikel 9 Werken met behoud van uitkering/werkstage

Uit de praktijk blijkt dat de combinatie van werken, leren en een goede begeleiding “on the job” kansen op succesvolle reïntegratie biedt. Het behoud of herstel van een normaal dag- en werkritme (“het leren werken”) is een eerste vereiste om (opnieuw) toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen.

De voorziening werken met behoud van uitkering/werkstage biedt daarom een nuttig instrument voor arbeidsinschakeling. De verschillende soorten kortdurende werkervaring zijn als volgt te categoriseren:

  • -

    op het behoud van of opdoen van werkervaring gerichte werkstages;

  • -

    op arbeidstraining en werkgewenning gerichte intensieve werkstages voor zeer moeilijk plaatsbare klanten;

  • -

    op de vervulling van vacatures gerichte leerwerkstages.

Werken met behoud van uitkering kan alleen binnen het kader van een reïntegratietraject worden uitgevoerd. Het opdoen van werkervaring is voor een trajectdeelnemer niet vrijblijvend. Voor jongeren ingedeeld in fase 1 biedt het tweede lid de mogelijkheid om een werkstage te volgen zonder een reïntegratietraject te volgen. Dit sluit aan bij het Rijksbeleid en de activiteiten welke binnen de landelijke modelaanpak Jeugdwerkloosheid worden ontplooid.

Artikel 10 Sociale activering

Niet iedere uitkeringsgerechtigde is rechtstreeks toe te leiden naar een voorziening welke gericht is op arbeidsinschakeling. In de persoongelegen factoren maken dat er, binnen het reïntegratietraject, activiteiten worden ingezet welke gericht zijn op zelfstandige maatschappelijke participatie en, op basis van vrijwilligheid, het verrichten van een maatschappelijk nuttige functie met als doel belemmeringen weg te nemen, uitstroomkansen te vergroten en sociaal isolement te voorkomen.

Artikel 11 Loonkostensubsidies gericht op reïntegratie

Aansluitend aan de werkstage (artikel 9) is het mogelijk dat een werkgever loonkostensubsidie ontvangt indien hij een uitkeringsgerechtigde of een jongere een arbeidsovereenkomst aanbiedt. De afstand tot de reguliere arbeidsmarkt kan voor sommige uitkeringsgerechtigden en jongeren na het doorlopen van de werkstage te groot zijn om in één keer te overbruggen. Dit kan zijn omdat zij minder productief zijn of omdat werkgevers door het gebrek aan werkervaring huiverig zijn deze mensen in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico’s die hiermee gepaard gaan. Door deze subsidiëring worden de financiële risico’s gecompenseerd, en is er een extra voorziening op het terrein van reïntegratie beschikbaar.

Artikel 12 Gesubsidieerde arbeid, volgend op loonkostensubsidie gericht op reïntegratie

Nadat de maximale duur van loonkostensubsidie, zoals bedoeld in artikel 11, is verstreken, zonder dat dit tot toetreding tot de reguliere arbeidsmarkt heeft geleid, kan de werknemer een dienstverband aangeboden krijgen waarbij hij/zij gaat werken op een zogenaamde maatschappelijk nuttige functie. In deze functie participeert de werknemer op de arbeidsmarkt waarbij hij/zij werkervaring opdoet en zich (zo mogelijk op de langere termijn) kwalificeert voor de reguliere arbeidsmarkt. Daarnaast is instroom mogelijk voor voormalig ID- en Wiw-werknemers die, vanwege in de persoongelegen factoren, vooralsnog niet uit kunnen stromen naar de reguliere arbeidsmarkt (zie artikel 13).

Het college stelt vast welke functies zogenaamd maatschappelijk nuttig zijn.

Artikel 13 Werknemers op gesubsidieerde arbeid, Voormalige ID- en Wiw-werknemers

Voor voormalige ID- en Wiw-werknemers worden in beleidsregels de rechten en plichten voor deelname aan uitstroombevorderende maatregelen en arbeidsinschakeling, vastgelegd. Uitgangspunt hierbij is dat de uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt zoveel mogelijk bevorderd wordt. Indien uitstroom vooralsnog niet mogelijk is, vanwege in de persoongelegen factoren, kan de werknemer op een werkplek met een maatschappelijk nuttige functie geplaatst worden. Nieuwe instroom is hier niet mogelijk.

Artikel 14 Inkomstenvrijlating

Voor uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd kan het college nadere beleidsregels vaststellen om de inkomsten voor een deel vrij te laten.

Hierbij geldt in ieder geval dat de vrijlating maximaal 25% van de inkomsten per maand bedraagt, waarbij een maximum in € per beleidsregel wordt vastgesteld. De vrijlating kan in totaal nooit langer dan 6 maanden duren. Daarnaast wordt de vrijlating alleen toegekend als ze naar het oordeel van het college bijdraagt aan de arbeidsinschakeling van de uitkeringsgerechtigde.

Artikel 15 Activeringspremie

In de wet is geregeld dat het college jaarlijks een, gemaximaliseerde, activeringspremie kan verstrekken. De gemeente kan deze activeringspremie verstrekken met het oog op het bevorderen van positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid.

Nadere doelgroepen, de hoogte en de voorwaarden van de activeringspremie worden vastgelegd in beleidsregels. De activeringspremie is onbelast en werkt dus niet door in de inkomensafhankelijke regelingen.

Artikel 16 Overige vergoedingen

Het college kan, ter stimulering van de arbeidsinschakeling, besluiten diverse kosten te vergoeden voor activiteiten die daaraan bijdragen.

Het gaat hierbij in ieder geval om:

  • -

    verhuiskosten;

  • -

    reiskosten;

  • -

    kosten voor kinderopvang.

Artikel 17 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college. Indien noodzakelijk kunnen daarbij nadere beleidsregels worden opgesteld.

Het gestelde in het derde lid heeft betrekking op de zogenaamde “hardheidsclausule”. Een dergelijke bepaling wordt in de verordening opgenomen om het college enige vrijheid te geven bij het toepassen van de bepalingen. Toepassen van deze hardheidsclausule dient echter wel tot het uiterste beperkt te worden. Bij het regelmatig toepassen van deze clausule dient aanpassing van de verordening te worden overwogen.

Artikel 18 behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19 Verantwoording

De raad kan slechts zijn controlerende functie op goede wijze vormgeven indien beschikt wordt over de van belang zijnde gegevens. Het college zal de raad jaarlijks voorzien van informatie over de stand van zaken van het meerjarenbeleidskader Werk en Inkomen. Daarin zal ook de informatie omtrent de uitvoering van de reïntegratieverordening worden opgenomen.

Artikel 20

In de reïntegratieverordening is de raad verplicht om als centrumgemeente op grond van artikel 21, vierde lid van de WWIK, regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen gericht op het bevorderen van arbeidsinschakeling van kunstenaars. De WWIK heeft momenteel de status van een wetsvoorstel. Op het moment dat de WWIK wordt aangenomen, naar verwacht op 1 januari 2005, zal het college bepalen wanneer de reïntegratieverordening voor kunstenaars van toepassing is.