Beleidsregels groene inpassing waterbassins en entrees bedrijven in het glastuinbouwgebied van Westland

Geldend van 02-02-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels groene inpassing waterbassins en entrees bedrijven in het glastuinbouwgebied van Westland

Vastgesteld 21 december 2023

1. Inleiding

Op grond van de bestemmingsplannen Glastuinbouwgebied Westland en Boomawatering zijn aanlegvergunningen noodzakelijk voor waterbassins en verhardingen. Een waterbassin mag langs bepaalde wegen en vaarwegen niet zichtbaar zijn en wordt geacht aan de achterzijde van een glastuinbouwbedrijf te worden aangelegd.

Voor zover dat niet mogelijk is, is in artikel artikel 3.6.3 opgenomen dat een waterbassin langs zo’n weg of vaarweg voldoende moet worden ingeplant, dit ter beoordeling van de groendeskundige. Met deze beleidsregel wordt een invulling gegeven aan wat ‘voldoende inplanting’ betekent. Aanvragen zullen hieraan moeten voldoen. Ook de aanleg van verhardingen is vergunningplichtig. Vooral bij de entree van glastuinbouwbedrijven behoort hier ook een bepaalde groene inkleding bij, enerzijds vanwege een mooie overgang van openbaar naar privaat terrein, maar ook vanwege representatie en een groenere omgeving.

Deze beleidsregels bestaan uit voorschriften waaraan tenminste moet worden voldaan, terwijl er altijd vrijheid van soortkeuze voor de ondernemer is. Uit de beleidsregels kunnen ondernemers ook halen wat ze eventueel nog meer kunnen doen, zo daar behoefte aan is en de wens daartoe bij de ondernemer bestaat.

Deze beleidsregels zijn toetsingskader en een Programma van Eisen voor aanvragen voor waterbassins en verhardingen bij entrees van bedrijven in het glastuinbouwgebied van Westland. De beleidsregel wordt een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

2. Categorisering wegen

In het bestemmingsplan Glastuinbouwgebied zijn wegen gecategoriseerd in drie categorieën (zie afbeelding 1): 1. regionale ontsluitingswegen; 2. gebiedsontsluitingswegen; 3. doorgaande tuinbouwontsluitingswegen.

De niet gecategoriseerde wegen (alle overige wegen) zijn tuinbouwontsluitingswegen waarop weinig tot geen ander verkeer rijdt. Van de vaarwegen is het ‘hoofdvaarnetwerk’ als zodanig aangegeven op de kaart, ook dit vaarnetwerk heeft betekenis voor op te richten werken of de aanleg hiervan.

In deze beleidsregel wordt voor een aantal categorie 3 wegen (de doorgaande tuinbouwontsluitingswegen) een ‘opwaardering’ voorzien als ware zij een categorie 2 weg. Dit vanwege de cultuurhistorische en recreatieve waarde van deze wegen. Deze wegen zijn:

  • Lange Broekweg;

  • Nolweg:

  • Oudecampsweg;

  • Burgerdijksweg;

  • Oostbuurtseweg;

  • Noord-Lierweg;

  • Kleine Achterweg;

  • Hoge Geest (tussen Geestweg en Grote Achterweg);

  • Bonnenlaan/Staelduinlaan;

  • ‘t Louwtje;

  • Wenpad.

Naast de wegencategorisering is er dan ook nog het hoofdvaarnetwerk eaarmee rekening gehouden moet worden.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 1 categorisering wegen / vaarwegen

3. (Basisprincipes) waterbassins

Langs de verschillende gecategoriseerde wegen en langs het hoofdvaarnetwerk gelden verschillende eisen en bestaan verschillende mogelijkheden voor de inplanting van het waterbassin. Er kan gedacht worden aan de volgende basisbouwstenen: 1. het dijklichaam al dan niet met bloemrijk kruidenmengsel; 2. heesterbeplanting met solitairheesters en/of -bomen; 3. losse haag / geschoren haag; 4. (laan)bomen.

Bij al deze bouwstenen wordt zoveel mogelijk streekeigen materiaal toegepast. Dit zijn inheemse soorten die van nature in deze omgeving voorkomen. Door de toepassing van een streekeigen, gevarieerd assortiment wordt een bijdrage geleverd aan de biodiversiteit.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 2 ter illustratie: waterbassins met gras of heesters en bomen of een natuurvriendelijke oever

4. Waterbassins langs een categorie 1 en 2 weg of langs een categorie 3 weg met waarde

Mogelijke inrichtingsvarianten ter keuze aan de ondernemer.

  • 1.

    Gras (bij voorkeur met kruidenmengsel)

    • Voor het waterbassin geldt dat de buitenkant aan alle zijden een groene (gras) invulling krijgt en niet bedekt is met folie;

    • Het bassin krijgt aan de zichtzijde een talud van maximaal 1: 3;

    • Het talud is maaibaar en wordt bij voorkeur met een bloemrijk kruidenmengsel ingezaaid;

    • Daarnaast wordt aanbevolen enkele solitaire bomen te planten.

  • Het bloemrijk kruidenmengsel (bv G1 of M1 van Cruydthoek) wordt aangevuld met eenjarigen zoals klaproos en korenbloem, waardoor op korte termijn een aantrekkelijk beeld ontstaat.

    of

  • 2.

    Heesterbeplanting met solitaire heesters en bomen

    • Talud met maximale helling 1: 2 wordt ingeplant met heesters en daarin enkele solitaire bomen, los van een eventuele laanstructuur;

    • Tenminste 1/3 deel van de kopse kanten van het waterbassin vanaf de zichtzijde wordt eveneens ingeplant als hiervoor;

    • Aanbevolen wordt dat hierin ook solitaire bomen worden geplant;

    • Indien beplanting van het talud niet mogelijk of wenselijk is mag ook gekozen worden voor een heesterbeplanting aan de voor- en zijkant van het waterbassin;

    • Aanbevolen wordt dat hierin ook solitaire bomen worden geplant;

    • De beplanting is direct zodanig volgroeid en op hoogte dat binnen 2 jaar na realisatie het gehele waterbassin aan het zicht onttrokken is. Voor de hoogte geldt dat het groen tenminste 3/4e van het bassin bedekt;

    • Het waterbassin wordt bij voorkeur uitgevoerd in een groene folie.

Waar aantoonbaar geen bomen aangebracht kunnen worden (vanwege bv. kabels en leidingen of ruimtegebrek) kan na instemming van de gemeente hiervan worden afgezien.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 3 variant 1: gras met bij voorkeur kruidenmengsel en bomen

afbeelding binnen de regeling

Afb. 4 variant 2-1: talud beplanting met heesters en solitaire bomen

afbeelding binnen de regeling

Afb. 5 variant 2-2: beplanting heesters en solitaire bomen voor bassin

Het voorgeschreven assortiment bomen en heesters is het volgende:

Assortiment bomen

  • Hollandse Linde (Tilia cordata of europaea)

  • Fladderiep (Ulmus laevis)

  • Wilg (uitgegroeid of geknot) (Salix alba)

  • Grauwe abeel (Populus canescens)

  • Ratelpopulier (Populus tremula)

Assortiment heesters

  • Meidoorn (Crataegus monogyna)

  • Hazelaar (Corylus avellana)

  • Gelderse Roos (Viburnum opulus)

  • Geoorde wilg (Salix aurita)

  • Wilde appel (Malus sylvestris)

  • Olijfwilg (Elaeagnus x ebbingii)

  • Glansmispel (Photinea x Fraserii ‘Red Robin’)

  • Laurier Prunus (Laurocerasus ‘Greenpeace’)

  • Egelantier (Rosa rubiginosa)

  • Duinroos (Rosa pimpinellifolia)

  • Hondsroos (Rosa canina)

  • Kornoelje (Cornus sanguinea)

  • Wilde liguster (Ligustrum vulgare)

5.Waterbassins langs een categorie 3 weg

Het heeft de voorkeur dat het waterbassin wordt ingeplant overeenkomstig de eisen die gesteld worden voor de wegen met de categorieën 1 en 2. Voor zover dit niet wenselijk is, mag ook gekozen worden voor een haag als afschermende beplanting. Dit is aan de ondernemer.

  • Gekozen kan worden uit een strak geschoren haag van één soort of een gemengde haag met een extensiever snoeibeleid. De gemengde haag verdient vanuit de grotere ecologische waarde de voorkeur;

  • Tenminste 1/3 deel van de kopse kanten van het waterbassin vanaf de zichtzijde wordt eveneens ingeplant als hiervoor;

  • De beplanting is direct zodanig volgroeid en op hoogte dat binnen 2 jaar na realisatie het gehele waterbassin aan het zicht onttrokken is. Voor de hoogte geldt dat het groen tenminste 3/4e van het bassin bedekt.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 6 haagbeplaning langs waterbassin

afbeelding binnen de regeling

Afb. 7 haag aan voorzijde waterbassin

afbeelding binnen de regeling

Afb. 8 mogelijk variant haag aan voorzijde waterbassin

Het voorgeschreven assortiment hagen is het volgende:

Assortiment geschoren haag

  • Beuk (Fagus sylvatica)

  • Liguster (Ligustrum ovalifolium)

  • Spaanse aak (Acer campestre)

Assortiment gemengde haag

  • Meidoorn (Crataegus monogyna)

  • Hondsroos (Rosa canina)

  • Spaanse aak (Acer campestre)

  • Liguster (Ligustrum vulgare)

  • Sporkehout (Rhamnus frangula)

6. Waterbassins langs het hoofdvaarnetwerk

  • 1.

    Het dijklichaam

    • Voor het waterbassin geldt dat de buitenkant aan alle zijden een groene invulling krijgt en niet bedekt is met folie;

    • Het bassin krijgt aan de zichtzijde een flauw talud van minimaal 1: 3;

    • Het talud is maaibaar en wordt bij voorkeur met een bloemrijk kruidenmengsel ingezaaid;

    • Daarnaast wordt aanbevolen enkele solitaire bomen te planten (assortiment zie onder waterbassins langs categorie 1 en 2 wegen);

    • Indien het talud aansluit op de watergang is het mogelijk om een natuurlijke overgang te creëren van een vochtig naar een droog milieu;

    • Indien de ondernemer kiest voor bloemrijk kruidenmengsel, wordt het bloemrijk kruidenmengsel aangevuld met eenjarigen, zoals klaproos en korenbloem, waardoor op korte termijn een aantrekkelijk beeld ontstaat.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 9 waterbassin langs hoofdvaarnetwerk

7. (Basisprincipes) Entrees glastuinbouwbedrijven

Veel eigenaren van glastuinbouw- en andere bedrijven in het glastuinbouwgebied besteden weinig tot geen aandacht aan een groene, representatieve inrichting van de entree van het bedrijf. Teneinde hierin verbetering aan te brengen worden eisen gesteld aan de aanleg van verhardingen. Voorwaarde in het bestemmingsplan is dat een in/uitrit niet breder is dan 10 meter. Voor het overige wordt de voorzijde van het glastuinbouwbedrijf ingericht volgens dit programma van eisen.

Voor de landschappelijke inpassing van de entree kan gedacht worden aan verschillende opties afhankelijk van de categorie weg en de inrichting van het gebied waarop de entree aansluit. Uitgangspunt voor de in te richten zone is aan te sluiten op aanwezige, openbare bermen/groenstroken. De maatvoering wordt in principe gerekend vanaf de erfgrens. In overleg met de gemeente kan mogelijk ook de aansluitende berm ingericht worden.

Bouwstenen:

  • 1.

    grasberm;

  • 2.

    heesterbeplanting;

  • 3.

    haag;

  • 4.

    natuurvriendelijke oever;

  • 5.

    boombeplanting.

Bij alle bovenstaande bouwstenen wordt zoveel mogelijk streekeigen plantmateriaal toegepast. Dit zijn inheemse soorten die van nature in deze omgeving voorkomen.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 10 ter illustratie: gewenste en ongewenste entrees van glastuinbouwbedrijven

8. Entrees van (glastuinbouw)bedrijven langs categorie 1 en 2 wegen

Mogelijke inrichtingsvarianten ter keuze aan de ondernemer.

Groenstrook grenzend aan het openbaar gebied

  • 1.

    Breedte 6 meter

    • Vanaf de erfgrens wordt een groenzone met een breedte van 6 meter gerealiseerd, deze breedte is voldoende om gras, heesters en bomen te kunnen planten;

    • Er wordt een opgaande groenstrook aangeplant met streekeigen heesters met solitaire bomen, voor het assortiment zie verderop;

    • Het aantal te planten bomen wordt bepaald in overleg met de gemeente;

    • Een grasberm wordt bij voorkeur ingezaaid met een bloemrijk kruidenmengsel, liefst aangevuld met eenjarigen, zoals klaproos en korenbloem, waardoor op korte termijn een aantrekkelijk beeld ontstaat;

    • Als er aansluitend een gemeentelijke grasberm aanwezig is, wordt deze mogelijk in overleg met de gemeente direct meegenomen;

    • Indien de groenstrook/grasberm aansluit op een water/sloot, is het mogelijk om een natuurlijke overgang te creëren van een vochtig naar een droog milieu;

      of

  • 2.

    Breedte 3 meter met parkeren in het groen

    • Indien er onvoldoende ruimte aanwezig is (bv. omdat anders niet op eigen terrein gedraaid en gekeerd kan worden rekening houdende met het bedrijfsgebouw/dockshelters) of de ondernemer het anderszins bedrijfsmatig noodzakelijk vindt, mag de groenstrook met gras, heesters en bomen in een breedte van 3 meter worden uitgevoerd vanaf de erfgrens aan openbaar gebied;

    • Het aantal te planten bomen wordt bepaald in overleg met de gemeente;

    • Bij voorkeur worden direct achter de groenstrook van 3 meter parkeerplaatsen (in graskeien) aangelegd met een lengte van 5 meter, waarbij tussen de parkeerplaatsen om de 10 meter een solitaire boom of bomen van de 1e of 2e grootte geplant worden. Deze bomen mogen ook in de groenstrook geplant worden;

    • Een grasberm wordt bij voorkeur ingezaaid met een bloemrijk kruidenmengsel, liefst aangevuld met eenjarigen zoals klaproos en korenbloem, waardoor op korte termijn een aantrekkelijk beeld ontstaat;

    • Als er aansluitend een gemeentelijke grasberm aanwezig is, wordt deze mogelijk in overleg met de gemeente direct meegenomen;

    • Indien de groenstrook/grasberm aansluit op een water/sloot, is het mogelijk om een natuurlijke overgang te creëren van een vochtig naar een droog milieu.

afbeelding binnen de regeling

Afb. 11 variant 1: groenstrook met bomen 6 meter breed

afbeelding binnen de regeling

Afb. 12 variant 2: groenstrook met bomen 3 meter en parkeren in het groen

Het voorgeschreven assortiment bomen en heester is het volgende:

Assortiment bomen

Afhankelijk van de beschikbare ruimte en de aanwezige groenstructuur kan een aan te brengen boombeplanting de landschappelijke inpassing duidelijk versterken en ook de identiteit van de betreffende inrit markeren.

De inrit wordt gemarkeerd door een solitaire boom met bijzondere sierwaarde, bijvoorbeeld:

  • Kastanje (Aesculus hippocastanum)

  • Linde (Tilea europaea)

  • Bruine beuk (Fagus sylvatica ‘Atropurpurea’)

In een opgaande losse heesterrand worden verspreid enkele streekeigen bomen opgenomen:

  • Hollandse Linde (Tilia cordata of europaea)

  • Fladderiep (Ulmus laevis)

  • Wilg (uitgegroeid of geknot) (Salix alba)

  • Grauwe abeel (Populus canescens)

  • Ratelpopulier (Populus tremula)

Op het achterliggende (parkeer)terrein worden in open bestrating solitaire bomen aangeplant:

  • Wintereik (Quercus robur)

  • Fladderiep (Ulmus laevis)

  • Els (Alnus speathii ‘Speath’)

Assortiment heesters

  • Meidoorn (Crataegus monogyna)

  • Hazelaar (Corylus avellana)

  • Gelderse Roos (Viburnum opulus)

  • Geoorde wilg (Salix aurita)

  • Wilde appel (Malus sylvestris)

  • Olijfwilg (Elaeagnus x ebbingii)

  • Egelantier (Rosa rubiginosa)

  • Duinroos (Rosa pimpinellifolia)

  • Hondsroos (Rosa canina)

  • Kornoelje (Cornus sanguinea)

  • Wilde liguster (Ligustrum vulgare)

9. Entrees van (glastuinbouw)bedrijven langs categorie 3 wegen

Bij categorie 3 wegen en niet gecategoriseerde wegen, dus alle tuinbouwontsluitingswegen, is vaak maar beperkt ruimte beschikbaar voor een representatieve, groene entree van het bedrijf. Het staat een ondernemer uiteraard vrij om voor een inrichting als opgenomen onder de wegcategorieën 1 en 2 te kiezen, maar volstaan kan worden met:

Mogelijke inrichtingsvarianten ter keuze aan de ondernemer.

Groenstrook aan openbaar gebied

  • 1.

    2 meter met parkeren in het groen

    • Vanaf de erfgrens wordt een groenzone met een breedte van 2 meter gerealiseerd, bestaande uit een grasstrook van 1 meter en een haag van 1 meter hoogte;

    • Als er aansluitend een gemeentelijke grasberm aanwezig is, wordt deze mogelijk in overleg met de gemeente direct bij de inrichting betrokken;

    • Bij voorkeur wordt een aantal bomen geplant van de 3e grootte;

    • Indien de groenstrook/grasberm aansluit op een waterpartij/sloot, is het mogelijk om een natuurlijkvriendelijke oever te creëren; een geleidelijke overgang van een vochtig naar een droog milieu;

    • Afhankelijk van de locatie en de beschikbare ruimte kan gekozen worden uit een strak geschoren haag van 1 soort of een gemengde haag met extensiever snoeibeleid;

    • Direct achter de groenstrook van 2 meter worden bij voorkeur parkeerplaatsen in graskeien aangelegd met een lengte van 5 meter, waarbij bij voorkeur tussen de parkeerplaatsen om de 10 meter een solitaire boom of bomen van de 1e of 2e grootte geplant worden.

      of

  • 2.

    1 meter

    • Voor bedrijven aan niet gecategoriseerde wegen, waarbij onvoldoende ruimte is om bovengenoemde groenstrook (met parkeren in het groen) te realiseren, mag de grasstrook vervallen. Een groenstrook van 1 meter met daarin een strak geschoren haag van 1 soort of een gemengde haag is voldoende;

    • Bij voorkeur wordt een aantal bomen geplant van de 3e grootte;

    • Indien mogelijk worden achter de haag de parkeerplaatsen bij voorkeur in graskeien aangelegd met een lengte van 5 meter.

  • Het voorgeschreven assortiment heesters is gelijk aan die voor de wegcategorieen 1 en 2, hetzelfde geldt voor de bomen waarbij in geval van zeer beperkte ruimte ook kan worden volstaan met bomen van de derde grootte met bijzondere sierwaarde zoals:

    • sierkers (Malus toringo)

    • sierappel (Prunus ‘Sunset Boulevard’)

    • krentenboompje (Amelanchier ‘Robin hill’)

    • lijsterbes (Sorbus x thuringiaca ‘Fastigiata’)

10. Natuurvriendelijke oever

Bij reconstructies of nieuwbouw van glastuinbouwbedrijven gelegen in het NatuurNetwerk Nederland (NNN) is langs watergangen een natuurvriendelijke oever wenselijk waarbij gekozen kan worden uit de weergegeven inrichtingen. Voor ontwikkelingen langs overige watergangen, kan de natuurvriendelijke oever eveneens een (wenselijk) alternatief zijn, waarbij de huidige beschoeiing beschoeiing wordt verwijderd en een glooiend talud aangebracht wordt van max. 1: 3, gerekend vanaf de waterlijn. De hoogte is min. 1 m boven maaiveld. De achterzijde kan bv. opgevangen worden door een keerwand waardoor het voorterrein vanaf de openbare weg/watergang aan het oog onttrokken worden. Als er minder ruimte is kan een haag ingezet worden als alternatief voor het lange talud.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Afb. 13 mogelijke natuurvriendelijke oever

11. Overige bepalingen

Hekwerken

Indien het noodzakelijk is een hekwerk langs het terrein te plaatsen, dan moet dit opgenomen worden in de heester- of een haagbeplanting. In de meeste gevallen betekent dit dat het hekwerk achter de feitelijke erfgrens komt te staan.

Procedure

  • Bij een aanvraag omgevingsvergunning het ontwerp en de uitwerking landschappelijke inpassing toetsen;

  • Tijdsplanning: Beplantingen aanbrengen binnen een half jaar na realisatie van het werk in het plantseizoen (februari-maart);

  • Verplicht onderhoud en instandhouding (voorwaarde aan de vergunning).

Regels (technische aspecten)

  • Regels bestemmingsplan

Kwaliteitseisen beplanting (levermaat)

  • Hagen, maat 100-120, wortelgoed;

  • Heesters, maat 100-120, wortel- of kluitgoed;

  • Bomen, maat 18-20.

Kwaliteitseisen groeiplaats

  • ophooggrond (schone grond, AW kwaliteit) vrij van wortelonkruiden;

  • 15 cm compost doormengen.

Ondertekening