Beleidsregels tegemoetkoming kosten eigen bijdrage kinderopvang Best 2015

Geldend van 01-02-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels tegemoetkoming kosten eigen bijdrage kinderopvang Best 2015

Burgemeester en wethouders van Best stellen de volgende beleidsregels vast:

Beleidsregels tegemoetkoming kosten eigen bijdrage kinderopvang Best 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a)

    college: het college van burgemeester en wethouders van Best;

  • b)

    kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het basis onderwijs voor die kinderopvang begint;

  • c)

    ouder: ouders, gescheiden ouders, gescheiden co-ouderschap, pleegouders en verzorgers waarvoor definities worden gehanteerd conform de Wko;

  • d)

    Wko: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • e)

    Uitkering: een uitkering op grond van de Participatiewet, de Ioaw of de Ioaz.

Artikel 2 Doelgroep

Er bestaat recht op een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag voor een kind, als de aanvrager behoort tot de volgende doelgroep:

  • -

    een ouder met een uitkering in traject naar werk of met parttime werk;

  • -

    een ouder die vanuit de uitkering volledig uitstroomt naar werk;

  • -

    een scholier tot 18 jaar met bijstand voor levensonderhoud;

Artikel 3 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1. Het recht op een bijdrage voor doelgroepouders wordt beperkt tot de maanden waarin de doelgroepouder daadwerkelijk bezig is met een re-integratietraject.

  • 2. Kosten van kinderopvang boven het wettelijk maximaal aantal uren per maand worden niet vergoed.

  • 3. Komt men niet in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag dan bestaat er geen recht op de tegemoetkoming.

  • 4. Om de juiste bijdrage vast te stellen dient de ouder de nota van het kindercentrum en de beschikking van de kinderopvangtoeslag moeten overleggen.

  • 5. Een aanvraag van een ouder die vanuit de uitkering volledig uitstroomt naar werk bevat tevens een afschrift van het arbeidscontract.

  • 6. De kinderopvang waar het kind geplaatst wordt moet geregistreerd staan in het landelijk register kinderopvang.

Artikel 4 Hoogte tegemoetkoming

  • 1. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt het verschil tussen de totale kosten van kinderopvang minus de kinderopvangtoeslag, behoudens het gestelde in artikel 3 lid 1 tot en met 3.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming voor de ouder die vanuit de Participatiewet-, Ioaw- of Ioaz-uitkering volledig uitstroomt naar werk bedraagt eenmalig € 300.

Artikel 5 Betaling tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming zoals genoemd in artikel 4 lid 1 wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald aan de ouder of aan de kinderopvangorganisatie, op basis van een door de ouder afgegeven machtiging.

  • 2. De tegemoetkoming zoals genoemd in artikel 4 lid 2 wordt eenmalig in zijn geheel aan de ouder uitbetaald.

Artikel 6 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming kinderopvangtoeslag binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 7 Verrekening met de betalingen

  • 1. De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen acht weken betaald, onder verrekening van de reeds betaalde tegemoetkomingen.

  • 2. Teveel betaalde tegemoetkomingen worden zo mogelijk verrekend met lopende tegemoetkomingen dan wel teruggevorderd.

Artikel 8 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

Artikel 9 Herziening en intrekking

Het college herziet het recht op tegemoetkoming of trekt dit in:

  • a)

    als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld artikel 8 geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog verstrekte tegemoetkoming;

  • b)

    als anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekt is.

Artikel 10 Terugvordering

Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 9 genomen heeft, vordert het college de ten onrechte of te hoog verstrekte tegemoetkoming terug.

Artikel 11 Slotbepalingen

  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen in deze beleidsregels is bepaald, indien toepassing van de regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2015; de “Beleidsregel tegemoetkoming kosten eigen bijdrage kinderopvang” wordt ingetrokken per 1 januari 2015;

  • 3. Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Beleidsregels tegemoetkoming kosten eigen bijdrage Kinderopvang 2015’.

Ondertekening

04-11-2014,

Burgemeester en wethouders van Best,

drs. A.G.T. van Aert

burgemeester

mevr. drs. C.M.M. Noordman

gemeentesecretaris

Toelichting

Ouders die niet werken, doch aanspraak maken op kinderopvangtoeslag omdat zij deelnemen aan een traject naar werk ontvingen tot 2013 een deel van de kinderopvangtoeslag, de zogenoemde vaste voet, van de gemeente. De uitkering van het zogenaamde rijksdeel van de kinderopvangtoeslag vindt sinds de invoering van de Wet kinderopvang in 2005 plaats door de Belastingdienst. Vanaf 2013 wordt de uitbetaling van de volledige toeslag voor betrokken ouders volledig door de Belastingdienst gedaan. Het uitkeren van de aanvullende compensatie van de eigen bijdrage blijft daarentegen een taak voor de gemeente. Gemeenten hebben vanaf 2013 de bevoegdheid om de compensatie al dan niet te verlenen en kunnen zelf de omvang daarvan bepalen. Met het vaststellen van deze beleidsregels kiest het college voor het invullen van deze bevoegdheid.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Doelgroep

Tot de doelgroep wordt de ouder met een (al dan niet gedeeltelijke) bijstandsuitkering gerekend die activiteiten verricht, gericht op inschakeling in het arbeidsproces, die tot gevolg hebben dat anderen dan de ouder de verzorging en de opvoeding van het kind of de kinderen op zich moeten nemen gedurende de uren dat de ouder daarvoor niet beschikbaar is. De doelgroep wordt aangevuld met ouders die vanuit een uitkeringssituatie volledig uitstromen naar werk. Dit om te voorkomen dat men in dat geval geconfronteerd wordt met hogere kosten voor kinderopvang. Tot slot worden scholieren met een uitkering ook tot de doelgroep gerekend. Dit om te voorkomen dat de kosten van kinderopvang een belemmering vormen voor het behalen van een startkwalificatie.

Artikel 3 Voorwaarden en weigeringsgronden

Het recht op een bijdrage voor doelgroepouders wordt beperkt tot de maanden waarin de ouder daadwerkelijk bezig is met een re-integratietraject. Als een ouder geen traject volgt, kan deze immers zelf de opvoeding en verzorging van het kind op zich nemen. In 2012 is voor werkende ouders die geen gebruikmaken van een uitkering de kinderopvangtoeslag gekoppeld aan de gewerkte uren van de minst werkende partner. Voor werkende ouders geldt een maximum van 230 uur. Voor ouders met een uitkering bestond de koppeling van de kinderopvangtoeslag aan het benodigd aantal uren nog niet. Om de financiële middelen voor de kinderopvangtoeslag zo doelmatig mogelijk in te zetten maakt de wet vanaf 2013 ook voor ouders met een uitkering een koppeling tussen het recht op toeslag en het aantal uur van een traject naar werk. Vanwege de forse ingreep die dat met zich meebrengt, zal de urenkoppeling voor ouders met een uitkering gefaseerd worden ingevoerd. Zo zal in 2013 alleen recht op kinderopvangtoeslag mogelijk zijn voor de maanden waarin daadwerkelijk een traject naar werk wordt gevolgd. Later zal van rijkswege invulling worden gegeven aan de koppeling van het aantal uur van een traject naar werk aan het aantal uren dat dit recht geeft op kinderopvangtoeslag. De gemeentelijke tegemoetkoming sluit via artikel 3 lid 2 van deze beleidsregel aan op deze systematiek. De aanvraag voor een tegemoetkoming kan pas bij de gemeente worden ingediend als de ouder over de nota van het kindercentrum en de beschikking van de kinderopvangtoeslag beschikt. Op basis van deze gegevens kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Een aanvraag van een ouder die vanuit een uitkeringssituatie volledig uitstroomt naar werk bevat tevens een afschrift van het arbeidscontract.

Artikel 4 Hoogte tegemoetkoming

Vanaf 2013 hebben de laagste inkomens recht op een kinderopvangtoeslag van ongeveer 90% van de kosten via de Belastingdienst. De gemeente heeft de bevoegdheid de kinderopvangtoeslag voor zelf te bepalen doelgroepen aan te vullen. De gemeente Best heeft ervoor gekozen om de eigen bijdrage van de kosten van kinderopvang van ouders die een uitkering van de gemeente ontvangen en een re-integratietraject volgen, alsmede scholieren die een uitkering ontvangen volledig te vergoeden. Daarnaast kan een uitkeringsgerechtigde die uitstroomt naar werk een beroep doen op een eenmalige tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang. Wanneer een uitkeringsgerechtigde uitstroomt naar werk kan het voorkomen dat er sprake is van een armoedeval aangezien belanghebbenden dan geconfronteerd kunnen worden met een hogere eigen bijdrage in de kosten van de kinderopvang. De gemeente kan in dergelijke gevallen een eenmalige tegemoetkoming van € 300 verstrekken. Hiermee wordt voorkomen dat een belanghebbende direct geconfronteerd wordt met hogere kosten voor kinderopvang.

Artikel 5 Betaling tegemoetkoming

De tegemoetkoming wordt betaald in de vorm van maandelijkse voorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag van de tegemoetkoming waarop de ouder recht heeft, wordt gedeeld in gelijke delen. De gemeente betaalt de tegemoetkoming uit aan de ouder. De ouder kan, al dan niet op verzoek van het kindercentrum of het gastouderbureau, de gemeente machtigen om de betalingen rechtstreeks aan dat kindercentrum of gastouderbureau te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindercentrum of gastouderbureau, er blijft sprake van een betaling van de tegemoetkoming van gemeente aan de ouder. De tegemoetkoming zoals genoemd in artikel 4 lid 2 wordt eenmalig in zijn geheel aan de ouder uitbetaald.

Artikel 6 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

Uiterlijk vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend, dient de ouder (eventueel door tussenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau) een overzicht van de feitelijke kosten in te leveren. Vervolgens zal het college binnen acht weken na ontvangst van het overzicht de tegemoetkoming definitief vaststellen.

Artikel 7 Verrekening met de betalingen

Dit artikel regelt de uitbetaling van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 8 Inlichtingenplicht

In dit artikel is voor de vaststelling en verstrekking van een tegemoetkoming een inlichtingenplicht opgenomen voor de ontvanger van de tegemoetkoming. Zie voor de specifieke (uiteenlopende) gevolgen van het niet nakomen van deze verplichting de artikelen 9 en 10 van deze beleidsregel.

Artikel 9 Herziening en intrekking

Het college kan per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde besluiten al dan niet tot herziening of intrekking over te gaan. Indien tot herziening of intrekking besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid echter wel een zorgvuldig onderzoek en rapportage alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is.

Artikel 10 Terugvordering

Het college kan per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een uitkeringsgerechtigde besluiten al dan niet tot terugvordering over te gaan. Indien tot terugvordering besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid een zorgvuldig onderzoek en rapportage alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is.

Artikel 11 Slotbepalingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.