Besluit van de raad van de gemeente Kampen tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie gemeente Kampen

Geldend van 31-01-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Kampen tot vaststelling van de Verordening nadeelcompensatie gemeente Kampen

De raad van de gemeente Kampen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders 12 december 2023, kenmerk 83132-2023,

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet,

besluit vast te stellen de

Verordening nadeelcompensatie gemeente Kampen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    aanvraag: aanvraag om schadevergoeding op grond van artikel 15.1 van de Omgevingswet of artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    aanvrager: de indiener van een aanvraag als bedoeld in artikel 4 van deze verordening;

  • -

    belanghebbende:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht;

  • -

    bestuursorgaan: het orgaan dat het schadeveroorzakende besluit heeft genomen of onder wiens verantwoordelijkheid de schadeveroorzakende feitelijke handeling is verricht, zijnde: de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester van de gemeente Kampen;

  • -

    deskundige: een adviescommissie zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 4:130 van de Algemene wet bestuursrecht, bestaande uit een of meer adviseurs als bedoeld in Afdeling 3.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    gemeente: gemeente Kampen;

  • -

    kostenschade: schade in de vorm van extra (bedrijfs)kosten die hebben geleid tot een algehele toename van de desbetreffende kostenposten;

  • -

    schade: schade als bedoeld in deze verordening, waaronder begrepen brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 15.1 van de Omgevingswet, waarvan de aanvrager stelt dat de gestelde schade wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere schadevergoedingsregeling van toepassing is.

Artikel 3 Heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag

  • 1.

    Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht van € 300,- geheven.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, wordt de aanvrager eenmaal een mogelijkheid geboden om het verzuim binnen twee weken te herstellen. Als het verzuim niet tijdig is hersteld, verklaart het bestuursorgaan de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 4 De aanvraag om schadevergoeding

  • 1.

    De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een daartoe beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    In aanvulling op de artikelen 4:2 en 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht bevat een aanvraag mede:

    • a.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: jaarrekeningen over het jaar waarin schade is geleden en de drie daaraan voorafgaande jaren en de periodieke omzetgegevens (exclusief B.T.W) per maand of kwartaal over deze jaren, en

    • b.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

  • 3.

    Ter beoordeling van het bestuursorgaan kunnen zo nodig aanvullende stukken en specificaties worden gevraagd.

Artikel 5 Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag

  • 1.

    Het bestuursorgaan neemt de aanvraag niet in behandeling indien deze niet overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 4:2 en 4:127 van de Algemene wet bestuursrecht, of het tweede of derde lid van artikel 4 van deze verordening is ingediend en van de geboden gelegenheid om de aanvraag aan te vullen niet tijdig of onvoldoende is gebruik gemaakt.

  • 2.

    Een besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen wordt aan de aanvrager schriftelijk medegedeeld binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

  • 3.

    Het bestuursorgaan wijst de aanvraag zonder nader onderzoek af indien het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is.

  • 4.

    Het bestuursorgaan wijst de aanvraag zonder nader onderzoek af indien het in de aanvraag genoemde bedrag aan schadevergoeding minder bedraagt dan € 500,-- voor natuurlijke personen en € 1.000,-- voor rechtspersonen.

  • 5.

    Het besluit om de aanvraag af te wijzen op grond van het derde of vierde lid wordt aan de aanvrager schriftelijk medegedeeld binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, onderscheidenlijk binnen acht weken nadat de termijn is verstreken gedurende welke de aanvrager de aanvraag kon aanvullen.

Artikel 6 De deskundige

  • 1.

    Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van deze verordening kan het bestuursorgaan, bijvoorbeeld indien sprake is van complexe juridische en/of financiële omstandigheden, een deskundige benoemen.

  • 2.

    De deskundige heeft tot taak het bestuursorgaan van onpartijdig en deskundig advies te dienen over de op de aanvraag te nemen beslissing.

  • 3.

    De deskundige maakt geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van de gemeente. Daarnaast maakt de deskundige geen deel uit van de bezwaarschriftencommissie van de gemeente.

  • 4.

    Het bestuursorgaan stelt de aanvrager in kennis van het voornemen om een deskundige aan te stellen. De aanvrager kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving, schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere deskundigen indienen bij het bestuursorgaan.

  • 5.

    Naast de aanvrager wordt, voor zover van toepassing, bij de adviesprocedure betrokken:

    • a.

      degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, lid 1, Omgevingswet is gesloten, en

    • b.

      als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d Omgevingswet, de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht, tenzij:

      • 1.

        de schadevergoeding redelijkerwijs voor rekening behoort te blijven van het bestuursorgaan, of

      • 2.

        de schadevergoeding voldoende op een andere manier is verzekerd.

  • 6.

    De belanghebbende kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving, schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere deskundigen indienen bij het bestuursorgaan.

  • 7.

    Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na ontvangst van een wrakingsverzoek over het ingediende verzoek tot wraking van één of meerdere deskundigen.

Artikel 7 Procedure deskundige

  • 1.

    De deskundige stelt de aanvrager en, indien aan de orde, de belanghebbende in kennis van de procedure die de deskundige volgt.

  • 2.

    Het bestuursorgaan, de aanvrager en de belanghebbende, stellen de deskundige de gegevens en bescheiden ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van zijn taak.

  • 3.

    De deskundige kan voor de advisering over de aanvraag inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden. Indien met het verstrekken van inlichtingen of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de deskundige deze bevoegdheid pas uit na instemming van het college.

  • 4.

    De deskundige stelt de aanvrager en het bestuursorgaan en indien aan de orde de belanghebbende in de gelegenheid om een (mondelinge) toelichting te geven dan wel een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 5.

    Van de toelichtingen wordt een verslag opgemaakt dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 6.

    Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de deskundige de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de deskundige.

  • 7.

    Alvorens de deskundige zijn definitieve advies opstelt, maakt hij een conceptadvies op.

  • 8.

    Het conceptadvies wordt uiterlijk zestien weken nadat de deskundige is aangewezen, aan de aanvrager, het bestuursorgaan en indien aan de orde de belanghebbende toegezonden. Indien niet binnen deze termijn een conceptadvies opgemaakt kan worden, deelt de deskundige de aanvrager en het bestuursorgaan gemotiveerd mede, waarom deze termijn overschreden wordt. Hij geeft daarbij een termijn aan waarbinnen het conceptadvies aan aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbende zal worden toegezonden.

  • 9.

    De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbende maken eventuele bedenkingen tegen het conceptadvies, uiterlijk vier weken na de datum van verzending daarvan, schriftelijk aan de deskundige kenbaar.

  • 10.

    In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de deskundige binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een definitief advies, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken. De deskundige kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 11.

    In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de deskundige binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 8 Beslissing op de aanvraag

  • 1.

    Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn, onder toezending van het advies, bekend aan de aanvrager en de belanghebbende.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de in het eerste lid bedoelde beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 9 Voorschot (in het geval van inkomensschade)

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding en wiens belang naar het oordeel van het bestuursorgaan vordert dat aan hem een voorschot wordt toegekend, op diens verzoek een voorschot op de geleden en/of nog te lijden inkomensschade toekennen.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan zich over het al dan niet verstrekken van een voorschot laten adviseren door de deskundige.

  • 3.

    Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot. Het bestuursorgaan kan daarvoor zekerheidstelling verlangen.

  • 4.

    De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 10 Betalen schadevergoeding

  • 1.

    Bij een gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag, wordt de toegewezen schadevergoeding volledig betaald na het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

  • 2.

    De betaling vindt plaats door overschrijving naar de door de aanvrager aangegeven rekening, onder gelijktijdige restitutie van het door aanvrager betaalde recht en verminderd met een aan aanvrager betaald voorschot.

Artikel 11 Reikwijdte

Deze verordening is van toepassing op schade die is ontstaan na de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 12 Overgangsrecht

In afwijking van het bepaalde in deze verordening blijft de ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade Kampen’ van kracht voor aanvragen waarop ingevolge de artikelen 4.18 en 4.19 van de Invoeringswet Omgevingswet het oude recht van toepassing blijft.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening nadeelcompensatie gemeente Kampen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 januari 2024.

De raad van de gemeente Kampen

Mw. M.E. Veldhoen,

griffier

S. de Rouwe,

voorzitter

TOELICHTING BIJ VERORDENING NADEELCOMPENSATIE KAMPEN

Algemene Toelichting

Met ingang van 1 januari 2024 is titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking getreden. Deze wetten vervangen meerdere afzonderlijke wettelijke en niet-wettelijke schadevergoedingsregelingen, zoals het stelsel van planschade ex artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening en het niet gecodificeerde stelsel van nadeelcompensatie op basis van het zogenaamde égalitébeginsel.

Titel 4.5 Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan aanvragen wegens winst- of inkomensderving, gederfde huurinkomsten of de waardevermindering van een onroerende zaak.

In Afdeling 15.1 van de Ow is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb.

Nadeelcompensatie is een overkoepelende term voor (schade)vergoeding welke, op aanvraag van de aanvrager, aan de orde kan zijn bij gevallen waarin een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak schade veroorzaakt die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico of het normaal ondernemersrisico (onevenredig nadeel) en die de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

De gemeente Kampen beschikt over een planschadeprocedureverordening. Dit is de door de raad in 2009 vastgestelde de ‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade Kampen’.

De Awb en de Ow bevatten dwingende bepalingen voor nadeelcompensatie. Na inwerkingtreding van de wijziging van de Awb en de Ow hebben de bestaande verordeningen over planschade en nadeelcompensatie (waarover de gemeente Kampen niet beschikte) hun werking verloren, behalve voor gevallen die vallen onder het overgangsrecht. Op die gevallen blijft het oude recht van toepassing en dus ook de “oude” verordening. Om die reden wordt de “oude” verordening ook nog niet ingetrokken.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Bestuursorgaan

Met bestuursorgaan wordt bedoeld de organen als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, Awb.

Op gemeentelijk niveau gaat het om de gemeenteraad, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders. Deze bestuursorganen kunnen besluiten nemen die als schadeoorzaak kunnen worden aangemerkt.

Ten aanzien van het bevoegd gezag is voorts, voor zover het de gemeente betreft, in artikel 15.8 Ow bepaald dat als de aanvraag om schadevergoeding, zoals bedoeld in afdeling 15.1 Ow, betrekking heeft op een besluit van de gemeenteraad, als bestuursorgaan dat de schadevergoeding toekent als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, Awb, het college van burgemeester en wethouders wordt aangemerkt.

Een bestuursorgaan kan de bevoegdheid om te beslissen op een aanvraag, zoals bedoeld in afdeling 15.1 Ow, om schadevergoeding overdragen aan een ander bestuursorgaan. Ten aanzien hiervan kunnen regels bij algemene maatregel van bestuur worden gesteld.

Schade

Binnen het stelsel van nadeelcompensatie wordt voor het schadebegrip aansluiting gezocht bij artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek. Schade betreft alleen materiële schade (schade die direct in geld kan worden uitgedrukt) en kan bestaan uit brutowinst- of inkomensderving, kostenschade, derving van huurinkomsten dan wel een waardevermindering van een onroerende zaak.

Binnen het stelsel van nadeelcompensatie geldt dat deze schade veroorzaakt dient te zijn door een bestuursorgaan in de rechtmatige uitoefening van zijn publiekrechtelijke bevoegdheid of taak.

De schade dient in een voldoende causaal verband te kunnen worden gebracht met de schadeoorzaak en daaraan ook ex artikel 6.98 Burgerlijk Wetboek zijn toe te rekenen.

Voor tegemoetkoming komt slechts schade in aanmerking die het boven het normale maatschappelijke risico of het normaal ondernemersrisico (abnormale last) van de benadeelde uit is gestegen en de benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar heeft getroffen (speciale last).

Artikel 2 Toepassingsbereik

Eerste lid

Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

Tweede lid

Verder is deze verordening niet van toepassing op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere schadevergoedingsregeling geldt. Als een bijzondere schadevergoedingsregeling, waarop deze verordening niet van toepassing is, geldt bijvoorbeeld de regeling “Nadere regels kabels en leidingen gemeente Kampen”.

Artikel 3 Heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag

Dit artikel regelt het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding. Artikel 4:128 Awb geeft de mogelijkheid een recht te heffen tot maximaal € 500,-. Met het heffen van een recht voor het in behandeling nemen van de aanvraag, wordt ernaar gestreefd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om nadeelcompensatie. Artikel 4:128 Awb bepaalt verder dat het heffen van een recht alleen mogelijk is “bij wettelijk voorschrift”. Het recht bedraagt € 300,-. Bij de gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag wordt dit betaalde recht volledig conform artikel 4:129 Awb terugbetaald.

Artikel 4 De aanvraag om schadevergoeding

In artikel 4:2 van de Awb is vastgelegd dat een aanvraag wordt ondertekend en ten minste bevat: (a) de naam en het adres van de aanvrager, (b) de dagtekening en (c) een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd. Hiernaast is bepaald dat de aanvrager ook de gegevens en bescheiden verschaft die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

In artikel 4:127 van de Awb is vastgelegd dat de aanvraag mede bevat: (d) een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis en (e) een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, (f) voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade of een specificatie daarvan.

In aanvulling op de wettelijk opgesomde eisen is, mede gezien de aard van de materie, een aantal gegevens noodzakelijk om tot een weloverwogen beoordeling en beslissing op de aanvraag te kunnen komen. Voor zover het winst- of inkomstenderving betreft, dienen bij de beoordeling van de aanvraag de gerealiseerde omzetten en de jaarrekening over het jaar waarin de schade is geleden, alsmede de gerealiseerde omzetten en de jaarrekeningen over een periode van drie jaar voorafgaande aan het jaar waarin de schade is geleden te worden betrokken.

Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. De gemeente moet dan aangeven bij de aanvrager dat de aanvraag niet compleet is om in behandeling te worden genomen. De gemeente kan dan expliciet de termijnen opschorten tot het moment dat wel de stukken zijn ingediend.

Artikel 5 Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag

Het bestuursorgaan kan besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen indien de aanvraag niet volledig is ingediend conform de eisen van de artikelen 4:2 en 4:127 Awb. Daarnaast kan het bestuursorgaan besluiten een aanvraag af te wijzen bijvoorbeeld omdat het kennelijk ongegrond is.

Een aanvraag kan worden aangemerkt als ‘kennelijk ongegrond’, indien zonder uitgebreid inhoudelijk onderzoek duidelijk is dat de aanvraag niet voor toewijzing in aanmerking komt, bijvoorbeeld indien sprake is van een harde juridische belemmering, zoals het ontbreken van een belang, een premature aanvraag of een “verjaarde” schadeoorzaak.

Absoluut lage schades worden als bagatelschade aangemerkt en komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking. Voor particulieren geldt een absolute minimale ondergrens van

€ 500,- en voor ondernemers geldt een absolute minimale ondergrens van € 1.000,-.

Artikel 6-7 De deskundige en Procedure deskundige

Indien de aanvraag niet op een vereenvoudigde wijze wordt afgewikkeld en/of de beoordeling van nadeelcompensatieaanvraag bijzondere deskundigheid vereist, kan het bestuursorgaan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:130 Awb een adviescommissie benoemen. Het begrip adviescommissie wordt in de wet niet gedefinieerd, maar kan volgens de artikelsgewijze toelichting van artikel 4:130 bestaan uit één of meerdere deskundigen.

De gemeente kiest niet voor het benoemen en instellen van een vaste structurele adviescommissie maar voor de mogelijkheid om per geval een afweging te maken over de inschakeling van onpartijdige deskundigheid. Afhankelijk van de feiten en omstandigheden en de juridische en/of financiële complexiteit van het geval, kunnen één of meerdere deskundigen worden gevraagd om de aanvraag te beoordelen en het bestuursorgaan te adviseren over de wijze van afwikkeling van de aanvraag.

Met deze benadering ontstaat een flexibel en op maat gericht systeem voor het inschakelen van onpartijdige deskundigenadvisering die kan bestaan uit een advieskantoor, maar ook uit individuele personen of zelfs, bijvoorbeeld bij grotere projecten, een daarvoor opgerichte adviescommissie.

De aanvrager, eventuele andere betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling over het voornemen van het bestuursorgaan om advies in te winnen bij een deskundige c.q. een adviescommissie schriftelijk en voldoende gemotiveerd een verzoek tot wraking van de deskundige dan wel één of meerdere leden van de adviescommissie bij het bestuursorgaan indienen. Een verzoek tot wraking dient betrekking te hebben op feiten of omstandigheden waardoor de vereiste deskundigheid en onafhankelijkheid schade zou kunnen lijden.

Deze artikelen regelen, in aanvulling op afdeling 3.3. Awb, hoe de afhandeling van de aanvraag verloopt wanneer een deskundige en/of deskundigen worden benoemd.

Van belang is dat de te benoemen deskundige(n) geen onderdeel uitmaakt/uitmaken van de bestuurlijke of ambtelijke organisatie van de gemeente Kampen. Daarnaast maakt de deskundige geen deel uit van de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie.

De bij de beoordeling gehanteerde uitgangspunten en criteria en de overwegingen en uitkomsten van de beoordeling van de deskundige worden vastgelegd in een adviesrapport.

Dit rapport wordt, nadat partijen, inclusief meegebrachte deskundigen, ook in de gelegenheid zijn gesteld om een mondelinge toelichting te geven, eerst in concept toegezonden aan alle betrokken partijen. De partijen worden in de gelegenheid gesteld om schriftelijk op het rapport te reageren. De deskundige beoordeelt deze schriftelijke reactie en brengt vervolgens een definitief adviesrapport uit.

Ten behoeve van het door de deskundige uit te voeren onderzoek, is de deskundige bevoegd om bij het bestuursorgaan en de aanvrager nadere informatie op te vragen die de deskundige noodzakelijk acht voor een goede en zorgvuldige beoordeling. Tevens kan de deskundige een plaatsopneming houden. Indien de deskundige dit noodzakelijk acht voor een goede beoordeling van het verzoek, kan hij -nadat hij voorafgaand toestemming heeft gekregen van de gemeente- externe deskundigheid inroepen; bijvoorbeeld in het kader van geluid-, geur, of trillingsonderzoek.

Artikel 8 Beslissing op de aanvraag

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9 Voorschot (inkomensschade)

Dit artikel regelt dat in uitzonderlijke situaties, die gekenmerkt worden door een gecompliceerd karakter van de aanvraag om vergoeding, uit oogpunt van redelijkheid en billijkheid, zoals een acute liquiditeitsproblematiek, een voorschot kan worden gegeven. Een eventuele toekenning van een voorschot kan alleen aan de orde zijn bij gestelde inkomensschade. Bij vermogensschade (waardevermindering van een onroerende zaak) is geen sprake van een acute financiële noodzaak voor het verstrekken van een voorschot.

Uitgangspunt bij de beoordeling van gestelde inkomstenderving is dat aanvragen om schadevergoeding worden ingediend nadat het schadejaar financieel is afgesloten, door middel van een jaarrekening en winst- en verliesrekening. De jaarrekening en de winst- en verliesrekening is noodzakelijk voor het beoordelen van de aard en omvang van de schade, zoals het vaststellen van de brutowinstmarge, het controleren van de omzetgegevens en het bepalen van eventuele kostenbesparingen of extra gemaakte kosten.

Het is niet uitgesloten dat in sommige gevallen de aard en omvang van de schade zodanig van invloed is op de financiële bedrijfsvoering dat het afwachten van de afsluiting van het boekjaar niet mogelijk is zonder in aanmerkelijke financiële problemen te geraken. Hierdoor kunnen betalingsproblemen ontstaan, zoals met betrekking tot het betalen van de BTW, huren, lonen en salarissen etc.

Deze voorschotregeling is bedoeld om dergelijke ingrijpende financiële problemen (zoals een faillissement) te voorkomen.

De aanvrager die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor nadeelcompensatie kan bij het bestuursorgaan een aanvraag indienen om een voorschot op die nadeelcompensatie, waardoor reeds in het schadejaar een voorlopige beslissing kan worden genomen over het al dan niet verstrekken van een voorschot. De aanvrager dient te onderbouwen dat sprake is van een spoedeisend belang.

Het verlenen van een voorschot is gebaseerd op artikel 4:95 Awb.

Indien een voorschot wordt uitgekeerd, betekent dit niet op voorhand dat per definitie een recht op schadevergoeding ontstaat. De beoordeling van het recht op schadevergoeding geschiedt bij de reguliere behandeling van de aanvraag om schadevergoeding.

De gemeente Kampen kan zich laten adviseren door de deskundige over de vraag of er recht bestaat op een voorschot en zo ja, hoe groot dit voorschot dient te zijn. Het voorschot kan nooit hoger zijn dan 70% van de over de beoordeelde voorschotperiode berekende onevenredige schade.

De aanvrager dient voorts schriftelijk te garanderen, al dan niet met zekerheidsstelling, dat indien achteraf het voorschot geheel of gedeeltelijk onverschuldigd betaald blijkt te zijn, dit onverschuldigd bedrag wordt terugbetaald aan de gemeente. Het toekennen van een voorschot leidt niet tot het erkennen van aanspraak op een vergoeding zoals bedoeld in deze verordening.

De termijn waarbinnen het voorschot betaald moet worden, wordt geregeld in artikel

4:87 Awb.

Artikel 10 – 11 Betalen schadevergoeding - Reikwijdte

Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 12 Overgangsrecht

De ‘Verordening nadeelcompensatie Kampen’ treedt in de plaats van de ‘‘Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade” van de gemeente Kampen. Deze laatste verordening kan vanwege het overgangsrecht nog wel relevant zijn voor het afhandelen van planschadeverzoeken en wordt dus nog niet ingetrokken.

Het planschaderecht conform de Wet ruimtelijke ordening zal vanwege het ruime overgangsrecht nog jarenlang van toepassing zijn op inkomende verzoeken om schadevergoeding. Op grond van dit overgangsrecht blijft het “oude recht” – de huidige planschadeprocedureverordening daaronder nadrukkelijk begrepen – nog geruime tijd van toepassing op de afhandeling van schadeverzoeken.

Bij schade die bijvoorbeeld veroorzaakt wordt door een bestemmingsplan dat nog als ontwerp ter inzage is gelegd vóór de inwerkingtreding van de Ow, blijft het oude planschaderecht tot 5 jaar ná het van kracht worden van dat plan van toepassing (artikel 4.19 lid 2 Invoeringswet). Ook bij schade veroorzaakt door een afwijkingsvergunning die is aangevraagd vóór de inwerkingtreding van de Ow, blijft het oude recht tot 5 jaar ná de vaststelling van dat besluit van toepassing (artikel 4.18 lid 2 Invoeringswet).

Verder is ook een “reguliere” omgevingsvergunning die ná inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt verleend op grond van een ten tijde van de inwerkingtreding van die wet geldend bestemmingsplan, wijzigingsplan, uitwerkingsplan, inpassingsplan of beheersverordening niet aan te merken als een schadeveroorzakend besluit van de nieuwe wet (artikel 22.13 lid 1 Ow, geconsolideerde versie 4 juni 2021).

De eerste “indirecte schadeoorzaken” waarop de nieuwe regeling van toepassing is, zullen “afwijkingsvergunningen” (BOPA’s) zijn die na de inwerkingtreding van de Ow zijn aangevraagd en een stuk later de “reguliere” omgevingsvergunningen die op basis van een nieuw omgevingsplan zijn verleend. Dit kan dus jaren ná de inwerkingtreding van de Ow zijn. Een omgevingsplan kan wel een schadeoorzaak zijn voor “directe schade”, zodat bij dit soort schades de nieuwe schaderegeling eerder kan worden toegepast. In artikel 15.1 Ow wordt namelijk het omgevingsplan expliciet als schadeoorzaak genoemd, maar door de werking van de artikelen 15.3 en 15.4 Ow gaat het wat betreft het omgevingsplan alleen om directe schade. Indirecte schade wordt in de systematiek van de Ow nadrukkelijk gekoppeld aan de omgevingsvergunning, dan wel de melding of de start van de activiteit.

In de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (hierna: Wns) is het overgangsrecht opgenomen voor nadeelcompensatiezaken op grond van titel 4.5 Awb. Dit gaat om nadeelcompensatie als gevolg van andere schadeoorzaken dan die genoemd zijn in de Ow. Het overgangsrecht voor deze algemene nadeelcompensatiezaken is opgenomen in artikel IV van de Wns, waarin het volgende is bepaald:

  • Op schade die is veroorzaakt door een besluit dat werd bekendgemaakt of een handeling die werd verricht vóór inwerkingtreding van de Wns, blijft het oude recht van toepassing;

  • Op schade die is veroorzaakt door een handeling ter uitvoering van een besluit dat werd bekendgemaakt vóór inwerkingtreding van de Wns, blijft het oude recht van toepassing;

  • Indien het eerste besluit tot uitvoering van een activiteit is genomen voor het tijdstip waarop deze wet voor dat besluit in werking is getreden, blijft het recht zoals dat gold voor dat tijdstip ook van toepassing op schade, veroorzaakt door latere besluiten of andere handelingen ter uitvoering van diezelfde activiteit.

De nieuwe wet geldt derhalve alleen voor de nieuwe gevallen. Het tijdstip waarop het schadeveroorzakende besluit bekend is gemaakt of de schadeveroorzakende handeling is verricht (vóór of na inwerkingtreding van de Wns), is bepalend voor de vraag of het oude recht of het nieuwe recht van toepassing is.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.