Verordening nadeelcompensatie gemeente Harderwijk 2024

Geldend van 30-01-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024

Intitulé

Verordening nadeelcompensatie gemeente Harderwijk 2024

De raad van de gemeente Harderwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 december 2023

(registratienummer: h230349284).

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 15.1 van de Omgevingswet;

b e s l u i t:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening nadeelcompensatie gemeente Harderwijk 2024

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • aanvraag: een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • aanvrager: degene die een aanvraag om schadevergoeding indient;

  • adviescommissie: een schadebeoordelingscommissie bestaande uit één of meerdere door het bestuursorgaan te benoemen onafhankelijke deskundigen die niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Ook zijn zij niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft. Indien de commissie uit meer leden bestaat, wijst het bestuursorgaan de voorzitter aan;

  • belanghebbende: degene die de activiteit verricht en met wie een overeenkomst als bedoeld in artikel 13.3c, eerste lid, van de Omgevingswet is gesloten, of als sprake is van een schadeveroorzakend besluit naar aanleiding van een aanvraag, zoals geregeld in artikel 13.3d van de Omgevingswet: de aanvrager van dat besluit of degene die de toegestane activiteit verricht;

  • bestuursorgaan: het bestuursorgaan van de gemeente Harderwijk, dat bevoegd is te beslissen op de aanvraag om schadevergoeding;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk;

  • gemeente: de gemeente Harderwijk;

  • raad: de gemeenteraad van de gemeente Harderwijk.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening heeft betrekking op aanvragen als bedoeld in artikel 4:126, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waarvan de aanvrager stelt dat de schade wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente.

  • 2. Deze verordening heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere schadevergoedingsregeling van toepassing is.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op aanvragen om tegemoetkoming voor schade, als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.

Artikel 3. Aanvraag

De aanvrager maakt gebruik van een door het bestuursorgaan beschikbaar gesteld (elektronisch) formulier.

Artikel 4. Heffen recht

  • 1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag wordt een recht van € 300,00 geheven.

  • 2. Het bestuursorgaan wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de gemeente dan wel op de aangegeven plaats dient te zijn gestort. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven of gestort, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 5. Adviescommissie

  • 1. Het bestuursorgaan wint over een ingediende aanvraag advies in bij een adviescommissie, voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is.

  • 2. De adviescommissie heeft tot taak het bestuursorgaan te adviseren over de op aanvragen te nemen beslissingen.

  • 3. Een adviescommissie kan door het college worden benoemd als:

    • a.

      vaste adviescommissie waarbij de leden voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke adviescommissie voor advisering over één of meerdere specifieke aanvragen.

  • 4. Als advies wordt ingewonnen bij een adviescommissie, wordt hiervan vooraf mededeling gedaan aan de aanvrager en de belanghebbenden.

  • 5. De aanvrager en de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het vorige lid schriftelijk en voldoende gemotiveerd bij het college bedenkingen uiten tegen de benoeming van één of meerdere deskundigen van de adviescommissie.

  • 6. Het bestuursorgaan beslist binnen twee weken na afloop van de hiervoor genoemde termijn over bedenkingen, bedoeld in het vijfde lid.

  • 7. Indien de bedenkingen bedoeld in het vijfde lid, gericht zijn tegen één of meer leden van een vaste adviescommissie en gegrond worden geacht, zal een tijdelijke adviescommissie worden benoemd. Indien de bedenkingen bedoeld in het vijfde lid, gericht zijn tegen één of meer leden van een tijdelijke adviescommissie en gegrond worden geacht, zal een andere tijdelijke adviescommissie worden benoemd.

  • 8. Tegen de beslissing bedoeld in het zesde lid staat geen rechtsmiddel open.

Artikel 6. Werkwijze van de adviescommissie

  • 1. De adviescommissie stelt de aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden in de gelegenheid een toelichting te geven, dan wel een standpunt over de aanvraag kenbaar te maken.

  • 2. Indien dit voor het uitbrengen van het advies nodig is, wordt door de adviescommissie de situatie ter plaatse bezichtigd. Het tijdstip waarop deze plaatsopneming plaatsvindt wordt bepaald door de adviescommissie.

  • 3. In het advies wordt, voor zover van toepassing, een verkorte weergave van de in het eerste lid genoemde standpunten en de plaatsopneming, bedoeld in het tweede lid, opgenomen.

  • 4. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het bestuursorgaan, aan de aanvrager en aan de belanghebbenden. De adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen maximaal vier weken verlengen;

  • 5. De aanvrager, het bestuursorgaan en de belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de toezending van het conceptadvies schriftelijk hierop te reageren;

  • 6. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan, waarbij de betreffende reacties zijn betrokken. De adviescommissie kan deze termijn onder opgaaf van redenen eenmaal met ten hoogste vier weken verlengen;

  • 7. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het vijfde lid bedoelde termijn een advies uit aan het bestuursorgaan.

Artikel 7. Beslissing op de aanvraag

  • 1. Het bestuursorgaan beslist binnen acht weken na ontvangst van het advies op de aanvraag en maakt dit besluit binnen deze termijn, onder toezending van het advies, bekend aan de aanvrager en de belanghebbenden. Het bestuursorgaan kan deze beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

  • 2. Het besluit om de aanvraag af te wijzen zonder inschakeling van een adviescommissie wordt genomen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag. Het bestuursorgaan kan deze beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 8. Uitbetaling schadevergoeding

Bij gehele of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag, wordt het toegewezen bedrag uiterlijk betaald bij het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

Artikel 9. Aanvraag voorschot

  • 1. Als een aanvrager daarom verzoekt, kan het bestuursorgaan een voorschot uitkeren tot een maximum van 75% van de in het conceptadvies als bedoeld in artikel 6, vierde lid, opgenomen geldsom.

  • 2. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 10. Voorbereidings- en uitvoeringshandelingen

Indien de raad het bevoegde bestuursorgaan is om te beslissen op de aanvraag, worden alle voorbereidingshandelingen en alle uitvoeringshandelingen, voorafgaand aan en na de beslissing op de aanvraag, verricht door het college, met inbegrip van de beslissing als bedoeld in artikel 5, zesde lid.

Artikel 11. Bijzondere projecten

De raad kan voor bijzondere projecten een afzonderlijke regeling treffen, waarin de bepalingen van deze verordening worden aangevuld dan wel daarvan wordt afgeweken.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan en werkt terug tot en met 1 januari 2024.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening nadeelcompensatie gemeente Harderwijk 2024’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk in zijn openbare vergadering van 18 januari 2024.

de heer J. Joon

voorzitter

de heer H.R. Lanning

raadsgriffier

Bijlage: Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2024 is de nadeelcompensatieregeling, titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), in werking getreden. In die regeling worden bestaande regelingen voor nadeelcompensatie in verschillende wetten en buitenwettelijke regelingen samengevoegd en geharmoniseerd. Titel 4.5 van de Awb voorziet in een algemene regeling in de Awb van de vergoeding (of tegemoetkoming) van schade door rechtmatig overheidshandelen. Daarbij kan worden gedacht aan verzoeken wegens winst- of inkomstenderving, gederfde huurinkomsten, of de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak.

Op 1 januari 2024 is ook de Omgevingswet (hierna: Ow) in werking getreden. In de Ow is een nadeelcompensatieregeling opgenomen die aansluit op de generieke regeling uit de Awb (afdeling 15.1 van de Ow).

Normaal maatschappelijk risico

Vooropgesteld wordt dat de overheid niet verplicht is om iedere schade die zij in de rechtmatige uitoefening van haar publieke taken veroorzaakt, in zijn geheel te vergoeden. Dat overheidsingrijpen voor sommige burgers en ondernemingen nadelige gevolgen kan hebben, is namelijk onvermijdelijk. Tot op zekere hoogte moeten deze gevolgen dus worden geaccepteerd, dit heet normaal maatschappelijk risico (hierna: nmr). Burgers die door rechtmatig overheidsoptreden schade lijden die uitgaat boven het nmr en in vergelijking tot anderen onevenredig zwaar worden getroffen, kunnen desgevraagd schadevergoeding ontvangen (artikel 4:126 van de Awb). De hoogte daarvan moet in zo’n geval redelijk zijn. De schadevergoeding dekt dus niet vanzelfsprekend de volledige schade. Een deel van de schade zal altijd voor eigen rekening blijven.

Deze verordening

In deze verordening wordt geregeld op welke manier aanvragen om vergoeding in schade worden afgehandeld. Beschreven wordt bijvoorbeeld dat een adviescommissie kan worden ingeschakeld om het bestuursorgaan te adviseren over een ontvangen verzoek om schadevergoeding.

De reden dat dit niet in de vorm van een beleidsregel wordt gedaan, is dat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet (zie artikel 4:128, eerste lid, van de Awb) en dat de adviescommissie zo een solide basis krijgt. In de verordening is dan ook het heffen van een recht en het instellen van een adviescommissie geregeld.

Het is niet wenselijk om het heffen van het recht zoals hiervoor omschreven op te nemen in de legesverordening. In artikel 229 van de Gemeentewet wordt gesproken over het heffen van rechten. Daarbij worden ‘door het gemeentebestuur verstrekte diensten’ genoemd. Bij het heffen van het recht bij een aanvraag om nadeelcompensatie gaat het echter niet om een dienst, maar om gemeentelijke aansprakelijkheid. Wij zien ook geen reden om de legesverordening te verruimen tot heffing van leges en andere rechten. Er is namelijk geen sprake van een belastingheffing, maar van een financiële drempel om lichtvaardige aanvragen om schadevergoeding tegen te gaan.

Een adviescommissie zou wel in beleidsregels geregeld kunnen worden, maar omdat het heffen van een recht bij wettelijk voorschrift moet en dus niet in een beleidsregel kan worden opgenomen, geeft het duidelijkheid om alle artikelen over nadeelcompensatie bij elkaar te houden en daarmee te kiezen voor een verordening nadeelcompensatie. Een andere reden om de adviescommissie in de verordening te regelen (en niet per afzonderlijke beleidsregel) is dat daarmee afdeling 3.3 van de Awb wordt binnengehaald. Die afdeling gaat immers over adviseurs die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met adviseren.

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader behandeld.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Eerste lid: Deze verordening heeft betrekking op aanvragen om schadevergoeding vanwege rechtmatige overheidsdaad. Het gaat om nadeelcompensatie als bedoeld in titel 4.5 van de Awb en afdeling 15.1 van de Ow. Het gaat in deze verordening om schade waarvan door de aanvrager wordt gesteld dat die wordt veroorzaakt door een bestuursorgaan van de gemeente. Hierop bestaat een uitzondering. Dat betreft de situatie waarbij de aanvraag om schadevergoeding betrekking heeft op een besluit ter uitvoering van een projectbesluit. Op die situatie is de regeling van artikel 15.8 van de Ow van toepassing. Daarin is geregeld dat het bestuursorgaan dat het projectbesluit heeft vastgesteld het bestuursorgaan is dat de schadevergoeding toekent.

Tweede en derde lid: Een bijzondere regeling kan bijvoorbeeld een verordening zijn voor een specifiek onderwerp, zoals kabels en leidingen, riolering en wegopbrekingen, of voor een specifiek project binnen de gemeente. Ook verzoeken om tegemoetkoming voor schade, gebaseerd op de (per 1 januari 2024 te vervallen) Wet ruimtelijke ordening en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden genoemd. Aanvragen die op basis hiervan worden ingediend, worden nog behandeld op basis van het oude recht. Om te voorkomen dat burgers een dubbele aanvraag gaan indienen, is deze bepaling opgenomen.

Artikel 3. Aanvraag

De artikelen 4:2 en 4:127 van de Awb bevatten een grondslag voor de aanvraagvereisten voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan kan de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling worden gesteld. In aanvulling hierop is in dit artikel geregeld dat de aanvrager van schadevergoeding gebruik maakt van een door het bestuursorgaan beschikbaar gesteld (elektronisch) formulier. Wanneer de aanvraag niet wordt aangeleverd via het (elektronisch) formulier, kan worden besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Dat kan betekenen dat de aanvrager wordt verzocht de aanvraag nadeelcompensatie alsnog via het formulier in te dienen. Als niet aan de aanvraagvereisten wordt voldaan, moet aan aanvrager worden meegedeeld dat de aanvraag niet compleet is om in behandeling te kunnen nemen. Ook kunnen dan de termijnen worden opgeschort tot het moment dat wel aan de vereisten is voldaan.

Artikel 4. Heffen recht

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven. De figuur van de heffing is in artikel 4:128 van de Awb geïntroduceerd om te voorkomen dat er al te lichtvaardig wordt overgegaan tot indiening van een aanvraag om schadevergoeding. Het recht bedraagt € 300,-. Dit is geen wijziging ten opzichte van de huidige situatie (betreffende het afhandelen van verzoeken om planschade op basis van de Wro). Als het recht niet wordt voldaan, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld. Bij toewijzen van de aanvraag wordt het toe te kennen bedrag verhoogd met het geheven recht (artikel 4:129, aanhef en onder c, van de Awb).

Artikel 5. Adviescommissie

In dit artikel is voorzien in de mogelijkheid om advies in te winnen bij een adviescommissie. De adviescommissie is een schadebeoordelingscommissie bestaande uit één of meerdere door het college te benoemen onafhankelijke deskundigen die niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Deze deskundigen zijn adviseurs als bedoeld in artikel 3:5 van de Awb en vormen een adviescommissie als bedoeld in artikel 4:130 van de Awb. Deze deskundigen maken geen deel uit van, en zijn, zoals hiervoor al benoemd, niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Ook zijn zij niet betrokken bij de schadeveroorzakende gebeurtenis waarop de aanvraag betrekking heeft.

Een adviescommissie bestaat, afhankelijk van de behoefte, uit een of meer deskundige adviseur(s). Bij zaken die betrekking hebben op inkomensderving kan worden gedacht aan deskundigheid op het gebied van accountancy of financieel economische bedrijfsvoering. En bij zaken die betrekking hebben op waardevermindering van een onroerende zaak aan extra deskundigheid op het gebied van taxaties. Bij het te nemen besluit wordt de adviseur van het advies vermeld en het advies kan hierbij ter motivering worden gevoegd (artikel 3:8 van de Awb). Er kan in afwijking van het advies worden besloten. Dat moet dan wel goed worden gemotiveerd. Verder is het van belang dat het bestuursorgaan zich ervan vergewist, dat het onderzoek van de adviseur(s) op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden (artikel 3:9 van de Awb).

Uit artikel 4:130, eerste lid, van de Awb volgt dat een bestuursorgaan een adviescommissie kan inschakelen voor het beoordelen van aanvragen om schadevergoeding die bij dit bestuursorgaan zijn ingediend. Er zijn twee mogelijkheden: het benoemen van een vaste adviescommissie of het benoemen van een tijdelijke adviescommissie.

Vierde tot en met achtste lid: Het kan voorkomen dat de betrokken partijen het niet eens zijn met de gekozen deskundige(n). Om die reden worden betrokken partijen geïnformeerd en hebben zij de mogelijkheid om bedenkingen te uiten. Hierop beslist het college. Dit is geen appellabel besluit, maar kan onderwerp worden van bezwaar en beroep op het besluit rondom het verzoek om nadeelcompensatie.

Artikel 6. Werkwijze van de adviescommissie

In dit artikel wordt inzichtelijk gemaakt hoe de adviescommissie werkt en weten betrokken partijen waar zij aan toe zijn, zowel qua proces al qua termijnen. De huidige werkwijze (met betrekking tot het afhandelen van verzoeken om planschade op basis van de Wro) verschilt niet van de voorgestelde werkwijze.

Artikel 8. Uitbetaling

In deze bepaling is de uiterste betaaltermijn vastgelegd. Als een aanvraag om schadevergoeding geheel of gedeeltelijk wordt toegekend, wordt het betreffende bedrag uiterlijk bij het onherroepelijk worden van het toekenningsbesluit uitbetaald. Dit is dus na afronding van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures.

Artikel 9. Aanvraag voorschot

Eerste lid: In dit artikel is vastgelegd dat het bestuursorgaan op een daartoe strekkende aanvraag kan beslissen een voorschot te verlenen op het eventueel uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Dit kan worden gedaan als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een verplichting tot betaling zal worden vastgesteld. Hiertoe kan door de aanvrager een verzoek worden gedaan. Het voorschot kan ook ambtshalve worden verleend.

De maximale hoogte van het voorschot is in dit artikel vastgelegd.

Tweede lid: De artikelen 4:95 en 4:96 van de Awb zijn op dit voorschot onder meer van toepassing. Dat betekent onder andere dat onverschuldigde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.

Artikel 10. Voorbereidings- en uitvoeringshandelingen

Indien de raad het bevoegde bestuursorgaan is om te beslissen op de aanvraag om schadevergoeding, worden alle voorbereidingshandelingen en alle uitvoeringshandelingen, voorafgaand aan de beslissing op de aanvraag, verricht door het college, met inbegrip van de beslissing als bedoeld in artikel 5, zesde lid. Dit is volledig in lijn met artikel 160, eerste lid aanhef en sub b van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat het college bevoegd is beslissingen van de raad voor te bereiden en uit te voeren (tenzij bij of krachtens de wet de burgemeester hiermee is belast).

Artikel 11. Bijzondere projecten

Het is denkbaar dat er een bijzonder project gedraaid wordt in de gemeente, waarvoor een afwijkende regeling en/of specifieke deskundigheid nodig is.

De verwachting is dat dergelijke situaties zich niet regelmatig zullen voordoen. Echter om te voorkomen dat een schade niet of lastig afgewikkeld kan worden, omdat de regels uit deze verordening niet geschikt zijn of juist aangevuld moeten worden op bepaalde punten is deze bevoegdheid expliciet benoemd in de verordening.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening is gestoeld op titel 4.5 van de Awb en de Omgevingswet die per 1 januari 2024 in werking zijn getreden. Om die reden is bepaald dat deze verordening terugwerkt tot en met voornoemde datum. Een verordening kan niet eerder in werking treden dan na bekendmaking ervan in het Elektronisch Gemeenteblad.