Beleidsregel nadeelcompensatie Zandvoort 2024

Geldend van 25-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel nadeelcompensatie Zandvoort 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zandvoort

gelet op de artikelen 108 en 149 van de Gemeentewet, afdeling 3.3 en titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluiten vast te stellen de Beleidsregel nadeelcompensatie Zandvoort 2024

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: degene die een aanvraag doet om compensatie van geleden schade ten gevolge van infrastructurele maatregelen;

  • b.

    adviescommissie: schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 17 van deze beleidsregel;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort;

  • d.

    gemeente: gemeente Zandvoort;

  • e.

    infrastructurele maatregel: de aanleg, de wijziging, het beheer en het onderhoud van gemeentelijk bovengrondse- en ondergrondse infrastructuur, met uitzondering van kabels en leidingen;

  • f.

    niet-normale infrastructurele maatregel: infrastructurele maatregel die voortvloeit uit plotselinge en onvoorziene omstandigheden;

  • g.

    normale infrastructurele maatregel: infrastructurele maatregel die als een normale maatschappelijke ontwikkeling kan worden gezien;

  • h.

    normbrutowinstmarge: omzet minus de inkoopwaarde van de afzet op jaarbasis, uitgedrukt in een percentage van de omzet;

  • i.

    normomzet: gemiddelde omzet over minimaal de laatste drie jaren voorafgaand aan het begin van schadeperiode, inclusief eventuele procentuele dalingen of stijgingen.

Artikel 2. Toepassingsbereik

  • 1. Deze beleidsregel heeft betrekking op aanvragen om vergoeding voor schade die is veroorzaakt in de rechtmatige uitoefening van de gemeente in haar publiekrechtelijke bevoegdheid of taak en die uitgaat boven het normale maatschappelijke risico en die een benadeelde in vergelijking met anderen onevenredig zwaar treft.

  • 2. Deze beleidsregel heeft geen betrekking op aanvragen om schadevergoeding waarop een bijzondere regeling van toepassing is.

Artikel 3. Het recht op schadevergoeding

  • 1. Het college kent degene die schade lijdt of zal lijden op aanvraag compensatie toe als sprake is van de volgende voorwaarden:

    • a.

      de schade is een gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens het college van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, of rechtmatig feitelijk handelen door de gemeente als publiekrechtelijk rechtspersoon,

    • b.

      de schade behoort redelijkerwijze niet of niet helemaal tot last te blijven van aanvrager, en

    • c.

      de schade is niet of niet voldoende op een andere manier verzekerd.

  • 2. De compensatie wordt betaald in geld. Het college kan besluiten de compensatie toe te kennen in andere vorm dan betaling van een geldsom.

Artikel 4. Normaal maatschappelijk risico

  • 1. Binnen het normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico vallende schade komt niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 2. Onderstaande schadebedragen komen in ieder geval niet voor compensatie in aanmerking:

    • a.

      schade van maximaal € 500,-- voor een particulier;

    • b.

      schade van maximaal € 1.000,-- voor een onderneming; en

    • c.

      schade ten gevolge van een omzetdaling van maximaal 8% van de normomzet van een onderneming, over de kalenderjaren waarin de omzetdaling zich voltrekt; dan wel

    • d.

      schade ten gevolge van een kostenstijging van maximaal 4% van de normkosten van een onderneming, over de kalenderjaren waarin de kostenstijging zich voltrekt.

Artikel 5. Speciale last

Schade door een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 3, eerste lid, kan alleen worden gecompenseerd als deze duidelijk afwijkt van de schade die daardoor op iedereen drukt, of als deze schade op een naar verhouding klein aantal natuurlijke of rechtspersonen drukt, die in een vergelijkbare positie zitten.

Artikel 6. Ondernemersrisico en tijdelijke omzetdaling door normale infrastructurele maatregelen

  • 1. Schade die het gevolg is van een normale infrastructurele maatregel wordt niet gecompenseerd als de schade het gevolg is van een tijdelijke omzetdaling die niet meer is dan de omzetdrempel, bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

  • 2. De omzetdrempel is het bedrag van de normomzet vermenigvuldigd met het drempelpercentage omzetdaling. Het drempelpercentage omzetdaling is afhankelijk van de hoogte van de normbrutowinstmarge van de onderneming van de aanvrager en is als volgt:

    Normbrutowinstmarge

    Minimale omzetderving / ingangstoets

    0 – 35 %

    13,0 %

    36 – 64 %

    11,0 %

    65 – 100 %

    8,0 %

  • Geleden nadeel minder dan het drempelpercentage komt niet voor compensatie in aanmerking.

  • 3. Bij de berekening van het nadeel blijft altijd een deel van de schade voor rekening van de ondernemer. Dit is het forfait. Dit forfait wordt bepaald door de volgende rekenkundige formule: forfait = (normjaaromzet x normbrutowinstpercentage) x (n%)

    Normbrutowinstmarge

    Minimale omzetderving/ingangstoets

    forfait(n)

    0 – 35 %

    13,0 %

    15,0 %

    36 – 64 %

    11,0 %

    13,0 %

    65 – 100 %

    8,0 %

    11,0 %

  • Als er meerdere jaren nadeel is geleden kan het college besluiten het forfait te verlagen.

Artikel 7. Ondernemersrisico en tijdelijke kostenverhoging door normale infrastructurele maatregelen

  • 1. Schade als gevolg van een normale infrastructurele maatregel wordt in ieder geval niet gecompenseerd als de schade het gevolg is van een tijdelijke kostenverhoging die niet hoger is dan de kostendrempel, bedoeld in het tweede lid.

  • 2. De kostendrempel is het bedrag van de normkosten vermenigvuldigd met het drempelpercentage kostenverhoging. Het drempelpercentage kostenverhoging is afhankelijk van de hoogte van de normbrutowinstmarge van de onderneming van de aanvrager als volgt:

    Brutowinstpercentage

    Ingangstoets: minimale kostenstijging

    0 – 35 %

    4,0 %

    36 – 64 %

    6,0 %

    65– 100 %

    8,0 %

  • 3. Bij de berekening van het nadeel blijft altijd een deel van de schade voor rekening van de ondernemer. Dit is het forfait. Dit forfait wordt bepaald door de volgende rekenkundige formule: forfait = (normjaaromzet x normbrutowinstpercentage) x (n%)

    Brutowinstpercentage

    Ingangstoets: minimale kostenstijging

    Forfait (n)

    0 – 35 %

    4,0 %

    15,0 %

    36 – 64 %

    6,0 %

    13,0 %

    65 – 100 %

    8,0 %

    11,0 %

  • Als er meerdere jaren nadeel is geleden kan het college besluiten het forfait te verlagen.

Artikel 8. Ondernemersrisico en tijdelijke omzetdaling of tijdelijke kostenverhoging door niet-normale infrastructurele maatregelen

Als de schade door een niet-normale infrastructurele maatregel hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, kan het college om het normaal ondernemersrisico te bepalen een kortingspercentage toepassen voor het deel van de schade dat de drempel of het forfait overstijgt.

Artikel 9. Langdurige schade bij tijdelijke maatregel

  • 1. Als sprake is van voortdurende schade als gevolg van een tijdelijke infrastructurele maatregel worden met ingang van het derde jaar waarin de schade wordt geleden door het college een lager drempelpercentage dan genoemd in artikelen 6 en 7 gehanteerd.

  • 2. Voor niet-normale infrastructurele maatregelen wordt met ingang van het derde jaar waarin schade wordt geleden door het college een lager percentage dan genoemd in artikel 4, tweede lid, onderdeel c, gehanteerd.

Artikel 10. Risicoaanvaarding en beperken van schade

  • 1. Schade door een oorzaak als bedoeld in artikel 3, eerste lid, die voor de belanghebbende redelijkerwijs te verwachten (voorzienbaar) was ten tijde van het ontstaan van de schade wordt niet gecompenseerd.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde voorzienbaarheid kan onder meer betrekking hebben op: de locatie van de infrastructurele maatregel, het tijdstip van uitvoering daarvan, de manier van uitvoering daarvan, soort maatregel en de omvang daarvan.

  • 3. Schade wordt niet gecompenseerd als aanvrager niets of te weinig heeft gedaan om de schade te beperken of voorkomen.

Artikel 11. Kosten van deskundigenbijstand

Als bij de indiening van de aanvraag een vergoeding van de kosten van het inroepen van rechtsbijstand en/of deskundigenbijstand wordt gevraagd en deze kosten redelijk zijn, kunnen deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen. Het college gebruik in dat geval voor de beoordeling het dan geldende `Besluit proceskosten bestuursrecht`. Deskundigen kunnen recht hebben op een vergoeding conform het Besluit proceskosten bestuursrecht als ware zij gemachtigde. Hiervoor geldt een maximum van 1,5 punt zoals bedoeld in dit besluit.

Artikel 12. Vergoeding van wettelijke rente

Een vergoeding van wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek kan deel uitmaken van de toe te kennen vergoeding. Het tijdstip waarop de wettelijke rente ingaat wordt gesteld op de datum van ontvangst van de aanvraag door het college dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 14 van deze beleidsregel.

Artikel 13. Verrekening van voordeel

Heeft een schadeoorzaak als bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor de benadeelde naast schade ook voordeel opgeleverd, dan wordt dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade in mindering gebracht.

Hoofdstuk 2. Aanvraag en behandelbedrag

Artikel 14. Aanvraag

  • 1. De aanvrager van schadevergoeding maakt gebruik van een door het college vastgesteld (elektronisch) formulier en verstrekt gelijktijdig de daarin gevraagde gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op zijn aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2. De aanvraag bevat mede:

    • a.

      Een aanduiding van de schadeveroorzakende gebeurtenis.

    • b.

      Een opgave van de aard van de geleden of te lijden schade en, voor zover redelijkerwijs mogelijk, het bedrag van de schade en een specificatie daarvan.

    • c.

      als het schade betreft wegens winst- of inkomstenderving: de jaarrekeningen en de maandcijfers van de drie jaren voorafgaand aan het schade jaar, en de maandcijfers van het lopende schadejaar - voorzien van een handtekening van de bestuurder van de orderneming of bij een accountantsrapport een handtekening van een account -, alsmede de aanslagen vennootschapsbelasting of inkomstenbelasting over die perioden, of

    • d.

      als het schade betreft wegens gederfde huurinkomsten: een afschrift van de huurovereenkomst of gebruiksovereenkomst en een eigendomsakte.

    • e.

      een kopie van de eigendomsakte van de onroerende zaak, dan wel - als het de verkoop van een bedrijf betreft – van een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (bij een aanvraag wegens de lagere opbrengst bij de verkoop van een bedrijf of een onroerende zaak).

  • 3. Het college bevestigt de ontvangst van de aanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na ontvangst daarvan.

  • 4. Indien naar het oordeel van het college niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het eerste en/of tweede lid, stelt het de aanvrager in de gelegenheid om de aanvraag aan te vullen, dit binnen een termijn van vier weken na verzending van de brief waarin op het verzuim is gewezen.

Artikel 15. Heffen recht

  • 1. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag om schadevergoeding wordt een recht geheven ter hoogte van het ten tijde van het indienen van de aanvraag geldende – door de gemeenteraad bij verordening vastgestelde – behandelbedrag.

  • 2. Het college wijst de indiener van de aanvraag op de verschuldigdheid van het recht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na verzending van de mededeling dient te zijn bijgeschreven op de – in de mededeling vermelde - rekening van de gemeente. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven, verklaart het college de aanvraag niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Hoofdstuk 3. Vereenvoudigde afdoening

Artikel 16. Vereenvoudigde behandeling van de aanvraag, zonder onderzoek adviescommissie

  • 1. Het college neemt de aanvraag niet in behandeling indien:

    • a.

      niet, niet tijdig of niet volledig is voldaan aan het gestelde in artikel 14;

    • b.

      het schadeveroorzakende besluit/maatregel nog niet bekend is gemaakt.

  • 2. Het college wijst de aanvraag af indien het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is dan wel wijst het de aanvraag toe, als het naar zijn oordeel kennelijk gegrond is.

  • 3. Een aanvraag is onder meer kennelijk ongegrond wanneer:

    • a.

      de verjaringstermijn van vijf jaren is verstreken na aanvang van de dag na die waarop de benadeelde bekend is geworden zowel met de schade als met het voor de schadeveroorzakende gebeurtenis verantwoordelijk bestuursorgaan, en in ieder geval na verloop van twintig jaren nadat de schade is veroorzaakt;

    • b.

      de schade evident niet uitgaat boven het toepasselijke normaal maatschappelijk risico of het normaal ondernemersrisico;

    • c.

      de schade evident geheel voor rekening van de aanvrager dient te blijven voor zover

      • -

        hij het risico van het ontstaan van de schade heeft aanvaard

      • -

        hij de schade had kunnen beperken door binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade hadden kunnen leiden

      • -

        de schade anderszins het gevolg is van een omstandigheid die aan de aanvrager kan worden toegerekend of

      • -

        de vergoeding van de schade anderszins is verzekerd.

    • d.

      de schade kennelijk niet kan worden toegerekend aan een door een bestuursorgaan van de gemeente genomen besluit, maatregel of verrichte handeling;

    • e.

      het naar oordeel van het college steunt op de onrechtmatige uitoefening door of namens een bestuursorgaan van de gemeente van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak.

  • 4. Een besluit als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt aan de aanvrager schriftelijk medegedeeld, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, tenzij bij of krachtens wettelijke voorschrift een andere termijn is bepaald. Het college kan de beslissing met eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan.

  • 5. Indien de schade mede is veroorzaakt door een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, kan het college de beslissing aanhouden totdat het besluit onherroepelijk is geworden.

Hoofdstuk 4. Advies en onderzoek

Artikel 17. Adviescommissie

  • 1. Het college kan een adviescommissie instellen, voor zover dat naar zijn oordeel noodzakelijk is om op de aanvraag om schadevergoeding te kunnen beslissen.

  • 2. In elk geval wordt geen advies ingewonnen bij een adviescommissie als:

    • a.

      de aanvraag middels vereenvoudigde behandeling - als bedoeld in artikel 16 – wordt afgedaan, of

    • b.

      de aanvraag naar het oordeel van het college voldoende gelijkenis vertoont met andere aanvragen waarvoor al advies is uitgebracht, of

    • c.

      naar het oordeel van het college in de gemeentelijke organisatie voldoende deskundigheid voor de beoordeling van de aanvraag aanwezig is.

  • 3. Een adviescommissie bestaat uit één of meer onafhankelijke extern deskundigen. Dit aantal kan op verzoek van die commissie – na goedkeuring van het college – lopende de behandeltermijn worden uitgebreid, indien bijvoorbeeld nadere specifieke deskundigheid is vereist.

  • 4. Een adviescommissie kan worden benoemd als:

    • a.

      vaste commissie, waarbij de leden voor een termijn van maximaal vier jaar worden benoemd met de mogelijkheid tot herbenoeming voor maximaal vier jaar, of

    • b.

      tijdelijke commissie voor advisering met betrekking tot een of meer aanvragen.

  • 5. Voordat een adviescommissie wordt aangewezen, kan het college verlangen dat de leden aantonen - op grond van opleiding en ervaring - deskundig te zijn met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde aspecten.

  • 6. De leden van de adviescommissie maken geen deel uit van of zijn niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan van de gemeente en zijn geen ingezetenen van de gemeente. Eveneens mag een lid van een adviescommissie niet betrokken zijn bij het schadeveroorzakende besluit, maatregel of handelingen waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 7. De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de adviescommissie, komen voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk 5. Financiële bepalingen

Artikel 18. Nadeelcompensatie in geld of in natura

  • 1. Bij geheel of gedeeltelijke toewijzing van een aanvraag om schadevergoeding, wordt de toegewezen schadevergoeding – en de overige volgens de artikelen 11 en 12 van deze beleidsregel voor uitbetaling in aanmerking komende bedragen - uitbetaald uiterlijk 30 dagen ná het onherroepelijk worden van het besluit op de aanvraag.

  • 2. Ingeval het college besluit om de schade geheel of gedeeltelijk in natura te voldoen, volgt er geen uitbetaling of slechts uitbetaling van de geldsom – conform het eerste lid - die in het onherroepelijk geworden besluit is bepaald.

Artikel 19. Aanvraag voorschot

  • 1. Het college kan – eventueel nadat de adviescommissie is gehoord - op een daartoe strekkende schriftelijk verzoek van de aanvrager beslissen een voorschot te verlenen op een uit te betalen geldsom, indien de aanvrager een spoedeisend belang bij de toekenning aannemelijk heeft gemaakt en aanvrager naar redelijke verwachting aanspraak maakt op nadeelcompensatie.

  • 2. Een voorschot wordt enkel verstrekt ingeval sprake is van winst- of inkomstenderving en gederfde huurinkomsten en bedraagt maximaal 70 % van de te verwachten – of de in het conceptadvies opgenomen - geldsom.

  • 3. Met het verstrekken van een voorschot wordt geen recht op nadeelcompensatie erkend.

  • 4. Het voorschot wordt alleen dan verstrekt, wanneer de aanvrager schriftelijk de verplichting aanvaardt tot onvoorwaardelijke gehele of gedeeltelijke terugbetaling, wanneer op grond van het definitief oordeel van het college op de aanvraag blijkt, dat het voorschot geheel of gedeeltelijk ten onrechte is verstrekt. Voor de terugbetaling van een geheel of ten dele ten onrechte ontvangen voorschot kan het college zekerheidstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen.

  • 5. De artikelen 4:95 en 4:96 van de Algemene wet bestuursrecht zijn op dit voorschot van toepassing.

Artikel 20. Aanvraag goedkeuring schadebeperkende maatregelen

  • 1. Degene die in aanmerking wil komen voor vergoeding van redelijke kosten ter voorkoming van schade, vraagt het college goedkeuring voor het maken van de met die maatregelen gemoeide kosten onder overlegging van alle voor de beoordeling van zijn aanvraag noodzakelijke gegevens.

  • 2. Geen goedkeuring is vereist, indien de benadeelde aannemelijk kan maken dat de maatregelen met spoed moesten worden getroffen.

  • 3. Indien het college een formulier voor het doen van een aanvraag - vergoeding redelijke kosten - heeft vastgesteld, maakt de aanvrager hiervan gebruik.

Hoofdstuk 6. Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel 21. Handleiding nadeelcompensatie

Deze beleidsregel is gebaseerd op ‘Handleiding nadeelcompensatie’ van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het college gebruikt de handleiding bij de beoordeling van aanvragen als richtlijn.

Artikel 22. Hardheidsclausule

Indien een strikte toepassing van deze regeling zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt, kan het college, onder voorkomend geval de adviescommissie gehoord, in bijzondere gevallen van deze regeling afwijken.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking van dit besluit

  • 2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel nadeelcompensatie Zandvoort 2024.

Ondertekening

Aldus besloten te Zandvoort op 9 januari 2023

de secretaris,

C. van Eijk

de burgemeester,

D. Moolenburgh