Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR714178
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR714178/1
Regeling re-integratie participatiewet Den Haag 2024
Geldend van 22-01-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2024
Intitulé
Regeling re-integratie participatiewet Den Haag 2024Toelichting
Op grond van artikel 2.1.1, vierde lid, van de nieuwe Verordening re-integratie Participatiewet Den Haag 2023 (RIS316049) kan het college invulling geven aan een aantal voorzieningen uit die verordening. Met deze regeling maakt het college van die bevoegdheid gebruik. De regeling vervangt de Beleidsregel re-integratie Den Haag 2017, die op de vorige verordening was gebaseerd.
De belangrijkste wijzigingen in deze regeling ten opzichte van de voorheen geldende beleidsregel zijn dat de voorwaarden voor de voorzieningen jobcoach, de werkbegeleider en de premie proefplaats zijn aangepast, er kwaliteitseisen worden gesteld aan de persoonlijke ondersteuning en de voorziening scholing is uitgebreid. Ook zijn de bedragen ten aanzien van de jobcoach, leerwerkcheque en premies geïndexeerd.
Bij de vaststelling van deze regeling is de nadruk gelegd op het zoveel mogelijk wegnemen van drempels bij belanghebbenden. Er is ten opzichte van de voorheen geldende beleidsregels dus gekozen voor een verruiming van de doelgroep, verhoging van de bedragen en stopzetten van eigen bijdragen.
Besluitvorming
Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,
gelet op artikel 2.1.1, vierde lid, van de Verordening re-integratie Participatiewet Den Haag 2023, besluit vast te stellen de Regeling re-integratie Participatiewet Den Haag 2024:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In aanvulling op de begripsomschrijvingen uit de verordening wordt in deze regeling verstaan onder:
startersplek: |
werkzaamheden waarbij afspraken tussen werkgever en stagiair zijn vastgelegd in een leerwerkovereenkomst of beroepspraktijkovereenkomst; |
UWV: |
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen; |
verordening: |
Verordening re-integratie Participatiewet Den Haag 2023. |
Artikel 1.2 Reikwijdte regeling
- 1.
Deze regeling is van toepassing op belanghebbenden die hun woonplaats hebben in Den Haag, blijkend uit de inschrijving in de basisregistratie of uit de concrete feiten en omstandigheden.
- 2.
Op de voorzieningen in deze regeling is de Algemene subsidie verordening Den Haag 2020 niet van toepassing.
HOOFDSTUK 2 NIET-UITKERINGSGERECHTIGDEN
Artikel 2.1 Kader voor niet-uitkeringsgerechtigden
Het college kan een re-integratievoorziening aanbieden aan een niet-uitkeringsgerechtigde onder de volgende voorwaarden:
-
a. de niet-uitkeringsgerechtigde staat ingeschreven als werkzoekende bij het UWV en heeft naar het oordeel van het college ondersteuning nodig;
b. de niet-uitkeringsgerechtigde kan geen aanspraak maken op of een beroep doen op een voorziening buiten de wet.
HOOFDSTUK 3 VOORZIENINGEN ALGEMENE ONDERSTEUNING
Artikel 3.1 Werknemerscheque
- 1.
Het college verstrekt de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1.4 van de verordening alleen gedurende een re-integratietraject. De tegemoetkoming bedraagt maximaal € 500 per belanghebbende per traject.
- 2.
De tegemoetkoming kan bestaan uit een vergoeding voor het openbaar vervoer, indien de belanghebbende geen reiskostenvergoeding ontvangt en er geen goedkopere vervoersmogelijkheid is om de werk-, re-integratie, participatie- of opleidingslocatie te bereiken.
- 3.
De tegemoetkoming kan bestaan uit een vergoeding van het lesgeld, indien de belanghebbende scholing volgt. In afwijking van het eerste lid bedraagt de tegemoetkoming maximaal het lesgeld voor een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs.
- 4.
In plaats van de tegemoetkoming kan het college een fiets met slot aan de belanghebbende schenken, indien er geen andere praktische mogelijkheden zijn om de werk-, re-integratie, participatie- of opleidingslocatie te bereiken.
Artikel 3.2 Werkgeverscheque
- 1.
Onder extra kosten als bedoeld in artikel 2.1.5 van de verordening worden in elk geval kosten voor compensatie van tijdelijk productieverlies verstaan.
- 2.
De tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.1.5 van de verordening kan niet in combinatie met een loonkostensubsidie worden verstrekt.
- 3.
De tegemoetkoming wordt door het college op forfaitaire wijze verstrekt en bedraagt maximaal:
a. € 4.500 per jaar bij een arbeidsovereenkomst van twaalf maanden, op basis van een 32-urige werkweek;
b. € 2.250 per jaar bij een arbeidsovereenkomst van zes maanden, gebaseerd op een 32- urige werkweek;
- 4.
Indien de arbeidsovereenkomst voor minder dan 32 uur per week is aangegaan, wordt de tegemoetkoming naar rato verstrekt.
- 5.
Een werkgever kan tweemaal voor dezelfde werknemer in aanmerking komen voor een tegemoetkoming als bedoeld in het derde lid, onder b indien aansluitend aan de eerste een nieuwe arbeidsovereenkomst van ten minste zes maanden wordt aangegaan.
Artikel 3.3 Leerwerkcheque
Het college kan de vergoeding als bedoeld in artikel 2.1.6. van de verordening aan de aanbieder van een startersplek toekennen indien:
- 1.
a. de belanghebbende valt onder één van de onderstaande categorieën:
1. de belanghebbende is een leerling of schoolverlater van het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;
2. de belanghebbende is een leerling van een middelbare beroepsopleiding en maakt op advies van de stagebegeleider en leerwerkmakelaar of andere doorverwijzers gebruik van de startersplek;
3. de belanghebbende is een jongere met een diploma op niveau 2 van het middelbaar beroepsonderwijs of hoger.
b. de belanghebbende geen recht heeft op een stagevergoeding; en
c. er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst.
- 2.
De vergoeding bedraagt:
a. € 550 per maand gedurende een periode van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek bij belanghebbenden van 18 jaar of ouder;
b. € 350 per maand gedurende een periode van zes maanden, op basis van een 32-urige werkweek bij belanghebbenden van 16 of 17 jaar.
- 3.
De aanbieder van de startersplek is verplicht om aan de belanghebbende van 18 jaar of ouder minimaal € 650 netto per maand, en aan de belanghebbende van 16 of 17 jaar minimaal € 450 netto per maand uit te betalen en de verschuldigde loonheffing en ZVW-premie af te dragen.
HOOFDSTUK 4 VOORZIENINGEN PERSOONLIJKE ONDERSTEUNING OP MAAT
Artikel 4.1 Voorwaarden bij subsidieaanvraag jobcoach
- 1.
De werkgever geeft op het subsidieaanvraagformulier aan bij welk keurmerk de jobcoach is aangesloten, om te voldoen aan de kwaliteitseisen voor jobcoaching als bedoeld in artikel 2.2.2, tweede lid, van de verordening.
- 2.
De jobcoach legt verantwoording af over de uit te voeren taken op basis van een jobcoachingsplan, waarin doelen worden gesteld gericht op de ontwikkeling van de medewerker.
- 3.
De jobcoach rapporteert over de voortgang en de begeleidingsbehoefte van de werknemer en stelt na afloop van de werkzaamheden een eindrapportage op.
- 4.
De subsidie voor de inzet van een jobcoach bedraagt:
a. voor het begeleidingsniveau “licht”: € 4.320 voor het eerste jaar en € 2.160 voor het tweede en derde jaar, gebaseerd op een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week;
b. voor het begeleidingsniveau “zwaar”: € 7.200 voor het eerste jaar, € 4.320 voor het tweede jaar en € 2.160 voor het derde jaar, gebaseerd op een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week.
- 5.
Indien de arbeidsovereenkomst voor minder dan 24 uur per week is aangegaan, worden de bedragen genoemd in het vierde lid naar rato verstrekt.
- 6.
De subsidiebedragen genoemd in het vierde lid worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd op basis van UWV-indexering voor de interne jobcoach aan de hand van de cao-lonen in de gezondheids- en welzijnszorg. Deze bedragen zijn inclusief eventueel verschuldigde BTW.
- 7.
Het college beoordeelt na afloop van de werkzaamheden en de ontvangst van de eindrapportage of de persoonlijke ondersteuning nog langer noodzakelijk is.
- 8.
De subsidie wordt aan de werkgever uitbetaald, tenzij er gegronde redenen zijn om de subsidie direct aan de jobcoachorganisatie te betalen.
Artikel 4.2 Voorwaarden bij subsidieaanvraag werkgebeleider
- 1.
De werkgever verklaart op het subsidieaanvraagformulier dat de werkbegeleider voldoet aan de kwaliteitseisen voor werkbegeleiding als bedoeld in artikel 2.2.3, tweede lid, van de verordening.
- 2.
Het college verstrekt alleen subsidie voor de inzet van een werkbegeleider, indien de werkbegeleider voorafgaand aan de start van de werkbegeleiding hiervoor een passende training heeft afgerond of deze training binnen een redelijke termijn zal afronden.
- 3.
De subsidie voor de inzet van een werkbegeleider bedraagt € 1.620 per jaar voor het eerste, tweede en derde jaar, gebaseerd op een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer per week.
- 4.
Indien de arbeidsovereenkomst voor minder dan 24 uur per week is aangegaan, wordt het bedrag genoemd in het derde lid naar rato verstrekt.
- 5.
Het subsidiebedrag genoemd in het derde lid wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd op basis van UWV-indexering voor de interne jobcoach aan de hand van de cao-lonen in de gezondheids- en welzijnszorg. Deze bedragen zijn inclusief eventueel verschuldigde BTW.
- 6.
Het college beoordeelt na afloop van de begeleidingsperiode of de persoonlijke ondersteuning nog langer noodzakelijk is.
Artikel 4.3 Vervoersvoorzieningen
- 1.
Voor de vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 2.2.4 van de verordening gelden geen drempelbedragen, inkomensgrenzen of eigen bijdragen.
- 2.
Het college bepaalt de hoogte van de kilometervergoeding als bedoeld in artikel 2.2.4, derde lid, van de verordening op basis van de woon-werkafstand volgens de snelste route van de ANWB-routeplanner, waarbij gebruik wordt gemaakt van volledige postcodes en de vergoeding per enkele reis naar boven wordt afgerond.
HOOFDSTUK 5 SCHOLING EN BESCHUT WERK
Artikel 5.1 Scholing
- 1.
Op scholing als bedoeld in artikel 2.1.8 van de verordening is de Beleidsregel scholing als voorliggende voorziening voor bijstand Den Haag 2018 van toepassing.
- 2.
Het volgen van scholing naast bijstand is toegestaan indien dit naar het oordeel van het college bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling.
- 3.
Het oordeel van het college is mede gebaseerd op de leerbaarheid en schoolbaarheid van de belanghebbende en de verwachting of de belanghebbende de scholing succesvol kan afronden.
- 4.
Indien de belanghebbende reeds over een startkwalificatie beschikt, kan het college scholing boven niveau 2 van het middelbaar beroepsonderwijs toestaan met behoud van uitkering, op voorwaarde dat dit leidt tot verbetering van de arbeidsmarktpositie.
- 5.
Indien scholing de in deeltijd wordt gevolgd naast werk of re-integratie, kan het college toestaan dat de scholing langer dan twee jaar duurt.
- 6.
Belanghebbenden die op grond van artikel 9a van de wet hun sollicitatieplicht door het college mogen laten omzetten in een scholingsplicht, kunnen maximaal vijf jaar en uiterlijk tot het jongste kind vijf jaar is, scholing volgen.
- 7.
Belanghebbenden die onder de Inburgeringswet 2021 deelnemen aan de B1-entreeroute of deelnamen aan de onderwijsroute middelbaar beroepsonderwijs niveau 2, 3 of 4, hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs en 30 jaar of ouder zijn, kunnen op individuele gronden langer dan twee jaar met behoud van uitkering scholing volgen tot maximaal vijf jaar.
- 8.
Belanghebbenden die als gedupeerden zijn aangemerkt van de toeslagenaffaire kunnen op individuele gronden langer dan twee jaar met behoud van uitkering scholing volgen, tot maximaal vijf jaar.
- 9.
Indien scholing als bedoeld in artikel 2.1.8. van de verordening onderdeel is van een re- integratietraject of participatietraject, worden de kosten door de gemeente, de werkgever of aanbieder waar mogelijk gezamenlijk bekostigd.
- 10.
Indien de belanghebbende zich naar het oordeel van het college onvoldoende inspant, kan dit leiden tot stopzetting van het scholingstraject.
Artikel 5.2 Beschut werk
- 1.
Het college kan een dienstverband als bedoeld in artikel 2.3.1 van de verordening aanbieden aan de belanghebbende met een positief advies beschut werk van het UWV.
- 2.
Het dienstverband moet passend zijn bij de werkzaamheden en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.
- 3.
Bij aanvang wordt een tijdelijk dienstverband aangeboden voor een periode van een jaar. Het college kan bij afloop van het tijdelijk dienstverband dit dienstverband omzetten naar een vast dienstverband.
Artikel 5.3 Premie participatieplaats
De premie participatieplaats als bedoeld in artikel 2.4.2, eerste lid, van de verordening bedraagt eenmalig € 460 op basis van een maximale omvang van de participatieplaats, zijnde 32 uur.
Artikel 5.4 Premie proefplaats
- 1.
Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde na afloop van de proefplaats als bedoeld in artikel 10d van de wet een éénmalige premie van € 500, mits de uitkeringsgerechtigde zich naar het oordeel van het college voldoende heeft ingezet.
- 2.
De premie proefplaats wordt aan de uitkeringsgerechtigde die jonger is dan 27 jaar alleen verstrekt na beëindiging van de bijstandsuitkering.
- 3.
Indien de bijstandsuitkering wordt beëindigd na afloop van de proefplaats, doordat de bijstandsgerechtigde in dienst treedt bij een werkgever, wordt de premie niet verrekend met eventueel ten onrechte verstrekte bijstand, tenzij deze het gevolg is van het verwijtbaar niet nakomen van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 17, eerste en tweede lid, van de wet.
Artikel 5.5 Loonwaardemeting
Het college stelt de termijn vast waarbinnen een loonwaardemeting, conform artikel 3 van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021 moet plaatsvinden, waarbij:
-
a. de eerste loonwaardemeting plaatsvindt tijdens de proefplaats of in ieder geval binnen een half jaar na indiensttreding;
b. de vervolgmeting uiterlijk binnen vijf jaar na de laatste loonwaardemeting plaatsvindt;
c. het college de frequentie afstemt op de individuele omstandigheden en het perspectief op ontwikkelmogelijkheden; en
d. het college de termijn voor de herbeoordeling in overleg met de belanghebbende vaststelt.
HOOFDSTUK 6 VRIJWILLIGERSWERK EN TEGENPRESTATIE
Artikel 6.1 Kader wederkerigheid
- 1.
Het college kan een tegenprestatie als bedoeld in artikel 2.4.3 van de verordening opleggen aan uitkeringsgerechtigden die verwijtbaar niet bereid zijn om in het kader van wederkerigheid een passende activiteit te verrichten.
- 2.
Het college kan de tegenprestatie jaarlijks opleggen voor maximaal acht uur per week en voor een periode van maximaal zes maanden.
Artikel 6.2 Kader vrijwilligerswerk
- 1.
Het college bevordert het doen van vrijwilligerswerk door uitkeringsgerechtigden die niet actief zijn met re-integreren.
- 2.
Naar het oordeel van het college is het verlenen van mantelzorg, het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten en activiteiten die gericht zijn op het wegnemen of beheersbaar maken van belemmeringen in de persoonlijke sfeer een vorm van wederkerigheid.
Artikel 6.3 Voorwaarden tegenprestatie en vrijwilligerswerk
De tegenprestatie en het vrijwilligerswerk moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
-
a. er mag geen sprake zijn van werkzaamheden die gewoonlijk door werknemers in loondienst of door zelfstandigen worden verricht;
b. de werkzaamheden worden in de betreffende organisatie reeds door één of meer vrijwilligers verricht;
c. er moet sprake zijn van werkzaamheden die anders niet of significant minder vaak gedaan worden;
d. de werkzaamheden mogen niet worden verricht bij bedrijven die als hoofddoel hebben winst te maken; en
e. er mogen geen resultaatsverplichtingen worden opgelegd aan degene die de werkzaamheden verricht.
HOOFDSTUK 7 SLOTBEPALINGEN
Artikel 7.1 Hardheidsclausule
Het college kan de artikelen 3.1 tot en met 5.4 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing ervan, gelet op het belang van belanghebbenden, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 7.2 Inwerkingtreding en overgangsrecht
- 1.
Deze regeling treedt in werking vanaf datum bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2024.
- 2.
De Beleidsregel re-integratie Den Haag 2017 wordt ingetrokken.
- 3.
De Beleidsregel re-integratie Den Haag 2017 blijft van toepassing op lopende voorzieningen, verstrekt onder de Beleidsregel re-integratie Den Haag 2017, totdat het college in het individuele geval een nieuw besluit neemt.
Artikel 7.3 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als Regeling re-integratie Participatiewet Den Haag 2024.
Den Haag, 16 januari 2024
Het college van burgemeester en wethouders,
de secretaris,
Ilma Merx
de locoburgemeester,
Robert van Asten
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 3.2
De werkgeverscheque is een forfaitair bedrag, die werkgevers kunnen gebruiken voor kosten die zij moeten maken bij het in dienst nemen van belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld voor extra begeleiding, scholing of ter compensatie van verminderde arbeidsproductiviteit bij aanvang dienstverband.
Artikel 5.1
In het zesde lid is opgenomen dat er uitzonderingen zijn op de scholingsduur voor inburgeraars die de B1-entreeroute volgen of de onderwijsroute volgden en bij de start van het onderwijs 30 jaar of ouder zijn. In het zevende lid is opgenomen dat gedupeerden van de toeslagenaffaire voor meer dan twee jaar scholing kunnen volgen. Ze zijn in deze positie terechtgekomen door de omstandigheden die de gemeente, met name landelijke overheid, heeft gecreëerd. Het betreft met name de mensen die ten tijde van de affaire hun studie niet hebben kunnen doen. Daarom is deze groep als uitzondering op de scholingsduur van maximaal twee jaar benoemd.
Artikel 5.3
De hoogte van het premiebedrag was sinds 2015 gebaseerd op de hoogte van het vrijlatingsbedrag zoals genoemd in artikel 31, tweede lid, onder r, van de wet en destijds vastgesteld op € 360. Dit bedrag is daarna niet meer geïndexeerd. Uitgaande van de het vrijlatingsbedrag dat per 1 juli 2023 van toepassing is, komt de hoogte van de premie nu uit op afgerond € 460.
Artikel 6.2
In de re-integratieverordening is opgenomen dat als betrokkene vrijwilligerswerk doet, het college kan bepalen dat aan deze persoon geen tegenprestatie wordt opgelegd. Het college vindt eigen initiatief en vrijwilligheid belangrijk. Het college zet zoveel mogelijk in op het motiveren van de uitkeringsgerechtigde om zelf vrijwilligerswerk te gaan doen. Hierbij werkt de gemeente samen met PEP, de Haagse Welzijnsorganisaties en met een aantal organisaties in de stad waar veel vrijwilligers werken. Motivatie en eigen initiatief bieden volgens het college de beste garantie dat iemand duurzaam actief blijft. De tegenprestatie legt het college daarom alleen op als iemand niet bereid is een maatschappelijke bijdrage te leveren. De tegenprestatie is dus het sluitstuk.
Artikel 6.3
Het college ziet erop toe dat de werkzaamheden, in het kader van de tegenprestatie en het vrijwilligerswerk, additioneel zijn. Voor de werkzaamheden geldt dus bijvoorbeeld geen resultaatverplichting, zoals bij een normale arbeidsovereenkomst.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl