Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR714135
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR714135/1
Bodemkwaliteitskaart landbodem gemeente Barendrecht Actualisatie 2023
Geldend van 20-01-2024 t/m heden
Intitulé
Bodemkwaliteitskaart landbodem gemeente Barendrecht Actualisatie 20231 INLEIDING
1.1 Aanleiding en doel
Voor u ligt de in 2023 geactualiseerde bodemkwaliteitskaart van de landbodem van de gemeente Barendrecht. De bodemkwaliteitskaart dient om grondverzet binnen de gemeente te vergemakkelijken.
De bodemkwaliteitskaart is geactualiseerd omdat deze volgens de Regeling bodemkwaliteit in 2024 zijn geldigheid zou verliezen. Daarnaast is de bodemkwaliteitskaart geactualiseerd met het oog op de invoering van de Omgevingswet.
In een bodemkwaliteitskaart wordt een bodembeheergebied ingedeeld in één of meer zones met een vergelijkbare milieuhygiënische bodemkwaliteit. Het gaat hierbij om de ‘gemiddelde’ kwaliteit van deze gebieden, afgezien van lokale verontreinigingen veroorzaakt door puntbronnen.
Met een bodemkwaliteitskaart is bij grondverzet minder onderzoek nodig en hoeft men minder vaak partijen grond te keuren. In plaats daarvan kan de bodemkwaliteitskaart worden gebruikt als bewijsmiddel (milieu-hygiënische verklaring) voor de kwaliteit van de grond.
Tezamen met de bodemfunctiekaart bepaalt de bodemkwaliteitskaart welke normen volgens algemene, landelijke regels gelden voor het toepassen van grond en baggerspecie op de landbodem. Verder volgt daaruit binnen en tussen welke zones – onder voorwaarden – vrij grondverzet mogelijk is.
Voor een aantal situaties is in de regionale nota bodembeheer (lit. 1) gebiedsspecifiek beleid vastgesteld voor het toepassen van grond en baggerspecie.
In voorliggend rapport is tevens de bodemkwaliteitskaart voor PFAS geïntegreerd. Voor de stofgroep PFAS was in 2020 een afzonderlijke bodemkwaliteitskaart gemaakt (lit. 2) waarin tevens is vastgelegd welke toepassingsnormen in verschillende situaties gelden, omdat dit voor PFAS nog niet in landelijke regelgeving is vastgelegd. Daarbij is de gemeente Barendrecht destijds gelijk opgetrokken met de gemeenten Albrandswaard en Ridderkerk.
1.2 Wettelijk kader
Besluit bodemkwaliteit en Regeling bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit (lit. 3) en de bijbehorende Regeling bodemkwaliteit (lit. 4) zijn in 2008 in werking getreden. Deze vormen (tot het in werking treden van de Omgevingswet) het wettelijke kader voor hergebruik van bouwstoffen, grond en baggerspecie.
In het Besluit bodemkwaliteit zijn generieke regels opgenomen, waarbij de normen voor het toepassen van grond en bagger afhankelijk zijn van zowel de kwaliteit als de functie van de ontvangende bodem. De normering en klasse-indeling volgens het Besluit bodemkwaliteit worden toegelicht in hoofdstuk 2.
Het Besluit bodemkwaliteit bevat de mogelijkheid om op grond van de lokale situatie gebiedsspecifiek beleid vast te stellen. Ook dit wordt verder toegelicht in hoofdstuk 2.
Voorliggende bodemkwaliteitskaart is opgesteld en vastgesteld onder het recht van het Besluit bodemkwaliteit en de Regeling bodemkwaliteit uit 2008 (net als de voorgaande bodemkwaliteitskaarten uit 2014 en 2019). Op grond van overgangsrecht blijft de bodemkwaliteitskaart geldig bij het in werking treden van de Omgevingswet.
Richtlijn bodemkwaliteitskaarten
Bodemkwaliteitskaarten dienen te worden opgesteld conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 5) en bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit uit 2008.
Bijlage M van de Regeling bodemkwaliteit vormt vooral een samenvatting van hetgeen uitgebreider is beschreven in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten. Bijlage M bevat voor het opstellen van de kaart geen aanvullende voorschriften die niet zijn opgenomen in de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten.
De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten beschrijft het opstellen van een bodemkwaliteitskaart aan de hand van acht procesmatige stappen:
- 1.
definitiefase, programma van eisen
- 2.
identificatie van onderscheidende kenmerken
- 3.
voorbewerken beschikbare informatie
- 4.
indelen beheergebied in deelgebieden
- 5.
evaluatie gebiedsindeling op basis van beschikbare informatie
- 6.
verzamelen van aanvullende informatie
- 7.
karakteriseren van de bodemkwaliteit per bodemkwaliteitszone
- 8.
resultaten weergeven in (water)bodemkwaliteitskaart
Over de status van deze acht stappen schrijft de Richtlijn, dat het in de praktijk niet noodzakelijk is om het stappenplan één op één te volgen maar dat het wel noodzakelijk is dat de elementen hiervan terugkomen in de eigen werkwijze.
In de Regeling bodemkwaliteit uit 2008 is vastgelegd, dat in een bodemkwaliteitskaart tenminste de stoffen worden opgenomen uit het standaardpakket uit de NEN5740 (lit. 6).
De algemene werkwijze bij het opstellen van een bodemkwaliteitskaart komt op het volgende neer:
In een bodemkwaliteitskaart wordt een gebied ingedeeld in één of meer zones met een milieu-hygiënisch vergelijkbare algemene bodemkwaliteit. Gebieden met eenzelfde historie hebben in het algemeen een vergelijkbare diffuse bodemkwaliteit. Dit betekent dat de indeling in zones gebeurt op basis van algemene historische gegevens (onderscheidende kenmerken) zoals bodemopbouw, (voormalig) landgebruik en ouderdom van woonwijken en bedrijfsterreinen.
Allereerst worden de belangrijkste historische gegevens zoals ouderdom van woonwijken en de eventuele aanwezigheid van ophooglagen in kaart gebracht.
Vervolgens worden de analyseresultaten van binnen de zones uitgevoerde bodemonderzoeken geanalyseerd. Per zone worden verschillende statistische kengetallen berekend voor verschillende stoffen. Op basis van deze berekeningen en het ruimtelijke patroon van de waarnemingen wordt de zone-indeling getoetst en zo nodig bijgesteld. Er wordt gekeken welke analyseresultaten niet representatief zijn voor de algemene zonekwaliteit, zodat deze gegevens als uitbijters buiten de dataset van de zoneringsberekeningen worden gelaten. De uiteindelijke indeling in zones is dus een combinatie van historische informatie en statistische bewerkingen.
Volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten worden de zones geclassificeerd op basis van het rekenkundig gemiddelde.
1.3 Relatie met Omgevingswet
Het omgevingsrecht in Nederland wordt ingrijpend herzien. Diverse sectorale wet- en regelgeving over de leefomgeving wordt samengebracht in de Omgevingswet met vier bijbehorende AmvB’s en één Ministeriële regeling. De huidige Wet bodembescherming verdwijnt en wordt in beknoptere vorm opgenomen in de Omgevingswet.
Onder de Omgevingswet wordt alle gemeentelijke regelgeving voor de fysieke leefomgeving samengevoegd in één omgevingsplan. Er bestaan op termijn – na een overgangsperiode – dus geen afzonderlijke bestemmingsplannen, nota’s bodembeheer e.d. meer.
Het in werking treden van de Omgevingswet is enkele malen uitgesteld. Na instemming van de Eerste en Tweede Kamer is maart 2023 het Koninkljik Besluit (KB) ondertekend dat de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking treedt.
Aanvullingsspoor bodem
De onderwerpen bodem, natuur, geluid en grondeigendom waren nog niet meegenomen in het oorspronkelijke wetsvoorstel van de Omgevingswet dat door het parlement is aangenomen op 1 juli 2015 (Tweede Kamer) respectievelijk 22 maart 2016 (Eerste Kamer). Deze vier onderwerpen zijn opgenomen in vier Aanvullingswetten die vervolgens ook zijn aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. Onder deze Aanvullingswetten hangen Aanvullingsbesluiten en Aanvullingsregelingen, waaronder het Aanvullingsbesluit bodem en de Aanvullingsregeling bodem.
Het Aanvullingsbesluit bodem is op 25 februari 2021 bekendgemaakt in het Staatsblad (lit. 7).
Onder de Omgevingswet wordt de Regeling bodemkwaliteit vervangen door de nieuwe Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022) die op 19 januari 2023 bekendgemaakt is in de Staatscourant (lit. 8).
Tenzij anders vermeld wordt in dit rapport met ‘Regeling bodemkwaliteit’ steeds gedoeld op de Regeling bodemkwaliteit die in 2007 bekendgemaakt is en in 2008 in werking getreden is.
Vrijwel alles wat nu volgens het Besluit bodemkwaliteit als gebiedsspecifiek beleid kan worden vastgesteld, is straks onder de Omgevingswet ook mogelijk in de vorm van maatwerkregels in het omgevingsplan.
In de Regeling bodemkwaliteit 2022 zijn geen vereisten meer opgenomen over hoe een bodem-kwaliteitskaart wordt opgesteld en wordt dus niet meer verwezen naar de Richtlijn bodemkwaliteits-kaarten. Dit vanuit de filosofie van de Omgevingswet dat decentrale overheden goed in staat zijn om aan hun verantwoordelijk-heden de juiste vorm en inhoud te geven. Gedetailleerde instructies hoe andere overheden taken of bevoegdheden moeten uitoefenen zijn daarom in de nieuwe Regeling bodem-kwaliteit geschrapt.
Actualisatie: onder het ‘oude’ recht (en valt daarna onder overgangsrecht)
Voorliggende actualisatie van de bodemkwaliteitskaart vindt nog plaats onder het ‘oude’ recht van het Besluit bodemkwaliteit.
Bij het in werking treden van de Omgevingswet vallen de bodemfunctiekaart, de verschillende bodemkwaliteitskaarten en het gebiedsspecifieke beleid uit de nota bodembeheer onder het overgangsrecht. De bodemfunctiekaart en het gebiedsspecifiek beleid worden daarmee automatisch onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Gemeenten hebben tot 1 januari 2032 de tijd om alles uit het tijdelijk deel van het omgevingsplan over te zetten naar het nieuwe deel van het omgevingsplan.
In dit rapport is aangesloten op de toekomstige terminologie onder de Omgevingswet:
- -
bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur (in plaats van Achtergrondwaarde)
- -
bodemfunctieklasse Landbouw/natuur (het huidige Besluit bodemkwaliteit benoemt strikt genomen alleen de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie)
1.4 Bestuurlijke vaststelling en geldigheid
Het vaststellen van een bodemkwaliteitskaart met regels voor grondverzet volgens het generieke beleid is een bevoegdheid van het College van Burgemeester en Wethouders.
Het vaststellen van gebiedsspecifiek beleid is een bevoegdheid van de gemeenteraad, waarvoor een openbare voorbereidingsprocedure conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht wordt gevolgd. Hetzelfde geldt onder de Omgevingswet voor het vastleggen van maatwerkregels in het omgevingsplan.
Zoals hiervoor al vermeld vallen bij het in werking treden van de Omgevingswet de verschillende bodemkwaliteitskaarten, de bodemfunctiekaart en het gebiedsspecifiek beleid uit de nota bodembeheer onder het overgangsrecht.
Per 1 januari 2016 is de Regeling bodemkwaliteit gewijzigd. Bij deze wijziging is expliciet in de Regeling bodemkwaliteit opgenomen, dat een bodemkwaliteitskaart een geldigheidsduur heeft van maximaal 5 jaar. De geldigheidsduur kan worden verlengd.
Onder de Omgevingswet is in de Regeling bodemkwaliteit 2022 geen geldigheidstermijn voor bodem-kwaliteitskaarten meer opgenomen.
Begrenzing bodembeheergebied
Deze bodemkwaliteitskaart heeft alleen betrekking op de landbodem waarvoor de gemeente Barendrecht het bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Op grond van artikel 3 van het (oude) Besluit bodemkwaliteit is voor toepassingen van grond en bagger in oppervlaktewaterlichamen de beheerder het bevoegd gezag. De Waterregeling (lit. 9) bevat kaarten met de begrenzing van de gebieden waar Rijkswaterstaat vergunningverlener is in het kader van de Waterwet en in het verlengde daarvan het bevoegd gezag is voor het Besluit bodemkwaliteit. Onder de Omgevingswet is deze begrenzing opgenomen in de Omgevingsregeling.
Bijlage 1 bevat de begrenzing van het bodembeheergebied waarvoor de gemeente Barendrecht het bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, gebaseerd op de kaartbijlagen van de Waterregeling.
Concreet betekent dit dat buitendijkse gebieden langs de Oude Maas volgens de Waterregeling niet onder het bevoegd gezag van de gemeente vallen. De opgehoogde gebieden langs de Oude Maas vallen gedeeltelijk wel onder het bevoegd gezag van de gemeente.
Voor de waterbodems op IJsselmonde heeft Waterschap Hollandse Delta een waterbodemkwaliteitskaart op laten stellen (lit. 10).
2 NORMERING EN KLASSE-INDELING VOLGENS BESLUIT BODEMKWALITEIT
2.1 Introductie
Het Besluit bodemkwaliteit kent afzonderlijke normen voor toepassingen van grond en bagger op de landbodem en toepassingen in oppervlaktewater. De verschillende normen per stof zijn opgenomen in Bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Voor deze bodemkwaliteitskaart zijn alleen de normen voor het toepassen van grond op de landbodem van belang. Deze worden toegelicht in paragraaf 2.2.
Het Besluit bodemkwaliteit maakt voor het hergebruiksbeleid onderscheid tussen:
- -
Generiek beleid;
- -
Gebiedsspecifiek beleid
Dit onderscheid wordt toegelicht in paragraaf 2.3.
2.2 Normen voor het toepassen van grond op de landbodem
In de Regeling bodemkwaliteit zijn de landelijke Achtergrondwaarden vastgelegd. Deze gelden als toetsingskader om te bepalen of grond “schoon” is. Wettelijk gezien mogen geen strengere normen worden gesteld dan de Achtergrondwaarden.
Het Besluit bodemkwaliteit relateert het beleid voor het toepassen van grond en bagger aan zowel de functie als de kwaliteit van de ontvangende bodem. Daartoe zijn de bodemfunctieklassen ‘Wonen’ en ‘Industrie’ geïntroduceerd. Daarnaast zijn er bodemkwaliteitsklassen ‘Wonen’ en ‘Industrie’ met bijbehorende maximale waarden.
In de terminologie van de Omgevingswet worden grond en bagger die aan de Achtergrondwaarden voldoen ingedeeld in de bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur. Vooruitlopend hierop wordt in dit rapport ook de term bodemkwaliteitsklasse Landbouw/natuur gehanteerd.
Indeling in bodemkwaliteitsklassen
Voor toepassingen op de landbodem gelden derhalve de volgende normen:
- -
Achtergrondwaarde (AW)
- -
Maximale waarden voor wonen (MaxWONEN)
- -
Maximale waarden voor industrie (MaxINDUSTRIE)
Deze normen zijn voor de verschillende stoffen vastgelegd in Bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit.
Onder de Omgevingswet worden deze normen in de Regeling bodemkwaliteit 2022 (Rbk 2022) als volgt aangeduid:
- -
kwaliteitseis voor kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’
- -
kwaliteitseis voor kwaliteitsklasse ‘wonen’
- -
kwaliteitseis voor kwaliteitsklasse ‘industrie’
Getalsmatig bevat bijlage B van de Rbk 2022 geen wijzigingen die relevant zijn voor de bodemkwaliteits-kaart van de landbodem.
Voor de meeste stoffen is MaxINDUSTRIE gelijk aan de interventiewaarde. Met name voor veel organische verbindingen waaronder minerale olie, PCB’s en diverse bestrijdingsmiddelen is MaxINDUSTRIE lager dan de interventiewaarde.
Conform de Regeling bodemkwaliteit zijn de rekenkundig gemiddeldes van de verschillende zones in deze bodemkwaliteitskaart getoetst aan de Achtergrondwaarde, MaxWONEN en MaxINDUSTRIE. Op basis van deze toetsing zijn de zones ingedeeld in de kwaliteitsklasse ‘landbouw/natuur’, ‘wonen’ of ‘industrie’. Voor het samenvoegen van verschillende deelgebieden tot dezelfde zone is deze klasse-indeling ook bepalend.
Toetsingsregels
In de Regeling bodemkwaliteit zijn voor de Achtergrondwaarden en de ‘Maximale waarden voor wonen’ (MaxWONEN) toetsingsregels opgenomen, waarbij een beperkt aantal stoffen in geringe mate de norm mag overschrijden. Deze toetsingsregels zijn afhankelijk gesteld van het aantal geanalyseerde stoffen. Voor de ‘Maximale waarde voor industrie’ (MaxINDUSTRIE) geldt geen toetsingsregel.
De toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde geldt zowel voor de ontvangende bodem als voor de toe te passen grond.
Toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde (bij 7 t/m 15 parameters)1:
Maximaal 2 parameters mogen hoger zijn dan de Achtergrondwaarde, mits niet hoger dan 2 x Achtergrondwaarde en niet hoger dan MaxWONEN
Grond voldoet aan de Achtergrondwaarde wanneer de grond voldoet aan voornoemde toetsingsregel.
De toetsingsregel voor MaxWONEN geldt alleen voor de beoordeling van de ontvangende bodem en mag niet worden toegepast om de kwaliteit van een partij hergebruiksgrond te bepalen.
Toetsingsregel voor MaxWONEN (bij 7 t/m 15 parameters):
Maximaal 2 parameters mogen hoger zijn dan MaxWONEN, mits niet hoger dan MaxWONEN + Achtergrondwaarde en niet hoger dan MaxINDUSTRIE
De toetsingsregels gelden ook bij de classificatie van zones in een bodemkwaliteitskaart.
2.3 Generiek en gebiedsspecifiek beleid uit Besluit bodemkwaliteit
Het Besluit bodemkwaliteit maakt voor het hergebruiksbeleid onderscheid tussen:
- -
Generiek beleid
- -
Gebiedsspecifiek beleid
Generiek beleid
In het Besluit bodemkwaliteit is het beleid voor het toepassen van grond en bagger afhankelijk gesteld van zowel de bodemkwaliteitsklasse als de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. De strengste is daarbij (in het generieke beleid) maatgevend:
* Het Besluit bodemkwaliteit kent strikt genomen alleen de bodemfunctieklassen Wonen en Industrie. De terminologie onder de Omgevingswet bevat tevens de bodemfunctieklasse Landbouw/natuur.
Voorbeeld 1:
Wanneer de bodemkwaliteit van een industrieterrein voldoet aan kwaliteitsklasse Landbouw/natuur, dan geldt als toepassingseis dat de toe te passen grond aan de Achtergrondwaarde dient te voldoen.
Voorbeeld 2:
Wanneer de bodemkwaliteit van een oud stadscentrum niet voldoet aan MaxWONEN, (maar bijv. wel aan MaxINDUSTRIE), dan geldt als toepassingseis MaxWONEN.
Bodemfunctiekaart en generieke toepassingskaart
De bodemfunctieklassen zijn vastgelegd in de bodemfunctiekaart2. Deze is opgenomen in bijlage 14 van voorliggend rapport en vervangt de bodemfunctieklassenkaart zoals die was opgenomen in bijlage 5 van de bodemkwaliteitskaart uit 2019 (lit. 11).
Ten opzichte van de kaart uit 2019 zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:
- -
ontwikkelingslocatie Stationstuinen: industrie → wonen
- -
gedeelte Ziedewijdsedijk bij de Zuidpolder: wonen → landbouw/natuur (parallel aan aanpassing deelgebied BWL06)
- -
ontwikkelingslocatie Parq Waal aan de Noldijk: landbouw/natuur → wonen (valt samen met aanpassing deelgebied BWL04)
- -
kleine aanpassing bij Noldijk 134: landbouw/natuur → wonen (parallel aan aanpassing deelgebied BWL04)
De toepassingskaart volgens generiek beleid, gebaseerd op de combinatie van de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart, is opgenomen in bijlage 15A (bovengrond, 0-0,5 m-mv) en 15B (ondergrond, 0,5-2,0 m-mv).
Gebiedsspecifiek beleid
Binnen bepaalde grenzen en randvoorwaarden mogen gemeenten besluiten om af te wijken van het ‘generieke beleid’ en voor een deel van hun grondgebied een strenger of juist minder streng beleid voeren. De gemeenteraad stelt dan ‘Lokale Maximale Waarden’ (LMW) vast. In dat geval spreekt het Besluit bodemkwaliteit van ‘gebiedsspecifiek beleid’.
Onder de Omgevingswet wordt de terminologie als volgt:
Lokale maximale waarden → Lokale waarden
Gebiedsspecifiek beleid → Maatwerkregels
2.4 Handelingskader voor PFAS
Op 8 juli 2019 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een Kamerbrief verstuurd met het ‘Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie’, gevolgd door geactualiseerde versies d.d. 29 november 2019 en 2 juli 2020.
Op 13 december 2021 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat een nieuwe versie van het Handelingskader PFAS3 aan de Tweede Kamer toegezonden (lit. 12).
Volgens het tijdelijk handelingskader moeten initiatiefnemers, tot duidelijk is of er onbelaste gebieden in Nederland zijn, in het kader van de zorgplicht het gehalte aan PFAS meten in te verzetten grond en baggerspecie, die uit land- en waterbodem wordt ontgraven.
Eind juni 2020 heeft het RIVM het onderzoek naar de landelijke achtergrondwaarden van PFAS in de Nederlandse bodem afgerond (lit. 13). Deze zijn als definitieve achtergrondwaarden opgenomen in een nieuwe versie van het tijdelijk handelingskader PFAS (lit. 14), dat op 3 juli 2020 door de Staatssecretaris voor Infrastructuur en Waterstaat is toegezonden aan de Tweede Kamer.
Deze definitieve landelijke achtergrondwaarden zijn als volgt:
- -
PFOA (som lineair + vertakt): 1,9 μg/kgds
- -
PFOS (som lineair + vertakt): 1,4 μg/kgds
De overige PFAS zijn in het onderzoek van het RIVM zelden boven de detectiegrens aangetoond. In het tijdelijk handelingskader is opgenomen dat voornoemde achtergrondwaarde van PFOS (1,4 μg/kgds) ook als toepassingswaarde kan gelden voor de overige PFAS.
Voor de bodemkwaliteits- en bodemfunctieklassen wonen en industrie vermeldt het tijdelijk handelingskader de volgende toepassingswaarden (ook wel aangeduid als de 3/7/3/3 waarden):
- -
voor alle individuele PFAS: 3 μg/kgds. met uitzondering van PFOA
- -
voor PFOA: 7 μg/kgds
Verder bevat het tijdelijk handelingskader voorlopige toepassingswaarden voor een aantal andere situaties.
Aanvankelijk was in het tijdelijk handelingskader4 opgenomen, dat deze 3/7/3/3 waarden gelden voor toepassingen op de landbodem boven grondwaterniveau (tot ten hoogste 1 meter onder het maaiveld bij gebieden met een hoge grondwaterstand).
In versie december 2021 van het handelingskader is het onderscheid boven en onder grondwaterniveau niet meer opgenomen. Voor het overige bevat het handelingskader van december 2021 – ten opzichte van de voorgaande versie d.d. 2 juli 2020 - geen inhoudelijke wijzigingen die relevant zijn voor toepassingen op de landbodem.
Het handelingskader voor PFAS en de hierin opgenomen toepassingswaarden waaronder de achtergrondwaarden hebben echter nog niet de formele status van regelgeving. Dit is pas het geval na opname van deze achtergrondwaarden en overige toetsingswaarden in bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit en bekendmaking hiervan in de Staatscourant.
Volgens de begeleidende Kamerbrief wordt op basis van de versie uit december 2021 van het Handelingkader voor PFAS het traject van deze wettelijk verankering gestart.
3 WERKWIJZE
3.1 Voorgaande bodemkwaliteitskaarten als basis
De bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 5).
In enkele situaties wordt niet voldaan aan het minimum van 20 waarnemingen per zone. Bij de toelichting op de zonering in paragraaf 6.2 wordt dit nader gemotiveerd.
In een bodemkwaliteitskaart wordt een gebied ingedeeld in één of meer zones met een milieu-hygiënisch vergelijkbare algemene bodemkwaliteit. Gebieden met eenzelfde historie hebben in het algemeen een vergelijkbare diffuse bodemkwaliteit. De indeling in zones is dus gebaseerd op de interpretatie van meetgegevens (analyseresultaten uit bodemonderzoeken) in combinatie met algemene historische gegevens (onderscheidende kenmerken) van het gebied. De zones zijn geclassificeerd door per stof een aantal statistische kengetallen te berekenen.
Sinds de jaren 90 zijn verschillende bodemkwaliteitskaarten van de gemeente Barendrecht gemaakt, voortbouwend op de zone-indeling uit voorgaande versies. Daarbij is niet altijd het achterliggende verhaal over deze indeling o.b.v. onderscheidende kenmerken volledig overgenomen.
Ook voorliggende actualisatie in 2023 bouwt voort op de voorgaande bodemkwaliteitskaarten.
Verder is de afzonderlijke bodemkwaliteitskaart voor PFAS uit 2020 (lit. 2) geïntegreerd in voorliggend rapport.
Voorgaande bodemkwaliteitskaarten
In 1997 is op basis van toenmalig provinciaal beleid een bodemkwaliteitskaart gemaakt voor de VINEX-locatie Carnisselande (lit. 15). Dat rapport bevat historische informatie waarvan een deel is overgenomen in hoofdstuk 4. In 1997 is de begrenzing van de lintbebouwing langs de Voordijk westelijk van de A29 voor het eerst ingetekend. Vervolgens is die begrenzing tussen de Carnisseweg en Smitshoek vrijwel ongewijzigd overgenomen in de volgende bodemkwaliteitskaarten t/m 2019.
In 2002 is een bodemkwaliteitskaart voor het hele bebouwde gebied van de gemeente gemaakt (lit. 16). De rapportage daarvan is niet meer teruggevonden. Voor het buitengebied van IJsselmonde was destijds een bodemkwaliteitskaart gemaakt in opdracht van de Dienst Landelijk Gebied (DLG) (lit. 17), die bestuurlijk werd vastgesteld door de provincie Zuid-Holland. Voornoemde bodemkwaliteitskaart van het buitengebied bevat geen aanvullende informatie die nog relevant is voor de huidige bodemkwaliteits-kaart.
In 2006 is een nieuwe bodemkwaliteitskaart van de hele gemeente gemaakt (lit. 18), waarbij een aantal vergelijkbare zones uit de voorgaande bodemkwaliteitskaart is samengevoegd. Daarbij zijn aparte zones gemaakt met woonwijken, bedrijfsterreinen en buitengebied. Voor de beschrijving van de historie werd verwezen naar de rapportages van voorgaande bodemkwaliteitskaarten.
In 2014 is een regionale bodemkwaliteitskaart gemaakt samen met de gemeente Ridderkerk (lit. 19). In die bodemkwaliteitskaart zijn beide gemeenten ingedeeld in een aantal deelgebieden op basis van enerzijds de ouderdom van de bebouwing en anderzijds het onderscheid in bodemfuncties.
In Barendrecht zijn dit deelgebieden beginnend met:
- -
BA (bodemfunctieklasse landbouw/natuur)
- -
BI (bodemfunctieklasse industrie)
- -
BW (bodemfunctieklasse wonen)
- -
BWL (lintbebouwingen)
Ridderkerk heeft vergelijkbare deelgebieden beginnend met RA, RI, RW en RWL.
De deelgebieden uit de beide gemeenten zijn in 2014 samengevoegd tot 8 zones. Verder is in de nota bodembeheer (lit. 1, lit. 20) een deel van Nieuw Reijerwaard aangemerkt als zone 9. In de zones 1 t/m 6 zijn deelgebieden samengevoegd uit zowel de gemeente Barendrecht als de gemeente Ridderkerk. De zones 7, 8 en 9 zijn alleen van toepassing in de gemeente Ridderkerk. In de bodemkwaliteitskaart uit 2014 zijn alleen analysegegevens meegerekend uit rapporten die zijn gerapporteerd vanaf 1 januari 1993.
In 2019 is de bodemkwaliteitskaart geëvalueerd in afzonderlijke rapporten voor de gemeente Barendrecht (lit. 11) en Ridderkerk (lit. 21). Dit betrof vooral een tussentijdse controle van de dataset: welke gegevens zijn er nieuw bijgekomen sinds het opstellen van de bodemkwaliteitskaart uit 2014 en in hoeverre bevestigen deze de classificatie van de zones.
Door een hernummering van de bodemrapporten in het bodeminformatiesysteem kon niet volledig worden herleid welke onderzoeken al beschikbaar waren bij het opstellen van de bodemkwaliteitskaart uit 2014. Wel was duidelijk dat voor Barendrecht geen gegevens waren gebruikt uit bodemonderzoeken die na 1 januari 2011 gerapporteerd waren (afgezien van het aanvullend bodemonderzoek dat in 2011 specifiek ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart was uitgevoerd). Voor de evaluatie is daarom een selectie gemaakt van alleen de grondanalyses uit bodemonderzoeken die na 1 januari 2011 gerapporteerd zijn.
Bij de evaluatie in 2019 zijn de begrenzingen in de bodemkwaliteitskaart voor Barendrecht op enkele plaatsen aangepast (bij de Singel / Oude Haven en langs de 3e Barendrechtseweg ten zuiden van de Middeldijk). Verder is destijds de classificatie van de ondergrond van zone 4 gewijzigd van Achtergrond-waarde (klasse landbouw/natuur) naar klasse Wonen.
De spoorwegen en de rijkswegen A15 en A29 zijn door de jaren heen niet gezoneerd gelaten.
In de voorgaande bodemkwaliteitskaarten was het hele gebied langs de Oude Maas ten zuiden van de Achterzeedijk niet gezoneerd gelaten (ophooglagen met baggerspecie, buitendijks gebied).
Actualisatie voortbouwend op de voorgaande bodemkwaliteitskaarten
In voorliggende actualisatie is een volledig hoofdstuk over de (mogelijk) onderscheidende kenmerken opgenomen inclusief bijbehorende kaartbijlagen (hoofdstuk 4). Daarvoor is gekeken welke relevante informatie overgenomen kan worden uit voorgaande bodemkwaliteitskaarten. Alleen de bodemkwaliteitskaart van Carnisselande uit 1997 bevat bruikbare historische informatie, doordat de rapportage van de bodemkwaliteitskaart uit 2002 niet meer teruggevonden is.
Voor de zone-indeling zijn de deelgebieden en zones uit 2019 (en 2014) als startpunt genomen. De grenzen van de deelgebieden en zones zijn nagelopen, met name de deelgebieden met lintbebouwing, en op een aantal plaatsen aangescherpt op basis van:
- -
oude kaarten;
- -
digitale bestanden van de BAG, perceelgrenzen en watergangen;
- -
onderzoeksresultaten uit bodemonderzoeken uit het bodeminformatiesysteem.
In de voorgaande bodemkwaliteitskaarten was het hele gebied langs de Oude Maas ten zuiden van de Achterzeedijk niet gezoneerd gelaten. Afhankelijk van de digitale beschikbaarheid van onderzoeks-gegevens is een deel van de ophooglagen met baggerspecie langs de Oude Maas in voorliggende actualisatie wel gezoneerd.
De gegevens zijn eerst per deelgebied afzonderlijk bekeken en vervolgens zijn de deelgebieden op basis van de bodemkwaliteitsklasse samengevoegd in een beperkter aantal zones. Voor enkele deelgebieden wijzigt de zone-indeling.
De naamgeving van de deelgebieden en zones is hetzelfde gelaten als in 2014 en 2019. Daarbij is het oude deelgebied BWL08 is opgesplitst in BWL08a t/m BWL08d. Verder is het oude deelgebied BW02 opgesplitst in BW02a en BW02b. De deelgebieden ten zuiden van de Achterzeedijk hadden nog geen codering in de voorgaande bodemkwaliteitskaarten en zijn verder genummerd als BA08 t/m BA12 en BI07.
De verantwoording van de dataset (herkomst van de gegevens en selectie van representatieve gegevens) is opgenomen in hoofdstuk 5. De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op de gegevens uit het bodem-informatiesysteem van de gemeente Barendrecht (ondergebracht bij de DCMR). Daarvoor heeft de gemeente eerst een inhaalslag uitgevoerd om de gegevens in het bodeminformatiesysteem te actualiseren. Aanvullend zijn de gegevens meegenomen uit het bodemonderzoek dat in 2011 specifiek ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart is uitgevoerd.
De zone-indeling in de bodemkwaliteitskaart is toegelicht in hoofdstuk 6. Bepalend voor de zone-indeling zijn de bebouwingsgeschiedenis en de langs de Oude Maas aanwezige ophooglagen.
Lokale verontreinigingen
De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten stelt expliciet, dat in de bodemkwaliteitskaart een kaartlaag moet worden opgenomen van bekende en verwachte lokale verontreinigingen. Hiervoor mag worden volstaan met een lijst gebaseerd op het landsdekkend beeld bodemkwaliteit (LDB).
De informatie over verdachte en verontreinigde locaties wordt bijgehouden in het bodem-informatiesysteem van de gemeente, ondergebracht bij de DCMR. Om deze reden is geen aparte lijst of kaart met deze locaties opgenomen in de rapportage van de bodemkwaliteitskaart. In plaats daarvan wordt verwezen naar het gemeentelijk bodeminformatiesysteem voor de meest actuele gegevens. De bodeminformatie is via internet raadpleegbaar op de website van de DCMR: http://dcmr.gisinternet.nl.
3.2 Stoffenpakket
In de Regeling bodemkwaliteit is vastgelegd, dat in een bodemkwaliteitskaart tenminste de stoffen worden opgenomen uit het standaardpakket uit de NEN5740 (lit. 6). Het huidige stoffenpakket bestaat uit: barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink, som-PAK, minerale olie, som-PCB’s, lutum en organische stof. Onder de Omgevingswet is dit stoffenpakket opgenomen in bijlage J van de Regeling bodemkwaliteit 2022 als ‘standaardonderzoekspakket, variant A’.
De stoffen arseen en chroom zijn sinds 1 juli 2008 niet meer opgenomen in het standaard stoffenpakket voor verkennend bodemonderzoek. Formeel hoeven deze stoffen niet meer te worden opgenomen in de bodemkwaliteitskaart. Voor deze stoffen zijn wel veel gegevens beschikbaar. Volledigheidshalve zijn ook arseen en chroom opgenomen in de bodemkwaliteitskaart.
Voor PFAS is in 2020 een afzonderlijke bodemkwaliteitskaart van de gemeente Barendrecht opgesteld (lit. 2). Er zijn sindsdien weinig nieuwe gegevens voor PFAS bij gekomen. De bodemkwaliteitskaart PFAS is geïntegreerd in voorliggend rapport (zie paragraaf 6.3) met toevoeging van de nieuwe gegevens.
3.3 Berekening van statistische kengetallen
Op basis van de beschikbare analyseresultaten is voor elke zone een aantal statistische kengetallen berekend (diverse percentielwaarden, gemiddelde, lognormaal gemiddelde). Deze statistische kengetallen zijn opgenomen in bijlage 8 (NEN5740-parameters) en 10 (PFAS).
Een percentielwaarde is een statistische maat hoeveel procent van de waarnemingen onder een bepaalde waarde liggen. Zo is de 50-percentielwaarde oftewel de mediaan het getal waarbij de helft van de waarnemingen lager is en de helft van de waarnemingen hoger.
De 95-percentielwaarde voor een stof in een bepaalde zone is het getal waarbij in 95% van de representatieve monsters een lagere concentratie van die stof is gemeten. 5% van de representatieve monsters heeft in die zone een hogere concentratie dan de 95-percentielwaarde.
Voor het berekenen van percentielwaarden bestaan in de literatuur verschillende formules. In de Regeling bodemkwaliteit uit 2008 is voor de 95-percentielwaarde voorgeschreven op welke wijze deze dient te worden berekend. Deze berekeningswijze is gehanteerd voor alle percentielwaarden.
De kengetallen zijn apart berekend voor de bovengrond (0-0,5 m-mv) en voor de ondergrond (0,5-2,0 m-mv). Voor het berekenen van het gemiddelde en het lognormaal gemiddelde zijn meetwaarden lager dan de detectiegrens vervangen door 0,7 x detectiegrens.
Voor het onderscheid tussen boven- en ondergrond is uitgegaan van het volgende:
- -
bovengrond = dieptetraject 0,0-0,5 m-mv; D1+D2 > 0 en D1+D2 <=1,0
- -
ondergrond = dieptetraject 0,5-2,0 m-mv; D1+D2 >1,0 en D1+D2 <=4,0
D1 = bovenkant monster
D2 = onderkant monster
Deze dieptetrajecten sluiten aan bij de dieptetrajecten die meestal worden gehanteerd in verkennend bodemonderzoek. De ondergrondmonsters in de dataset bestaan voor de NEN5740-parameters voor een deel uit mengmonsters van het dieptetraject van circa 0,5 – 2,0 m-mv. Overigens zijn de diepte-trajecten 0,5 - 1,0 m-mv en 1,0 - 2,0 m-mv ook afzonderlijk doorgerekend. In het algemeen hebben voornoemde dieptetrajecten dezelfde classificatie als het dieptetraject 0,5 – 2,0 m-mv, met uitzondering van zone 7 (zie verder paragraaf 6.2.7).
De Achtergrondwaarden en de maximale waarden voor wonen en industrie zijn voor veel stoffen afhankelijk van het bodemtype (percentages lutum en organische stof). Om de getallen gemakkelijk met elkaar te kunnen vergelijken, zijn alle statistische kengetallen in bijlage 8 omgerekend naar standaardbodem (lutum=25%, humus=10%). Vermenigvuldiging van het kengetal met de waarde uit de kolom bodemtypecorrectie geeft het oorspronkelijke kengetal.
Minimum aantal waarnemingen per deelgebied / zone
Verschillende deelgebieden met dezelfde kwaliteitsklasse zijn samengevoegd tot een beperkter aantal zones.
De Richtlijn bodemkwaliteitskaarten schrijft voor, dat minimaal 3 waarnemingen beschikbaar dienen te zijn per niet-aaneengesloten deelgebied. In alle gezoneerde deelgebieden wordt hieraan voldaan.
Deelgebied BWL05 wordt bij Smitshoek doorsneden door de A15. In het gedeelte ten noorden van de A15 zijn alleen voor koper, lood en zink in zowel de boven- als ondergrond 3 waarnemingen beschikbaar. Deze gegevens bevestigen de zone-classificatie.
Verder schrijft de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten een minimum van 20 waarnemingen per zone voor.
Voor de stoffen barium, kobalt, molybdeen en PCB’s geldt een afwijkende regeling. Tot 1 juli 2008 werd bij bodemonderzoek niet standaard op deze stoffen geanalyseerd.
Bij minder dan 20 waarnemingen kobalt, molybdeen of PCB5 in een zone mag men zich volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten baseren op de totale dataset van het bodembeheergebied, mits voor het totale bodembeheergebied minimaal 30 waarnemingen beschikbaar zijn.
Voor de vijf zones met de grootste oppervlakte zijn ook voor de ‘nieuwe’ stoffen minimaal 20 waarnemingen beschikbaar bij zowel de boven- als ondergrond. Deze vijf zones beslaan samen 94% van het gezoneerde gebied. In de kleinere overige zones is dit niet het geval. Voor deze zones is in paragraaf 6.4 gemotiveerd, dat de ‘nieuwe’ stoffen niet klassebepalend zijn en extra waarnemingen niet tot een wijziging van de zoneclassificatie leiden.
Zone 10 betreft de geluidswal A15 aan de noordkant van Carnisselande. Deze zone is gebaseerd op algemene informatie over de aanleg van deze geluidswal.
4 ONDERSCHEIDENDE KENMERKEN
4.1 Mogelijk relevante onderscheidende kenmerken
Voor de indeling in zones zijn verschillende historische thema’s (mogelijk) van belang. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de volgende thema’s:
- -
natuurlijke bodemopbouw (paragraaf 4.2)
- -
bebouwingsgeschiedenis: ouderdom van woonwijken en bedrijfsterreinen (paragraaf 4.3)
- -
ophooglagen (paragraaf 4.4)
- -
de voormalige trambaan (paragraaf 4.5)
Kassen en boomgaarden hebben in Barendrecht een plaatselijk karakter en worden als uitzonderings-locatie beschouwd. In 1975 was 149 hectare van de oppervlakte van de gemeente in gebruik voor glastuinbouw (lit. 22). In bestemmingsplannen in de jaren 70 is grootschalige glastuinbouw uit landschappelijke overwegingen tegengegaan door vast te leggen dat per gebiedsdeel maximaal 5% van het oppervlak in gebruik mocht zijn door kassen.
Met name ter plaatse van kassen en boomgaarden uit de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw kunnen verhoogde gehalten in de bodem voorkomen. In boomgaarden uit die periode worden in het algemeen verhoogde gehalten DDT gemeten. Bij oude kassen gaat het bijvoorbeeld om kwik, zink of drins.
4.2 Geologie en bodemopbouw
Als achtergrondinformatie wordt in deze paragraaf de geologische ontwikkeling van West Nederland tijdens het Holoceen samengevat. Voor de specifieke situatie in Barendrecht is het GeoTop-model van TNO geraadpleegd. Verder is informatie overgenomen uit de bodemkwaliteitskaart die in 1997 voor Carnisselande is opgesteld (lit. 15).
Het GeoTOP-model is een 3-dimensionaal model waarin op termijn de ondergrond van heel Nederland wordt opgenomen tot een diepte van 30 à 50 meter (lit. 23 en 24). In het GeoTOP-model wordt de ondergrond gemodelleerd in blokken (‘voxels’) van 100 meter x 100 meter x 50 cm. Het model kan worden geraadpleegd via het DINO-loket (www.dinoloket.nl) in de vorm van kaarten en doorsneden.
Geologische ontwikkeling van West Nederland in het Holoceen
Aan het eind van de laatste IJstijd (ca. 10.000 jaar geleden) begon het jongste geologische tijdperk, het Holoceen. De kustlijn lag toen westelijker dan tegenwoordig en West Nederland was een koude toendra. Gedurende het Holoceen steeg de temperatuur op aarde en steeg de zeespiegel als gevolg van het afsmelten van de ijskappen. In het begin van het Holoceen ontstond langs de toenmalige kust een kwelzone, waar zich veen ging vormen.
Deze veenlaag, het Basisveen, werd door het verder stijgende zeespiegelniveau overstroomd. Vervolgens werden in West Nederland zand en klei afgezet. In het verleden werden de afzettingen die in die periode door de zee werden afgezet aangeduid als de Afzettingen van Calais (een nog oudere term is ‘oude zeeklei’). Tegenwoordig vallen deze onder het Laagpakket van Wormer (lit. 25). In Barendrecht werd in deze periode eerst een laag rivierafzettingen gevormd die tegenwoordig wordt aangeduid als de Formatie van Echteld (oudere termen zijn Betuweformatie en ‘oude rivierklei’). Vervolgens werden door verdere zeespiegelstijging in Barendtecht mariene afzettingen neergelegd uit het Laagpakket van Wormer.
Vanaf circa 5000 jaar geleden ontstonden langs de Nederlandse kust strandwallen, die tegenwoordig tot het Laagpakket van Schoorl worden gerekend. Achter de strandwallen ontstond een slecht ontwaterd, moerassig gebied. In dit moerassige gebied werd een veenlaag gevormd, het zogenaamde Hollandveen. Deze veenlaag is in de gemeente Barendrecht één tot enkele meters onder het maaiveld terug te vinden.
Langs de kust raakte het veengebied achter de strandwallen weer overstroomd door de zee. De bovengrond bestaat vrijwel overal in de gemeente uit afzettingen die in de afgelopen 2000 jaar door de zee zijn afgezet (Laagpakket van Walcheren; oudere benamingen zijn Afzettingen van Duinkerke of nog ouder ‘jonge zeeklei’). In het oosten van de gemeente is de overgang naar het gebied met alleen rivierafzettingen onder en boven het Hollandveen.
Plaatselijk bevinden zich rivierduinen in de ondergrond die gevormd zijn aan het eind van de laatste IJstijd.
Bodemopbouw in de gemeente Barendrecht
Bijlage 2 bevat de gegeneraliseerde bodemopbouw van de bovenste 120 cm in de gemeente Barendrecht op basis van de Stiboka-bodemkaart (lit. 26). De vlakken in de kaart zijn overgenomen uit de basisregistratie ondergrond (BRO). De bovengrond in de gemeente bestaat in het algemeen uit zavel of klei.
In de dertiende eeuw bevond zich een nederzetting Barendrecht binnen de bedijking van de Riederwaard. Het gebied raakte echter overstroomd in 1373. In de erop volgende eeuwen is het grondgebied van de gemente Barendrecht vervolgens polder voor polder ingepolderd: de polder Binnenland in 1483, de polder Buitenland in 1555 en de Zuidpolder in 1650. Bij de overstroming van 1373 ontstond de getijdekreek Koedoot. In 1580 is deze afgedamd en bleef een kreekrug in het landschap achter.
De bedijkingsgeschiedenis komt goed tot uiting in de bodemkaart. Bij een nieuwe bedijking was in het gebied het dichtst bij de oude dijk zwaardere klei afgezet terwijl de bovengrond het verst van de oude dijk af uit lichtere zavel bestond.
Archeologische waarden
De gemeente Barendrecht beschikt over beleid voor archeologie (lit. 27) en een archeologische waardenkaart. De acheologische waardenkaart is ter informatie opgenomen in bijlage 3 (ongewijzigd overgenomen uit de bodemkwaliteitskaart uit 2014).
4.3 Ouderdom van de bebouwing
Een belangrijk onderscheidend kenmerk voor de zone-indeling vormt de ouderdom van woonwijken en bedrijfsterreinen. Naarmate wijken ouder zijn, is er een grotere kans op diffuse verontreiniging als gevolg van menselijk handelen. Oude dorpskernen en stadscentra zijn in het algemeen diffuus verontreinigd met koper, lood, zink en PAK. Bij sloop en nieuwbouw in het kader van stadsontwikkeling is de eerste (oudste) bebouwing maatgevend. Zo loopt de begrenzing van het oude dorp over de Schaatsbaan heen, omdat hier voor de aanleg van de Schaatsbaan in 1970 oude bebouwing gesloopt is.
In bijlage 4 is de bebouwingsgeschiedenis ingedeeld in de volgende periodes:
- -
< 1945
- -
1945 – 1970
- -
1970 – 1990
- -
1990 – heden
Daarbij is onderscheid gemaakt tussen woonwijken en bedrijfsterreinen. Bij de bedrijfsterreinen is rekening gehouden met de begrenzingen uit de bodemfunctiekaart.
Voor deze kaart is gebruik gemaakt van oude topografische kaarten (raadpleegbaar op www.topotijdreis.nl) en de BAG. In de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) is per bouwwerk een bouwjaar opgenomen. De BAG is als GIS-bestand openbaar beschikbaar via internet.
Specifiek zijn de begrenzingen van de deelgebieden met lintbebouwing (de BWL-deelgebieden) uit de voorgaande bodemkwaliteitskaart nagelopen. Daarbij is met name de begrenzing aangescherpt voor de volgende deelgebieden:
- -
BWL05 (Voordijk westelijk van A29, inclusief Smitshoek. Daarbij is ook het gesloopte deel van Smitshoek noordelijk van de A15 opgenomen in het deelgebied);
- -
BWL06 (Ziedewijdsedijk: gedeelte bij de Zuidpolder dat altijd onbebouwd was uit de lintbebouwing gehaald);
- -
BWL07 (Middeldijk);
- -
BWL08a (Voordijk oostelijk van A29).
4.4 Ophooglagen
Op een aantal plaatsen is de bodem in de vorige eeuw opgehoogd. Deze ophooglagen zijn weergegeven in bijlage 5 (inclusief 2 stortplaatsen). De ophooglagen betreffen met name ophogingen met bagger-specie langs de Oude Maas6.
Een belangrijke informatiebron over deze baggerspecieloswallen vormt het bijzonder inventariserend onderzoek (BIO) dat de DCMR in 1987 heeft uitgevoerd (lit. 28). Daarnaast zijn voor deze paragraaf oude topografische kaarten geraadpleegd.
Verder zijn in bijlage 5 enkele geluidswallen opgenomen:
- -
de geluidswal tussen de A29 en de wijk Nieuweland;
- -
de geluidswal A15 die vanaf het begin van de eeuw is aangelegd aan de noordkant van Carnisselande.
De nummers tussen vierkante haken verwijzen naar de nummers in de kaart in bijlage 5.
[1] Portlandse zeedijk (Carnisse Grienden)
Deze ophooglaag bevindt zich op de grens met de gemeente Albrandswaard. Volgens een oude topografische kaart was in het Barendrechtse deel een gedeelte voor de tweede wereldoorlog al opgehoogd. In het Rhoonse deel is op de topografische kaart uit 1963 voor het eerst een ophoging zichtbaar.
Het BIO uit 1987 vermeldt voor deze locatie ophoging door Rijkswaterstaat in de periode 1960-1970 met materiaal dat uit de rivier afkomstig is. Verder vermeldt het BIO:
Waarschijnlijk grotendeels weer ontgraven in zestiger jaren (…) Ter plaatse bevond zich een kleine loswal, die fungeerde als "overloop" (of bezinkbassin?) voor de Jan Gerritsepolder-west. Het westelijke deel zou nooit opgespoten zijn wel werd hier een jachthaventje aangelegd. In circa 1973 werd de loswal ontgraven en het haventje uitgebaggerd.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 17
[2] Jan Gerritsepolder West (met Gaatkensbult)
Het BIO uit 1987 vermeldt voor deze locatie ophoging door Rijkswaterstaat in de periode 1965-1985 met materiaal afkomstig uit de Nieuwe Maas, Hollandsche IJssel en Oude Maas. Op topografische kaarten is te zien dat in de jaren 60 begonnen is met het oostelijke deel. Hierin is vervolgens het bouwdok voor tunnelelementen gegraven.
Het BIO vermeldt verder:
Een strook van 50 meter aan de noordzijde van de loswal fungeert als hoogwaterkering. Tijdens de laatste dijkverzwaring werd hier zand opgereden en afgedekt met ca een meter klei (mogelijk baggerspecie). Grond uit bouwdok is elders langs snelwegen ln de regio gebruikt. De oostelijke helft van het depot was aanvankelijk in gebruik als gronddepot. In het midden van de locatie hebben stortingen plaatsgevonden (meldingsonderzoek DCMR gaande, projectnr 324126). Een deel van de locatie die tot 1987 nog in gebruik was, wordt conform de Hinderwetvergunning afgedekt met schone grond.
Bij de aanleg van de VINEX-wijk Carnisselande en Portland in de gemeente Albrandswaard begin deze eeuw is hier een heuvel aangelegd met grond die vrij kwam bij het graven van waterpartijen in het gebied, met name het graven van de Gaatkensplas. Deze heuvel heeft verschillende namen: Gaatkensbult, Oude Maasheuvel of Jan Gerritseheuvel.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 14
[3] Jan Gerritsepolder Oost
Het BIO uit 1987 vermeldt voor deze locatie als tijdvak 1966 – 1983 en als herkomst van het materiaal de Oude Maas en de Hollandse IJssel. De eerste laag is opgespoten door de gemeente Rotterdam, de latere lagen door Rijkswaterstaat. Verder vermeldt het BIO:
Deze loswal wordt als gronddepot gebruikt, dat wil zeggen opgespoten zandige specie wordt ontgraven ten behoeve van civiele werkzaamheden in de regio. Rijkswaterstaat heeft dit depot als buffervoorraad achter de hand.
Er zijn opnieuw spuitkades aangelegd ln 1986 ten einde zandige specie op te spuiten t.b.v. civielwerk (gronddepot).
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 15
[4] en [5] Vredepolder
Aan de zuidkant van de Vredepolder [4] is al een ophoging zichtbaar op een topografische kaart uit het eind van de jaren 30. Dit zuidelijke deel wordt niet beschreven in het BIO uit 1987.
Het recreatieterrein Vredepolder [5] is eind jaren 70 aangelegd en volgens oude topografische kaarten was de Vredepolder daarvoor nog niet opgehoogd. Bij die aanleg zijn ook vaten met afval waargenomen. Het BIO uit 1987 vermeldt stortingen van onder andere afval, puin, hout, groente- en fruitafval.
Het BIO uit 1987 vermeldt als herkomst van het materiaal stadhavens Rotterdam, waaronder Chemiehaven, St. Laurentshaven, 1e , 2e en 3e Petroleumhaven. Verder vermeldt het BIO:
Ter plaatse was buitendijks grasland aanwezig. Voor de opspuitingen begonnen werd ontkleid. Conform de opspuitvergunning bestaat de laatste laag uit relatief zondige specie. Direct ten westen van de loswal werd niet opgespoten vanwege de aanwezigheid van een pijpleidingenstraat. In de zuidelijke strook hebben stortingen plaatsgevonden, volgens meldingen aangevoerd met tankwagens.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 13
[6] en [7] Ophooglaag ten oosten van de voormalige Barendrechtse Brug
Deze ophooglaag wordt niet beschreven in het BIO uit 1987. Het grootste deel van de ophoging [6] is al zichtbaar op een topografische kaart uit het eind van de jaren 30. Op die vooroorlogse kaart is op deze locatie al een fabriek zichtbaar, de Velo wasmachinefabriek (volgens de website velobeheer.nl hier gevestigd vanaf 1926). De zuidwesthoek van het gebied [7] is volgens topografische kaarten in de jaren 70 opgehoogd.
[8] en [9] Spuiveld
Het grootste deel van dit gebied [8] is al opgehoogd voor de tweede wereldoorlog (en mogelijk later verder opgehoogd). Het resterende deel [9] is volgens topografische kaarten in de jaren 60 opgehoogd. Sinds het begin van de jaren 70 is het gebied in gebruik als recreatiegebied. Het BIO uit 1987 vermeldt ophoging door Rijkswaterstaat met als tijdvak 1930-1968 en als herkomst Stadshavens Rotterdam, Wilton Schiedam en nieuw werk vrijgekomen bij aanleg havens.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 12
[10] en [11] Het Kleine Veld
Onderstaande informatie is afkomstig uit een bodemonderzoek van de DCMR uit 1988 (lit. 29).
Tot begin jaren 60 was deze locatie een buitendijks gebied, dat toen gedeeltelijk ontgraven werd in verband met de verhoging en verzwaring van de Achterzeedijk. Tot 1963 heeft kleiwinning over een dikte van ongeveer 1 meter plaatsgevonden. Tussen 1965 en 1966 is het hele gebied opgespoten met havenslib uit o.a. de Wiltonhaven Schiedam, de Vulcaanhaven, de Eemhaven en de Prinses Beatrixhaven.
In het oostelijke deel is vervolgens bedrijfsafval van onbekende samenstelling en puin gestort. Vanaf de jaren 60 tot circa 1980 hebben stortingen plaatsgevonden.
In de periode 1971-1973 heeft een nieuwe opspuiting plaatsgevonden met slib uit het Zwijndrechts havengebied. In 1976 is het westelijke deel van Het Kleine Veld ingericht als caravanterrein en camping.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 11
[12] Noldijk
In het BIO uit 1987 wordt deze locatie aangeduid als Noldijk (BEMO-terrein). Volgens het BIO heeft aannemingsbedrijf Monshouwer hier in de periode 1965-1984 bagger uit het Waaltje opgebracht.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 16
[13] Boezemweg
Het vlak van deze ophoging is overgenomen uit het BIO uit 1987, maar het BIO bevat geen nadere gegevens. Ook in de Stiboka-bodemkaart (lit. 26) is hier een ophoging ingetekend. Vermoedelijk betreft het hier enkel het talud van het vroegere tramviaduct over de spoorlijn heen. De grond voor dat talud was ter plekke ontgraven uit de naastgelegen ‘Tramput’.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 16
[14] Wegberm A15
Het BIO uit 1987 vermeldt dat in de periode 1968-1972 door Rijkswaterstaat vrijgekomen specie uit het tunnelbouwdok in de Jan Gerritsepolder West werd toegepast in de wegbermen van de A15. Het BIO vermeldt hierover:
Na modellering van het wegtalud werd een teeltaardelaag aangebracht van circa 30 cm dikte; het betreft onderhoudsbaggerspecie die na rijping werd ontgraven in de Jan Gerritsepolder-west.
Nummering van deze ophooglaag in BIO 1987: 18
[15] Geluidswal A15 noordkant Carnisselande
Aan de noordkant van de wijk Carnisselande is vanaf het begin van de eeuw een geluidswal aangelegd. De kern van de geluidswal is aangelegd onder de toenmalige regelgeving van het Bouwstoffenbesluit. De afdeklaag boven het folie is aangebracht onder de regelgeving van het Besluit bodemkwaliteit, waarbij als toepassingsnorm klasse Wonen gold. De afdeklaag boven het folie heeft een dikte van 1 meter. Veel grond uit de afdeklaag is afkomstig uit Carnisselande, o.a. is grond die vrij kwam bij het graven van de Gaatkensplas tevens naar deze geluidswal gegaan.
[16] Geluidswal ten oosten van de A29
Tussen de wijk Nieuweland en de A29 ligt eveneens een geluidswal. Deze geluidswal is in 1993-1994 aangelegd en heeft een kern van verbrandingsslakken afkomstig van de NV Afvalverwerking Rijnmond (AVR). Deze kern is afgedekt met een 25 cm dikke laag bentoniet met daarboven eerst een grove zandlaag (0,25 meter) en vervolgens een afdeklaag van grond afkomstig uit de directe omgeving (0,75 meter).
[17] Stortplaats tussen Middeldijk en Kilweg
Onderstaande informatie is afkomstig uit een nader bodemonderzoek uit 1987 (lit. 30).
Ten behoeve van de aanleg van de trambaan tussen Rotterdam en Numansdorp is plaatselijk grond afgegraven tot een diepte van circa 3 m-mv. De op deze wijze ontstane zogenaamde “tramput” bestreek een oppervlakte van circa 10.000 m2 en bestond tot 1953 uit een open waterpartij. In de loop van dat jaar is de “tramput” in gebruik genomen als stortplaats. Tot 1975 is op deze stortplaats huisvuil gestort. Het stort werd tevens iedere zaterdag opengesteld voor particulieren.
Een gedeelte van de stortplaats werd in 1987 nog steeds gebruikt voor de afvoer van riool- en kolkenslib. Ook werd op deze plaats tot 1980 de inhoud van beerputten gestort.
4.5 Voormalige trambaan
Ter informatie is in bijlage 5 tevens de ligging van de voormalige trambanen weergegeven. Ter plaatse van deze vroegere trambanen worden soms verhoogde PAK-gehalten aangetroffen.
Onderstaande informatie is gebaseerd op de website educatief.historischbarendrecht.nl.
Vanaf 1898 liep een trambaan vanaf Rotterdam over de Barendrechtse brug naar de Hoeksche Waard. Via deze trambaan werden zowel personen als landbouwproducten vervoerd. Het personenvervoer werd beëindigd in 1956 en het goederenvervoer in 1957. Vervolgens is op het oude tramtracé het Provinciaal Rijwielpad aangelegd (tegenwoordig aangeduid als Provinciaal Fietspad).
In 1904 werd een zijlijn geopend die via Rijsoord naar Zwijndrecht liep. Deze zijlijn liep langs de zuidkant van de Middeldijk en ging vervolgens met een viaduct over de gewone spoorlijn heen, op de plek waar nu de Boezemweg onder het spoor door gaat. Tot 1941 werden via deze zijlijn personen en goederen vervoerd. In 1944 is de brug over de spoorlijn bij een bombardement vernietigd.
De grond voor de taluds van de brug over de spoorlijn was afkomstig uit de ter plekke gegraven ‘Tramput’ die later dienst deed als zwembad.
5 VERANTWOORDING DATASET BODEMANALYSES
5.1 Herkomst gegevens
5.1 Herkomst gegevens
NEN5740-parameters
De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op gegevens afkomstig uit het bodeminformatiesysteem van de gemeente Barendrecht (Squit-iBis, ondergebracht bij de DCMR). De gemeente heeft in 2023 eerst een
inhaalslag uitgevoerd om de gegevens in het bodeminformatiesysteem te actualiseren en aan te vullen.
De gegevens zijn op 27 juli 2023 geëxporteerd uit het bodeminformatiesysteem. Bij deze export is als criterium gehanteerd: rapportcode beginnend met AA0489 (0489 is de gemeentecode van Barendrecht).
De exports bevatten de gegevens t/m rapportcode AA048904326.
In het bodeminformatiesysteem is verder een aantal rapportcontouren of boorpunten binnen de gemeente Barendrecht ingetekend met een rapportcode die niet met AA0489 begint. Deze zijn specifiek nagelopen op bruikbare analyseresultaten. Op basis daarvan zijn 6 grondmonsters meegerekend uit een onderzoek met rapportcode AA000000046 (in deelgebied BWL05 bij de Charloise Lagedijk).
Voor 4 rapporten in deelgebied BA12 (ophooglaag Het Kleine Veld) zijn de analyseresultaten handmatig toegevoegd aan de dataset op basis van de pdf-bestanden van deze bodemrapporten. Hetzelfde geldt voor 4 verkennend bodemonderzoeken in het oudste deel van bedrijfsterrein Ziedewij (deelgebied BI11b).
In 2011 is aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd ten behoeve van de regionale bodemkwaliteitskaart uit 2014 (lit. 19). Destijds hebben de gemeenten een Excelbestand met deze analysegegevens ontvangen, maar deze gegevens zijn niet opgenomen in het bodeminformatiesysteem. De gegevens uit dit Excelbestand zijn toegevoegd aan de dataset van voorliggende bodemkwaliteitskaart. Voor Barendrecht betreft dit 113 analyses van de bovengrond en 107 analyses van de ondergrond.
PFAS
Voor PFAS is deze bodemkwaliteitskaart gebaseerd op de volgende gegevens:
- -
een in de eerste maanden van 2020 uitgevoerd bodemonderzoek waarbij verspreid over de gemeenten Barendrecht, Albrandswaard en Ridderkerk meetgegevens van PFAS verzameld zijn (lit. 31);
- -
PFAS-gegevens uit overige in het bodeminformatiesysteem (Squit-iBis) ingevoerde bodemonderzoeken;
- -
aanvullend zijn in 2020 de PFAS-gegevens uit 2 bodemonderzoeken aan de dataset toegevoegd die nog niet in het bodeminformatiesysteem waren ingevoerd. Hiervan bleek 1 onderzoek in 2023 inmiddels wel te zijn ingevoerd.
Bodemonderzoek PFAS ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart (lit. 31)
In dit bodemonderzoek zijn de volgende aantallen locaties onderzocht:
- -
40 boringen in de gemeenten Barendrecht en Ridderkerk:
- -
10 boringen in Ridderkerk langs de zuidoostelijke gemeentegrens (hemelsbreed het dichtst bij Chemours)
- -
de overige 30 boringen zijn gelijkelijk verdeeld over beide gemeenten
- -
- -
30 boringen in de gemeente Albrandswaard
De boorlocaties zijn verspreid over de gemeenten gekozen op gemeentegrond waar de grond zo min mogelijk is geroerd of belast door lokale bronnen.
Van elke locatie zijn de bovengrond (0-0,5 m-mv) en de ondergrond (0,5-2,0 m-mv) onderzocht op de 30 PFAS uit de advieslijst van Bodem+ van 12 juli 2019.
Overige bodemonderzoeken uit het bodeminformatiesysteem
In aanvulling op voornoemd bodemonderzoek bevat de export uit het bodeminformatiesysteem d.d. 27 juli 2023 bruikbare analyseresultaten van PFAS uit 14 bodemonderzoeken in de gemeente Barendrecht (waarvan 4 nieuwe bodemonderzoeken ten opzichte van de dataset uit juli 2020).
Deze gegevens zijn gecontroleerd op vreemde, afwijkende invoerwaarden voor PFAS. Daarbij is specifiek gecontroleerd of bij de monstername boven- en ondergrond met elkaar zijn gemengd. Bij 1 monster is de bemonsteringsdiepte 0-1,0 m-mv. Dit monster is meegerekend met de ondergrond.
Bij de invoer in het bodeminformatiesysteem is er bij een aantal rapporten voor gekozen om alleen somwaarden voor PFOA en PFOS (lineair + vertakt) in te voeren, omdat de overige PFAS zelden of nooit boven de detectiegrens worden gemeten. De overige PFAS zijn in 2020 grotendeels aangevuld in de dataset op basis van de analysecertificaten uit de pdf-bestanden van de onderzoeksrapporten.
De volgende gegevens zijn niet meegerekend in de bodemkwaliteitskaart:
- -
monsters waarbij geen sprake is van bodemmateriaal;
- -
analyses van een gronddepot vermengd met asfalt en puin, afkomstig van een bedrijfslocatie aan de Noldijk (onderzoekscode AA048903926).
Somparameters PAK en PCB
PAK en PCB zijn somparameters. Deels bevat de dataset alleen de 10 individuele PAK, respectievelijk de 7 individuele PCB. Deels bevat de dataset alleen een somparameter. Verder zijn voor een deel zowel de individuele waarden als een somparameter beschikbaar.
In eerste instantie zijn de somparameters voor PAK en PCB bepaald op basis van de individuele componenten. Indien de dataset alleen de somparameter bevat dan is daarvan uitgegaan.
x- en y-coördinaten
Aan de geanalyseerde grond(meng)monsters zijn op de volgende wijze x- en y-coördinaten toegekend:
- -
indien de boorpunten van de geanalyseerde (meng)monsters zijn ingetekend: het gemiddelde van de x- en y-coördinaten van de deelmonsters uit desbetreffend mengmonster. Daarbij is een controle gedaan op evident verkeerd ingetekende boorpunten (ver buiten de onderzoekslocatie). In de gemeente Barendrecht zijn de boorpunten meestal ingetekend zodat bij meer dan 90% van de geanalyseerde grondmonsters de ligging gebaseerd is op de x- en y-coördinaten van de boorpunten;
- -
wanneer geen boorpunten zijn ingetekend: het middelpunt van de rapportcontour. In het algemeen is dit voldoende nauwkeurig, omdat in het algemeen het hele bodemonderzoek in dezelfde zone ligt;
- -
voor een enkel rapport waren geen boorpunten en geen rapportcontour beschikbaar. In dat geval is uitgegaan van het middelpunt van de locatiecontour.
5.2 Representatieve gegevens voor de bodemkwaliteitskaart
Controle op vreemde invoerwaarden
Op de dataset is een aantal controles uitgevoerd. Een aantal vreemde of ontbrekende invoerwaarden is gecontroleerd op basis van het desbetreffende bodemrapport. Op basis daarvan is een aantal gegevens in de dataset gecorrigeerd of aangevuld.
De recentere bodemonderzoeken zijn als pdf-bestand op te vragen op de website ‘Omgeving in kaart’ van de DCMR. Een aantal oudere bodemrapporten kon niet worden teruggevonden in het archief. Enkele monsters uit die oudere rapporten zijn niet meegerekend, omdat zeer waarschijnlijk sprake is van een invoerfout (bijvoorbeeld wanneer voor zink <0,1 mg/kds is ingevoerd).
Monsters die alleen zijn geanalyseerd op minerale olie
De dataset bevat een aantal monsters die alleen op minerale olie en niet op andere stoffen geanalyseerd zijn. Regelmatig betreft dit analyses van lokale olieverontreinigingen. In ieder geval betreft dit nagenoeg altijd analyses van monsters die zijn genomen op plaatsen die verdacht zijn voor verontreiniging met minerale olie. Om deze reden is er op voorhand voor gekozen om geen van deze monsters mee te nemen, ongeacht of het een mengmonster of separaat monster betreft en ongeacht de gemeten concentratie.
Onderzoekstype
Analyseresultaten uit onderzoekstypen die gerelateerd zijn aan saneringen zijn op voorhand uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart (saneringsonderzoeken, saneringsplannen,, saneringsevaluaties, BUS-meldingen). Verder zijn gegevens van waterbodemonderzoeken uit de dataset gefilterd.
De analyseresultaten waarop de statistische kengetallen uit bijlage 8 zijn gebaseerd zijn voor het overgrote deel afkomstig uit verkennende bodemonderzoeken (ca. 80% van de data). Het resterende deel van de gegevens is vooral afkomstig uit partijkeuringen, indicatief onderzoek, oriënterend onderzoek en nul- of eindsituatieonderzoek.
Het bodeminformatiesysteem bevat verder analyseresultaten afkomstig uit nader onderzoeken. Nader onderzoeken zijn in sommige gevallen bruikbaar voor de bodemkwaliteitskaart, bijvoorbeeld als het onderzoek in feite de diffuse verontreiniging van een zone betreft (metalen in vooroorlogse bebouwing en lintbebouwing die niet aan een duidelijke historische bron zijn te relateren, nader onderzoeken in de ophooglagen langs de Oude Maas). In andere gevallen zijn nader onderzoeken niet bruikbaar, omdat het duidelijk om een lokale verontreiniging gaat, verklaard door een puntbron van historische activiteiten of de aanwezigheid van bodemvreemd materiaal.
In 2014 waren alle gegevens uit nader onderzoeken uitgesloten voor de regionale bodemkwaliteitskaart. In voorliggende bodemkwaliteitskaart zijn de nader onderzoeken niet op voorhand uitgesloten. Een aantal nader onderzoeken is na beoordeling als niet-representatief beschouwd en als zodanig vermeld in bijlage 7. Ook betreft een deel van de nader onderzoeken rapporten met alleen analyses op minerale olie.
In voorliggende bodemkwaliteitskaart zijn analyseresultaten uit circa 50 nader onderzoeken meegerekend (minder dan 5% van het totale databestand waarop de uiteindelijke bodemkwaliteitskaart gebaseerd is). Deze zijn vooral afkomstig uit zone 5 (lintbebouwingen) en zone 7 (oude dorp).
Het al of niet meerekenen van deze nader onderzoeken leidt niet tot een andere classificatie van de zones. Het niet meerekenen van de nader onderzoeken zou in zone 5 getalsmatig tot lagere statistische kengetallen voor de belangrijkste stoffen leiden. In zone 7 zou het gemiddelde voor lood juist hoger zijn als alle nader onderzoeken uitgesloten worden.
Voormalig adviesbureaus Bodemstaete en Elementair Putten
In 2009 kwam aan het licht dat het voormalige adviesbureau Bodemstaete uit Vught gedurende een aantal jaar bodemrapporten heeft vervalst. De dataset bevat enkele onderzoeken die zijn uitgevoerd door Bodemstaete. Deze zijn niet meegerekend in de bodemkwaliteitskaart.
Verder heeft de VROM-inspectie in 2009 op verdenking van fraude alle erkenningen ingetrokken van het adviesbureau Elementair Putten. De dataset bevat geen bodemonderzoeken die zijn uitgevoerd door Elementair Putten.
Onderscheid in boven- en ondergrond
De statistische berekeningen zijn uitgevoerd voor twee dieptetrajecten.
Voor het onderscheid tussen boven- en ondergrond is uitgegaan van het volgende:
- -
bovengrond = dieptetraject 0,0-0,5 m-mv; D1+D2 > 0 en D1+D2 <=1,0
- -
ondergrond = dieptetraject 0,5-2,0 m-mv; D1+D2 >1,0 en D1+D2 <=4,0
D1 = bovenkant monster
D2 = onderkant monster
Deze dieptetrajecten sluiten aan bij de dieptetrajecten die meestal worden gehanteerd in verkennend bodemonderzoek. De ondergrondmonsters in de dataset bestaan voor een deel uit mengmonsters van het dieptetraject van circa 0,5 – 2,0 m-mv.
Grondmonsters waarbij geen dieptes zijn ingevoerd zijn niet meegerekend in de bodemkwaliteitskaart.
Verder is de dataset specifiek nagelopen op monsters met monstername over een groot dieptetraject, waarbij de boven- en ondergrond zijn gemengd. In een aantal gevallen is ervoor gekozen om onderzoeken om deze reden niet mee te rekenen in de bodemkwaliteitskaart.
Ouderdom van de gegevens
Volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 5) moeten enerzijds alle beschikbare gegevens worden meegenomen. Anderzijds mogen alleen gegevens worden meegenomen voor zover deze voldoende recent zijn, waarbij gegevens die minder dan 5 jaar oud zijn in ieder geval als voldoende recent gelden.
Voor de bodemkwaliteitskaart zijn in het algemeen ook oudere onderzoeken bruikbaar aangezien de bodemkwaliteitskaart betrekking heeft op diffuse verontreinigingen die (met uitzondering van PFAS) al tientallen jaren eerder zijn ontstaan.
Een uitzondering hierop betreft de situatie van recent opgehoogde gebieden waar de kwaliteit van het vroegere maaiveld afwijkt van het ophoogmateriaal. In dat geval is het van belang of het onderzoek is uitgevoerd vóór of na ophoging. Dergelijke recent opgehoogde gebieden komen niet voor in de gemeente Barendrecht.
Vanaf 1994 hebben bodemonderzoeken in principe een bepaald kwaliteitsniveau door de invoering van de toenmalige NVN5740. Voor deze bodemkwaliteitskaart is ervoor gekozen om alleen gegevens mee te rekenen uit bodemonderzoeken die vanaf 1 januari 1993 zijn gerapporteerd, omdat bij de regionale bodemkwaliteitskaart uit 2014 ook als grens 1 januari 1993 is aangehouden. Er is één uitzondering gemaakt voor een onderzoek uit 1992 in deelgebied BA12 (ophooglaag Het Kleine Veld).
Geschatte waarden voor lutum en organische stof
Bij verschillende oudere onderzoeken komen bij meerdere monsters dezelfde waarden voor lutum en organische stof voor. Aangenomen is, dat in dat geval een deel van de waarden voor lutum en organische stof geschatte waarden betreft. Dit betekent, dat wanneer in één bodemonderzoek meerdere keren dezelfde waarden voor lutum en organische stof bij bovengrondmonsters zijn ingevoerd, deze waarden slechts 1 x zijn meegerekend. Hetzelfde geldt voor de ondergrond. Bij monsters waar voor lutum = 25% en organische stof = 10% is ingevoerd is altijd aangenomen dat dit geschatte waarden betreft die als zodanig niet zijn meegerekend in de bodemkwaliteitskaart.
Tegenwoordig speelt dit niet meer, omdat in het standaardpakket van NEN5740 ook altijd de percentages lutum en organische stof bepaald worden.
Overige niet representatieve gegevens vanwege lokaal afwijkende situaties
In beginsel zijn afwijkende, hogere concentraties alleen buiten de statistische berekeningen gelaten voor zover deze kunnen worden verklaard door een lokaal afwijkende situatie. Bij twijfel over de representativiteit moeten de gegevens volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 5) wél worden meegerekend. Zo mogen meetwaarden niet worden uitgesloten enkel op grond van een statistische uitbijtertoets.
Een verdachte locatie is overigens niet automatisch een verontreinigde locatie. In veel gevallen kunnen gegevens van verdachte locaties dus toch worden meegerekend in de bodemkwaliteitskaart.
Bijlage 7 bevat een overzicht van niet representatieve rapporten / analyses, die als zodanig niet zijn meegerekend in de bodemkwaliteitskaart.
Overig
In de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten is o.a. opgenomen, dat “duidelijk moet zijn of er sprake is van individueel geanalyseerde monsters of dat er sprake is van mengmonsters. In het laatste geval moet bekend zijn hoeveel grepen in dat mengmonster zijn samengevoegd en welk bodemvolume door het mengmonster wordt gerepresenteerd”.
Voor detailinformatie over de onderliggende onderzoeksgegevens, zoals samenstelling van mengmonsters en eventuele monstervoorbehandeling wordt verwezen naar de rapporten van de betreffende bodemonderzoeken (zoals aanwezig in het archief van de omgevingsdienst) en de in deze onderzoeken gehanteerde protocollen. Voor de statistische berekeningen is deze informatie verder niet relevant.
6 ZONE-INDELING EN STATISTIEK
6.1 Zones in de bodemkwaliteitskaart
De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Barendrecht bestaat uit twee zone-indelingen, afhankelijk van de stofgroep:
- -
zone-indeling voor de NEN5740-parameters (inclusief arseen en chroom);
- -
zone-indeling voor PFAS
De bodemkwaliteitskaart van de landbodem van de gemeente Barendrecht bestaat op basis van de NEN5740-parameters uit de volgende 10 zones:
Bovenstaande tabel vermeldt de kwaliteitsklasse bij het ontgraven van grond. De zones die zijn ingedeeld in klasse industrie vallen in het algemeen binnen de in paragraaf 2.2 vermelde toetsingsregel voor MaxWONEN waardoor de zone als ontvangende bodem in klasse Wonen valt, met uitzondering van de bovengrond van zone 7.
In paragraaf 6.2 worden bovenstaande zones verder toegelicht. In deze zones is een aantal vergelijkbare deelgebieden samengevoegd. Bijlage 6 bevat een kaart met deze deelgebieden.
De volgende gebieden zijn niet gezoneerd:
- -
de gebieden langs de Oude Maas die op grond van de Waterregeling onder het bevoegd gezag van Rijkswaterstaat vallen;
- -
de rijkswegen A15 en A29;
- -
de spoorwegen;
- -
de opgehoogde gebieden ten zuiden van de Achterzeedijk: westelijk van de A29 (Jan Gerritsepolder, deelgebied BA09) en bij de Vredepolder (deelgebied A10) (vrijwel geen gegevens beschikbaar).
Voor PFAS is de landbodem van de hele gemeente in één zone ingedeeld:
De zone PFAS Barendrecht wordt verder toegelicht in paragraaf 6.3.
De statistische kengetallen van de verschillende zones zijn opgenomen in bijlage 8-1 t/m 8-9 (NEN5740-parameters) respectievelijk in bijlage 10A en 10B (PFAS).
De zones zijn in de volgende bijlagen in kaart weergegeven:
- -
NEN5740-parameters:
-
zone-indeling in bijlage 11 en ontgravingsklasse boven- en ondergrond in bijlage 12A en 12B
- -
PFAS: bijlage 13
Wijzigingen ten opzichte van de bodemkwaliteitskaart uit 2019
Ten opzichte van de bodemkwaliteitskaart uit 2019 is het volgende gewijzigd:
- -
de begrenzingen van de lintbebouwingen in zone 4 en zone 5 zijn nagelopen en op een aantal plaatsen aangescherpt, met name langs de Voordijk en de Middeldijk;
- -
de samenstelling van de zones met lintbebouwingen is als volgt gewijzigd:
- -
deelgebied BI05 (1e Barendrechtseweg noordelijk van A15): van zone 3 naar zone 4
- -
deelgebied BW04d (Talmaweg): van zone 2 naar zone 4
- -
deelgebied BWL05 (Voordijk westelijk van A29): van zone 4 naar zone 5
- -
deelgebied BWL08d (Zeeheldenbuurt): van zone 5 naar zone 4
- -
- -
de classificatie van de ondergrond van zone 4 wordt weer klasse Landbouw/natuur (net als eerder het geval was in de regionale bodemkwaliteitskaart uit 2014) in plaats van klasse Wonen;
- -
de grens van zone 6 (Oranjewijk) is aan de westkant aangepast door de grens op de Marijkesingel te leggen;
- -
het oude dorp is opgenomen in een afzonderlijke zone vanwege de beduidend hogere loodgehalten die hier worden aangetroffen (zone 7);
- -
een deel van het met baggerspecie opgehoogde gebied langs de Oude Maas is opgenomen ein de nieuwe zones 8 en 9. In de voorgaande bodemkwaliteitskaarten was het gebied langs de Oude Maas ten zuiden van de Achterzeedijk niet gezoneerd gelaten;
- -
de geluidswal A15 aan de noordkant van Carnisselande is opgenomen in een aparte zone op basis van algemene informatie over de aanleg van deze geluidswal (zone 10).
Voor PFAS is de zone-indeling (één zone PFAS Barendrecht) hetzelfde als in het rapport uit 2020.
Toepassingskaarten
De toepassingsnorm volgens het generieke beleid is gebaseerd op een combinatie van de bodem-functieklasse en de bodemkwaliteitsklasse (zie paragraaf 2.3). De bodemfunctiekaart is opgenomen in bijlage 14.
De toepassingskaart volgens generiek beleid, gebaseerd op de combinatie van de bodemkwaliteitskaart en de bodemfunctiekaart, is opgenomen in bijlage 15A (bovengrond, 0-0,5 m-mv) en 15B (ondergrond, 0,5-2,0 m-mv).
De gemeente heeft in 2020 beleidsmatig de voor PFAS geldende toepassingsnormen vastgelegd (lit. 2). Ook de toepassingsnormen voor PFAS zijn gekoppeld aan de bodemfunctiekaart. Aangezien de bodemfunctiekaart op enkele plaatsen is aangepast wijzigt ook de toepassingskaart voor PFAS. De nieuwe toepassingskaart voor PFAS is opgenomen in bijlage 16.
Toetsing aan emissietoetswaarden
In een grootschalige bodemtoepassing (GBT) op de landbodem mag grond worden toegepast tot MaxINDUSTRIE ongeacht de kwaliteit en functie van de ontvangende bodem. Boven bepaalde concentraties metalen (emissietoetswaarden) gelden aanvullende eisen over de maximale uitloging. Onder deze concentraties wordt de uitloging verwaarloosbaar geacht. De emissietoetswaarden zijn hoger dan MaxWONEN en kleiner dan of gelijk aan MaxINDUSTRIE.
In de bovengrond van zone 7 is het rekenkundig gemiddelde van lood en zink hoger dan de emissietoetswaarde. In zone 8 voldoen zowel de boven- als ondergrond niet aan klasse industrie en wordt de emissietoetswaarde overschreden voor cadmium en zink en in deelgebied BA12 tevens voor koper (boven- en ondergrond) en chroom (bovengrond). Voor deze zones kan de bodemkwaliteitskaart niet worden gebruikt als bewijsmiddel voor toepassingen in een GBT.
Voor de overige 8 zones kan de bodemkwaliteitskaart wel als bewijsmiddel dienen voor toepassingen in een GBT op de landbodem. In de bovengrond van zone 5 en zone 6 zijn het rekenkundig gemiddelde en de 80-percentielwaarde voor zink lager dan de emissietoetswaarde. Zone 9 is voor zowel de boven- als ondergrond ingedeeld in klasse industrie vanwege zink, maar het gemiddelde en de 90-percentiel-waarde van zink zijn in zowel de boven- als ondergrond lager dan de emissietoetswaarde.
6.2 Toelichting per zone
6.2.1 Zone 1: kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bodemfunctie landbouw natuur
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
In zone 1 zijn alle deelgebieden samengevoegd met bodemkwaliteitsklasse landbouw/natuur (boven- en ondergrond) en bodemfunctieklasse landbouw/natuur.
Dit betreft de volgende deelgebieden:
Deelgebied |
Omschrijving |
BA01 |
Tussen Reijerswaardseweg en spoorlijn |
BA02 |
westelijk van Vaanplein |
BA03 |
oostelijk van Vaanplein |
BA04 |
oostelijk van Noldijk (ten noorden van spoorlijn) |
BA05 |
westelijk van Noldijk (ten noorden van spoorlijn) |
BA06 |
oostelijk van Noldijk (ten zuiden van spoorlijn) |
BA07 |
Zuidpolder en Ziedewij |
Deze zone bevat al het buitengebied in de gemeente, met uitzondering van het gebied langs de Oude Maas ten zuiden van de Achterzeedijk.
6.2.2 Zone 2: kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bodemfunctie wonen
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
In zone 2 zijn alle deelgebieden samengevoegd met bodemkwaliteitsklasse landbouw/natuur (boven- en ondergrond) en bodemfunctieklasse wonen.
Dit betreft de volgende deelgebieden:
Deelgebied |
Omschrijving |
BW01 |
Noord, inclusief sportpark De Bongerd |
BW02a |
Carnisselande, ten noorden van Voordijk |
BW03 |
Carnisselande, ten zuiden van Voordijk |
BW04a |
Paddewei, Nieuweland, Molenvliet en Buitenoord |
BW04c |
Willem Alexanderplantsoen |
BW05 |
Bijdorp |
BW06 |
Tussen Middeldijk en Kilweg+Leedeweg |
Deze zone bevat alle naoorlogse woonwijken buiten de lintbebouwingen, met uitzondering van:
- -
de Zeeheldenbuurt (opgenomen in zone 4)
- -
de Kerkstraat (opgenomen in zone 5)
- -
de strook tussen de Meester Lohmanstraat en het Achterom (opgenomen in zone 5)
- -
de Oranjewijk (zone 6)
Voornoemde delen worden bij desbetreffende zones toegelicht.
Voor de wijken die vanaf het eind van de jaren 90 zijn aangelegd zijn veel gegevens afkomstig uit onderzoeken die voor de aanleg van de wijk zijn uitgevoerd (deelgebieden BW02a, BW03, BW05 en BW06). Het grondverzet tijdens de aanleg van deze wijken betreft vooral hergebruik op korte afstand binnen hetzelfde gebied, zodat de gebiedskwaliteit bij de aanleg van deze wijken niet veranderd is.
6.2.3 Zone 3: kwaliteitsklasse landbouw/natuur, bodemfunctie industrie
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Industrie Stationstuinen: Wonen |
Landbouw/natuur |
Landbouw/natuur |
In zone 3 zijn alle deelgebieden samengevoegd met bodemkwaliteitsklasse landbouw/natuur (boven- en ondergrond) en bodemfunctieklasse industrie.
Dit betreft de volgende deelgebieden:
Deelgebied |
Omschrijving |
BI01 |
Vaanpark zuid |
BI02 |
Vaanpark noord |
BI03 |
Middelweg |
BI04 |
Bijdorp |
BI08 |
tussen A15 en havenspoor |
BI09 |
Reijerwaard |
BI11a |
Dierenstein |
BI11b |
Ziedewij |
Deze zone bevat alle bedrijfsterreinen in de gemeente, met uitzondering van het bedrijfsterrein ten zuiden van de Achterzeedijk waar vanaf 1926 de wasmachinefabriek van Velo was gevestigd.
Ook voor de bedrijfsterreinen die vanaf het eind van de jaren 90 zijn ontwikkeld geldt, dat de onderzoeksgegevens vooral afkomstig zijn uit onderzoeken die voorafgaand aan de ontwikkeling van het bedrijfsterrein zijn uitgevoerd.
De voormalige beschuitfabriek van Hooijmeijer aan de 3e Barendrechtseweg is opgegaan in deelgebied BW06 en opgenomen in zone 2.
Deelgebied BI11a (Dierenstein) bestaat voor een groot deel uit de groente- en fruitveiling en aanverwante bedrijven. In dit deelgebied zijn plannen voor woningbouw (Stationstuinen). De bodemfunctiekaart is hierop aangepast door aan een gedeelte van deelgebied BI11a de bodemfunctie wonen toe te kennen, zodat de gebiedsspecifieke toepassingsnorm uit de nota bodembeheer klasse wonen wordt. Er is voor gekozen om deelgebied BI11a in voorliggende actualisatie van de bodemkwaliteitskaart niet op te splitsen op basis van de bodemfunctie.
Deelgebied BI11b bevat het oudste deel van het bedrijfsterrein Ziedewij. Er is specifiek gekeken of de bodemkwaliteit van dit deel overeen komt met de rest van de zone. In deelgebied BI11b zijn op zich vaker plaatselijk verhoogde gehalten gemeten dan in de rest van zone 3, zowel in het oudste deel van Ziedewij als in het noordelijke deel van het deelgebied waar vroeger kassen stonden. In het algemeen voldoet de bodemkwaliteit ook in deelgebied BI11b aan klasse Landbouw/natuur (ook in het oudste deel van Ziedewij), zodat er geen aanleiding is om dit deelgebied buiten zone 3 te laten.
6.2.4 Zone 4: lintbebouwingen
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Wonen Deelgebied BI05: Industrie |
Wonen |
Landbouw/natuur |
Zone 4 bevat enkele lintbebouwingen en de Zeeheldenbuurt.
Dit betreft de volgende deelgebieden:
Deelgebied |
Omschrijving |
BI05 |
1e Barendrechtseweg, noordelijk van A15 |
BW04d |
Talmaweg |
BWL01 |
Reijerwaardseweg |
BWL07 |
Middeldijk |
BWL08d |
Zeeheldenbuurt |
De gegevens van de deelgebieden met oude lintbebouwing zijn per deelgebied afzonderlijk bekeken. Op basis van de interpretatie van de gegevens zijn de lintbebouwingen vervolgens opgenomen in zone 4 dan wel zone 5. Zone 4 bevat de lintbebouwingen waarvan de bovengrond wordt ingedeeld in kwaliteits-klasse wonen.
Het oude deelgebied BWL08 was in de voorgaande bodemkwaliteitskaart geheel opgenomen in zone 5. Bij de actualisatie in 2023 is dit deelgebied als volgt opgesplitst:
- -
BWL08a: Voordijk ten westen van de A29 → zone 5
- -
BWL08b: Oude dorp → zone 7
- -
BWL08c: Middenbaan, Gebroken Meeldijk tot spoorlijn, Barendrechtseweg en Kerkweg → zone 5
- -
BWL08d: Zeeheldenbuurt → zone 4
- -
BWL08e: 1e Barendrechtseweg direct ten zuiden van de A15
De Zeeheldenbuurt is een wijk die begin jaren 50 is aangelegd en op dit moment wordt gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw.
Op grond van de historie is bij voorliggende actualisatie verder de Talmaweg opgenomen in deze zone (deelgebied BW04d). De woningen langs de Talmaweg zijn overwegend in de periode 1930-1940 gebouwd. Verder is een deel van de Talmaweg bebouwd in 1961. Voor het vooroorlogse deel van de Talmaweg is alleen 1 analyse van de ondergrond beschikbaar (niet meegerekend vanwege lokale olieverontreiniging).
De lintbebouwingen BWL01 (Reijerwaardseweg) en BWL07 (Middeldijk) waren ook in de voorgaande bodemkwaliteitskaart onderdeel van zone 4.
Het gebied aan het eind van de 1e Barendrechtseweg is begin deze eeuw erg op de schop gegaan met de ontmanteling van de oude Havenspoorlijn en de aanleg van de Betuwelijn met aansluitingen op de gewone spoorlijn. De vooroorlogse bebouwing langs de 1e Barendrechtseweg is ten noorden van de A15 vrijwel volledig gesloopt. De deelgebieden BI05 en BI10 met 1e Barendrechtseweg ten noorden van de A15 hebben de bodemfunctie industrie (met uitzondering van de volkstuinen in deelgebied BI10) en waren in de bodemkwaliteitskaart uit 2014 opgenomen in zone 3 respectievelijk zone 5.
In 2019 waren voor deze deelgebieden (vrijwel) geen nieuwe onderzoeksgegevens beschikbaar. Er zijn sindsdien geen nieuwe gegevens bijgekomen voor deze deelgebieden. Op basis van een herbeoordeling van de gegevens is deelgebied BI05 opgenomen in zone 4 en blijft deelgebied BI10 in zone 5.
In de voorgaande bodemkwaliteitskaart was verder deelgebied BWL05 (Voordijk westelijk va A29) opgenomen in zone 4. Dit deelgebied is bij de actualisatie in 2023 opgenomen in zone 5.
Ook in de ondergrond van zone 4 komen soms verhoogde gehalten voor (met name in de deelgebieden BI05 en BWL01), maar in het algemeen voldoet de ondergrond van deze zone aan klasse Landbouw/natuur.
6.2.5 Zone 5: lintbebouwingen
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
(overwegend) Wonen |
Industrie |
Wonen |
Het merendeel van de lintbebouwingen is samengevoegd in zone 5.
Dit betreft de volgende deelgebieden:
Deelgebied |
Omschrijving |
BI10 |
1e Barendrechtseweg - Pascalweg |
BWL02 |
Gebroken Meeldijk, oostelijk van spoorlijn |
BWL03 |
Noldijk, noordelijk van spoorlijn |
BWL04 |
Noldijk, zuidelijk van spoorlijn |
BWL05 |
Voordijk westelijk van A29 |
BWL06 |
Ziedewijdsedijk |
BWL08a |
Voordijk oostelijk van A29 |
BWL08c |
Middenbaan, Gebroken Meeldijk tot spoorlijn, Barendrechtseweg en Kerkweg |
BWL08e |
1e Barendrechtseweg zuidelijk van A15 |
De deelgebieden met de Voordijk (BWL05 en BWL08a) komen getalsmatig sterk overeen. In beide deelgebieden wordt de bovengrond nipt ingedeeld in klasse industrie vanwege zink.
Aan de oostzijde van de Kerkweg staan huizen die volgens de BAG voornamelijk in 1928 zijn gebouwd. Aan de westzijde van de Kerkweg stonden huizen uit 1952 (inmiddels gesloopt en vervangen door nieuwbouw). Voor deze westzijde zijn 2 bovengrondanalyses beschikbaar, die afzonderlijk getoetst beide in klasse industrie vallen (het ene monster vanwege zink en het andere monster vanwege nikkel omdat niet meer aan de toetsingsregel voor de Achtergrondwaarde wordt voldaan). Op grond daarvan is de westzijde van de Kerkweg bij deelgebied BWL08c en dus bij zone 5 gevoegd.
De wijk De Driehoek is aangelegd in de tweede helft van de jaren 50. In de strook tussen het Achterom en de Meester Lohmanstraat zijn in verschillende bovengrondmonsters verhoogde gehalten metalen en PAK gemeten. De oorzaak van deze afwijkende gehalten is niet duidelijk. De rest van De Driehoek voldoet op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens aan klasse Landbouw/natuur. Vanwege de afwijkende gehalten is de strook tussen het Achterom en de Meester Lohmanstraat bij deelgebied BWL08c en dus bij zone 5 gevoegd.
In het algemeen heeft deze zone de bodemfunctieklasse wonen, met uitzondering van:
- -
Deelgebied BI10 (grotendeels bodemfunctieklasse Industrie, volkstuinen bodemfunctieklasse Landbouw/natuur)
6.2.6 Zone 6: Oranjewijk
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Wonen |
Industrie |
Landbouw/natuur |
Zone 6 bevat de Oranjewijk, die deels kort voor de tweede wereldoorlog is gebouwd en deels in de jaren 50, inclusief de oudere bebouwing aan de Stationsweg.
Deelgebied |
Omschrijving |
BW04b |
Oranjewijk |
De bovengrond van deze zone is ingedeeld in klasse industrie vanwege koper en zink. De verhoogde zinkgehalten zijn zowel in het vooroorlogse deel als in het naoorlogse deel van de Oranjewijk aangetroffen. Het gemiddelde voor koper wordt sterk beïnvloed door een uitschieter in de Irenestraat.
Voor de ondergrond van deze zone zijn minder dan 20 waarnemingen beschikbaar. In de bovengrond is het rekenkundig gemiddelde voor cadmium, koper, kwik, lood, zink en PAK hoger dan de Achtergrondwaarde, maar in de ondergrond voldoet de 95-percentielwaarde voor voornoemde stoffen aan de Achtergrondwaarde. Het rekenkundig gemiddelde is in de ondergrond voor alle stoffen lager dan de Achtergrondwaarde. Op basis van het voorgaande wordt de ondergrond van zone 6 ingedeeld in klasse Landbouw/natuur, ook al zijn minder dan 20 waarnemingen beschikbaar.
Bij de actualisatie in 2023 is de grens van zone 6 verbeterd door de zonegrens op de Marijkesingel te leggen. De bebouwing ten westen van de Marijkesingel (o.a. Sporthal De Driesprong) stamt uit de jaren 70. Dit gebied voldoet op basis van de beschikbare onderzoeksgegevens aan klasse Landbouw/natuur en is daarom bij deelgebied BW04c gevoegd.
6.2.7 Zone 7: oude dorp
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Wonen |
Industrie |
Industrie |
Zone 7 bevat het oudste deel van Barendrecht: de Singel en de Dorpsstraat tussen de Hoefslag en de Barendrechtseweg.
Deelgebied |
Omschrijving |
BW08b |
Oude dorp |
De oude dorpskern is als aparte zone opgenomen in de bodemkwaliteitskaart vanwege de beduidend hogere loodgehalten die hier worden aangetroffen in vergelijking tot de lintbebouwingen uit zone 5.
Gemiddeld valt de bovengrond van zone 7 in klasse industrie, maar de 75-percentielwaarde van lood is hoger dan de interventiewaarde.
Ook in de ondergrond van zone 7 komen hogere gehalten voor dan in de ondergrond van de lintbebouwingen uit zone 5. De ondergrond van zone 7 is ingedeeld in klasse industrie vanwege koper en zink.
Naast het dieptetraject 0,5-2,0 m-mv is de ondergrond ook doorgerekend opgesplitst in de diepte-trajecten 0,5-1,0 m-mv en 1,0-2,0 m-mv (op basis van het middelpunt van het monster). Daarbij blijken de gehalten koper, kwik, lood en zink in het dieptetraject 0,5-1,0 m-mv beduidend hoger dan in het dieptetraject 1,0-2,0 m-mv:
Rekenkundig gemiddelde per dieptetraject (mg/kgds, omgerekend naar standaardbodem):
|
koper |
kwik |
lood |
zink |
0-0,5 m-mv |
108 (N=87) |
0,64 (N=78) |
498 (N=124) |
435 (N=101) |
0,5–1,0 m-mv |
65 (N=31) |
0,66 (N=26) |
293 (N=37) |
237 (N=31) |
1,0–2,0 m-mv |
37 (N=17) |
0,27 (N=15) |
57 (N=16) |
123 (N=15) |
0,5–2,0 m-mv |
55 (N=48) |
0,51 (N=41) |
219 (N=53) |
198 (N=46) |
Uit praktisch oogpunt is de ondergrond van zone 7 in de bodemkwaliteitskaart niet opgesplitst in verschillende bodemkwaliteitsklassen.
Bij de overige zones uit de bodemkwaliteitskaart leidt het afzonderlijk doorrekenen van de ondergrond in voornoemde dieptetrajecten niet tot verschillende classificaties.
6.2.8 Zone 8: ophooglagen oostelijk van voormalige Barendrechtse Brug en Het Kleine Veld
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Landbouw/natuur en Industrie |
Voldoet niet aan Industrie |
Voldoet niet aan Industrie |
Zone 8 bevat het met baggerspecie opgehoogde gebied direct ten oosten van de voormalige Barendrechtse Brug en het eveneens met baggerspecie opgehoogde Kleine Veld.
Deze zone bevat de volgende deelgebieden:
Deelgebied |
Omschrijving |
BA10 |
Ophoging oostelijk van Barendrechtse Brug bodemfunctie Landbouw/natuur |
BI07 |
Ophoging oostelijk van Barendrechtse Brug bodemfunctie Industrie |
BA12 |
Ophooglaag Het Kleine Veld |
De statistische kengetallen voor deze twee ophooglagen zijn per ophooglaag afzonderlijk opgenomen in bijlage 8-8A en 8-8B.
Ophooglaag oostelijk van Barendrechtse Brug
Een deel van zone 8 is al opgehoogd voordat in 1926 de wasmachinefabriek Velo zich hier vestigde.
De zuidwesthoek van het huidige bedrijfsterrein is volgens topografische kaarten in de jaren 70 opgehoogd.
Cadmium is de bepalende parameter voor de classificatie van deze zone. In de bovengrond is het rekenkundig gemiddelde voor cadmium hoger dan MaxINDUSTRIE. De hoge cadmiumgehalten zijn gemeten op zowel de vroegere locatie van Velo als in het zuidwestelijke deel van de zone (het dichtbegroeide deel ten zuiden van het fietspad).
Ook in de ondergrond van zone 8 zijn verhoogde cadmiumgehalten gemeten. Voor deelgebied BA10 voldoen ook de ondergrondmonsters voor cadmium gemiddeld niet aan MaxINDUSTRIE. Het rekenkundig gemiddelde voor cadmium is in deelgebied BI07 nog net lager dan MaxINDUSTRIE.
In een deel van zowel de boven- als ondergrondmonsters van deze zone zijn voor verschillende stoffen gehalten boven de interventiewaarde gemeten.
Het Kleine Veld
Ook bij de ophoging met baggerspecie van Het Kleine Veld is het rekenkundig gemiddelde voor cadmium in zowel de boven- als ondergrond hoger dan MaxINDUSTRIE. Daarnaast is in deze ophooglaag het rekenkundig gemiddelde voor zink in zowel de boven- als ondergrond hoger dan de interventiewaarde. Verder is in de bovengrond het rekenkundig gemiddelde voor chroom hoger dan de interventiewaarde.
In de onder de Omgevingswet gehanteerde terminologie hebben zowel de boven- als ondergrond van Het Kleine Veld de kwaliteitsklasse Sterk verontreinigd.
6.2.9 Zone 9: ophooglaag langs Oude Maas
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse bovengrond |
Kwaliteitsklasse ondergrond |
Landbouw/natuur |
Industrie |
Industrie |
Zone 9 bestaat uit het met baggerspecie opgehoogde gebied langs de Oude Maas dat sinds de jaren 70 in gebruik is als recreatiegebied.
Deelgebied |
Omschrijving |
BA11 |
Ophooglaag langs Oude Maas |
Voor zowel de boven- als ondergrond zijn minder dan 20 waarnemingen beschikbaar. Zink is de bepalende stof voor de zone-classificatie. Op basis van het rekenkundig gemiddelde van zink worden zowel de boven- als ondergrond van deze zone ingedeeld in kwaliteitsklasse Industrie. Voor zink zijn 16 waarnemingen van de bovengrond en 18 waarnemingen van de ondergrond beschikbaar. Op basis van deze gegevens vallen de mediaan en de 95-percentielwaarde voor zink in zowel de boven- als ondergond in klasse industrie.
Voor de overige stoffen zijn met name in de ondergrond minder gegevens beschikbaar dan voor zink. Op basis van deze beperktere gegegens is geen enkele 95-percentielwaarde hoger dan MaxINDUSTRIE.
Op basis van het voorgaande worden de boven- en ondergrond van zone 9 ingedeeld in klasse Industrie, ook al zijn minder dan 20 waarnemingen beschikbaar.
6.2.10 Zone 10: geluidswal noordkant Carnisselande
Bodemfunctieklasse |
Kwaliteitsklasse boven de folielaag (0-1,0 m-mv) |
Kwaliteitsklasse onder de folielaag |
Wonen |
Wonen |
Geen kwaliteit vastgelegd |
De geluidswal A15 aan de noordkant van Carnisselande is als aparte zone opgenomen in de bodemkwaliteitskaart. Deze zone is gebaseerd op algemene informatie over de aanleg van deze geluidswal (zie paragraaf 4.4, nummer [16]). Er zijn geen in situ onderzoeksgegevens van de afdeklaag boven het folie beschikbaar.
Deelgebied |
Omschrijving |
BW02b |
Geluidswal A15 noordkant Carnisselande |
6.3 Bodemkwaliteitskaart PFAS
Atmosferische depositie als belangrijkste bron van diffuse verontreiniging
In het algemeen wordt in een bodemkwaliteitskaart een indeling in zones gemaakt op basis van de historische ontwikkeling van een gebied, zoals de ouderdom van de bebouwing. Voor de NEN5740-parameters zijn de gehalten het hoogst in de vooroorlogse wijken en lintbebouwingen en in gebieden die zijn opgehoogd met baggerspecie. PFAS zijn niet-natuurlijke verbindingen die sinds de jaren 50 van de vorige eeuw door de mens worden geproduceerd, zodat er geen verschil tussen vooroorlogse en naoorlogse bebouwing wordt verwacht.
Rond 1970 namen de productie en het gebruik van PFAS wereldwijd sterk toe en daarmee ook de lozingen van PFAS in de grote rivieren. De fabriek van Dupont in Dordrecht gebruikte vanaf 1967 PFOA voor de productie van teflon. De PFAS-producent 3M in Zwijndrecht bij Antwerpen ging in 1971 van start. Beide fabrieken hebben sindsdien duizenden klio’s PFAS geloosd op de Merwede, respectievelijk de Schelde.
Voor PFAS vormt atmosferische depositie een belangrijke bron van diffuse verontreiniging in de bodem. De belangrijkste bron van diffuse verontreiniging met PFAS is in Nederland de fabriek van Chemours (voorheen Dupont) in Dordrecht. Met name in noordoostelijke richting vanaf Chemours zijn tot op tientallen kilometers afstand hogere gehalten PFOA in de bodem aangetoond.
Het grondgebied van de gemeente Barendrecht ligt op een afstand tussen 11,5 en 18 km ten westnoordwesten van Chemours.
Indeling in zones: één zone voor PFAS
De gehalten PFOA en PFOS in de bovengrond van de gemeente Barendrecht zijn weergegeven in bijlage 9A en 9B7.
In de gemeente Barendrecht is bij 1/3 van de bovengrondmonsters een gehalte PFOA boven de landelijke achtergrondwaarde gemeten. Alle meetgegevens voor PFOA zijn in Barendrecht lager dan 7 μg/kgds. Regionaal valt op dat vooral in het buitengebied van de gemeente Albrandswaard hogere PFOA-gehaltes gemeten zijn.
De diffuse verontreiniging met PFAS is niet gekoppeld aan begrenzingen van de historische ontwikkeling van landgebruik in de gemeente, doordat deze primair wordt veroorzaakt door atmosferische depositie.
Op onverharde plekken waar in de afgelopen decennia geen ontwikkelingen hebben plaatsgevonden (zoals het buitengebied van Albrandswaard, maar ook het meetpunt in openbaar groen bij de Korenbloem in Paddewei) worden in het algemeen hogere gehalten gemeten dan onder verhardingen. Gezien het regionale patroon van de PFOA-gehalten weegt dat zwaarder dan de afstand tot de bronlocatie van Chemours.
Binnen de gemeente valt voor PFAS geen onderverdeling te maken in meerdere zones. De hele gemeente is voor PFAS ingedeeld in één zone, de zone PFAS Barendrecht. De statistische kengetallen van deze zone zijn opgenomen in bijlage 10A (bovengrond) en 10B (ondergrond).
Volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten (lit. 5) worden zones in een bodemkwaliteitskaart geclassificeerd op basis van het rekenkundig gemiddelde. Het gemiddelde voor PFOA (som) is in de bovengrond lager dan de landelijke achtergrondwaarde. Zoals eerder opgemerkt voldoet 1/3 van de meetwaarden van PFOA niet aan de achtergrondwaarde, zodat bij werkzaamheden vrijkomende grond vaak niet aan de achtergrondwaarde voldoet. Om deze reden is er voor gekozen dat deze bodem-kwaliteitskaart voor de bovengrond niet als bewijsmiddel kan dienen dat bij grondverzet vrijkomende grond voldoet aan de achtergrondwaarde, maar wel als bewijsmiddel kan dienen dat deze voldoet aan de toepassingswaarden voor wonen en industrie.
In de ondergrond zijn zelden gehalten PFOA boven de achtergrondwaarde aangetoond.
De gemeente is ook diffuus verontreinigd met PFOS, maar in het algemeen worden geen gehalten boven de landelijke achtergrondwaarde gemeten en de diffuse verontreiniging met PFOS komt overeen met de diffuse verontreiniging die landelijk wordt gemeten.
De overige individuele PFAS zijn zelden of nooit boven de detectiegrens van 0,1 μg/kgds aangetoond.
Het voorgaande komt overeen met de bodemkwaliteitskaarten van Albrandswaard en Ridderkerk.
6.4 Zones met minder dan 20 waarnemingen voor barium, kobalt, molybdeen en PCB
In de volgende zones zijn minder dan 20 waarnemingen beschikbaar voor barium, kobalt, molybdeen en PCB:
- -
zone 6 (Oranjewijk)
- -
zone 7 (Oude dorp)
- -
zone 8 (ophooglagen oostelijk van voormalige Barendrechtse Brug en Het Kleine Veld)
- -
zone 9 (ophooglaag langs Oude Maas)
In zone 8 voldoen zowel de boven- als ondergrond op basis van de overige stoffen niet aan klasse industrie. In deze zone zijn voor de ophooglaag oostelijk van de Barendrechtse Brug geen gegevens beschikbaar voor barium, kobalt en molybdeen en vrijwel geen gegevens voor PCB.
In de zone 6 (ondergrond) en zone 9 (boven- en ondergrond) zijn ook voor de overige stoffen minder dan 20 waarnemingen beschikbaar.
Barium
Voor barium zijn alle normen uit de Regeling bodemkwaliteit voor onbepaalde tijd ingetrokken. In de meeste zones is het rekenkundig gemiddelde voor barium lager dan de oorspronkelijke Achtergrond-waarde. Uitzondering hierop zijn de bovengrond van zone 5, de bovengrond van zone 7 en de boven- en ondergrond van de ophooglaag Het Kleine Veld in zone 8.
Molybdeen
Voor molybdeen is 90% van de meetgegevens in de gemeente Barendrecht beneden de detectiegrens. De overige meetwaarden zijn zelden hoger dan de Achtergrondwaarden. Dit laatste betreft 3% van de totale dataset, vooral in de bovengrond van zone 5 of te relateren aan veen. In veen komen van nature verhoogde molybdeengehalten voor.
Extra waarnemingen voor molybdeen leiden naar verwachting niet tot een andere zone-classificatie.
Kobalt
De toetsing van kobalt is sterk afhankelijk van de bodemtypecorrectie, waarbij alleen wordt gecorrigeerd op basis van het percentage lutum. Voor standaardbodem (25% lutum) bedraagt de Achtergrondwaarde van kobalt 15 mg/kgds. Bij een lutumgehalte van 2% bedraagt de Achtergrondwaarde voor kobalt 4,25 mg/kgds. Bij een eerdere analyse voor de gemeente Albrandswaard bleken overschrijdingen van de Achtergrondwaarde vaker voor te komen naar mate het lutumpecentage lager is (lit. 32). Verder gaan verhoogde gehalten kobalt in het algemeen gepaard met verhoogde gehalten van andere metalen. Ditzelfde beeld komt ook naar voren in de dataset van Barendrecht.
In de ophooglaag van Het Kleine Veld komen verhoogde gehalten kobalt voor en is het rekenkundig gemiddelde in de boven- en ondergrond op basis van een beperkt aantal waarnemingen hoger dan de Achtergrondwaarde. In de overige zones in Barendrecht zijn het rekenkundig gemiddelde en de 80-percentielwaarde voor kobalt altijd lager dan de Achtergrondwaarde. Buiten Het Kleine Veld is bij 90% van de afzonderlijk getoetste monsters geen gehalte kobalt boven de Achtergrondwaarde gemeten. Meetwaarden kobalt hoger dan 2x Achtergrondwaarde komen weinig voor (1,5% van het totale databestand). De dataset bevat geen meetwaarden voor kobalt die hoger zijn dan MaxINDUSTRIE.
Extra waarnemingen voor kobalt leiden naar verwachting niet tot een andere zone-classificatie.
PCB
In het niet opgehoogde deel van de gemeente (zone 1 t/m 7) worden meestal geen gehalten PCB boven de detectiegrens aangetoond. Daarbij wordt opgemerkt dat bij een aantal onderzoeken niet is aangegeven dat meetwaarden beneden de detectiegrens zijn. In de zones met minder dan 20 waarnemingen (zone 6 en 7) is een diffuse verontreiniging met PCB niet waarschijnlijk.
Ophooglagen met baggerspecie zijn vaak wel verontreinigd met PCB (naast diverse andere stoffen). In zone 8 is bij alle PCB-metingen een gehalte boven de detectiegrens aangetoond, meestal tussen MaxWONEN en MaxINDUSTRIE. In zone 9 is bij een deel van de PCB-metingen beneden de detectiegrens en alle meetwaarden boven de detectiegrens zijn in zone 9 lager dan MaxINDUSTRIE. De PCB-gehalten zijn in zone 9 lager dan in zone 8.
Zone 9 is op basis van zink al ingedeeld in klasse industrie (boven- en ondergrond) en het is niet waarschijnlijk dat extra waarnemingen voor PCB tot een slechtere classificatie zullen leiden.
6.5 Zones met 95-percentielwaarde hoger dan interventiewaarde
De indeling van de zones uit de bodemkwaliteitskaart in verschillende bodemkwaliteitsklasses is gebaseerd op het rekenkundig gemiddelde van de verschillende stoffen. De concentraties van de verschillende stoffen hebben een zekere spreiding en een deel van de waarnemingen in een zone voldoet niet aan de bodemkwaliteitsklasse waarin de zone is ingedeeld.
De meeste partijen grond die binnen een zone vrijkomen voldoen derhalve aan betreffende bodem-kwaliteitsklasse, maar af en toe kan het vrij grondverzet ertoe leiden dat een partij grond wordt toegepast die niet aan de toepassingseis van een zone voldoet.
Gemiddeld leidt dit niet tot een verslechtering van de bodemkwaliteit. Het grondverzet levert geen ‘nieuwe’ verontreiniging op, maar betreft een verplaatsing van al in het milieu aanwezige verontreiniging. Het grondverzet mag er echter niet toe leiden dat op de toepassingslocatie dusdanige milieuhygiënische risico’s ontstaan, dat volgens de Wet bodembescherming een spoedige sanering noodzakelijk zou zijn.
Om de kans op dit laatste te minimaliseren is in artikel 4.3.5, lid 3c van de Regeling bodemkwaliteit een toetsing opgenomen van de 95-percentielwaarde van de bodemkwaliteitszone van de plaats van herkomst van de grond. Op basis van de 95-percentielwaarde wordt getoetst of vrij grondverzet op de toepassingslocatie volgens de Wet bodembescherming kan leiden tot een noodzaak tot spoedige sanering.
Een locatie kan in principe alleen spoedeisend zijn wanneer de interventiewaarde wordt overschreden. Voor deze risicobeoordeling is een standaardbeoordeling uitgewerkt in het computerprogramma Sanscrit, waarbij de risico’s afhankelijk zijn van het terreingebruik.
In de volgende zones is de 95-percentielwaarde voor één of meer stoffen hoger dan de interventie-waarde:
- -
zone 7: koper, lood en zink in de bovengrond en lood in de ondergrond;
- -
zone 8: meerdere stoffen in zowel de boven- als ondergrond.
In zone 8 voldoen zowel de boven- als ondergrond niet aan klasse industrie, zodat voor zone 8 de bodemkwaliteitskaart niet kan dienen als bewijsmiddel voor de kwaliteit van vrijkomende grond.
Zone 7 heeft de bodemkwaliteitsklasse industrie. Binnen het generieke beleid kan de bodemkwaliteits-kaart voor deze zone alleen als bewijsmiddel worden gebruikt bij toepassingen op locaties met een relatief ongevoelig terreingebruik.
Voor een spoedeisende verontreiniging vanwege humane risico’s is bij het meest gevoelige terreingebruik (moestuinen/volkstuinen) volgens de standaardbeoordeling uit Sanscrit een minimale concentratie zink benodigd van 3705 mg/kgds.
De hoogste meetwaarde voor zink in zone 7 bedraagt 1550 mg/kgds. In zone 5 is de hoogste meetwaarde 2400 mg/kgds. Hogere gehalten voor zink komen in de totale dataset van de gemeente Barendrecht alleen voor op stortlocaties die uitgesloten zijn van de bodemkwaliteitskaart.
Voor koper geldt eenzelfde verhaal. Voor een spoedeisende verontreiniging vanwege humane risico’s is bij het meest gevoelige terreingebruik (moestuinen/volkstuinen) volgens de standaardbeoordeling uit Sanscrit een minimale concentratie koper benodigd van 1010 mg/kgds. In zone 7 is de hoogste meetwaarde voor koper 740 mg/kgds (en 830 mg/kgds in zone 5) . Op enkele plekken in de gemeente zijn hogere kopergehalten gemeten ter plaatse van lokale verontreinigingen die niet representatief zijn voor de bodemkwaliteits-kaart (met name een lokale koperverontreiniging aan de 1e Barendrechtseweg in deelgebied BI05).
Lood is een gevoeliger parameter. In de bovengrond van zone 7 (het oude dorp) komen loodgehalten voor tot maximaal 3100 mg/kgds. Voor een spoedeisende verontreiniging vanwege humane risico’s is bij één van de minst gevoelige terreingebruiken (ander groen, bebouwing, infrastructuur en industrie) volgens de standaard-beoordeling uit Sanscrit een minimale concentratie lood benodigd van 2825 mg/kgds.
6.6 Gezondheidskundige bodemkwaliteit voor lood
Een aantal zones is diffuus verontreinigd met lood. Blootstelling aan lood kan een negatief effect hebben op het IQ van kleine kinderen. De GGD heeft een landelijk advies opgesteld met gezondheidskundige risicowaarden voor lood bij de meest gevoelige bodemfuncties (lit. 33 en 34).
Voor de bodemfunctie ‘wonen met tuin’ heeft de GGD de volgende gezondheidskundige bodemlood-waarden afgeleid:
< 90 mg/kgds |
Gezondheidskundig voldoende bodemkwaliteit voor lood |
90 – 370 mg/kgds |
Gezondheidskundig matige bodemkwaliteit voor lood |
> 370 mg/kgds |
Gezondheidskundig onvoldoende bodemkwaliteit voor lood |
Dit betreft de gemeten waarden zonder bodemtypecorrectie, dus niet de waarden die zijn omgerekend naar standaardbodem.
In bijlage 17 is per zone de gezondheidskundige bodemkwaliteit voor lood in kaart weergegeven voor de bodemfunctie ‘wonen met tuin’. De kaart is gebaseerd op de 95-percentielwaarden van de bovengrond. Overigens zou classificatie op basis van het rekenkundig gemiddelde bij de meeste zones tot dezelfde classificatie leiden (met uitzondering van zone 4 en deelgebied BA12 in zone 8).
Binnen de zones valt in het algemeen geen nadere onderverdeling te maken, met uitzondering van zone 8. In deelgebied BA12 (ophooglaag Het Kleine Veld) komen hogere loodgehalten voor dan in de ophooglaag oostelijk van de voormalige Barendrechtse Brug (deelgebieden BA10 + BI07).
LITERATUUR
- 1.
Regionale Nota Bodembeheer Gemeenten Barendrecht en Ridderkerk, vastgesteld in beide gemeenteraden juni 2021.
- 2.
Bodemkwaliteitskaart PFAS gemeente Barendrecht; Marmos Bodemmanagement, 3 november 2020.
- 3.
Besluit bodemkwaliteit; Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2007, nr. 469.
- 4.
Regeling bodemkwaliteit; Staatscourant, 20 december 2007.
- 5.
Richtlijn bodemkwaliteitskaarten; Ministerie van VROM en Ministerie van Verkeer en Waterstaat; gepubliceerd via website NEN, 7 september 2007.
- 6.
NEN5740, Bodem – Landbodem - Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond; NEN, januari 2009.
- 7.
Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet; Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, jaargang 2021, nr. 98, 25 februari 2021.
- 8.
Regeling bodemkwaliteit 2022; Staatscourant, nr. 1338, 19 januari 2023.
- 9.
Regeling houdend regels me betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterregeling); Staatscourant, 17 december 2009.
- 10.
Waterbodemkwaliteitskaart IJsselmonde en Rozenburg – Actualisatie 2019 met aanvulling PFAS 2020; Marmos Bodemmanagement, 22 december 2020.
- 11.
Evaluatie bodemkwaliteitskaart gemeente Barendrecht 2019; Marmos Bodemmanagement, 13 mei 2019.
- 12.
Handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (versie december 2021), bijlage bij Kamerbrief van 13 december 2021 (IENW/BSK-2021/335279)
- 13.
Achtergrondwaarden perfluoralkylstoffen (PFAS) in de Nederlandse landbodem; A. Wintersen et al., RIVM-briefrapport 2020-0100, 2020.
- 14.
Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie (geactualiseerde versie van 2 juli 2020), Kamerstukken II, 2019/20, 35334 nr. 116, bijlage bij Kamerbrief van 3 juli 2020.
- 15.
Zoneringskaart VINEX-gebied Carnisselande; De Straat Milieu-adviseurs B.V., 3 december 1997.
- 16.
Bodemkwaliteitskaart gemeente Barendrecht; De Straat Milieu-adviseurs BV, 1 februari 2002.
- 17.
Bodemkwaliteitskaart herinrichtingsgebied IJsselmonde; De Straat Milieu-adviseurs B.V., oktober 2000.
- 18.
Bodemkwaliteitskaart gemeente Barendrecht; CSO adviesbureau, 12 december 2006.
- 19.
Regionale bodemkwaliteitskaart gemeenten Barendrecht en Ridderkerk; MWH B.V., 6 juni 2014.
- 20.
Regionale Nota Bodembeheer Gemeenten Barendrecht en Ridderkerk, november 2014.
- 21.
Evaluatie bodemkwaliteitskaart gemeente Ridderkerk 2019; Marmos Bodemmanagement, 13 mei 2019.
- 22.
Inspraak, beleidskeuze en uitwerking ten behoeve van het struktuurplan; gemeente Barendrecht, 1978.
- 23.
GeoTOP modellering; TNO, rapport 2012 R10991, 17 januari 2013.
- 24.
Totstandkomingsrapport GeoTOP; TNO, rapport 2019 R11655, 3 december 2019.
- 25.
Nooit meer: Afzettingen van Duinkerke en Calais; H. Weerts, P. Cleveringa, W. Westerhoff, W. en P. Vos, P, Archeobrief (Methoden en Technieken), 28-34. Stichting voor de Nederlandse Archeologie (SNA), 2006.
- 26.
Bodemkaart van Nederland, schaal 1: 50.000, blad 37 Oost; Stichting voor Bodemkartering (StiBoKa), 1972.
- 27.
Beleidsnota archeologische monumentenzorg Barendrecht; gemeente Barendrecht, juli 2008.
- 28.
Bijzonder inventariserend onderzoek baggerspecielocaties in het Rijnmondgebied; DCMR, 1987.
- 29.
Nader bodemonderzoek op de voormalige vuilstort aan de Achterzeedijk te Barendrecht; DCMR, mei 1988.
- 30.
Rapport betreffende nader milieu-technisch onderzoek van het vuilstort aan de Middeldijk te Barendrecht; Fugro, februari 1987.
- 31.
Bodemonderzoek PFAS ten behoeve van update bodemkwaliteitskaarten Barendrecht, Ridderkerk en Albrandswaard; Arnicon B.V., rapport C19-559-O, 12 mei 2020.
- 32.
Bodemkwaliteitskaart landbodem gemeente Albrandswaard; Marmos Bodemmanagement, 30 oktober 2018.
- 33.
Lood in bodem en gezondheid. Aanvullend advies met informatie voor GGD-adviseurs gezondheid en milieu, definitieve versie; GGD GHOR Nederland / GGD-projectgroep bodem, 29 januari 2016.
- 34.
Toelichting – Lood in bodem en gezondheid, actualisatie d.d. 2 november 2020; GGD GHOR Nederland / GGD-projectgroep bodem, 2 november 2020
Ondertekening
Bijlage 1: Begrenzing bodembeheergebied
Bijlage 2: Bodemopbouw volgens Stiboka-kaart
Bijlage 3: Archeologische waardenkaart
Bijlage 4: Bebouwingsgeschiedenis
Bijlage 5: Ophooglagen en voormalige trambaan
Bijlage 6: Deelgebieden zonering 2023
Bijlage 7: Niet representatieve rapporten / analyses
In aanvulling op onderstaande lijst zijn de volgende analysegegevens niet meegenomen bij de statistische berekeningen:
- -
onderzoeken met onderzoekstype saneringsonderzoek, saneringsplan, saneringsevaluatie of BUS-melding
- -
onderzoeken die gerapporteerd zijn voor 01-01-1993
- -
monsters waarbij geen dieptes zijn ingevoerd
- -
alle individuele olie-analyses (monsters die alleen zijn geanalyseerd op minerale olie)
Zone |
Deelgebied |
Rapportcode |
Adres rapport |
Toelichting |
1 |
BA01 |
AA048901281 |
Dordtsestraatweg 41-43 |
Rapport van voormalig adviesbureau Bodemstaete (gegevens onbetrouwbaar) |
1 |
BA02 |
AA048902532 |
Charloisse Lagedijk 510 |
Onderzoek ter plaatse van vooroorlogse bebouwing (inmiddels gesloopt) aan Charloisse Lagedijk. Zwakke tot matige puin- en koolasbijmenging |
1 |
BA02 |
AA048902533 |
Charloisse Lagedijk 510 |
Onderzoek bij vooroorlogse bebouwing (inmiddels gesloopt) aan Charloisse Lagedijk, ter plaatse van gedempte sloot |
1 |
BA05 |
AA048901221 |
Noldijk 84 |
MM4 niet meegerekend. Vermoedelijk invoerfout zink (< 0,1 mg/kgds) maar rapport niet beschikbaar voor controle |
1 |
BA06 |
AA048903889 |
Noldijk (naast 89) |
2 monsters watergangen niet meegerekend (BA06) + 2 monsters funderingslaag (MM101 en MM102) (BWL04) niet meegerekend |
1 |
BA07 |
AA048900125 |
Ziedewijdsekade 80 |
Lokale verontreiniging (olie en daarnaast licht verhoogde gehalten metalen en PAK) t.p.v. woonwagenterrein |
1 |
BA07 |
AA048900714 |
Middeldijk (D-6013 D-6014) |
PB16 is grondwateranalyse i.p.v. grondanalyse |
1 |
BA07 |
AA048901933 |
Ziedewijdsekade 80 |
Lokale verontreiniging (olie en daarnaast licht verhoogde gehalten metalen en PAK) t.p.v. woonwagenterrein |
1 |
BA07 |
AA048902302 |
Kilweg / Oude Trambaan |
Voormalige stortplaats |
1 |
BA07 |
AA048902384 |
Achterzeedijk 46 |
Onderzoek ter plaatse van vooroorlogse bebouwing aan Achterzeedijk |
1 |
BA07 |
AA048902595 |
Ziedewijdsekade 72 |
Hoge meetwaarde kwik (85 mg/kgds) niet teruggevonden bij uitsplitsing mengmonster (kwik in uitsplitsing 0,08 tot 0,12 mg/kgds). Daarom 'MM bovenlaag' niet meegerekend. |
1 |
BA07 |
AA048902743 |
Zuidpolder Perceel D 6030 |
1 monster met "slib" in monsternaam niet meegerekend |
1 |
BA07 |
AA048902844 |
Ziedewijdsepolder perceel 11656 |
2 monsters van dammen met lichte bodemvreemde bijmengingen en verhoogde gehalten PAK (MM B6) resp. Cu, Pb, Zn en Ba (M B7) niet meegerekend |
1 |
BA07 |
AA048902971 |
Ziedewijdsekade 70 |
Asfaltmonster (MM-H-asf) en separate analyses op olie+PAK (3 monsters) niet meegerekend |
2 |
BW01 |
AA048901962 |
De Zeeg en Het Rak |
Partijkeuring met monstername over dieptetraject 0-3,0 m-mv |
2 |
BW01 |
AA048901969 |
Stationsweg 22-46 |
Partijkeuring met monstername over dieptetraject 0-2,5 m-mv |
2 |
BW01 |
AA048902153 |
Sportpark De Bongerd |
5 monsters naam beginnend met FUND niet meegerekend (aangenomen dat dit geen grondanalyse van bodemmateriaal betreft) |
2 |
BW01 |
AA048902679 |
Dierensteinweg 10 |
Lokale olieverontreiniging |
2 |
BW01 |
AA048902817 |
Stationstuin |
1 monster met "slib" in monsternaam niet meegerekend |
2 |
BW01 |
AA048903672 |
Windsingel |
Ondergrondmonster M01 met lokale olieverontreiniging niet meegerekend |
2 |
BW02a |
AA048900280 |
Vrijenburgweg (westkant) |
Nader onderzoek gedempte sloot (sanering uitgevoerd) |
2 |
BW02a |
AA048900281 |
Vrijenburgweg (westkant) |
Gedempte sloot met diverse verhoogde gehalten (sanering uitgevoerd) |
2 |
BW02a |
AA048902048 |
Carnisserbaan / Vrijenburg |
PB43 en PB79 zijn grondwateranalyses i.p.v. grondanalyses |
2 |
BW02a |
AA048902064 |
Polderweg |
Verontreiniging met diverse metalen in puinlaag |
2 |
BW03 |
AA048900742 |
Koedood 18 |
Monster met omschrijving "MM5 (repak)" niet meegerekend |
2 |
BW03 |
AA048901176 |
Koedood 36 |
Monster met omschrijving "MMasfalt" niet meegerekend |
2 |
BW03 |
AA048901181 |
Koedood 36 |
Monstername over dieptetrajecten 0-3,5 m-mv en 0-4,0 m-mv |
2 |
BW03 |
AA048901416 |
Middeldijk Perceel C912 |
Monster met alleen invoerwaarden Pb=710, Ba=110 niet meegerekend. Staat niet in bodemrapport, ook verwijderd uit BIS in augustus 2023 |
2 |
BW03 |
AA048901461 |
Voordijk 379 - 385 |
Nader onderzoek gedempte sloot (sanering uitgevoerd) |
2 |
BW03 |
AA048901516 |
Riederhoeve 33-47 / Riederhagen (vml B-2514) |
Invoerwaarden lutum (66,8 - 79,8%) vermoedelijk niet correct, maar rapport niet beschikbaar voor controle. Waarschijnlijk geschatte waarden bij organische stof. Invoerwaarden lutum+organische stof gewist maar rapport verder wel meegerekend. |
2 |
BW03 |
AA048902511 |
Koedood 4, 4a en 6 |
Lokale olieverontreiniging |
2 |
BW03 |
AA048902781 |
Koedood 36 |
Eén ondergrondmonster (M03) niet meegerekend: lokale olieverontreiniging |
2 |
BW03 |
AA048902820 |
Koedood 40 |
Nader onderzoek op voormalige bedrijfslocatie van aannemer Kraaijeveld |
2 |
BW04a |
AA048901326 |
Kempenaar 123 |
Rapport van voormalig adviesbureau Bodemstaete (gegevens onbetrouwbaar) |
2 |
BW04a |
AA048901916 |
Mr. Lohmanstraat |
Alle separate PAK-analyses niet meegerekend (8 ondergrondanalyses) |
2 |
BW04a |
AA048902744 |
Paddewei, oude dorp, Zeeheldenbuurt |
Deelmonsters van mengmonster liggen in 2 zones (BW04a en BWL08b) (MM06, MM07, MM08, MM10, MM36, MM37) |
2 |
BW04a |
AA048902744 |
Paddewei (Schaatsbaan) |
3 monsters langs Schaatsbaan niet meegerekend vanwege cadmiumverontreiniging voormalig galvaniseerbedrijf (MM20, MM21 en OG130); Verder uitsplitsing MM31 op zink (4 deelmonsters) niet meegerekend |
2 |
BW04a |
AA048902814 |
Schaatsbaan |
Meeste monsters hebben betrekking op cadmiumveronrteiniging t.p.v. voormalig galvaniseerbedrijf (ter plaatse van deel van Schaatsbaan en Oude Haven is voor 1970 oude bebouwing van dorpskern gesloopt). |
2 |
BW04a |
AA048904139 |
Hoefslag |
Onderzoek onder asfaltweg, deel van de monsters niet meegerekend: B04-3 (verhoogde PAK en oliegehalten direct onder verharding asfaltweg) en alle separate kobaltanalyses |
2 |
BW04c |
AA048901535 |
Ziedewijdsedijk / Boezemweg |
vml. Stortlocatie Ziedewijdsedijk |
2 |
BW04c |
AA048901536 |
Ziedewijdsedijk / Boezemweg |
vml. Stortlocatie Ziedewijdsedijk |
2 |
BW05 |
AA048900149 |
Dorpsstraat 228 |
Monsters van puinpad (MM10 en MM11) niet meegerekend |
2 |
BW05 |
AA048901376 |
Evertsenstraat 14 (Reas) |
Alle separate analyses op zink niet meegerekend (deels in deelgebied BW05 en deels in deelgebied BWL08d) |
2 |
BW05 |
AA048901430 |
Bijdorp West (voordijk 273,vml. A-2853, A-2898) |
Alle separate PAK-analyses niet meegerekend (6 monsters) |
2 |
BW05 |
AA048901452 |
Boerhaavelaan 44-50 (Dorpsstraat 204b) |
Invoerwaarden lutum (73 - 87,3%) vermoedelijk niet correct, maar rapport niet beschikbaar voor controle. Invoerwaarden lutum gewist maar rapport verder wel meegerekend. |
2 |
BW05 |
AA048901502 |
Albert Schweitzerstraat (to Dorpsstraat 192) |
Lokale olieverontreiniging (gesaneerd) |
2 |
BW06 |
AA048900365 |
Kilweg / Oude Trambaan |
Voormalige stortplaats |
2 |
BW06 |
AA048900589 |
3e Barendrechtseweg 434 |
Alle separate analyses op lood, barium en/of zink niet meegerekend |
2 |
BW06 |
AA048900971 |
Middeldijk (vml stortlocatie, nabij Molenleede 2-4) |
Voormalige stortplaats |
2 |
BW06 |
AA048901230 |
Kilweg/Middeldijk (vml D-6845 D-6846) |
PB520 is grondwateranalyse i.p.v. grondanalyse |
2 |
BW06 |
AA048901450 |
3e Barendrechtseweg 433 |
Monster MM2 met PAK=136 mg/kgds niet meegerekend; volgens NO kleine spotverontreiniging |
2 |
BWL08c |
AA048900663 |
Mr. Lohmanstraat 36-38 |
Nader onderzoek met alleen 3 analyses op lood |
2 |
BWL08d |
AA048901376 |
Evertsenstraat 14 (Reas) |
Alle separate analyses op zink niet meegerekend (deels in deelgebied BW05 en deels in deelgebied BWL08d) |
3 |
BI01 |
AA048900549 |
Londen 15 |
Alle separate analyses op barium niet meegerekend (13 monsters) |
3 |
BI01 |
AA048902075 |
Londen (Vaanpark I, vm. NAM-locatie) |
PB106 en PB119 zijn grondwateranalyses i.p.v. grondanalyses |
3 |
BI01 |
AA048904019 |
Hamburg |
Monster met omschrijving "asfalt" niet meegerekend |
3 |
BI04 |
AA048901430 |
Bijdorp West (Voordijk 273,vml. A-2853, A-2898) |
PB10, PB15 en PB21 zijn grondwateranalyses i.p.v. grondanalyses |
3 |
BI09 |
AA048900657 |
Zeemanstraat 2 |
2 monsters met "puinlaag" in monsteromschrijving niet meegerekend |
3 |
BI09 |
AA048901039 |
Zevenbergsedijkje achter D-2805 D-5058 |
Stabilisatielaag, inmiddels gesaneerd |
3 |
BI09 |
AA048901918 |
Zeemanstraat |
Nader onderzoek met alleen analyses op PAK en lood |
3 |
BI09 |
AA048901942 |
Rijksstraatweg/Dordtsestraatweg |
Nader onderzoek waarin alle geanalyseerde momsters (boven- en ondergrond) PAK-gehalte hoger dan Achtergrondwaarde hebben |
3 |
BI09 |
AA048901970 |
Escudostraat |
Monster met omschrijving "depot" niet meegerekend |
3 |
BI09 |
AA048902121 |
Pesetastraat |
Lokale olieverontreiniging (gesaneerd). MM5, MM7, MM11 en MM12 niet meegerekend |
3 |
BI09 |
AA048902550 |
Pesetastraat 50 |
Mengmonster met omschrijving "MM puin" niet meegerekend (funderingslaag) |
3 |
BI11a |
AA048900351 |
Donk 6 |
Meerdere olieverontreinigingen op locatie. Naast de indiv. olie-analyses ook MM2 (3100 mg/kgds minerale olie) en MM5 (3500 mg/kgds minerale olie) niet meegerekend |
3 |
BI11a |
AA048900671 |
Dierensteinweg 30 |
Dubbel ingevoerd. Analyses sraan ook bij AA048901800 |
3 |
BI11a |
AA048901369 |
Zuideinde 114 |
Pb8 is grondwateranalyse i.p.v. grondanalyse |
3 |
BI11a |
AA048901696 |
Handelscentrum ZHZ 52-60 |
Monster MO2 niet meegerekend. Vermoedelijke invoerfout Cu <0,1 mg/kgds maar rapport niet beschikbaar voor controle |
3 |
BI11a |
AA048902553 |
Percelen Spoorlaan ong. |
1 monster met "slib" in monsternaam niet meegerekend |
3 |
BI11b |
AA048900734 |
Boezemweg |
Monstername over dieptetraject 0-2,5 m-mv (boven- en ondergrond gemengd) |
3 |
BI11b |
AA048901114 |
Gebroken Meeldijk 73 |
Nader onderzoek lokale olieverontreiniging op oude deel Ziedewij |
3 |
BI11b |
AA048902710 |
Ziedewij 44 |
Eén bovengrondmonster met verhoogd gehalte PAK (13,45 mg/kgds) en minerale olie (1200 mg/kgds) niet meegerekend. gerelateerd aan bijmenging met brokken bitumen. |
3 |
BI11b |
AA048902802 |
Ziedewij 40 |
Alle separate PCB-analyses niet meegerekend |
4 |
BI05 |
AA048900621 |
1e Barendrechtseweg |
Lokale koperverontreiniging, alle separate koperanalyses niet meegerekend |
4 |
BI05 |
AA048900622 |
1e Barendrechtseweg |
Nader onderzoek lokale koperverontreiniging, monsters in onderzoek alleen op koper geanalyseerd |
4 |
BW04d |
AA048901827 |
Talmaweg |
Partijkeuring met monstername over dieptetraject 0-2,5 m-mv |
4 |
BW04d |
AA048901828 |
Talmaweg |
Partijkeuring met monstername over dieptetraject 0-2,5 m-mv |
4 |
BW04d |
AA048901829 |
Talmaweg |
Partijkeuring met monstername over dieptetraject 0-2,5 m-mv |
4 |
BW04d |
AA048902182 |
Talmaweg 113 |
Lokale olieverontreiniging |
4 |
BWL01 |
AA048900297 |
Reijerwaardseweg 26 |
MM03 en MM04 niet meegerekend (lokale olieverontreiniging) |
4 |
BWL07 |
AA048900921 |
Middeldijk 49 |
Rapport van voormalig adviesbureau Bodemstaete (gegevens onbetrouwbaar) |
5 |
BI10 |
AA048901747 |
Kooiwalweg 1 |
Onderzoek met alleen separate analyses op zink (en soms tevens koper) |
5 |
BWL02 |
AA048900350 |
Gebroken Meeldijk 1 |
Rapport van voormalig adviesbureau Bodemstaete (gegevens onbetrouwbaar) |
5 |
BWL03 |
AA048900335 |
Noldijk 19-25 |
Nader onderzoek verontreiniging door puin en bouwafval, hoge gehalten diverse metalen. Sanering uitgevoerd. |
5 |
BWL03 |
AA048900932 |
Noldijk 3 |
Alle separate analyses op lood niet meegerekend (3 monsters) |
5 |
BWL03 |
AA048902436 |
Noldijk 66 |
Verhoogde kobaltgehalten, gerelateerd aan verhardingsmateriaal |
5 |
BWL04 |
AA048900831 |
Noldijk 165 |
Alle separate PAK-analyses niet meegerekend (6 monsters) |
5 |
BWL04 |
AA048901122 |
Noldijk/Achterzeedijk |
Alle separate PAK-analyses niet meegerekend (5 monsters), gesaneerd volgens info BKK 2014 |
5 |
BWL04 |
AA048901192 |
Ziedewijdsedijk 123 |
Rapport van voormalig adviesbureau Bodemstaete (gegevens onbetrouwbaar) |
5 |
BWL04 |
AA048901526 |
Noldijk / Achterzeedijk |
Nader onderzoek van locatie op zonegrens die volgens info bodeminformatiesysteem opgehoogd is met puin |
5 |
BWL04 |
AA048903889 |
Noldijk (naast 89) |
2 monsters watergangen niet meegerekend (BA06) + 2 monsters funderingslaag (MM101 en MM102) (BWL04) niet meegerekend |
5 |
BWL04 |
AA048903905 |
Noldijk achter 116 |
Monster van halfverhardingslaag (volledig repac) niet meegerekend (monster "1") |
5 |
BWL05 |
AA048901095 |
Voordijk 478 |
Nader onderzoek met alleen analyses op lood en zink (in 2023 niet meer aanwezig in bodeminformatiesysteem) |
5 |
BWL05 |
AA048901097 |
Voordijk 478 |
Blijkens monsteromschrijvingen (putwand, putbodem) is dit een saneringsevaluatie |
5 |
BWL05 |
AA048901098 |
Voordijk 478 |
Nader onderzoek met alleen analyses op lood en zink |
5 |
BWL05 |
AA048902148 |
Voordijk 413 |
Monster met omschrijving "M004 (puin)" niet meegerekend, o.a. hoog gehalte chroom |
5 |
BWL05 |
AA048902240 |
Voordijk 440 |
Monsters "MM004 Asfalt" en "MM005 fundering" niet meegerekend |
5 |
BWL05 |
AA048904028 |
Carnisseweg |
Uitsplitsing mengmonster op molybdeen (2 deelmonsters) niet meegerekend, bij één hiervan waren voor andere stoffen waarden uit grondwateranalyse ingevoerd |
5 |
BWL06 |
AA048900019 |
Ziedewijdsedijk 79 |
Volgens bodeminformatiesysteem locatie met demping met puin en/of bouw- en sloopafval. Rapport uit 1995 met hoge gehalten PAK en zink in ondergrond. Hele rapport niet meegerekend. |
5 |
BWL08a |
AA048901726 |
Voordijk 268/270/270a |
Rapport van voormalig adviesbureau Bodemstaete (gegevens onbetrouwbaar) |
5 |
BWL08a |
AA048902029 |
Voordijk 273 |
MM2 met minerale olie = 1650 mg/kgds niet meegerekend. Aanvullend onderzoek toonde geen minerale olie aan (info uit bkk 2014) |
5 |
BWL08c |
AA048900666 |
Mr. Lohmanstraat 36-38 |
PB9 is grondwateranalyse i.p.v. grondanalyse |
5 |
BWL08c |
AA048901411 |
Middenbaan 1 (Cultureel Centrum Het Kruispunt) |
Partijkeuring met monstername over dieptetrajecten 0-3,2 en 0-3,5 m-mv |
5 |
BWL08c |
AA048902404 |
Gebroken Meeldijk 141 |
alle separate analyses op koper en zink niet meegerekend |
6 |
BW04b |
AA048902370 |
Irenestraat 10 t/m 80 en 9 t/m 29 |
Verhoogde gehalten metalen door puin, koolas, slakken (paadjes); alle separate analyses op koper+lood dan wel op zink niet meegerekend. |
6 |
BW04b |
AA048902371 |
Irenestraat 10 t/m 80 en 9 t/m 29 |
Nader onderzoek, alleen separate analyse op koper+lood resp. op zink, hoge gehalten door puin, koolas, slakken |
7 |
BWL08b |
AA048900774 |
Hoefslag 1-3 |
Alle separate analyses op koper niet meegerekend |
7 |
BWL08b |
AA048902271 |
Dorpsstraat 126 |
Blijkens monsteromschrijvingen (putwand, putbodem) is dit een saneringsevaluatie |
7 |
BWL08b |
AA048902452 |
Singel 14 |
alle separate analyses op lood en zink niet meegerekend |
Bijlage 8-1: Statistische kengetallen zone 1
Bijlage 8-2: Statistische kengetallen zone 2
Bijlage 8-3: Statistische kengetallen zone 3
Bijlage 8-4: Statistische kengetallen zone 4
Bijlage 8-5: Statistische kengetallen zone 5
Bijlage 8-6: Statistische kengetallen zone 6
Bijlage 8-7: Statistische kengetallen zone 7
Bijlage 8-8A: Statistische kengetallen zone 8 (deelgebieden BA10 + BI07)
Bijlage 8-8B: Statistische kengetallen zone 8 (deelgebied BA12)
Bijlage 8-9: Statistische kengetallen zone 9
Bijlage 9A: Meetwaarden PFOA
Bijlage 9B: Meetwaarden PFOS
Bijlage 10A: Statistische kengetallen zone PFAS Barendrecht (bovengrond)
Bijlage 10B: Statistische kengetallen zone PFAS Barendrecht (ondergrond)
Bijlage 11: Zones bodemkwaliteitskaart NEN5740-parameters
Bijlage 12A: Ontgravingsklasse bovengrond NEN5740-parameters
Bijlage 12B: Ontgravingsklasse ondergrond NEN5740-parameters
Bijlage 13: Bodemkwaliteitskaart PFAS
Bijlage 14: Bodemfunctiekaart
Bijlage 15A: Toepassingskaart bovengrond volgens generiek beleid
Bijlage 15B: Toepassingskaart ondergrond volgens generiek beleid
Bijlage 16: Toepassingskaart PFAS
Bijlage 17: Gezondheidskundige bodemkwaliteit voor lood (wonen met tuin)
Noot
1Voor nikkel geldt een afwijkende regel. Voor nikkel geldt als bovengrens van de toetsingsregel 2 x Achtergrondwaarde en niet de lagere MaxWONEN.
Noot
2In de praktijk worden zowel de term ‘bodemfunctiekaart’ als de term ‘bodemfunctieklassekaart’ gebruikt, ook in de toelichting van het Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet (lit. 7). Met beide termen wordt hetzelfde bedoeld.
Noot
5Voor barium geldt geen minimum aantal waarnemingen, omdat de normen voor barium voor onbepaalde tijd zijn ingetrokken.
Noot
6Deels liggen deze buiten het gebied waarvoor de gemeente bevoegd gezag is voor het Besluit bodemkwaliteit. Volledigheidshalve wordt in deze paragraaf het hele grondgebied van de gemeente besproken.
Noot
7De meetgegevens uit lit. 31 zijn gepositioneerd op basis van de x- en y-coördinaten van de boorpunten. De overige bodemonderzoeken zijn als volgt weergegeven:
de stippen betreffen het middelpunt van de rapportcontour en bij meerdere analyses van de bovengrond is de hoogste meetwaarde uit desbetreffend rapport weergegeven.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl