Erfgoedverordening gemeente Leeuwarden 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Leeuwarden 2024

BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE LEEUWARDEN

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd: artikel 3.16 van de Erfgoedwet en artikel 38 van de Monumentenwet 1988

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

a. gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid;

b. gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 18;

c. gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid;

d. gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

e. cultureel erfgoed: uit het verleden geërfde materiële en immateriële bronnen, in de loop van de tijd tot stand gebracht door de mens of ontstaan uit de wisselwerking tussen mens en omgeving, die mensen, onafhankelijk van het bezit ervan, identificeren als een weerspiegeling en uitdrukking van zich voortdurend ontwikkelende waarden, overtuigingen, kennis en tradities, en die aan hen en toekomstige generaties een referentiekader bieden;

f. kerkelijk monument: monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

g. monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

h. minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

i. het college: het college van burgemeester en wethouders;

j. Uitvoeringsrichtlijnen: richtlijnen van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg;

k. bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek, uitgevoerd overeenkomstig de vigerende landelijke Uitvoeringsrichtlijn Bouwhistorisch onderzoek met waardestelling, naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;

l. archeologisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarden van een locatie, overeenkomstig de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

m. selectiecriteria: de begrippen, waarmee de onder d en b bedoelde termen concreet worden gemaakt;

n. gewoon onderhoud monumenten: onderhoud voor zo ver genoemd in de tabel zoals opgenomen in bijlage 4 bij deze verordening.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

1. Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

a. gegevens over de inschrijving (datum van de adviesaanvraag respectievelijk aanwijzing) en ter identificatie (plaatselijke aanduiding, kadastrale aanduiding en een omschrijving) van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

b. gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;

§ 2. Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

1. Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

2. Het college kan besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door één of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

3. Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan een commissie als bedoeld in artikel 4.18 van de Erfgoedwet.

5. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

6. Het college kan de aanwijzing direct inschrijven in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

1. Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

a. door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

3. Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct verwerken in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 3. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van belanghebbenden, besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

2. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. rijksmonumenten, en

b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

3. Het college kan ten behoeve van de onderbouwing van een aanwijzingsverzoek en/of aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek of archeologisch onderzoek wordt verricht.

4. Bij de beoordeling van de monumentwaardigheid toetst het college aan de vastgestelde selectiecriteria (bijlage 1 - Selectiecriteria gemeentelijke monumenten, bijlage 2 – Selectiecriteria archeologische gemeentelijke monumenten). Op een monument dienen één of meer van deze criteria van toepassing te zijn.

5. De selectiecriteria genoemd in lid 4 worden door het college vastgesteld.

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 7. Voorbescherming

1. De bescherming van paragraaf 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie

1. Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet.

2. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

3. De adviescommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

1. Op een aanvraag om aanwijzing zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

1. De aanwijzing zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

2. Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11.

(Vervallen)

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

1. Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorbeschermde gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het gemeentelijk erfgoedregister is paragraaf 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 4. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:

a. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

b. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. de uitvoering van gewoon onderhoud, voor zover genoemd in de tabel zoals opgenomen in bijlage 4 en mits de richtlijnen van de Stichting Erkende Restauratiekwaliteit Monumentenzorg (Uitvoeringsrichtlijnen) in acht worden genomen en voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

b. alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

c. een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden, zijnde:

1˚. het plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

2˚. het doen van begravingen of asbijzettingen, of

3˚. het ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

3. Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere voorwaarden in de omgevingsvergunning opnemen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument.

Artikel 15.

(Vervallen)

Artikel 16. Weigeringsgronden

1. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

§ 5.

(Vervallen)

Artikel 17.

(Vervallen)

§ 6. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 18. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

2. Het college zendt het voorstel, als bedoeld in het eerste lid, voor advies aan de gemeentelijke adviescommissie, zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel voor advies, bedoeld in het tweede lid.

4. Bij de beoordeling van de beschermenswaardigheid toetst het college aan de vastgestelde selectiecriteria (bijlage 3 – selectiecriteria beschermd stads- of dorpsgezicht). Op een stads- of dorpsgezicht dienen één of meer van deze criteria van toepassing te zijn.

5. De selectiecriteria genoemd in lid 4 worden door het college vastgesteld.

6. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

7. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een wijziging van het omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

8. Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 19. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 18, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

2. Een aanwijzing als bedoeld in artikel 18, eerste lid, vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

3. Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 20.

(Vervallen)

§ 7. Handhaving en toezicht

Artikel 21. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, of artikel 20, eerste lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22. Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast […].

2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

§ 8.

(Vervallen)

Artikel 23.

(Vervallen)

§ 9. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening gemeente Leeuwarden 2018 wordt ingetrokken.

Artikel 25. Overgangsrecht

1. Een krachtens Erfgoedverordening gemeente Leeuwarden 2018 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

2. Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening gemeente Leeuwarden 2018.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

2. Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening gemeente Leeuwarden 2024

Ondertekening

Burgemeester en wethouders van Gemeente Leeuwarden

Namens deze,

Leo van der Laan

Sr. Beleidsadviseur Erfgoed (monumenten)