Verordening op de rekenkamer Lelystad 2023

Geldend van 18-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening op de rekenkamer Lelystad 2023

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: de Gemeentewet;

  • b.

    raad: de gemeenteraad van Lelystad;

  • c.

    commissie: commissie van de Rekening van de gemeente Lelystad;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders van Lelystad;

  • e.

    rekenkamer: de rekenkamer van de gemeente Lelystad als bedoeld in artikel 81a van de Gemeentewet;

  • f.

    voorzitter: voorzitter van de rekenkamer Lelystad.

Artikel 2. Rekenkamer

  • 1. Er is een rekenkamer.

  • 2. De rekenkamer bestaat uit drie leden, waaronder een voorzitter. Tevens kan de raad plaatsvervangende leden benoemen.

Artikel 3. Commissie

  • 1. De commissie van de Rekening fungeert als klankbord voor de rekenkamer.

  • 2. De commissie heeft jegens de rekenkamer de volgende taken:

    • a.

      het op voordracht van de rekenkamer voorbereiden van de benoeming van kandidaten voor het lidmaatschap, het voorzitterschap en het plaatsvervangend lidmaatschap van de rekenkamer;

    • b.

      rapporten van de rekenkamer worden direct in handen van de commissie gesteld;

    • c.

      het adviseren van de raad over de rapporten van de rekenkamer;

    • d.

      het namens de raad onderhouden van contacten met de rekenkamer;

    • e.

      het adviseren van de rekenkamer.

Artikel 4. Benoeming, herbenoeming en ontslag voorzitter en leden

  • 1. Voorafgaand aan de voordracht tot benoeming van de voorzitter en de leden van de rekenkamer pleegt de commissie overleg met de rekenkamer.

  • 2. De raad benoemt de leden en de voorzitter van de rekenkamer op aanbeveling van de commissie.

  • 3. De commissie doet de aanbeveling vergezeld gaan van een verklaring van elke kandidaat bevattende:

    • a.

      de mededeling dat hij/zij een benoeming als lid zal aanvaarden;

    • b.

      een overzicht van de openbare betrekkingen die hij bekleedt.

  • 4. De rekenkamer bericht de raad als een van de ontslaggronden zich voordoet, bedoeld in artikel 81c, zesde of zevende lid, of van artikel 81d, eerste of tweede lid, van de wet.

  • 5. In de gevallen, bedoeld in artikel 81c, zevende lid, en in artikel 81d, tweede lid, van de wet adviseert de rekenkamer de raad over de vraag of al dan niet moet worden overgegaan tot ontslag, respectievelijk het op non-activiteit stellen van het desbetreffende lid.

  • 6. De rekenkamer adviseert de raad tevens met betrekking tot een beslissing tot verlenging of beëindiging van een maatregel als bedoeld in artikel 81d, eerste of tweede lid.

Artikel 5. Benoeming plaatsvervangende leden

  • 1. De raad benoemt plaatsvervangende leden voor de rekenkamer.

  • 2. Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.

  • 3. Een plaatsvervangend lid kan door de voorzitter worden opgeroepen een lid tijdelijk te vervangen

  • 4. De bepalingen van deze verordening zijn op het plaatsvervangend lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De rekenkamer heeft een ambtelijk secretaris.

  • 2. Het college wijst de ambtelijk secretaris aan, alsmede ook een of meer plaatsvervangers, op voordracht van de voorzitter van de rekenkamer.

Artikel 7. Budget

  • 1. De rekenkamer is bevoegd binnen een aan haar bij de begroting beschikbaar gesteld budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar taken.

  • 2. De rekenkamer verantwoordt de baten en lasten van het vorig begrotingsjaar in een verslag aan de raad, als bedoeld in artikel 185, vierde lid.

  • 3. De voorzitter doet een voorstel aan de raad voor de nodige middelen voor een goede uitoefening van de taken.

Artikel 8. Vergoeding

  • 1. Leden van de Rekenkamer ontvangen voor hun werkzaamheden een vergoeding.

  • 2. De vergoeding bedraagt voor de voorzitter 80% en voor de leden 60% van de vergoeding voor raadsleden van de gemeente Lelystad.

  • 3. Voor iedere volledige kalendermaand dat het plaatsvervangende lid optreedt als vervanger bestaat recht op de in het tweede lid bedoelde vergoeding.

  • 4. De gemaakte reiskosten die noodzakelijk zijn voor de vervulling van het lidmaatschap van de rekenkamer worden aan het lid van de rekenkamer vergoed, conform de regeling die geldt voor raadsleden van de gemeente Lelystad.

Artikel 9. Slotbepalingen

  • 1. Besluiten, genomen krachtens Verordening Rekenkamer Lelystad 2005 en de Verordening geldelijke vergoeding leden van de Rekenkamer 2005, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. De Verordening Rekenkamer Lelystad 2005 en de Verordening geldelijke vergoeding leden van de Rekenkamer 2005 worden ingetrokken.

  • 3. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening gemeentelijke rekenkamer 2023.

Ondertekening

Lelystad, 19 december 2023

De raad van de gemeente Lelystad,

de griffier,

L.A. Wieringa

Toelichting op de modelverordening VNG uit maart 2023

Algemeen

De modelverordening van de VNG uit 2023 is een aanvulling op dat wat in de Gemeentewet is opgenomen over de gemeentelijke rekenkamer. Zie de tekst van de Gemeentewet, zoals op 1 januari 2023 gewijzigd door de Wet versterking decentrale rekenkamers, hoofdstukken IVa (De rekenkamer) en XIa (De bevoegdheid van de rekenkamer).

De raad moet een onafhankelijke rekenkamer instellen. Zie artikel 81a van de Gemeentewet. Deze verplichting geldt vanaf 1 januari 2023, met een overgangstermijn van een jaar, dus uiterlijk 1 januari 2024 moet de raad een rekenkamer hebben ingesteld.

Daarnaast moet de raad op grond van artikel 81k van de Gemeentewet een verordening opstellen voor een vergoeding voor de werkzaamheden van de leden van de rekenkamer en een tegemoetkoming in hun kosten. Voorts mag de raad op grond van artikel 149 van de Gemeentewet aanvullende regels stellen in het belang van de gemeente en met inachtneming van de wet.

De rekenkamer moet een reglement van orde voor haar werkzaamheden vaststellen (artikel 81i van de Gemeentewet).

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

Artikel 2. Rekenkamer

In het eerste lid stelt de raad de rekenkamer in. Dit is een wettelijke verplichting (artikel 81a van de Gemeentewet).

In Lelystad is in 2005 gekozen voor drie leden naar analogie van de Algemene Rekenkamer.

Artikel 3. Klankbordgroep

Rekenkamers hebben in de praktijk soms behoefte om informatie in te winnen bij een afvaardiging van de raad. Voor vragen als wat leeft er binnen de raad en hoe is de organisatie van de raad geregeld. Ook bestaat soms behoefte om organisatorische wijzigingen binnen de rekenkamer of veranderingen in het rekenkamerbudget te bespreken. De raad kan een klankbordgroep (of andere benaming) instellen die fungeert als het aanspreekpunt voor de rekenkamer. Ook is het mogelijk een al ingesteld gremium, zoals een auditcommissie, als aanspreekpunt aan te wijzen. De raad kan zelf het aantal leden en de taken van de klankbordgroep bepalen, maar is niet verplicht een klankbordgroep in te stellen. Hij kan het bijvoorbeeld ook aan de rekenkamer overlaten.

Artikel 4 Benoeming, ontslag en herbenoeming

De leden van de rekenkamer worden door de raad benoemd en kunnen door de raad ook worden herbenoemd (artikel 81c, eerste en vierde lid, van de Gemeentewet). De benoemingstermijn is wettelijk op zes jaar vastgesteld. Een te korte benoemingsperiode kan de onafhankelijkheid in gevaar brengen, omdat de vraag ‘word ik wel herbenoemd’ dan al te snel weer wordt gevoeld. Voordeel van deze termijn is ook dat over benoeming en herbenoeming in het gewone geval steeds door twee verschillend samengestelde raden wordt beslist. Voorts draagt het feit dat benoeming plaatsvindt na overleg met de rekenkamer ertoe bij dat de leden primair op grond van deskundigheid worden benoemd (artikel 81c, vijfde lid). In de praktijk zal na verloop van tijd door tussentijds aftreden vanzelf de situatie ontstaan dat niet steeds de gehele rekenkamer opnieuw moet worden benoemd. Dit komt de continuïteit en de onafhankelijkheid van de rekenkamer ten goede. Zie Kamerstukken 27 751, nr. 3, p. 68.

De modelverordening van de VNG uit 2023 heeft het niet over plaatsvervangende leden of over hoe te handelen bij ontslag of non-activiteit. Die bepalingen komen nog uit de ‘oude’ verordening. In de toelichting op de ‘oude’ verordening staat hierover:

Op grond van artikel 81e zullen de leden van de Rekenkamer openbaar moeten maken welke andere functies dan het lidmaatschap van de Rekenkamer zij vervullen. Artikel 81f noemt de functies die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de Rekenkamer. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, zal de raad dus zeker moeten stellen dat artikel 81f aan de benoeming niet in de weg staat. Het tweede lid van artikel 3 bepaalt dat de commissie de hiervoor benodigde informatie moet verschaffen. De kandidaat-leden zullen dus via de commissie de informatie moeten verschaffen die zij op grond van artikel 81e van de wet na benoeming openbaar zullen moeten maken. Ook zal duidelijk moeten zijn dat een beoogd lid zijn kandidatuur aanvaardt.

Op grond van artikel 81c, tweede lid, van de wet benoemt de raad de voorzitter van de Rekenkamer in functie. Het derde lid geeft in aanvulling daarop een regeling voor de vervulling van het voorzitterschap als de voorzitter zelf tijdelijk niet in de gelegenheid is zijn functie te vervullen. De raad zou er voor kunnen kiezen daarvoor steeds een ad hoc regeling te treffen, maar uit een oogpunt van snelheid en flexibiliteit, bijvoorbeeld als sprake is van ziekte, heeft het de voorkeur een algemene regel te stellen zoals hier is gedaan.

Artikel 81c, vijfde lid, van de wet bevat het voorschrift dat voorafgaand aan benoemingen overleg wordt gevoerd met de Rekenkamer. De wet bepaalt niets over de vorm die dat overleg moet hebben. Daar heeft de raad dus een keuze. Dat kan heel vormvrij, maar de raad zou er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen de Rekenkamer zelf een voordracht te laten maken, in plaats van een commissie uit de raad. Een formeel bindende voordracht ligt daarbij niet voor de hand, omdat de wet slechts spreekt van overleg. Verder zal vastgesteld moeten worden dat bij de te benoemen leden van de Rekenkamer is voldaan aan artikel 81f van de wet, waarin de incompatabiliteiten worden geregeld: de "geloofsbrieven" van de kandidaten.

Het vijfde lid voorziet in de situatie dat de voorzitter zijn functie niet kan vervullen, omdat hij door de raad op non-activiteit is gesteld. Als de raad in zo'n situatie iemand anders als tijdelijk voorzitter wil aanwijzen dan uit deze regeling voortvloeit, maakt de verordening dat mogelijk.

Op grond van artikel 81c, derde lid, van de wet kan de raad plaatsvervangende leden benoemen. De wet bepaalt verder niets over hun rol. De plaatsvervangende leden kunnen op grond hiervan tijdelijk invallen als een van de leden door ziekte of anderszins enige tijd niet in staat is zijn functie uit te oefenen. De wet geeft niet aan hoeveel plaatsvervangende leden er moeten zijn. Dat ligt ook niet voor de hand, over het aantal leden zelf is niets bepaald. De raad kan voor een laag aantal kiezen in de verwachting dat vervanging of tijdelijke aanvulling maar zelden wenselijk zal blijken.

Het derde lid gaat er van uit dat de voorzitter iemand oproept om tijdelijk als waarnemer op te treden. Gezien de snelheid waarmee dat soms zal moeten gebeuren ligt het niet voor de hand dat door de raad te laten doen.

Het vierde lid verklaart de bepalingen uit deze modelverordening van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden om te voorkomen dat deze plaatsvervangende leden bepaalde (onderzoeks)-bevoegdheden niet zouden kunnen gebruiken.

Artikel 6. Ambtelijke ondersteuning

In de Gemeentewet is geregeld dat burgemeester en wethouders op voordracht van de voorzitter of het enige lid van de rekenkamer besluit tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten met zoveel ambtenaren van de rekenkamer als nodig zijn voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden (artikel 81j, tweede lid). De ambtenaren die werkzaamheden verrichten voor de rekenkamer, verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente, met uitzondering van de op de griffie werkzame ambtenaren (artikel 81j, derde lid). Dit betekent dat griffiemedewerkers deels voor de griffie en deels voor de rekenkamer kunnen werken. Vanwege de onafhankelijke positie van de rekenkamer zijn de ambtenaren, inclusief dus de griffiemedewerkers, voor werkzaamheden voor de rekenkamer uitsluitend verantwoording schuldig aan de rekenkamer (artikel 81j, vierde lid).

Dit artikel voorziet in het benoemen van een secretaris en plaatsvervangend secretaris(sen) voor de rekenkamer.

Artikel 7. Budget

De raad moet de rekenkamer de nodige middelen ter beschikking stellen voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden (artikel 81j van de Gemeentewet). Dit omvat de totale kosten van de rekenkamer en alle overige kosten voor de uitvoering van de taken.

Artikel 8. Vergoeding

De leden van de rekenkamer ontvangen een bij verordening van de raad vastgestelde vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten (artikel 81k van de Gemeentewet).

In de huidige situatie wordt dat nog per aparte verordening geregeld: de Verordening geldelijke vergoeding leden van de Rekenkamer. Deze verordening verwijst echter naar verlopen regelgeving. Het meest pragmatische is om die verordening te laten vervallen en e.e.a. in één enkele verordening te regelen.

Artikel 9. Slotbepalingen

Het eerste lid is facultatief, omdat dit alleen voor gemeenten geldt die voor de inwerkingtreding van de Wet versterking decentrale rekenkamers al een rekenkamer hadden. En dus niet voor rekenkamercommissies, daarvoor is geen overgangsrecht mogelijk omdat vanaf 1 januari 2023 de wettelijke plicht geldt om een onafhankelijke rekenkamer in te stellen. Het eerste lid zorgt ervoor dat besluiten genomen vóór de inwerkingtreding van de Wet versterking decentrale rekenkamers hun rechtskracht behouden als de constructie van rekenkamers wijzigt als gevolg van deze wet. Voorbeelden van dergelijke besluiten zijn het raadsbesluit tot instellen van de rekenkamer en besluiten tot benoeming en herbenoeming van [het lid OF de leden of voorzitter] van de rekenkamer. Deze bepaling voorkomt daarmee dat bestaande rekenkamers opnieuw moeten worden ingesteld en dat daarmee de zittingstermijnen van de zittende leden weer bij nul beginnen terwijl wellicht de gemeente een maximum aantal zittingstermijnen heeft.