Verordening afvoer hemel- en grondwater gemeente Almelo

Geldend van 16-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening afvoer hemel- en grondwater gemeente Almelo

De raad van de gemeente Almelo;

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer en de artikelen 149 en 156 van de Gemeentewet;

overwegende dat de Wet milieubeheer de bevoegdheid biedt bij verordening regels te stellen over het brengen van afvloeiend hemel- of grondwater op of in de bodem of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater en over het beëindigen van het lozen van afvloeiend hemel- en grondwater in een voorziening voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater;

Besluit vast te stellen de:

Verordening afvoer hemel- en grondwater gemeente Almelo

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

- college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almelo;

- hemel- en grondwaterscheidingsgebied: gebied als bedoeld in artikel 2, eerste lid, waarvan de geometrische begrenzing is opgenomen in bijlage 1 van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Afkoppelen

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

1. Met oog op het doelmatig beheer van afvalwater is het in het hemel- en grondwaterscheidingsgebied verboden hemelwater of grondwater te lozen in het openbaar vuilwaterriool vanaf een particulier terrein.

2. De lozing van hemelwater of grondwater op het openbaar vuilwaterriool wordt beëindigd binnen 1 jaar nadat het verbod op een perceel van toepassing is geworden.

3. Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het verbod, bedoeld in het eerste lid, voor zover van de eigenaar van het perceel geen andere wijze van afvoer van het hemelwater of grondwater kan worden gevergd.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 3 Werkingsgebieden

1. Het college kan het hemel- en grondwaterscheidingsgebied, bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanwijzen en wijzigen.

2. Het college houdt bij het aanwijzen en wijzigen van de gebieden rekening met het gemeentelijk rioleringsplan of gemeentelijk rioleringsprogramma.

Artikel 4 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvoer grond- en hemelwater gemeente Almelo.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 december 2023,

de griffier, de burgemeester,

drs. J.W. Scherpenzeel M.M. van ‘t Veld

Bijlage 1

Geometrische begrenzing hemel- en grondwaterscheidingsgebied <gereserveerd>

Toelichting

Algemeen

Klimaatverandering heeft ook gevolgen die merkbaar zijn in de gemeente Almelo. Het wordt natter en de kans op wateroverlast neemt door toename van jaarlijkse neerslag en intensiteit van buien toe. In de zomer ontstaat doorgaans wateroverlast door kortdurende hevige neerslag en in de winter ontstaat wateroverlast als gevolg van langdurige neerslag en grondwateroverlast. Doel van deze verordening is om deze vormen van wateroverlast en de daarmee gepaarde schade zoveel mogelijk te voorkomen om de leefbaarheid op peil te houden.

De gemeente Almelo heeft de zorg voor een doelmatige inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater. Deze zorgplicht volgt uit artikel 3.5 van de Waterwet. Ook heeft de gemeente de zorgplicht voor de afvoer van hemelwater van particuliere percelen, zolang dit niet redelijkerwijs van de perceeleigenaar kan worden verwacht. Uit de wetgeving volgt dat in beginsel de zorgplicht bij de perceeleigenaar ligt. De perceeleigenaar draagt in eerste instantie zelf zorg voor het verwerken van hemelwater op zijn eigen perceel. Dit kan door hergebruik van het water, infiltreren van het water in de bodem of bergen van het water in bijvoorbeeld een vijver. Wanneer dit redelijkerwijs niet mogelijk is (door bijvoorbeeld een te hoge grondwaterstand of een slechte infiltratiecapaciteit van de bodem), moet de gemeente de zorgplicht op een doelmatige manier overnemen.

Artikel 10.32a van de Wet milieubeheer (Wm) is de grondslag voor deze verordening. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal de Wet milieubeheer worden aangepast. In het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht worden, anders dan in het huidig recht, veel milieuregels overgelaten aan de gemeente. In de Omgevingswet is daarom geen specifieke grondslag meer opgenomen voor regels over het lozen van hemel- en grondwater. De bevoegdheid om regels te stellen over activiteiten in de fysieke leefomgeving – waaronder het lozen van hemelwater, grondwater en ander afvalwater in de bodem of riolering – zal in het nieuwe stelsel worden ontleend aan de artikelen 2.4 en 4.1 van de Omgevingswet.

In de Invoeringswet Omgevingswet is bepaald dat verordeningen op grond van artikel 10.32a van de Wm bij inwerkingtreding van de wet van rechtswege onderdeel uitmaken van het omgevingsplan van de gemeente. Deze verordening zal bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege onderdeel uitmaken van het tijdelijk deel van het omgevingsplan van de gemeente Almelo. Om die reden is bij de instrumentkeuze in deze verordening alvast voorgesorteerd op het instrumentarium van de Omgevingswet. Dat uit zich in het gebruik van de omgevingsvergunning en maatwerkvoorschriften.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 2 Afkoppelen

Artikel 2 Lozingsverbod hemel- en grondwater

Eerste lid

Het eerste lid bevat een verbod om in het hemel- en grondwaterscheidingsgebied, hemel- en grondwater te lozen in het openbaar vuilwaterriool. Het hemel- en grondwaterscheidingsgebied omvat de locaties in de gemeente waar hemel- en grondwater redelijkerwijs op andere wijze kan worden geloosd dan in het openbaar vuilwaterriool. Het verbod geldt voor zowel bestaande als nieuwe lozingen. Hiermee wordt de nadruk gelegd op de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar om het afvloeiende hemelwater of overtollige grondwater zoveel mogelijk zelf te verwerken. Het lozingsverbod dwingt perceeleigenaren om dat water op te vangen en zelf te gebruiken of te infiltreren, dan wel in het oppervlaktewater of in een hemelwaterstelsel te lozen. De aanwijzing van het hemel- en grondwaterscheidingsgebied kan worden aangevuld door het college, zie artikel 3.

Tweede en derde lid

Artikel 10.32a van de Wm geeft aan dat de termijn waarbinnen de lozing van het hemel- en grondwater moet zijn beëindigd in de verordening wordt genoemd. Hieraan is in het tweede en derde lid voldaan. De termijn van één jaar biedt voldoende ruimte voor de perceeleigenaar om de benodigde werkzaamheden te kunnen (laten) verrichten.

Vierde lid

Het vierde lid bepaalt dat het college een omgevingsvergunning voor afwijken van het lozingsverbod kan verlenen. Dat kan in uitzonderingssituaties waarin het lozingsverbod niet billijk is. Dit is het geval wanneer het lozingsverbod tot onevenredig grote nadelen voor de perceeleigenaar leidt. Het college kan de omgevingsvergunning onder beperkingen verlenen. Zo kan de vergunning bijvoorbeeld alleen betrekking hebben op een bepaalde overgangsperiode. Verder kan de gemeente voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden. Het is gewenst dat het college een beleidsregel vaststelt voor het verlenen van de omgevingsvergunning, zodat voor perceeleigenaren bij voorbaat duidelijk is of het aanvragen van die vergunning wel of niet kans van slagen heeft.

Artikel 3 Werkingsgebieden

Op grond van artikel 147 van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad de verordenende bevoegdheid. De gemeenteraad kan deze bevoegdheid delegeren aan het college op grond van artikel 156 van de Gemeentewet. Voor het aanwijzen en wijzigen van het hemel- en grondwaterscheidingsgebied (in bijlage 1) maakt de gemeenteraad hier gebruik van. De delegatie van de wijziging van gebieden aan het college sluit aan bij de systematiek van de Omgevingswet. Artikel 2.8 van die wet bepaalt dat de gemeenteraad de vaststelling van delen van het omgevingsplan kan delegeren aan het college. Aangezien de Verordening afvoer hemel- en grondwater gemeente Almelo bij inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege onderdeel gaat uitmaken van het omgevingsplan, wordt nu al op deze systematiek geanticipeerd.

Artikel 4 Toezichthouders

Artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft aan dat onder toezichthouder wordt verstaan: ‘een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift’. In beginsel beschikt een aangewezen toezichthouder over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.