Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Roermond

Geldend van 17-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Roermond

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond en de burgemeester van Roermond,

Ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

Gezien het voorstel van 19 december 2023;

Overwegende dat de Wet Bibob aan bestuursorganen een instrument biedt om zich te beschermen tegen misbruik van vergunningen, subsidies, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties;

Overwegende dat bij misbruik vooral moet gedacht worden aan het met behulp van deze beschikkingen en gunningen ontwikkelen van criminele activiteiten of het gebruik maken van uit criminele activiteiten verkregen voordelen;

Overwegende dat toepassing van deze wet een integere besluitvorming bevordert;

Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Omgevingswet (na inwerkingtreding), de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Wet op de kansspelen, de Algemene plaatselijke verordening Gemeente Roermond, de Algemene Subsidieverordening Roermond 2008, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek;

Besluiten:

Vast te stellen de Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Roermond.

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De in deze beleidsregel gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als zij hebben in de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, voor zover in deze beleidsregel niet anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      Apv: Algemene plaatselijke verordening van de Gemeente Roermond;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond;

    • c.

      Bibob -register: register waarin bestuursorganen zelfstandige gevaarsbeoordelingen en zich uit het onderzoek terugtrekkende betrokkenen dient te registreren (artikel 7a, leden 7 en 8 Wet Bibob);

    • d.

      Bibob -vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid, van de Wet Bibob;

    • e.

      bouwkosten: het bedrag zoals bedoeld in de gemeentelijke Legesverordening;

    • f.

      eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek kan beschikken;

    • g.

      eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente Roermond in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de Wet Bibob, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid van de wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidslijn;

    • h.

      gemeente: het bestuursorgaan zoals bedoeld onder b. dan wel de rechtspersoon met een overheidstaak gemeente Roermond;

    • i.

      LBB: Landelijk Bureau Bibob. Dit is het bureau bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob dat overheidsorganen desgevraagd adviseert over de mate van gevaar;

    • j.

      RIEC: Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28, tweede lid onder d van de wet;

    • k.

      wet: Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (de Wet Bibob);

    • l.

      Wabo: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • m.

      Wet Bibob: Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Paragraaf 2 Beschikkingen

Artikel 2:1 Nieuwe beschikkingen

  • 1. Een eigen onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 3 Alcoholwet, in zoverre het niet een paracommerciële rechtspersoon betreft, als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet (Alcoholwetvergunning, niet paracommerciëel);

    • b.

      artikel 2:25 van de Apv, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een vechtsportevenement (vergunning vechtsportevenement);

    • c.

      artikel 2:28 van de Apv (exploitatievergunning horecabedrijf);

    • d.

      artikel 2:39 van de Apv (exploitatievergunning speelgelegenheid);

    • e.

      artikel 2:79 van de Apv (winkelvergunning);

    • f.

      artikel 3:4 van de Apv (exploitatievergunning seksinrichting);

    • g.

      artikel 3a:2 van de Apv (exploitatievergunning speelautomatenhal);

    • h.

      artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo (omgevingsvergunning bouwactiviteit), voor zover de bouwkosten meer bedragen dan € 500.000;

    • i.

      artikel 5.1, tweede lid aanhef en onder a van de Omgevingswet voor zover de bouwkosten meer bedragen dan € 500.000.

  • 2. Een eigen onderzoek vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats als zij vallen onder één van de bij deze beleidsregel behorende Bijlage 1 genoemde risicocategorieën:

    • a.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit);

    • b.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer);

    • c.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets);

    • d.

      de aanvraag als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet voor de activiteiten:

      • i.

        een omgevingsplanactiviteit;

      • ii.

        een bouwactiviteit;

      • iii.

        een milieubelastende activiteit.

  • 3. Een eigen onderzoek kan eveneens bij aanvragen om een beschikking plaatsvinden naar aanleiding van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of;

    • b.

      een tip van het LBB als bedoeld in artikel 11 van de wet, of;

    • c.

      een tip van het openbaar ministerie of van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoel in artikel 26 van de wet.

      Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag (artikel 11a van de wet) door de gemeente bij het LBB (Bibob-register) blijkt dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht, een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB of door een ander bestuursorgaan een beschikking is geweigerd.

  • 4. Uitvoering van het eigen onderzoek blijft in beginsel achterwege in het geval een aanvraag afkomstig is van overheidsinstanties, semi-overheidsinstanties of woning(bouw)corporaties die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting, tenzij daartoe aanleiding bestaat.

Artikel 2:2 Verleende beschikkingen

De gemeente kan een eigen onderzoek starten bij verleende beschikkingen indien:

  • a.

    de verstrekte beschikking betrekking heeft op een activiteit, die op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente na de verstrekking van de beschikking, in Bijlage 1 is aangewezen als een risicocategorie.

  • b.

    vanuit eigen informatie dan wel vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • c.

    informatie als bedoeld in artikel 11 en/ of artikel 26 van de wet vanuit het LBB en/ of OM is verkregen, die duidt op een mogelijk ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • d.

    bekend wordt, dat ten aanzien van een betrokkene in een andere gemeente op grond van de wet een ernstige mate van gevaar is vastgesteld en aan deze betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.

Artikel 2:3 Subsidies

De gemeente kan een eigen onderzoek starten met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds verleende subsidie zoals bedoeld in de Algemene Subsidieverordening Roermond 2008.

  • 1.

    Een eigen onderzoek vindt plaats als de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd of is verleend valt onder één of meer van de in de Bijlage 1 genoemde risicocategorieën.

  • 2.

    Een eigen onderzoek kan bij overige aanvragen voor subsidie dan wel reeds verleende subsidies plaatsvinden naar aanleiding van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of;

    • b.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de wet, of;

    • c.

      een tip van het openbaar ministerie of van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoel in artikel 26 van de wet.

  • Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag (artikel 11a van de wet) door de gemeente bij het LBB (Bibob-register) blijkt dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht, een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB of door een ander bestuursorgaan een beschikking is geweigerd.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke rechtshandelingen

Artikel 3:1 Vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente kan de wet toepassen bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. Een eigen onderzoek vindt plaats als de vastgoedtransactie één of meerdere van onderstaande kenmerken heeft:

    • a.

      behorend tot een als zodanig door de gemeente benoemde risicocategorie zoals benoemd in Bijlage 1;

    • b.

      hoge mate van financiële complexiteit;

    • c.

      uitzonderlijk financieel risico voor de gemeente;

    • d.

      hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfs- of concernstructuur;

  • 2. Een eigen onderzoek kan eveneens bij vastgoedtransacties plaatsvinden naar aanleiding van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, of;

    • b.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de wet, of;

    • c.

      een tip van het openbaar ministerie of van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoel in artikel 26 van de wet.

    Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag (artikel 11a van de wet) door de gemeente bij het LBB (Bibob-register) blijkt dat tegen de gegadigde of wederpartij bij een vastgoedtransactie in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht, een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB of door een ander bestuursorgaan een beschikking is geweigerd.

Artikel 3:2 Overheidsopdrachten

  • 1. De gemeente kan de wet toepassen bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012.

  • 2. De gemeente kan in een door haar te sluiten overeenkomst als bedoeld in artikel 5 van de Wet Bibob een beding opnemen, op grond waarvan zij de overeenkomst kan wijzigen of ontbinden indien uit een bibob-onderzoek blijkt dat:

    • a.

      de mogelijkheid bestaat dat de partij met wie de gemeente de overeenkomst sluit of een ondernemer, wordt gefinancierd met uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen, en/of;

    • b.

      sprake is van gevaar of een mindere mate van gevaar dat de partij met wie de gemeente de overeenkomst sluit of een onderaannemer bij de uitvoering van de met de overeenkomst gegunde opdracht, strafbare feiten zal plegen.

  • 3. Indien een overeenkomst met een beding als bedoeld in het eerste lid van kracht is, kan de gemeente ten aanzien van de betrokkene bij die overeenkomst een bibob-onderzoek uitvoeren, indien:

    • a.

      informatie daartoe aanleiding geeft, welke verkregen is uit de (eigen) ambtelijke organisatie, één of meer van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, het LBB, het openbaar ministerie of openbare bronnen of een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoel in artikel 26 van de wet, of;

    • b.

      een bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken partij, behoort tot één of meer van de in Bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

    Daarnaast zal een eigen onderzoek plaatsvinden als bij navraag (artikel 11a van de wet) door de gemeente bij het LBB (Bibob-register) blijkt dat tegen een gegadigde in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht, een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het LBB of door een ander bestuursorgaan een beschikking is geweigerd.

  • 4. De gemeente kan, voordat zij een beslissing neemt inzake de gunning van een overheidsopdracht of het sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst, een Bibob-onderzoek uitvoeren indien:

    • a.

      informatie daartoe aanleiding geeft, welke verkregen is uit de (eigen) ambtelijke organisatie, één of meer van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, het LBB, het openbaar ministerie of openbare bronnen of een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoel in artikel 26 van de wet; of

    • b.

      een bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken partij, behoort tot één of meer van de in Bijlage 1 opgenomen risicocategorieën.

Artikel 3:3 Zorgpartijen

  • 1. Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op overeenkomsten tussen de gemeente en zorgpartijen en op beschikkingen van de gemeente en zorgpartijen en op beschikkingen van een bestuursorgaan waarbij een zorgpartij belanghebbende is, voor zover die overeenkomsten en beschikkingen zien op het door de zorgpartij of een door haar in te schakelen partij, die diensten verrichten of activiteiten uitvoeren op een van de volgende gebieden:

    • a.

      hulp bij het huishouden;

    • b.

      ambulante wmo/dagbesteding (met inbegrip van dagbesteding ouderen);

    • c.

      jeugd GGZ;

    • d.

      een inburgeringsvoorziening of taalvoorziening.

  • 2. De gemeente neemt in een door haar met een zorgpartij te sluiten overeenkomst als bedoeld in artikel 5 van de wet Bibob het in artikel 3:2, tweede lid van deze Beleidsregels bedoelde beding op.

  • 3. Voordat de gemeente een beslissing neemt inzake de gunning van een overheidsopdracht aan een zorgpartij of het met een zorgpartij sluiten van de met een gunningsbeslissing beoogde overeenkomst, voert de gemeente een bibob-onderzoek uit.

  • 4. Het bestuursorgaan voert een bibob-onderzoek uit bij de beslissing op een door een zorgpartij ingediende aanvraag voor een subsidie, voor zover het bestuursorgaan ten aanzien van die beschikking de bij of krachtens wettelijk voorschrift de in artikel 6 van de Wet Bibob bedoelde bevoegdheid tot weigering heeft gekregen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden kan het bestuursorgaan besluiten geen bibob-onderzoek in te stellen bij de voorbereiding van beslissingen op maatwerkovereenkomsten tot 25 overeenkomsten per uitvoerder van de in lid 1 genoemde diensten en activiteiten.

Paragraaf 4 Niet voltooien Bibob-toets

Artikel 4:1 Niet volledig invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1. Bij een weigering om het Bibob-vragenformulier volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb.

  • 2. Bij een weigering om het Bibob-vragenformulier volledig ingevuld te retourneren kan het bestuursorgaan besluiten dat de gegadigde voor een overheidsopdracht of de (kandidaat) wederpartij voor een vastgoedtransactie daarvoor niet meer in aanmerking komt.

  • 3. Een weigering als bedoeld in de leden 1 en 2 zal worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet (art 4, lid 1 Wet Bibob).

Artikel 4:2 Melding aan Landelijk Bureau Bibob

  • 1. Indien een betrokkene niet meewerkt door het bij volharding niet verstrekken van alle gevraagde gegevens in het bibob-onderzoek zonder dat daarvoor een duidelijke reden wordt gegeven, of wanneer de betrokkene zijn aanvraag na het uitreiken van het bibob-vragenformulier zonder duidelijke reden intrekt, vermeldt de gemeente de gegevens van de betrokkene in het Bibob-register.

  • 2. De gemeente registreert de gegevens van de betrokkene, ten aanzien van wie als aanvrager van een beschikking, als gegadigde bij een overheidsopdracht of als wederpartij in een vastgoedtransactie een eigen onderzoek is uitgevoerd als bedoeld in artikel 7a lid 1 Wet Bibob en waarbij een ernstig gevaar of een mindere mate van gevaar bestaat als bedoeld in artikel 3 lid 1 en lid 7 Wet Bibob.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 5:1 Intrekking

De “Beleidsregel in het kader van de Wet Bibob”, vastgesteld op 8 juli 2003 en aangevuld op 29 mei 2007, wordt ingetrokken.

Artikel 5:2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Artikel 5:3 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Roermond”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roermond in de vergadering van 19 december 2023.

Het college van burgemeester en wethouders,

De secretaris, J. van Putten

De burgemeester, Y.F.W. Hoogtanders

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Roermond op 21 december 2023.

De burgemeester, Y.F.W. Hoogtanders

Bijlage 1 Risicocategorieën

Risicocategorieën waarbij de gemeente Roermond een eigen onderzoek uitvoert:

  • 1.

    horecabedrijven, met inbegrip van hotels, pensions, restaurants, cafés, shisha-lounges en coffeeshops;

  • 2.

    kamerverhuur;

  • 3.

    smartshops, headshops, belwinkels;

  • 4.

    prostitutie- en seksbedrijven, escortbedrijven, seksbioscopen, erotische massagesalons, sekswinkels;

  • 5.

    speelautomatenhallen, gamecenters;

  • 6.

    afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven, sloopbedrijven, autodemontagebedrijven;

  • 7.

    autohandel (verkoop en verhuur);

  • 8.

    vuurwerkbranche;

  • 9.

    mestverwerkingsbedrijven;

  • 10.

    bedrijfsmatige paardenhouderijen, paardenopfokbedrijven, maneges met meer dan 30 aanwezige paarden;

  • 11.

    schoonheids-, wellness- en/of sportcentra;

  • 12.

    kappers;

  • 13.

    huur en verhuur van gemeentelijk vastgoed, waarbij sprake is van een minimale huursom van € 100.000 per jaar (exclusief bijkomende kosten);

  • 14.

    aankoop en verkoop van gemeentelijk vastgoed, waarbij sprake is van een minimale koopsom van € 500.000.

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Toelichting

ALGEMEEN

Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Met de Wet Bibob wordt het openbaar bestuur in staat gesteld zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Op 1 juli 2013 is de Wet Bibob gewijzigd door de inwerkingtreding van de Evaluatie- en Uitbreidingswet Bibob. Met deze wetswijziging werd het mogelijk om de Wet Bibob toe te passen bij het aangaan van vastgoedtransacties. Op 1 augustus 2020 (eerste tranche) en op 1 oktober 2022 (tweede tranche) zijn aanvullende bevoegdheden toegevoegd, zodat overheidsorganen beter in staat zijn om het eigen Bibob-onderzoek uit te voeren.

Waarom een beleidsregel?

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin de gemeente aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar burgers en ondernemingen die aan een Bibob-onderzoek (kunnen) worden onderworpen.

Regionale afstemming

Tijdens de voorbereiding van de onderhavige beleidsregel heeft er ambtelijke afstemming plaatsgevonden met naburige gemeenten Weert, Leudal, Nederweert. Deze afstemming van gemeentelijk Bibob-beleid is nodig geweest om regionaal zoveel mogelijk één lijn te trekken bij de uitvoering van de Wet Bibob, als één overheid en één stem tegen criminelen. Wanneer regionaal geen afstemming plaatsvindt, bestaat het risico dat buurgemeenten kwetsbaar worden voor criminelen, het zogeheten waterbedeffect. Ook kan een gebrek aan afstemming en samenwerking tot gevolg hebben dat gemeenten zelf het wiel uit moeten vinden en dat de informatie- en kennispositie van de gemeenten verschilt. Met het in werking treden van de meest recente wetswijziging van de Wet Bibob (de tweede tranche) krijgen gemeenten de mogelijkheid elkaar een ‘tip’ te geven, bijvoorbeeld als iemand in beeld komt vanwege criminele banden maar verhuisd blijkt te zijn. Deze tip is een indicatie van het ene bestuursorgaan aan het andere om een eigen onderzoek te starten. De samenwerking op het gebied van Bibob-beleid tussen Weert, Roermond, Nederweert en Leudal sluit goed aan bij deze ontwikkeling en naar verwachting zal die in de toekomst, uiteraard binnen de wettelijke kaders, nog meer gestalte krijgen.

Bibob-onderzoek

Bibob-team

De uitvoering en aansturing van de Bibob-beleidsregel is ambtelijk in handen van een Bibob-team. Het Bibob-team controleert de uitvoering van de wet en zorgt ervoor dat de wet in de gehele organisatie op dezelfde manier wordt geïnterpreteerd en toegepast. Daarnaast is het Bibob-team het aanspreekpunt voor de organisatie en draagt zorg voor de continuïteit van Bibob-kennis en voor een zorgvuldige omgang met (vertrouwelijke) documenten.

Expertise RIEC en LBB

Het verrichten van het Bibob-onderzoek vindt in eerste instantie plaats door de gemeente zelf. De gemeente beoordeelt aan de hand van de aangeleverde en verkregen informatie eerst zelf of er gevaar bestaat dat met het verlenen van de beschikking, het gunnen van de overheidsopdracht of het aangaan van de vastgoedtransactie criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Bij dit eigen onderzoek dat door de gemeente wordt verricht mag allerlei informatie worden verzameld. Het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) ondersteunt hierbij. Mochten er na het afsluiten van dit eigen onderzoek nog twijfels blijven bestaan over de integriteit dan kan de gemeente een beroep doen op het Landelijk Bureau Bibob van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (LBB). Dit bureau heeft toegang tot gesloten bronnen, zoals politieregisters, strafregisters en gegevens van de Belastingdienst, waardoor een brede screening van de betrokkene en overige zakelijke partners mogelijk is. Op het begrip ‘betrokkene’ wordt hieronder nader ingegaan.

Bibob-vragenformulier

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de wet heeft de gemeente op grond van artikel 30 van de Wet Bibob de mogelijkheid om de aanvrager van een beschikking (in sommige gevallen gaat het om reeds verleende beschikkingen) of een partij bij een overheidsopdracht of vastgoedtransactie vragen te stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen etc.

Degene aan wie deze vragen worden gesteld, wordt in de Wet Bibob aangeduid met de term ‘betrokkene’. Met deze term wordt dus telkens de partij bedoeld die formeel een relatie met de overheid aangaat (of reeds is aangegaan). In het kader van de vragen die gesteld worden aan een betrokkene zijn Bibob-vragenformulieren ontwikkeld die de betrokkene moet invullen. De inhoud van het vragenformulier is vastgesteld door de Minister van Veiligheid en Justitie.

Het Bibob-vragenformulier moet door een betrokkene volledig, correct en waarheidsgetrouw worden ingevuld en met de juiste bijlagen worden ingeleverd. Als een betrokkene dit niet doet of als deze weigert gegevens te verstrekken, kan dat bij beschikkingen tot gevolg hebben dat aanvragen buiten behandeling worden gelaten of dat een beschikking wordt ingetrokken. In het geval van vastgoedtransacties kan zulks tot het afzien, ontbinden of opschorten van een overeenkomst leiden. Bovendien is het opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie (valsheid in geschrifte) strafbaar in de zin van artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. In het geval dat het vermoeden bestaat dat opzettelijk onjuiste informatie is verstrekt, zal de gemeente aangifte doen van valsheid in geschrifte.

PARAGRAAFSGEWIJZE TOELICHTING

Paragraaf 2

2:1

In artikel 2:1, lid 1, van deze beleidsregel wordt een onderscheid gemaakt tussen categorieën toestemmingen die in alle gevallen zullen worden getoetst aan de Wet Bibob en de categorieën waarin alleen een eigen onderzoek wordt uitgevoerd als daartoe aanleiding bestaat. Deze toestemmingen kun je onderscheiden in publiekrechtelijke beschikkingen (paragraaf 2) en privaatrechtelijke toestemmingen (paragraaf 3). Los van dit juridisch onderscheid kijkt de gemeente ook naar de betrokkene; in bijlage 1 bij deze beleidslijn is een aantal voor ondermijning gevoelige branches opgenomen, waarbij een Bibob-toets zal worden uitgevoerd, ook indien concrete aanleiding ontbreekt. Een Bibob-toets zal worden uitgevoerd, zowel als een beschikking wordt gevraagd als ook als betrokkene een privaatrechtelijke rechtshandeling wil nastreven.

Bij de beschikkingen is een opsomming opgenomen van vergunningen of ontheffingen waarin in alle gevallen een Bibob-toets zal worden uitgevoerd (artikel 2.1, onder 1). In het tweede lid van 2.1 is een opsomming opgenomen van categorieën waarbij een bibob-toets wordt uitgevoerd. Hierin staat ook de verwijzing naar Bijlage 1 waarin een aantal voor ondermijning gevoelige branches is opgesomd. In lid 3 tenslotte is een vangnetbepaling opgenomen, waardoor het mogelijk is om een Bibob-toets uit te voeren als er signalen zijn die aanleiding geven om te twijfelen aan de integriteit van de betrokkene.

Dit stramien herhaalt zich op dezelfde wijze bij subsidiebeschikkingen, vastgoed en overheidsbeschikkingen: 1. specifieke toestemmingen, 2. bepaalde categorieën waarbij een Bibob-toets wordt uitgevoerd met steeds een verwijzing naar bijlage 1 en 3. signalen van binnen of buiten de gemeente.

2:1 lid 1, onder h en i Bouwen

Bij de vergunningen waarbij steeds een toets zal worden uitgevoerd zijn de omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen opgenomen. Daarbij is ervoor gekozen om al deze vergunningen te toetsen waarbij de totale bouwsom meer dan € 500.000,- bedraagt. Met deze keuze wordt beoogd om alle nieuwbouw in het duurdere segment te toetsen. In de praktijk bestaat het gevaar van witwassen met name in de bouw van bedrijfspanden, woon-/zorgcomplexen en het duurdere segment van de particuliere woningbouw. De gemeente Roermond loopt hiermee gelijk met wat in de Limburgse gemeenten wordt getoetst. De grens van € 500.000,- kan worden aangepast als prijsinflatie daartoe aanleiding geeft.

2:1, lid 3 Signalen

In artikel 2:1, lid 3, van de beleidsregel is aangegeven dat uitvoering van het eigen onderzoek ook bij overige aanvragen om een beschikking kan plaatsvinden als er – kort gezegd – signalen zijn of komen van mogelijk criminele beïnvloeding.

2.1, lid 4 Overheidsorganen onderling

Men mag uitgaan van de integriteit van overheidsorganen en semi-overheidsorganisaties. In het geval dat het ene overheidsorgaan of semi-overheidsinstelling een toestemming nodig heeft van een ander overheidsorgaan is een integriteitstoets als regel zinloos. De Wet Bibob kan hierbij achterwege worden gelaten. Bij deze bepaling is het van belang welke organisaties vallen onder semi-overheidsinstellingen. Daarbij kan gedacht worden aan ziekenhuizen, onderwijsorganisaties, publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden en woningcorporaties.

2:3 Subsidies

Alle subsidies die de gemeente verleent, kunnen op grond van artikel 6 van de Wet Bibob worden getoetst. Subsidiebesluiten aan ondernemers binnen de in Bijlage 1 opgenomen branches worden getoetst. Blijkt er sprake te zijn van gevaar voor misbruik, dan kan het besluit waarbij de subsidie verleend wordt, worden geweigerd dan wel ingetrokken.

Paragraaf 3

3.1 Vastgoedtransacties

De Wet Bibob kan worden toegepast bij gemeentelijke vastgoedtransacties zoals aangeduid in artikel 1 van de Wet. Te denken valt aan het verwerven en vervreemden (koop en verkoop) van vastgoed, maar bijvoorbeeld ook aan huur of pacht of het verlenen van een gebruiksrecht.

De gemeente hanteert het instrument van de Bibob-toets bij privaatrechtelijke transacties, of beter in de aanloop daar naartoe, om te voorkomen dat zij daarmee criminele activiteiten faciliteert. Dat betekent dat de uitkomst van een Bibob-toets ertoe kan leiden dat contractonderhandelingen voortijdig worden afgebroken en een overeenkomst niet tot stand komt. Mocht door omstandigheden pas na totstandkoming van de overeenkomst blijken dat er ernstig gevaar bestaat op criminele beïnvloeding, dan zal de gemeente overgaan tot ontbinding van de overeenkomst.

3.2 Overheidsopdrachten

De gemeente kan de wet toepassen bij overheidsopdrachten zoals bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, dan wel een overeenkomst zorg vanuit de Jeugdwet en/of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Ook Europese aanbestedingen vallen onder dit artikel.

Artikel 3:2, lid 3, van deze beleidsregel maakt duidelijk dat ervoor is gekozen om bij overheidsopdrachten de Wet Bibob niet standaard toe te passen, maar in beginsel enkel wanneer er signalen zijn of komen van mogelijk criminele beïnvloeding. Een van deze signalen zou bijvoorbeeld kunnen zijn een tip die afkomstig is van het openbaar ministerie, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob, maar ook ambtelijke informatie uit het eigen gemeentelijke netwerk zou aanleiding kunnen zijn om een Bibob-onderzoek te starten.

Voor zover er sprake is van een Europese aanbestedingsprocedure is het van belang dat de Europese aanbestedingsrichtlijnen een uitputtende regeling geven voor het verloop van deze procedure. Zo zijn er selectiecriteria voor de keuze van de gegadigden die mogen inschrijven op een aanbesteding. Voorts zijn er gunningscriteria voor de selectie van de aanbieding die in aanmerking komt voor de gunning. De selectiecriteria kennen uitsluitingsgronden die erop gericht zijn niet solide of malafide gegadigden van deelneming uit te sluiten, alsmede geschiktheidscriteria op de aspecten technische bekwaamheid en financiële en economische draagkracht. Blijkens de jurisprudentie van het Hof van Justitie vormen de selectiecriteria een gesloten stelsel. Dit betekent dat het niet mogelijk is via de Wet Bibob extra uitsluitingsgronden of geschiktheidscriteria te creëren. De gemeente blijft als aanbestedende dienst dus ook bij toepassing van de Wet Bibob gebonden aan de Europese aanbestedingsrichtlijnen.

Het advies dat aan het LBB in het kader van Europese aanbestedingsprocedure gevraagd wordt, is dan ook niet gericht op de weigeringsgronden van artikel 3 van de Wet Bibob, maar op de selectiecriteria van de aanbestedingsrichtlijnen. Dientengevolge richt het advies van het LBB zich in de eerste plaats op die selectiecriteria. Indien uit het advies van het LBB blijkt, dat de betrokkene gefinancierd wordt uit criminele gelden, zal deze omstandigheid, mits hiervoor voldoende bewijs voorhanden is, opgevat worden als een aantasting van zijn financiële en economische draagkracht.

In het kader van de aanbesteding kan als (facultatieve) uitsluitingsgrond zijn opgenomen een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke veroordeling voor een delict dat de beroepsmoraliteit van de inschrijver in het gedrang brengt. Bij aanbestedingen verstaat de gemeente onder delicten die in strijd zijn met de beroepsgedragsregels: onherroepelijke strafrechtelijke veroordelingen voor het (doen) (mede)plegen van of uitlokken van of medeplichtigheid aan de delicten die door de minister van Veiligheid en Justitie op grond van artikel 4.7 lid 1 van de Aanbestedingswet en artikel 8 van het Aanbestedingsbesluit betrokken worden in zijn beoordeling van de aanvraag om een Gedragsverklaring Aanbesteden en alle delicten naar buitenlands recht die daarmee vergelijkbaar zijn.

Een andere facultatieve uitsluitingsgrond is een in het verleden begane ernstige beroepsfout die naar het oordeel van de gemeente twijfel doet ontstaan over de integriteit van de inschrijver. Het is in dat geval aan de gemeente als aanbestedende dienst om naar eigen inzicht te beoordelen of sprake is van een ernstige beroepsfout en of de inschrijver op basis daarvan moet worden uitgesloten van de aanbesteding. De gemeente zal dat dus goed moeten motiveren en in voorkomend geval kan een Bibob-advies van het LBB daarbij dienend zijn.

Paragraaf 4

4:1 en 4:2

Het onvolledig verstrekken van de gevraagde gegevens kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag (artikel 4:5 Awb). De woorden “bij volharding” zijn opgenomen om duidelijk te maken dat de gemeente een aanvraag niet eerder buiten behandeling zal stellen dan na een tweede gelegenheid om de gevraagde informatie alsnog te verstrekken. Blijft een betrokkene ook na rappel in gebreke dan stelt de gemeente de aanvraag buiten behandeling.

Bij de toetsing van lopende vergunningen leidt het niet volledig verstrekken van informatie tot het intrekken van de vergunning, maar moet dit worden voorafgegaan van een mogelijkheid voor de aanvrager om zienswijze in te dienen op het voornemen om de vergunning in te trekken.

In het geval dat het vermoeden bestaat dat opzettelijk onjuiste informatie is verstrekt, zal de gemeente aangifte doen van valsheid in geschrifte.

Bij evaluatie van de wet Bibob bleek dat betrokkenen zich tijdens de Bibob-toets terugtrekken en afzien van de aan het bestuursorgaan gevraagde toestemming. Indien een betrokkene zich tijdens het Bibob-onderzoek terugtrekt, wordt de betrokkene ingeschreven in het Bibob-register.

Het register bedoeld in de vorige leden wordt beheerd door het LBB. De informatie kan door het LBB worden verstrekt aan andere bestuursorganen op grond van artikel 11a van de Wet.

Bijlage 1 Risicocategorieën

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten.

Om de Wet Bibob toe te passen, dient of sprake te zijn van een beschikking (bijvoorbeeld een vergunning of subsidie) of een privaatrechtelijke rechtshandeling (overheidsopdracht of vastgoedtransactie).

Het benoemen van onderstaande activiteiten betekent dus niet dat voor deze activiteiten ook altijd een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen beschikking dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet Bibob valt, zal er dus ook geen Bibob-toets kunnen plaatsvinden.

Wanneer een activiteit op zichzelf niet vergunningplichtig is (bijvoorbeeld een kapperszaak starten) en er geen andere vergunningplichtige activiteiten gaan plaatsvinden (zoals bijvoorbeeld een verbouwing), dan wel een privaatrechtelijke overeenkomst met de overheid als partij wordt aangegaan, kan de Wet Bibob niet worden toegepast. Het enkele feit dat een activiteit als risicocategorie is aangewezen, maakt deze activiteit dus niet meteen vergunningplichtig.

Wanneer er door een initiatiefnemer een (voorgenomen) project wordt ingediend, waarbij één of meerdere van onderstaande activiteiten zal gaan plaatsvinden, zal dus gekeken moeten worden of hier activiteiten plaatsvinden waarvoor een beschikking zal moeten worden afgegeven (die onder de werking van de Wet Bibob valt) of dat een vastgoedtransactie of overheidsopdracht zal worden aangegaan.

De beleidsregel met de bijbehorende lijst van risicocategorieën is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er en sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan volgt uit de beleidsregel dat al in de fase van de kavelverkoop een eigen onderzoek wordt gestart.

Belangrijk hierbij is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden.

Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijk eindgebruiker/ betrokkene is, of wanneer de financiering nog niet (volledig) bekend is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert een andere partij de gebruiker van het hotel wordt die de Alcoholwetvergunning aanvraagt, of wanneer projecten na realisatie in delen worden verkocht waarbij vooraf niet alle kopers nog bekend zijn.

De lijst met aangewezen risicocategorieën is bepaald aan de hand van ervaringen die gemeenten in de afgelopen jaren hebben opgedaan bij het toepassen van de wet.