Beleidsregels heffing grondwaterlozingen Wetterskip Fryslân 2011

Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels heffing grondwaterlozingen Wetterskip Fryslân 2011

Besluit: vaststelling van de ‘Beleidsregels heffing grondwaterlozingen Wetterskip Fryslân 2011’.

Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. oppervlaktewaterlichaam: samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem en oevers, flora en fauna ten aanzien waarvan het waterschap ingevolge artikel 3.2 van de Waterwet is aangewezen als beheerder, met uitzondering van de gronden die ingevolge artikel 3.1 of 3.2 van de Waterwet zijn aangewezen als drogere oevergebieden;

  • b. riolering: een voorziening voor de inzameling en transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente;

  • c. zuiveringstechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een riolering, in beheer bij Wetterskip Fryslân;

  • d. bedrijfsruimte: een naar zijn of haar aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een woonruimte, een zuiveringstechnisch werk of een riolering;

  • e. stoffen: de stoffen genoemd in artikel 7 van de Verordening verontreinigingsheffing Wetterskip Fryslân (VvW) of artikel 7 van de Verordening zuiveringsheffing Wetterskip Fryslân (VzW);

  • f. lozen: het brengen van stoffen in een oppervlaktewaterlichaam in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân;

  • g. afvoeren: het brengen van stoffen op een riolering of op een zuiveringstechnisch werk;

  • h. onttrekking: onttrekken van grondwater door middel van een onttrekkingsinrichting;

  • i. grondwater: water dat vrij onder het aardoppervlak voorkomt met daarin aanwezige stoffen:

    • a.

      voor zover Wetterskip Fryslân door de Waterwet met het beheer over dat grondwater is belast;

    • b.

      grootschalige industriële lozing > 150.000 m3 per belastingjaar waarbij de onttrekking wettelijk in beheer is bij de Provinsje Fryslân.

  • j. toepassingsgebied: lozing van grondwater op een oppervlaktewaterlichaam of afvoer naar riolering of een zuiveringstechnisch werk, afkomstig van:

    • a.

      grondwateronttrekkingen, om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen met als doel werkzaamheden in den droge te kunnen uitvoeren;

    • b.

      bodem- en/of grondwatersaneringen, proefbronneringen;

    • c.

      (grootschalige) industriële onttrekking en lozing of afvoer van grondwater t.b.v. koeldoeleinden.

  • k. ‘klasse 1 grondwater’: grondwater met een natuurlijke kleine vervuilingswaarde, zonder procesmatige toevoegingen, waarbij met of zonder toepassing van de hoedanigheidscorrectie op de CZV- waarde, de vervuilingswaarde gelijk of kleiner is dan 0,0013 v.e. per m3;

  • l. ‘overig grondwater’: grondwater met een natuurlijke vervuilingswaarde, zonder procesmatige toevoegingen, waarbij na toepassing van de hoedanigheidscorrectie op de CZV- waarde, de vervuilingswaarde groter is dan 0,0013 v.e. per m3.

  • m. onttrekkingsinrichting: inrichtingen van dezelfde houder die op minder dan een kilometer van elkaar gelegen zijn en die worden gebruikt voor overeenkomstige doeleinden (bron: voormalig artikel 3, lid 2 onderdeel b van de Wet belastingen op milieugrondslag).

Artikel 2

Elke lozing van stoffen op een oppervlaktewaterlichaam wordt in de verontreinigingsheffing betrokken zoals bedoeld in artikel 7 VvW, belastingjaar 201x. Elke afvoer van stoffen op een riolering of zuiveringstechnisch werk wordt in de zuiveringsheffing betrokken zoals bedoeld in artikel 7 van de VzW, belastingjaar 201x.

Artikel 3

  • a. De vervuilingswaarde van een grondwaterlozing of –afvoer vanuit een bedrijfsruimte wordt vastgesteld met inachtname van het bepaalde in artikel 8 van de VvW en de VzW.

  • b. In afwijking van het voorgaande lid wordt, indien gegevens verkregen door meting, bemonstering en analyse van het water niet voorhanden zijn, de vervuilingswaarde van een grondwaterlozing of –afvoer van ‘klasse 1’ grondwater uit een bedrijfsruimte per belastingjaar of een deel hiervan bepaald op:

    1 vervuilingseenheid per 1000 m3 onttrokken en geloosd of afgevoerd grondwater

  • c. Het onttrokken of geloosde of afgevoerde grondwater dient per onttrekkingsinrichting geregistreerd te worden via een deugdelijke debietmeter. De deugdelijkheid dient aangetoond te kunnen worden met een ijk- of kalibratierapport van minder dan 1 jaar oud bij aanvang van lozing/afvoer. Indien de onttrokken en geloosde/afgevoerde hoeveelheid grondwater geen 1:1 relatie bezit (bijv. door gedeeltelijke infiltratie) dient het geloosde/ afgevoerde grondwater gemeten te worden in het kader van de heffing. Melding van de werkelijke onttrokken en geloosde/afgevoerde hoeveelheid grondwater dient binnen 1 maand na beëindiging van de onttrekking en lozing/afvoer of 1x per jaar, indien het een permanente lozing/afvoer betreft, plaats te vinden aan Wetterskip Fryslân op het daartoe uitgereikte meldingsformulier. Inlevering van dit formulier wordt gezien als een aangifte waarbij de volgende berekening en afhandeling wordt gehanteerd bij ‘klasse 1’ grondwater:

Hoeveelheid

per jaar

Vuillast

Wijze van vaststelling heffing

Minder dan 1000 m3

1 v.e.

Na beëindiging via definitieve aanslag

1000- 5000 m3

3 v.e.

Na beëindiging via definitieve aanslag

5.001- 1.106 m3

Aantal m3 x 0,001

Na beëindiging: via definitieve aanslag. Meerjaarlijks: voorlopige aanslag-> aangifte -> definitieve aanslag.

Meer dan 1.000.000 m3

Dagelijkse of periodieke bemonstering

Voorlopige aanslag -> aangifte -> definitieve aanslag.

  • d. Op verzoek van de heffingplichtige en in afwijking van het in lid b gestelde vindt bij aanwezigheid van voldoende en representatieve analysegegevens, dit ter beoordeling van de ambtenaar belast met de heffing, tot 1000 v.e. indeling plaats door toepassing van de regelgeving volgens het Besluit van 12 december 2008, houdende regels voor de toepassing van artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en artikel 122k van de Waterschapswet (zogenaamde Besluit vervuilingswaarde ingenomen water 2009) en de zogenaamde Tabel afvalwatercoëfficiënten. Voorwaarde is dat een duidelijke meetbare relatie bestaat tussen onttrokken en geloosd/ afgevoerd grondwater. Verder dient het grondwater een redelijk constante samenstelling te bezitten;

  • e. Indien de vuillast groter is dan 1000 v.e. of geen relatie bestaat tussen onttrokken en geloosde/ afgevoerde hoeveelheid grondwater kan, op verzoek van de heffingplichtige, ingevolge artikel 9 VvW en VzW ontheffing van de dagelijkse meet- en bemonsteringsplicht worden gegeven. In alle gevallen wordt de kwaliteit van de gegevensstroom gereguleerd via een zogenaamde ‘meetbeschikking’ (toepassing artikel 9 VvW en VzW) onder het stellen van voorwaarden.

  • f. Indien de heffingplichtige gebruik wenst te maken van de zogenaamde ‘hoedanigheidskorting’ (ook wel T-correctie genoemd, artikel 10 VvW of VzW) is naast het reguliere chemisch onderzoek aanvullend biochemisch onderzoek noodzakelijk. Dit extra onderzoek behoeft niet uitgevoerd te worden indien het ‘klasse 1’ grondwater betreft waarbij de verhouding CZV en BZV20/5 groter is dan 5:1. In dit geval wordt de CZV- waarde in de berekeningsformule vervangen door 3,33x BZV20/5. Voor het overige grondwater dient een BZV- oneindig onderzoek plaats te vinden op kosten van de heffingplichtige. Om in aanmerking te komen voor deze correctie dient het geloosde of afgevoerde grondwater één of meer milieubeschermende- en/of zuiveringstechnische werken te passeren zoals bezinkkisten, ontijzeringsinstallaties, cascadebeluchting, vloeivelden etc.

  • g. Geen heffing is verschuldigd indien de werkzaamheden in directe opdracht van Wetterskip Fryslân geschieden.

Artikel 4

  • a. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • b. Indien in de jaren volgend op het belastingjaar 2011 de VvW en/of de VzW wordt aangepast, wijzigen de begripsbepalingen en de in artikel 1 t/m 3 genoemde vernummering in overeenstemming met de nieuwe verordeningen.

  • c. Dit besluit kan aangehaald worden als: ‘Beleidsregels heffing grondwaterlozingen Wetterskip Fryslân 2011’.

Ondertekening

Toelichting op deze beleidsregels

Vanaf het belastingjaar 2011 wordt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân een heffing opgelegd voor het lozen of afvoeren van grondwater afkomstig van bodem(water)saneringen en bronneringen.

Legitimiteit

De Hoge Raad heeft in 1990 overwogen, dat het opleggen van een heffing betreffende lozingen van deze aard (licht verontreinigd water) niet ingaat tegen de strekking van de toenmalige Wvo en dat, ook zonder dat er zuivering plaats vindt of wordt overwogen, er sprake kan zijn van kosten van maatregelen tot het tegengaan en voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewater. In de Waterwet en de Waterschapswet is geregeld dat lozingen op een oppervlaktewaterlichaam en afvoeren via de riolering van afvalstoffen kunnen worden belast via een verontreinigings- en/of zuiveringsheffing.

Gekozen is, in overeenstemming met het Unieadvies (dd. 7 juni 1996, nummer 962781 AJBZ/MT), voor een methode waarbij bedrijven de keuze krijgen tussen zelf meten, bemonsteren en analyseren of een ‘verantwoorde schatting’ van de vervuilingswaarde.

Kostenoverwegingen

In verband met de lozing of afvoer van (licht) verontreinigd water worden, afhankelijk van de situatie, door het waterschap kosten gemaakt. Hierbij kan ten aanzien van directe lozingen gedacht worden aan doorspoelkosten (verzilting), baggeren (extra slibaanwas door ijzerafzetting) en bij afvoer naar zuiveringstechnische werken kosten van transport en zuivering. De exploitatiekosten kunnen gedeeltelijk worden verhaald op de veroorzakers binnen de huidige regelgeving.

Gelijke behandeling heffingplichtigen

Om aan het beginsel 'de vervuiler betaalt' recht te doen zou de lozing van grondwater op een oppervlaktewaterlichaam en afvoer naar zuiveringstechnische werken belast moeten worden. Hiermee wordt het verschil in behandeling tussen de lozers en afvoerders van andersoortig afvalwater en grondwater ongedaan gemaakt. In uitzondering op het bovenstaande zijn werkzaamheden die uitgevoerd worden in opdracht van Wetterskip Fryslân vrijgesteld van heffing. Het opleggen van heffing is in dit geval niet zinvol omdat dit alleen ‘rondpompen’ van gelden binnen Hefpunt en waterschap zou betekenen.

Wijze van vaststelling heffing

In de systematiek van de beide verordeningen kan de vervuilingswaarde van geloosd en afgevoerd grondwater als volgt vastgesteld worden:

  • forfaitair;

  • met behulp van de Tabel afvalwatercoëfficiënten (tot 1000 v.e.) en ingenomen (= onttrokken) water;

  • indien toepassing van de tabel leidt tot een vervuilingswaarde van meer dan 1000 v.e. door dagelijkse meting, bemonstering en analyse van het geloosde of afgevoerde water (hier is ontheffing op mogelijk) waarbij desgevraagd en onder het stellen van voorwaarden een correctie toegepast kan worden op de heffingshoogte voor biologisch niet- en/of slecht afbreekbare stoffen (zogenaamde ‘hoedanigheidskorting’);

  • bij gebrek aan relevante gegevens en/of meet- en bemonsteringsresultaten: door middel van schatting.

Aan de verplichte (dagelijkse) bemonstering en analysering van een kortdurende en/of kleine grondwaterlozing of -afvoer kleven praktische bezwaren. Ten eerste is de monsternameopstelling bij een (soms zeer) tijdelijk project vaak moeilijk te realiseren. Ten tweede zijn de (perceptie)kosten vaak aanzienlijk en staan die bij een kleine lozing/afvoer van grondwater niet in verhouding tot de op te leggen heffing.

Verantwoorde schatting

Onderzoek in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân heeft uitgewezen dat de vervuilingswaarde van grondwater na toepassing van de ‘hoedanigheidscorrectie’ meestal overeenkomt met ca. 0,001 v.e. per m3 (bandbreedte 0,0004- 0,0013 v.e. per m3). Grondwater uit het oude Middelseegebied is vaak sterker vervuild en valt in principe niet onder deze vereenvoudigde berekeningswijze. De vervuilingswaarde van grondwater uit het Middelseegebied varieert, na ‘hoedanigheidscorrectie’, van 0,0015- 0,0045 v.e. per m3 meestal veroorzaakt door een verhoogd ammoniumgehalte (20-60 mg per liter). Ammoniumstikstof draagt sterk bij aan de heffingshoogte, een hoog chloride gehalte (1500- 15.000 mg per liter) is meestal een 1e aanwijzing voor grondwater met een hogere vervuilingswaarde. Bij een lozing/afvoer van een hoeveelheid kleiner dan 1000 m3 maar een vervuilingswaarde groter dan 0,0013 v.e. per m3 wordt uit coulance toch toegestaan de bovenstaande eenvoudige berekeningswijze toe te passen. Hiermee wordt voorkomen dat lozing/afvoer van een kleine hoeveelheid grondwater tot een bemonsteringsplicht gaat leiden. Om te voorkomen dat bij een hogere vervuilingswaarde en een grotere hoeveelheid geloosd/afgevoerd grondwater een meetplicht wordt opgelegd wordt, in sommige situaties en in overleg met de heffingplichtige, toepassing van de Tabel afvalwatercoëfficiënten mogelijk gemaakt. Het onttrokken of geloosde of afgevoerde grondwater wordt dan gezien als ‘ingenomen water’ t.b.v. het bedrijfsproces.

Vaststelling beleidsregels

Belasting van grondwaterlozing of –afvoer is onder de bestaande verordeningen al mogelijk. Besluiten over een bepaalde wijze van toepassing van de verordening kunnen vastgelegd worden in beleidsregels. Een nader besluit van het Algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân is daarom niet noodzakelijk.

Communicatie

Omdat het hier voor wat betreft de heffing om een beleidswijziging gaat, is medio december 2010 mededeling van deze wijziging aan de belanghebbenden gedaan. Daarvoor zijn de aangewezen middelen gebruikt zoals publicatie in twee regionale dagbladen en informatie op de internetsite van Wetterskip Fryslân en Hefpunt. Verder zijn (in)direct belanghebbenden zoals gemeenten, Provinsje Fryslân en grote bronnerings bedrijven in Friesland schriftelijk op de hoogte gesteld via een informatiebrief. Vanaf 2012 wordt bij elke aanvraag waarbij sprake is van een lozing naar een oppervlaktewaterlichaam of afvoer naar de riolering een flyer gevoegd met uitleg over deze beleidsregel en de werking van de heffing. Er kan dus bij de heffingplichtige geen onduidelijkheid bestaan over de legitimiteit en wijze van uitvoering van deze vorm van aanslagoplegging.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Voor de begrippen is aansluiting gezocht bij de in de Verordening verontreinigingsheffing Wetterskip Fryslân en de Verordening zuiveringsheffing Wetterskip Fryslân. De lijst is aangevuld met enkele definities specifiek voor grondwaterlozing of -afvoer.

Artikel 2

Met deze bepaling wordt buiten twijfel gesteld dat grondwaterlozing en -afvoer in de heffing zullen worden betrokken.

Artikel 3

In het eerste lid is de hoofdregel vastgelegd: vaststelling van de vervuilingswaarde geschiedt in overeenstemming met het bepaalde in de beide verordeningen. Strikte toepassing van de beide verordeningen kan echter tot problemen leiden. Meting, bemonstering en analyse van het geloosde of afgevoerde grondwater bij kortdurende lozingen is kostbaar en zal daarom waar mogelijk en wettelijk toegestaan achterwege blijven. De vervuilingswaarde van het geloosde of afgevoerde ‘klasse 1’ grondwater zal via een ‘verantwoorde schatting’ (0,001 v.e. per m3) vastgesteld worden. Bij het berekenen van deze waarde is rekening gehouden met de zogenaamde ‘hoedanigheidscorrectie’ om te voorkomen dat Hefpunt overspoeld worden met verzoeken tot toepassing van deze correctiemogelijkheid op de CZV- waarde. De CZV van natuurlijk verontreinigd grondwater blijkt voor 80 tot 95% biologisch niet- tot nauwelijks afbreekbaar te zijn. Wetterskip Fryslân neemt hiermee een ‘bedrijfsvriendelijk’ standpunt in die beider belang dient en in lijn is met andere toepassingen van deze correctie bij industriële (koelwater)lozingen of -afvoeren. Door voorzieningen te eisen die de kwaliteit van het te lozen of af te voeren grondwater verbeteren (bijvoorbeeld beluchting) wordt recht gedaan aan de doelstelling van toepassing van de ‘hoedanigheidscorrectie’.

Omdat het hier om beleidsregels gaat kan van deze handreiking worden afgeweken, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. Te denken valt aan de situatie waarin voor het ene belastingtijdvak geen bemonsteringsgegevens voorhanden zijn, maar voor een voorafgaand of opvolgend belastingtijdvak wel terwijl niet aannemelijk is dat de kwaliteit van het geloosde of afgevoerde grondwater veranderd is. Door de handreiking in beleidsregels vast te leggen, wordt voorkomen dat een schatting in ieder afzonderlijk geval gemotiveerd moet worden. Artikel 4:82 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt namelijk dat ter motivering van een besluit kan worden volstaan met een verwijzing naar een gedragslijn, indien deze is vastgelegd in een beleidsregel.

Artikel 4

Artikel 4 bepaalt de datum inwerkingtreding van het besluit en voorziet het besluit van een citeertitel en anticipeert op toekomstige veranderingen in de beide verordeningen.

Revisielijst

Versie

Datum

Omschrijving

1.0

1 januari 2011

Definitief document behorende bij voorstel bestuur

2.0

10 maart 2011

Redactionele wijzigingen n.a.v. administratieve processen bij Hefpunt met nauwelijks tot geen consequenties voor de heffingplichtigen. Toevoeging definitie samengevoegde onttrekkingen volgens het (intussen vervallen) artikel 3, lid 2b van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm).

3.0

20 februari 2012

Redactionele wijzigingen n.a.v. administratieve processen bij Hefpunt met nauwelijks tot geen consequenties voor de heffingplichtigen. Verrekening via normale aanslagprocedure i.p.v. via een rekening bij een vuillast kleiner dan 5 v.e.

4.0

10 maart 2016

  • 1.

    Tekstuele aanpassingen (o.a. artikelnummers verordeningen).

  • 2.

    Meldingsplicht na beëindiging lozing of afvoer of 1x per jaar bij permanente lozing/afvoer + status meldingsformulier.

  • 3.

    Debietmeter i.p.v. gebruik pompuren teller in combinatie met theoretisch debiet pomp.

  • 4.

    Afbakening ‘klasse 1’ en overig grondwater door het stellen van grenswaarden aan de samenstelling i.p.v. de termen ‘onverdacht’- en ‘verdacht’ grondwater.

  • 5.

    Uitbreiding tekst m.b.t. het toepassingsgebied van de ‘hoedanigheidscorrectie’.

  • 6.

    Publicatie van de gereviseerde beleidsregel op de internetsite van Hefpunt.