Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Harlingen

Geldend van 11-01-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Harlingen

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat in de titel en in artikel 13 per abuis de verkeerde jaartallen waren opgenomen. De oorspronkelijke publicatie is op 18 december 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2023, 538454.]

De gemeenteraad van de gemeente Harlingen;

gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 derde lid van de Jeugdwet;

Overwegende:

  • dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeenten heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan;

  • dat het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk;

  • dat het voorts wenselijk is regels te stellen omtrent de wijze waarop ingezetenen worden betrokken bij beleidsvorming.

besluit vast te stellen de: Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Harlingen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en in de Algemene wet bestuursrecht.

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    Aanvraag: Om een beslissing te nemen op de vraag om een individuele voorziening te verstrekken.

  • 2.

    Algemene voorziening: Het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoefte, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruiker, toegankelijk is. In de Jeugdwet wordt dit een overige voorziening genoemd.

  • 3.

    Andere voorziening: Voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • 4.

    Begeleiding: Het bieden van ondersteuning of begeleiding aan jeugdigen, ouders en/of hun omgeving. De begeleiding is gericht op het vergroten of behouden van de eigen regie over het leven/de opvoeding. Begeleiding is een ontwikkel- en leerproces met doelen en ondersteunende en activerende activiteiten gericht op de zelfredzaamheid van de jeugdige en/of ouders. Tijdens de begeleiding worden nieuwe (in behandeling aangeleerde) vaardigheden en inzichten intensief geoefend, herhaald en verder eigen gemaakt. In meer complexe situaties waarbij specialistische begeleiding ingezet wordt is deze gericht op verbeteren, ontwikkelen verkrijgen van meer zelfregie en stabiliseren van het welbevinden en/of het zelfstandig functioneren van de Jeugdige, ouders en/of hun omgeving. Het bieden van ondersteuning of Begeleiding aan de Jeugdige, ouders en/of hun omgeving, gericht op het verbeteren, ontwikkelen, stabiliseren en/of compenseren van de zelfredzaamheid, het welbevinden en/of de kwaliteit van leven. Het kan kort of lang duren en kan wisselen in intensiteit. Er is geen diagnose vereist.

  • 5.

    Behandeling: Behandeling kent een afgebakende periode, met een onderliggend behandelplan waarin beoogde resultaten zijn opgenomen. Ook kent het een duidelijk start- en eindpunt. Periodieke evaluatie van de gestelde resultaten is noodzakelijk. We kennen de volgende vormen van behandeling:

    • a)

      Lichte specialistische behandeling

    • b)

      Intensieve behandeling

    • c)

      Zeer intensieve behandeling

    • d)

      Individuele behandeling door een gedragswetenschapper

    • e)

      Kortdurende Behandeling

    • f)

      Behandeling Jeugd GGZ

  • Behandeling is gericht op het herstel, genezing, ontwikkeling, stabiliseren en/of hanteerbaar maken van het probleem of de aandoening. De behandeling duurt een afgebakende periode, met een start en eindpunt, de behandeltermijn diagnostisch onderzoek (beeldvormend/handelingsgericht) of observatieonderzoek is onderdeel van de behandeling. Na deze periode van onderzoek worden de behandeldoelen opgesteld, met een daaraan gekoppelde behandeltermijn. GGZ-behandeling is primair gericht op het behandelen van psychiatrische stoornissen door het voorkomen of beperken van stagnatie in de ontwikkeling en daardoor de gevolgen ervan voor het dagelijks functioneren. Een (vermoeden van een) DSM 5-benoemde stoornis is een voorwaarde voor inzet van behandeling Jeugd GGZ.

  • Jeugdhulp-behandeling is primair gericht op het behandelen van problemen in het dagelijks functioneren. Deze kunnen van pedagogische, systemische en/of psychologische aard zijn (zoals gedragsproblemen, een ontwikkelingsachterstand en/of sociaal emotionele problemen).

  • 6.

    Beschikking: Een beschikking is het formele besluit waarmee de gemeente aan de Jeugdige het recht op de vastgestelde gespecialiseerde Jeugdhulp verstrekt.

  • 7.

    Budgetbeheerder: De persoon die namens de budgethouder, het persoonsgebonden budget beheert en die alle aan het persoonsgebonden budget verbonden taken uitvoert. De budgetbeheerder kan tevens de budgethouder zijn.

  • 8.

    Budgethouder: De persoon aan wie het persoonsgebonden budget is toegekend en voor wie de ondersteuning is geïndiceerd.

  • 9.

    Budgetplan: Het plan dat de jeugdige en/of ouder(s) bij de aanvraag voor een persoonsgebonden budget indient, waarin de keuze voor een persoonsgebonden budget (in plaats van zorg in natura) gemotiveerd wordt en waarin aangegeven wordt aan welke vorm van ondersteuning het budget besteed gaat worden, door wie de ondersteuning geleverd gaat worden en welke activiteiten uit het budget betaald gaan worden.

  • 10.

    College: Burgemeester en wethouders van de gemeente Harlingen, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het gevoerde beleid.

  • 11.

    Eigen kracht: De eigen mogelijkheden en het probleem oplossend vermogen (capaciteit), tijd en middelen van de Jeugdige en/of ouders(s) (Gebruikelijke hulp en Boven gebruikelijke hulp) om zelf of met personen uit het sociaal netwerk (mantelzorg) de opgroei en/of opvoedingsproblemen op te lossen.

  • 12.

    Formele hulp: Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a)

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het PGB uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b)

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het PGB uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c)

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.

  • 13.

    Gebiedsteam: Een lokaal team (vanuit een gemeente) met professionals, die de jeugdige en/of ouder(s) kunnen ondersteunen bij hun vragen op het gebied van werk, financiën, opvoeding, wonen, vrije tijd en sport, wet- en regelgeving, vrienden en relaties, zorg, ondersteuning en hulpmiddelen. Dit wordt ook wel (sociaal) wijkteam, dorpenteam of scholenteam genoemd.

  • 14.

    Gebruikelijke hulp: Ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid geacht worden elkaar onderling te bieden.

  • 15.

    Gesprek: Gesprek in het kader van het onderzoek naar de melding van de behoefte aan ondersteuning van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 16.

    Hulpvraag: Behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • 17.

    Individuele maatwerkvoorziening: Op de jeugdige en/of ouder(s) toegesneden ondersteuning, die op en/of ouder(s) toegankelijk is. In de Jeugdwet wordt dit een individuele voorziening genoemd.

  • 18.

    Informele hulp: Van informele hulp is sprake als een andere persoon dan bij de definitie van formele hulp omschreven de hulp uitvoert. Indien de hulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp.

  • 19.

    Jeugdige: Een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, dit impliceert ook een ongeborene. In de volgende situaties kan de ondersteuning doorlopen na het 18e levensjaar:

    • a)

      als in het kader van het Jeugdstrafrecht door de rechter is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, dan wel een verplicht nazorg traject is opgelegd.

    • b)

      als de jeugdige ondersteuning in de vorm van Voltijd en/of deeltijd Pleegzorg geboden wordt of als de jeugdige verblijft in een gezinshuis, kan de ondersteuning doorlopen tot 21 jaar.

    • c)

      als er voor het bereiken van de leeftijd van 18 jaar conform de Jeugdwet door de verwijzer is bepaald dat voortzetting of hervatting van reeds (eerder) ingezette jeugdhulp noodzakelijk is, kan de ondersteuning doorlopen tot maximaal 23 jaar.

  • 20.

    Kwaliteitskader: Fries Kwaliteitskader Jeugdhulp (zie ook het Fries kwaliteitskader Jeugd op de website www.sdfryslan.nl).

  • 21.

    Mantelzorg: Ondersteuning die vrijwillig en onbetaald wordt geboden door een persoon uit het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s).

  • 22.

    Ondersteuningsplan: Het Ondersteuningsplan, opgesteld door het gebiedsteam of Gecertificeerde Instelling, vormt de basis van het inschatten wat nodig is aan ondersteuning en hulp. Het Ondersteuningsplan beschrijft wat een Jeugdige/het gezin nodig heeft om op een volwaardige manier deel uit te kunnen maken van de samenleving. Het Ondersteuningsplan is daarmee bedoeld om de ondersteuningsbehoefte en gewenste resultaten te beschrijven. De vervolgstap is om dit plan te vertalen naar de juiste (integrale) ondersteuning. Daarmee is het gebruik van het Ondersteuningsplan (a) een integrale analyse en (b) een toeleiding naar de juiste ondersteuning. Het Ondersteuningsplan beschrijft ook het functioneren op alle levensdomeinen die voor het gezin van belang zijn. Het Ondersteuningsplan wordt ook wel ‘Fries ondersteuningsplan jeugd’ genoemd.

  • 23.

    ( Ondersteunings )profiel: Een algemeen geformuleerd profiel (cluster van hulpvragen) voor jeugdhulp dat wordt gebruikt door het gezin en de verwijzer en dat de aard van de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en het gezin weergeeft.

  • 24.

    Onverwijld: Zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen drie werkdagen;

  • 25.

    Ordeningsprincipe: Het ordeningsprincipe Kind in Fryslân, dat bestaat uit vier kwadranten:

    • a)

      Opvoedingsvragen

    • b)

      Opvoedingsspanning

    • c)

      Opvoedingsnood

    • d)

      Opvoedingscrisis

  • Het ordeningsprincipe kan worden gebruikt om te bepalen wat de aard is van de problematiek en welke vorm van ondersteuning noodzakelijk is. Bij de kwadranten van het ordeningsprincipe ‘opvoedingsnood’ of ‘opvoedingscrisis’ is er sprake van een maatwerkvoorziening.

  • 26.

    Persoonsgebonden budget (PGB): Een geldbedrag waarmee de jeugdige en/of ouder(s) zelf ondersteuning kan inkopen.

  • 27.

    Professional: Beroepskracht met aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de opgroei-, opvoed- en ontwikkelingsproblematiek van de jeugdige en/of ouder(s) en/of de benodigde ondersteuning, die aantoonbaar voldoet aan de in de branche geldende (kwaliteits-)eisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de KvK of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele jeugdhulpaanbieder.

  • 28.

    Resultaat/Resultaten: De daadwerkelijk bereikte uitkomsten van een traject (voor de jeugdige). Wanneer er Specialistische Jeugdhulp wordt ingezet, worden hierbij te behalen resultaten geformuleerd vanuit de Verwijzer en de Jeugdige/het gezin. Het is aan de Jeugdhulpaanbieder om deze resultaten met de Jeugdige/het gezin te behalen door hier concreet doelen op te formuleren in het Hulpverleningsplan.

  • 29.

    Sociaal netwerk: Alle personen uit de omgeving van de jeugdige en/of ouder(s) die van betekenis (kunnen) zijn, zoals een partner, ouders, kinderen, familieleden, vrienden, kennissen en buren.

  • 30.

    Traject: Een traject omvat alle ondersteuning die een jongere en/of het gezin nodig heeft in een bepaalde situatie;

  • 31.

    Trekkingsrecht: Vorm waarin het PGB beschikbaar wordt gesteld. PGB-houders krijgen de budgetten niet op hun eigen bankrekening gestort. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) beheert de budgetten.

  • 32.

    Verordening: De verordening Jeugdhulp van de gemeente Harlingen.

  • 33.

    Vertegenwoordiger: Persoon of rechtspersoon die de jeugdige en/of ouder(s) vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

  • 34.

    Vrijwilliger: Een persoon buiten het sociaal netwerk van de jeugdige en/of ouder(s) die vrijwillig en onbetaald ondersteuning biedt. Dit kan zowel op eigen initiatief als vanuit een organisatie, zoals een vrijwilligersorganisatie, een buurtvereniging of een kerk.

  • 35.

    Vrijwilligerswerk: Onbetaalde inzet voor anderen, een groep of de samenleving in de vorm van het bieden van ondersteuning of het uitvoeren van activiteiten.

  • 36.

    de Wet: Jeugdwet.

  • 37.

    Zelfredzaamheid: Het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden. De noodzakelijke ADL in het kader van zelfredzaamheid betreffen: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact.

  • 38.

    ZIN – zorg in natura: Een verstrekking van een voorziening via een door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieder.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van ondersteuning zijn zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar. Het betreffen algemene voorzieningen:

    • a)

      preventieve jeugdhulp, waaronder publieke jeugdgezondheidszorg

    • b)

      toegang en toeleiding en lichte generalistische ambulante ondersteuning (gebiedsteams en POH- Jeugd)

  • 2. De volgende vormen van ondersteuning zijn niet zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar. Het betreffen individuele voorzieningen:

    • a)

      Dyslexiezorg

    • b)

      Pleegzorg

    • c)

      Woonvoorziening

    • d)

      Specialistische jeugdhulp

    • e)

      Hoogspecialistische jeugdhulp

    • f)

      Jeugdbescherming

  • 3. In de Beleidsregels Jeugdhulp 2024 van gemeente Harlingen wordt nadere invulling gegeven aan de vormen van ondersteuning die niet zonder voorafgaand onderzoek beschikbaar zijn als bedoeld in artikel 2, lid 2.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp anders dan via het gebiedsteam

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is. Dat geldt ook na een verwijzing door de Gecertificeerde Instelling, rechter, Raad voor de Kinderbescherming of Officier van Justitie.

  • 2. Als het gaat om dyslexie treedt de school als verwijzer op.

  • 3. Als de jeugdige of zijn ouders hierom verzoeken, legt het college de te verlenen individuele voorziening vast in een beschikking.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via het gebiedsteam

Artikel 4.1 Melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het gebiedsteam. Het gebiedsteam zorgt voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.

  • 2. Het gebiedsteam bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk en wijst de jeugdige en zijn ouders voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 4.3, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3. In spoedeisende gevallen beslist het gebiedsteam na een melding onverwijld tot verstrekking van een tijdelijke individuele voorziening of vraagt het gebiedsteam een voorlopige ondertoezichtstelling of spoedmachtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet aan in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en de aanvraag van de jeugdige of zijn ouders.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening.

Artikel 4.2. Vooronderzoek

  • 1. Het gebiedsteam verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3., van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem en/of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het gebiedsteam de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders niet afzien van het opstellen van een familiegroepsplan, ondersteunt het gebiedsteam indien nodig daarbij.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het gebiedsteam alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het gebiedsteam voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3. Het gebiedsteam kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid van dit artikel.

Artikel 4.3. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

  • 1. Het gebiedsteam vergaart voldoende kennis over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Het gebiedsteam onderzoekt in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:

    • a)

      Wat de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouder(s) is.

    • b)

      Of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn.

    • c)

      Welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren.

    • d)

      Of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk of andere instellingen die ondersteuning bieden toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Voor de beoordeling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen wordt een afweging gemaakt tussen bijvoorbeeld de behoefte en de mogelijkheden van de jeugdige, de voor hem benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan, de mogelijkheden, de draagkracht en de belastbaarheid van zijn ouders, de samenstelling van het gezin en de woonsituatie en het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen. Toepassing van dit lid kan ertoe leiden dat er wel (gebruikelijke of bovengebruikelijke) of geen hulp wordt verstrekt.

  • Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken. De jeugdige en/of zijn ouders zijn verplicht aan het onderzoek mee te werken.

  • 2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het gebiedsteam dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het gebiedsteam maakt bij zijn beoordeling zoveel mogelijk gebruik van relevante beoordelingsinstrumenten. Die zijn helpend en richtinggevend.

  • 4. Het gebiedsteam informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hun toestemming om hun persoonsgegevens te delen met de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân.

  • 5. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 6. Indien de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger met redenen omkleed aangeven dat het onderzoek geheel of gedeeltelijk te belastend is en de gebiedsteammedewerker het daarmee eens is, dan wordt door de gebiedsteammedewerker in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger gezocht naar een alternatieve onderzoeksmethode.

  • 7. Indien de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger bij herhaling hebben aangegeven geen medewerking te willen verlenen aan (een deel van) het onderzoek én zonder dit onderzoek de toegankelijkheid en passendheid van ondersteuning in de vorm van een individuele voorziening niet kan worden vastgesteld, dan kan (deels) negatief op de aanvraag worden besloten.

  • 8. Het gebiedsteam kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 4.4. Ondersteuningsplan

  • 1. Het gebiedsteam zorgt voor verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.3. De jeugdige en/of ouder(s) kan het ondersteuningsplan te allen tijde desgevraagd ontvangen. Het ondersteuningsplan wordt binnen 20 werkdagen na het onderzoek aan de jeugdige en/of ouder(s) beschikbaar gesteld. Indien de gestelde termijn niet haalbaar is wordt de jeugdige en/of ouder(s) geïnformeerd over de reden van vertraging. De jeugdige en/of ouder(s) krijgen de mogelijkheid om het ondersteuningsplan te lezen en een reactie hierop te geven. Naar aanleiding van de reactie van de jeugdige en/of ouder(s) worden feitelijke onjuistheden in het ondersteuningsplan aangepast. Opmerkingen en aanvullingen van de jeugdige en/of ouder(s) worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

  • 2. Wanneer het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3. een aanvraag in te dienen, verstrekt het gebiedsteam aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger de advies en aanvraag maatwerkvoorziening Jeugdwet. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger daarom verzoeken, verstrekt het gebiedsteam eveneens het ondersteuningsplan en/of andere onderdelen uit het dossier.

  • 3. Wanneer niet het voornemen bestaat naar aanleiding van het onderzoek als bedoeld in artikel 4.3. een aanvraag in te dienen, verstrekt het gebiedsteam indien de jeugdige en/of zijn ouders dan wel aan zijn wettelijk vertegenwoordiger daarom verzoeken het ondersteuningsplanen/of andere onderdelen uit het dossier.

  • 4. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger worden aan het Ondersteuningsplan Jeugdwet toegevoegd.

Artikel 4.5. Aanvraag

  • 1. Het college merkt een ondertekend Ondersteuningsplan Jeugdwet aan als aanvraag. Iedere rechtstreeks belanghebbende kan een aanvraag indienen. Wanneer een minder- jarige een aanvraag indient, is - wanneer deze nog niet in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen - toestemming van een wettelijk vertegenwoordiger vereist.

  • 2. Wanneer er wordt geweigerd te tekenen komt er in principe geen aanvraag tot stand en zal de jeugdige/vertegenwoordiger middels een schrijven hiervan op de hoogte worden gesteld.

Artikel 5. Regels voor pgb

  • 1. Het college kan een individuele maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van een PGB in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • Een PGB kan worden verstrekt indien:

    • a)

      de jeugdige en/of ouder(s), al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat zijn de aan een PGB verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b)

      de jeugdige of zijn ouders overtuigend kunnen motiveren waarom zij de individuele voorziening die door een gecontracteerde zorgaanbieder wordt geleverd, niet passend achten;

    • c)

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die de jeugdige en/of ouder(s) willen betrekken van een zorgaanbieder of een persoon die behoort tot het sociale netwerk van goede kwaliteit is.

    • d)

      In aanvulling op lid 1 a kan een persoon in de volgende gevallen in ieder geval geen PGB beheren. Als de persoon:

      • geen (financieel) onafhankelijke positie heeft ten aanzien van de zorgaanbieder die formele ondersteuning biedt;

      • niet meerderjarig is;

      • niet over een woonadres beschikt volgens de BRP;

      • in detentie zit;

      • de Nederlandse taal onvoldoende beheerst;

      • niet in staat is de veiligheid in de eigen leefsituatie te waarborgen;

      • een verslaving heeft, zoals een alcohol-, drugs-, gok- of koopverslaving;

      • ondersteuning nodig heeft bij de eigen administratie;

      • in de schuldsanering zit of daarvoor een verzoek heeft ingediend;

      • surseance van betaling heeft aangevraagd of failliet is verklaard;

      • eerder een PGB heeft beheerd en toen is gebleken dat deze persoon onvoldoende vaardig was en/of verplichtingen niet nakwam en/of er sprake is geweest van fraude met een PGB;

  • 2. Het college verstrekt in principe geen PGB voor Crisishulp;

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.1, van de wet verstrekt het college geen PGB voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de jeugdige en/of ouder(s) voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt.

  • 4. De hoogte van een PGB:

    • a)

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de jeugdige en/of ouder(s) opgesteld en door het college goedgekeurd budgetplan waarin in ieder geval uiteen is gezet

    • b)

      welke jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort de jeugdige en/of ouder(s) van het budget willen betrekken, en

    • c)

      indien van toepassing, welke hiervan de jeugdige en/of ouder(s) wil inkopen middels informele ondersteuning;

    • d)

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

    • e)

      waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het PGB de jeugdige en/of ouder(s) in staat stelt om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken;

    • f)

      waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de jeugdige en/of ouder(s) de jeugdhulp willen betrekken, en

    • g)

      waarbij, voor zover van toepassing rekening is gehouden met de in het negende lid van dit artikel gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welk de jeugdige en/of ouder(s) de mogelijkheid heeft om de betreffende jeugdhulp in te kopen middels informele ondersteuning.

    • h)

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate in de gemeente tijdig beschikbare individuele voorziening in natura.

  • 5. Bij de tariefbepaling voor een PGB wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van ondersteuning (formele en informele ondersteuning) en voor zover van toepassing, de te bieden deskundigheid en/of de in de branche geldende kwaliteitseisen. De tarieven voor formele ondersteuning PGB zijn niet gelijk aan de ZIN tarieven, omdat er door de betreffende zorgaanbieders minder overheadkosten gemaakt hoeven worden dan een door gemeente gecontracteerde aanbieders. Dit betreft o.a. kosten in relatie tot de aanbesteding en bijbehorende programma van eisen, verantwoordingsrapportages en (afstemmings-)overleggen.

    • a)

      het maximale PGB tarief voor formele ondersteuning wordt gebaseerd op 75% van het zorg in natura tarief.

    • b)

      het PGB tarief voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op 50% van het zorg in natura tarief en wordt gebaseerd op de cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT).

    • c)

      Het college stelt in het Financieel Besluit, conform de door de gemeenteraad vastgestelde tariefbepaling in lid 6, de tarieven voor PGB’s vast.

  • 6. Indien het tarief van de door de jeugdige en/of ouder(s) gekozen zorgaanbieder hoger is dan het maximum vastgestelde tarief in het Financieel Besluit Jeugdhulp van de gemeente Harlingen, betaalt de jeugdige en/of ouder(s) het meerdere zelf.

  • 7. Een jeugdige en/of ouder(s) die in aanmerking komen voor een individuele maatwerkvoorziening middels een PGB, kan informele ondersteuning inkopen, onder de volgende voorwaarden:

    • a)

      de opgroei- en opvoedproblematiek niet op eigen kracht kan worden opgelost, het de gebruikelijke hulp overstijgt, bovengebruikelijke hulp of mantelzorg geen passende oplossing biedt, er geen mogelijkheden zijn voor andere voorzieningen of inzet van vrijwilligers en dit aantoonbaar tot een beter resultaat leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan formele ondersteuning of zorg in natura.

    • b)

      deze persoon hiervoor een tarief hanteert dat niet hoger is dan het op grond van het zesde en zevende lid gehanteerde tarief.

    • c)

      tussenpersonen, belangenbehartigers of anderszins niet uit het PGB worden betaald.

    • d)

      met in achtneming van de in de Beleidsregels Jeugdhulp van de gemeente (naam gemeente) vastgestelde (bestedings-)regels en algemeen toetsings- en afwegingskader.

  • 8. De volgende bestedingsregels gelden voor een PGB:

    • a)

      Het PGB tarief is inclusief overhead en alle bijkomende kosten (zoals opleiding, maaltijden, entreegelden), hier wordt geen extra budget voor toegekend.

    • b)

      Kosten voor de uitvoering van taken die horen bij een budgetbeheer mogen niet uit het PGB worden betaald.

    • c)

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een PGB mogen niet uit het PGB worden betaald.

    • d)

      Na het overlijden van de jeugdige mag, indien niet teruggevallen kan worden op het sociaal netwerk, vanwege activiteiten verband houdend met het overlijden maximaal een gemiddeld maandbedrag, berekend over de laatste drie gewerkte maanden, door de zorgaanbieder gedeclareerd worden.

    • e)

      Het bedrag dat niet verantwoord hoeft te worden betreft alleen de jaarlijks basislidmaatschapskosten voor ‘Per Saldo’ (de belangenorganisatie voor PGB houders).

    • f)

      Er mag maximaal € 0,19 per kilometer reiskosten aan zorgaanbieder die de ondersteuning biedt betaald worden, voor een reisafstand vanaf 6 km (enkele reis) tot maximaal 150 km (retour) per persoon per keer.

Artikel 6. Controle

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek of de verstrekte voorzieningen, in natura of als pgb, worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. Daarbij wordt eveneens gekeken naar de kwaliteit en rechtmatigheid ervan.

  • 2.

    Onverminderd artikel 8.1.2. lid 3 van de wet bestaat de verplichting medewerking te verlenen.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding.

Artikel 7. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet

  • 1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan college mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.

  • 3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a)

      de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

    • b)

      de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangend pgb zijn aangewezen;

    • c)

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangend pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d)

      de jeugdige langer dan 8 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e)

      de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening of het daarmee samenhangend pgb, of

    • f)

      de jeugdige of zijn ouders of wettelijk vertegenwoordiger de individuele voorziening of het daarmee samenghangend pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het bestemd is.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6. Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het in het kader van rechtmatigheid bepaalde bij of krachtens de wet.

Artikel 8. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • 1.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • 2.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • 3.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • 4.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • 5.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 9. Gegevensverwerking en privacy

  • 1. Het college is bij de verwerking van persoonsgegevens gehouden aan de wettelijke bepalingen in ten minstede Jeugdwet, de daaruit afgeleide regelgeving, de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene verordening gegevensbescherming.

  • 2. Het college draagt zorg voor het naleven van het door het college vastgestelde Privacy-protocol.

  • 3. Het college informeert actief de bewoner/jeugdigen en hun ouders over zijn/hun privacy rechten en de gegevensverwerkingen die in het kader van de ondersteuning plaatsvinden.

Artikel 10. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 11. Pilot

  • 1. De gemeenteraad kan met het oog op het onderzoeken en het toepassen van mogelijkheden om jeugdhulp te bevorderen, middels een pilot afwijken van de bepalingen in deze verordening en in de beleidsregels die die pilot verhinderen. De overige bepalingen blijven van toepassing.

  • 2. Een pilot is gebaseerd op een opzet welke door de gemeenteraad als zodanig is goedgekeurd en kenmerkt zich door zowel een beperkte omvang in kosten als een beperkte omvang in duur. In de opzet wordt naast de pilot aandacht besteed aan de bepalingen in deze verordening en/of in de beleidsregels waarvan tijdelijk wordt afgeweken.

  • 3. Als de pilot noodzaakt tot bijstelling van de verordening en/of de beleidsregels kan de periode zoals bedoeld in het tweede lid worden verlengd tot aan het moment van inwerkingtreding van die bijstelling.

  • 4. Als de gemeenteraad gebruik wil maken van de bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid wordt de adviesraad met betrekking tot het sociaal domein van de gemeenten Harlingen, Waadhoeke, Vlieland en Terschelling geïnformeerd.

  • 5. Indien een belangenafweging dit uitwijst, kan de cliënt worden uitgezonderd van deelname aan de pilot.

Artikel 12. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen - de uitvoering van deze verordening betreffende - waarin deze verordening en de hierop gebaseerde regelgeving niet voorziet, beslist het college.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 4. Het college is bevoegd een (her)onderzoek te doen naar het voortbestaan van de aanspraak op een voorziening en eventueel de aanspraak te herzien, bijvoorbeeld indien er sprake is van een wijziging in de situatie van de jeugdige en/of ouders, de vorm van de voorziening, de afwegings- en toetsingscriteria voor de toekenning van een voorziening of het tarief. Indien de herbeoordeling leidt tot een wijziging ten nadele van de jeugdige en/of ouders wordt een gewenningstermijn gehanteerd van minimaal 3 maanden en maximaal 6 maanden, ingaande vanaf de datum van het nieuwe besluit.

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening Jeugdhulp 2024 treedt in werking op 1 januari 2024, onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Jeugdhulp 2020 gemeente Harlingen.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Jeugdhulp 2024 gemeente Harlingen’.

Artikel 14. Overgangsbepalingen

  • 1. Een besluit op een aanvraag wordt genomen op basis van de op de datum van het besluit geldende verordening.

  • 2. Een jeugdige en/of ouder(s) houdt het recht op een verstrekte voorziening, ook na inwerkingtreding van een nieuwe verordening, tot de einddatum van de beschikking of tot het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. In afwijking van lid 2 kunnen beschikkingen van jeugdigen voor een specialistische jeugdhulptraject, en/of een verblijfscomponent die doorlopen na 1-7-2024 in 2024 opnieuw beoordeeld worden conform de voor 2024 geldende Verordening Jeugdhulp en Beleidsregels jeugdhulp, om te bepalen welke vorm van ondersteuning het meest passend is.

  • 4. In afwijking van lid 2 worden beschikkingen van jeugdigen die doorlopen na 31-12-2023, waarbij de woonplaats van de jeugdige wijzigt naar aanleiding van de wet woonplaatsbeginsel, in 2024 opnieuw beoordeeld conform de voor 2024 geldende Verordening Jeugdhulp en Beleidsregels jeugdhulp, om te bepalen welke vorm van ondersteuning het meest passend is.

  • 5. Bij bezwaarschriften wordt beslist met inachtneming van de verordening die geldig was ten tijde van het bestreden besluit.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Harlingen,

De raad voornoemd,

Griffier,

Burgemeester,