Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Maashorst

Geldend van 06-01-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Maashorst

[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de laatste tabel onder onderdeel 2.5 ontbrak. De oorspronkelijke publicatie is op 28 december 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2023, 551355.]

De burgemeester van de gemeente Maashorst,

Gelet op artikel 13b Opiumwet;

Gelet op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT

vast te stellen: Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Maashorst

1. Inleiding

Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale (verkoop)punten van verdovende middelen of productieplaatsen daarvan. De Opiumwet verbiedt in artikel 2 en 3 om verdovende middelen (soft- en harddrugs) te telen, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren alsmede aanwezig te hebben en te vervaardigen. Drugshandel, alsmede de aanwezigheid van een illegale hoeveelheid drugs, in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven en/of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs (voorbereidingshandelingen) vormen een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.

De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de veiligheid, het beschermen van de volksgezondheid en van het woon- en leefklimaat van de inwoners van de gemeente. Vanuit dit oogpunt maakt de burgemeester gebruik van artikel 13b Opiumwet, het juridische instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen de illegale aanwezigheid en de illegale verkoop van drugs in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven en/of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs (voorbereidingshandelingen).

2. Uitgangspunten handhaving artikel 13b van de Opiumwet

2.1 Algemeen

In deze beleidsregel wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe de aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven.

Om de handel in drugs in de gemeente Maashorst tegen te gaan is, ter bescherming van de volksgezondheid, het woon- en leefklimaat, de openbare orde en de veiligheid, een strikte handhaving bij overtredingen van de Opiumwet gewenst en noodzakelijk.

Uitgangspunt is dat de handel in drugs (zowel soft- als harddrugs) in alle gevallen is verboden en hier handhavend tegen opgetreden wordt. Daarvoor is het gewenst om een strikt handhavingsbeleid te formuleren.

Met het opstellen van beleidsregels op grond van artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles) wordt vorm gegeven aan de mogelijkheid op te treden tegen de teelt en productie van drugs, de handel in drugs alsook voorbereidingshandelingen vanuit woningen en lokalen en daarbij behorende erven.

Deze beleidsregels zijn het gevolg van de harmonisatie en de actualisatie door veranderde regelgeving in de Opiumwet en wijzigingen in de jurisprudentie. De voorbereidingshandelingen zijn onder de werking van artikel 13b Opiumwet gebracht. Ook is lachgas aan lijst II van de Opiumwet toegevoegd.

Het doel van dit beleid ziet met name op preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de volksgezondheid en het tegengaan van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, onder meer bezien vanuit het perspectief van de openbare orde.

Het doel is ook dat een locatie wordt weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden en om zo een barrière op te werpen en het criminele ondernemingsproces te verstoren, alsmede een sterk signaal af te geven om herhaling van drugshandel en voorbereidingshandelingen te voorkomen en de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegen te gaan.

2.2 Handhaving

Voor de bestuurlijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet en/of de aanwezigheid van voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor onder meer het telen of bereiden van drugs (voorbereidingshandelingen), is in die wet het artikel 13b opgenomen.

Artikel 13b Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang;

  • a.

    indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in Lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) uit de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

  • b.

    een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid onder 3° of artikel 11a, voorhanden is (voorbereidingshandelingen).

Deze beleidsregel van de gemeente Maashorst ziet op de bevoegdheid van de burgemeester om over te gaan tot het sluiten van panden met bijbehorende erven, indien er sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs vanuit woningen of lokalen en/of de daarbij behorende erven en/of voorbereidingshandelingen daartoe.

Zoals de redactie van artikel 13b Opiumwet aangeeft, heeft de burgemeester om handhavend op te kunnen treden tegen drugshandel in woningen, lokalen en/of daarbij behorende erven en/of voorbereidingshandelingen daartoe, de bevoegdheid om een last onder bestuursdwang op te leggen.

De last onder bestuursdwang houdt in beginsel in dat de woning of het lokaal dan wel bij de woning of lokaal bijbehorend erf ontoegankelijk is en blijft gedurende de termijn van de sluiting.

Teneinde betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken en vanwege het gewenste effect van de last onder bestuursdwang, wordt er in beginsel geen gebruik gemaakt van het opleggen van een last onder dwangsom.

Bij het opstellen van dit beleid is rekening gehouden met de afspraken die in de bestuurlijke driehoek van het basisteam Maas en Leijgraaf zijn gemaakt. Uitgangspunt is dat wanneer bij een eerste constatering een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, met toepassing van artikel 13b van deze wet direct wordt overgegaan tot toepassing van bestuursdwang. Dit leidt tot sluiting van het pand. Dit in verband met de volksgezondheid, de openbare orde en de veiligheid.

Als er aanwijzingen zijn dat er sprake is van een schrijnend geval of andere bijzondere omstandigheden, waardoor het middel van sluiting niet evenredig en geschikt is, kan gemotiveerd afgeweken worden van de beleidsregel.

De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet betreft een herstelsanctie, die er concreet toe strekt om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal of een daarbij behorend erf (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en de gevolgen weg te nemen en voor wat betreft voorbereidingshandelingen de aanvang van drugshandel- en/of productie te beletten.

De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt aanwezig geacht indien er sprake is van een handelshoeveelheid, dan wel (bij hennepplanten) van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt als bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b Opiumwet. Meer dan 5 hennepplanten of meer dan 5 gram softdrugs, wordt in deze beleidsregel beschouwd als een handelshoeveelheid. Gekeken naar harddrugs, dan is in deze beleidsregel sprake van een handelshoeveelheid bij meer dan 0,5 gram (Voor GHB geldt een hoeveelheid van 5 ml).

Het uitgangspunt van deze beleidsregel is dat alvorens tot besluitvorming omtrent sluiting wordt overgegaan, een vooraankondiging wordt gegeven (niet te verwarren met een bestuurlijke waarschuwing). In de vooraankondiging wordt het voornemen tot de sluiting opgenomen. De belanghebbende wordt hierdoor in de gelegenheid gesteld op het voornemen tot sluiting een zienswijze te geven.

Al naar gelang de aard en ernst van de omstandigheden van het geval, kan ook gekozen worden voor toepassing van spoedeisende bestuursdwang. In spoedeisende gevallen kan de burgemeester besluiten dat direct tot sluiting wordt overgegaan, aldus zonder vooraankondiging en zienswijzemogelijkheid.

De last onder bestuursdwang en toepassing hiervan is geregeld in de artikelen 5:21 e.v. Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.3 Onderverdeling beleid

De beleidsregels betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet is aangegeven en onderverdeeld in de volgende rubrieken:

  • I.

    Woningen;

  • II.

    Lokalen

Voor de uitvoering van het beleid is een handhavingsarrangement vastgesteld, waarin de diverse verschijningsvormen van drugshandel met daarop de bestuursrechtelijke reactie worden weergegeven. Het opgenomen handhavingsarrangement maakt deel uit van de beleidsregels.

Onderscheid woning en lokaal

Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen wordt onderscheid gemaakt tussen herstelsanctieregimes van lokalen en woningen. De essentie ligt daarin dat bij bewoonde woningen het recht op ongestoord woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer in het geding is.

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een ‘woning’: een pand dat (of ruimte die) in de aangetroffen staat voor bewoning kan worden gebruikt en dat/die daarvoor ook mag worden gebruikt (woongenot). Of een woning in de aangetroffen staat wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse, zoals dat veelal wordt verwoord in het rapport van bevindingen dan wel bestuurlijke rapportage van de politie. Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in de categorie lokalen.

Er wordt voor gekozen om bij woningen ook direct te handhaven, omdat blijkt dat er vaak sprake is van een ernstige situatie. Bovendien worden woningen, waarbij meer dan de toegestane hoeveelheid drugs wordt gevonden, vaak niet overeenkomstig de bestemming gebruikt en is er sprake van bedrijfsmatigheid. Daarnaast dient het verplaatsingseffect van de desbetreffende handel vanuit inrichtingen naar woningen voorkomen te worden. Er wordt daarom voor gekozen om ook bij woningen adequaat op te treden, ondanks de woonbescherming en de waarborgen van artikel 8 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). Natuurlijk wordt elk geval zorgvuldig bekeken, waarbij de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in acht worden genomen.

Toepassing van de maatregel moet dus altijd zorgvuldig gebeuren. Er is extra zorgvuldigheid geboden, als er sprake is van (mogelijk) verblijf van minderjarige(n) in de woning. Anderzijds dienen minderjarige(n) ook beschermd te worden tegen blootstelling aan dergelijke situaties, daarom wordt in gevallen dat minderjarige(n) betrokken zijn een melding gedaan bij/overleg gepleegd met Veilig Thuis of andere zorgpartners. De extra zorgvuldigheid die geboden is bij de aanwezigheid van minderjarigen, hoeft niet te betekenen dat de sluiting van de woning niet doorgaat.

Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarbij legt een illegaal verkooppunt een zware druk de omgeving. Zeker in woongebieden wordt de aanwezigheid daarvan als zeer belastend ervaren. Illegale verkooppunten (de drugshandel zoals dat hierboven is gedefinieerd) vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld. Er wordt dan ook gekozen om lokalen direct te handhaven.

Uitgangspunt is dat per situatie de feiten en omstandigheden van het geval worden beoordeeld en per geval maatwerk kan worden geboden.

Onderscheid handelshoeveelheid en voorbereidingshandelingen

In geval er sprake is van voorbereidingshandelingen hanteert de burgemeester in beginsel een kortere sluitingstermijn. Dit heeft te maken met het feit dat er op dat moment (nog) geen verdovende middelen aanwezig zijn in het pand. Ook vindt er op dat moment nog geen drugshandel plaats. Het risico op openbare ordeverstoringen is daarmee kleiner. De betrokken personen (en de daarmee samenhangende risico’s) en attributen zijn echter al wel aanwezig. Daarnaast brengt het aansluiten en opzetten van bijvoorbeeld een drugslab dan wel een hennepkwekerij/drogerij risico’s met zich mee. Vandaar dat wel gekozen kan worden voor het opleggen van een maatregel. De openbare orde moet immers gehandhaafd blijven.

Onderscheid hard- en softdrugs

De sluitingsduur is in het geval van harddrugs in beginsel langer dan de sluitingsduur in het geval van softdrugs. Dit onderscheid tussen soft- en harddrugs sluit ook aan bij de Opiumwet. De Opiumwet stelt op overtredingen met harddrugs zowel strafrechtelijk als ook bestuursrechtelijk zwaardere sancties dan op overtredingen met softdrugs. Ook zijn harddrugs in het algemeen gevaarlijker voor de gezondheid en het milieu dan softdrugs. Het onderscheid tussen harddrugs en softdrugs is tevens van belang, omdat bij de handel- en productie van harddrugs eerder dan bij softdrugs sprake is van ernstige criminaliteit, niet zelden met een grensoverschrijdende component. In nabijgelegen gemeentes wordt dit onderscheid in sluitingsduur bij soft- en harddrugs ook gemaakt.

Herhaalde overtreding

De sluitingsduur is in beginsel langer indien al eerder een maatregel is opgelegd op basis van artikel 13b van de Opiumwet.

2.4 Handhavingsmatrix woningen (en daarbij behorende erven):

Softdrugs

Indien in woningen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) van 6 tot en met 20 planten of < 30 gram 1 , dan wel indien in woningen en/of bij woningen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen:

1e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

Bestuurlijke waarschuwing

 

Voorbereidingshandelingen

Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

3 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

2 maanden sluiting

3e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

6 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

4 maanden sluiting

4e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

12 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

8 maanden sluiting

5e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

Sluiting voor 18 maanden

 

Voorbereidingshandelingen

12 maanden sluiting

Indien in woningen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram2 of > 20 hennepplanten dan wel indien in woningen en/of bij woningen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen:

1e constatering

Handelshoeveelheid

> 20 planten of > 30 gram

3 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

2 maanden sluiting

2e constatering

Handelshoeveelheid

> 20 planten of > 30 gram

6 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

4 maanden sluiting

3e constatering

Handelshoeveelheid

> 20 planten of > 30 gram

12 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

8 maanden sluiting

4e constatering

Handelshoeveelheid

> 20 planten of > 30 gram

Sluiting voor 18 maanden

 

Voorbereidingshandelingen

12 maanden sluiting

Harddrugs

Indien in woningen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram3 dan wel indien in woningen en/of bij woningen behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn, kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen:

1e constatering

Handelshoeveelheid

6 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

4 maanden sluiting

2e constatering

Handelshoeveelheid

12 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

8 maanden sluiting

3e constatering

Handelshoeveelheid

Sluiting voor 18 maanden

 

Voorbereidingshandelingen

12 maanden sluiting

2.5 Handhavingsmatrix lokalen (en daarbij bijbehorende erven):

Softdrugs

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) van 6 tot en met 20 planten of < 30 gram4 , dan wel indien in lokalen en/of bij lokalen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen:

1e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

Bestuurlijke waarschuwing

 

Voorbereidingshandelingen

Bestuurlijke waarschuwing

2e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

6 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

4 maanden sluiting

3e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

12 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

8 maanden sluiting

4e constatering

Handelshoeveelheid

6 tot en met 20 planten of < 30 gram

Sluiting voor 18 maanden

 

Voorbereidingshandelingen

12 maanden sluiting

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelshoeveelheid van > 30 gram5 of > 20 hennepplanten dan wel indien in lokalen en/of bij lokalen behorende erven voorbereidingshandelingen plaatsvinden ten aanzien van (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet, kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen:

1e constatering

Handelshoeveelheid

> 20 planten of > 30 gram

6 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

4 maanden sluiting

2e constatering

Handelshoeveelheid

> 20 planten of > 30 gram

12 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

8 maanden sluiting

3e constatering

Handelshoeveelheid

> 20 planten of > 30 gram

Sluiting voor 18 maanden

 

Voorbereidingshandelingen

12 maanden sluiting

Harddrugs

Indien in lokalen en/of daarbij behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs) met een handelshoeveelheid van > 0,5 gram6 dan wel indien in lokalen en/of daarbij behorende erven (een) voorwerp(en) en/of stof(fen) als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet voorhanden is/zijn, kunnen de volgende bestuursrechtelijke maatregelen worden getroffen:

1e constatering

Handelshoeveelheid

12 maanden sluiting

 

Voorbereidingshandelingen

8 maanden sluiting

2e constatering

Handelshoeveelheid

Sluiting voor 18 maanden

 

Voorbereidingshandelingen

12 maanden sluiting

3. Herhaling van overtreding

De termijn waarbinnen er sprake is van een herhaalde overtreding is vijf jaar. Dus als een overtreding heeft plaatsgevonden en is geconstateerd, wordt van een volgende overtreding uitgegaan als de geconstateerde overtreding heeft plaatsgevonden binnen vijf jaar na de vorige geconstateerde overtreding. Is de termijn langer dan vijf jaar, dan wordt de nieuwe overtreding die is geconstateerd, weer beschouwd als een eerste geconstateerde overtreding.

Indien bij een tweede constatering sprake is van een middel dat niet op de zelfde lijst van de Opiumwet staat als het middel dat bij de eerste constatering is aangetroffen wordt uitgegaan van de maatregelen 2e constatering harddrugs.

4. Afwijkingsbevoegdheid

In beginsel wordt er overeenkomstig dit beleid besloten. Er kunnen zich echter feiten en omstandigheden voordoen die dermate ernstig of verzachtend zijn dat van dit beleid afgeweken kan worden. Bij verzwarende omstandigheden kan bijvoorbeeld een stap in de handhavingsmatrix worden overgeslagen of voor een ingrijpender middel – daaronder begrepen een langere sluitingsperiode – worden gekozen. Er kunnen echter ook omstandigheden zijn die juist nopen tot een minder strenge toepassing van het beleid. Bij de keuze voor een bepaalde maatregel wordt onder andere afgewogen wat de noodzaak van de gekozen maatregel met het oog op de daarmee beoogde doelen/het daarmee beoogde doel, afgezet tegen de aan de zijde van de betrokkene spelende mate van verwijtbaarheid, de gevolgen van de maatregel en de aanwezigheid van (andere) bijzondere omstandigheden, zoals minderjarige kinderen, de medische en/of financiële situatie.

[De laatste zin van onderdeel 4. bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Bij de keuze voor een bepaalde maatregel wordt onder andere afgewogen wat de noodzaak is van de gekozen maatregel met het oog op de daarmee beoogde doelen/het daarmee beoogde doel, afgezet tegen de aan de zijde van de betrokkene spelende mate van verwijtbaarheid, de gevolgen van de maatregel en de aanwezigheid van (andere) bijzondere omstandigheden, zoals minderjarige kinderen, de medische en/of financiële situatie.]

5. Intrekking en inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt direct in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking. Met het vaststellen van deze beleidsregel wordt de ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Uden juli 2017’ en de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet gemeente Landerd oktober 2017’ ingetrokken.

Ondertekening

Uden, 15 december 2023

De burgemeester van de gemeente Maashorst

M.J.D. Donders-de Lest (wnd.)


Noot
1

Sinds 1 januari 2023 is lachgas toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Er wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, waarin als handelshoeveelheid meer dan één ampul/ballon lachgas wordt aangehouden.

Noot
2

Sinds 1 januari 2023 is lachgas toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Er wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, waarin als handelshoeveelheid meer dan één ampul/ballon lachgas wordt aangehouden.

Noot
3

Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC), 1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet.

Noot
4

Sinds 1 januari 2023 is lachgas toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Er wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, waarin als handelshoeveelheid meer dan één ampul/ballon lachgas wordt aangehouden.

Noot
5

Sinds 1 januari 2023 is lachgas toegevoegd aan lijst II van de Opiumwet. Er wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, waarin als handelshoeveelheid meer dan één ampul/ballon lachgas wordt aangehouden.

Noot
6

Hierbij wordt het volgende onderscheid gemaakt: 0,5 gram harddrugs (bijv. cocaïne/amfetamine), 1 pil/tablet (bijv. XTC), 1 bolletje, 1 wikkel en 5 ml (bijv. 1 ampul/buisje/consumptie-eenheid GHB). Dit op basis van de Richtlijn voor strafvordering opiumwet.