Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 december 2023, UTSP-245842952-472, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022 (Subsidieregeling uitvoering Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw provincie Utrecht 2024-2027)

Geldend van 10-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 december 2023, UTSP-245842952-472, houdende nadere regels op grond van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022 (Subsidieregeling uitvoering Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw provincie Utrecht 2024-2027)

Gedeputeerde Staten van Utrecht;

Gelet op het gestelde in de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022 en de Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies;

Overwegende dat:

  • -

    de provincie Utrecht agrarische ondernemers wil stimuleren bij te dragen aan de doelen van het concept Utrechts Programma Landelijk Gebied 1.0 (juli 2023);

  • -

    de provincie Utrecht duurzame prestaties voor natuurinclusieve kringlooplandbouw van agrarische ondernemers wil belonen;

  • -

    deze subsidieregeling als beleidsgrondslag heeft: de Landbouwvisie 2018, de Samenwerkingsagenda Landbouw 2019 en het concept Utrechts Programma Landelijk Gebied 1.0 (juli 2023).

Besluiten de volgende subsidieregeling vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    AsvpU: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies: beleid van GS waarin is aangegeven welke kosten bij projectsubsidies wel of niet subsidiabel zijn;

  • d.

    Agrarisch collectief: coöperatieve vereniging met volledige rechtsbevoegdheid van natuurlijke personen of rechtspersonen, die een agrarisch bedrijf uitoefenen, agrarisch grondbezitter zijn of agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer uitoefenen en die beschikt over een geldig certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie op wier grondgebied haar werkgebied is gelegen;

  • e.

    Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw (UMDL): monitor met samenhangende set van vijftien kwaliteitsindicatoren die de biodiversiteit versterken en kringlooplandbouw stimuleren, gebaseerd op de landelijke kernset die is ontwikkeld in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en gericht is op een integrale ontwikkeling van een nieuw perspectief voor de grondgebonden landbouw. De indicatoren zijn opgenomen in bijlage 1, onderdeel A, bij deze regeling;

  • f.

    Centrale Database KringloopWijzer: database met bedrijfseigen kringloopwijzer gegevens van een melkveehouder, die jaarlijks ingevuld en gevalideerd worden via www.mijnkringloopwijzer.nl;

  • g.

    Deelnemer: melkveehouder (met het adres van het bedrijf en meer dan 50% van het grondoppervlak) in de provincie Utrecht die een deelnemersovereenkomst met een collectief heeft gesloten tot deelname aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw;

  • h.

    De-minimis verordening voor de landbouwsector: Verordening 1408/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/9);

  • i.

    De-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de De-minimis verordening landbouwsector;

  • j.

    Landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard, PBEU L327/1 van 21 december 2022;

  • k.

    Melkveehouder: eigenaar van melk- en kalfkoeien, waarvan de melkkoeien minimaal éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie worden gehouden;

  • l.

    Praktijkscan: toets van de bedrijfsgegevens aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw;

  • m.

    SCAN-ICT van BoerenNatuur: database met bedrijfsgegevens over agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer, waterbeheer en bodembeheer van natuurlijke personen of rechtspersonen die een agrarisch bedrijf uitoefenen, agrarisch grondbezitter zijn of agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer uitoefenen, die gevuld is door een agrarisch collectief.

Artikel 2 Inhoudelijke beoordelingscriteria (subsidiecriteria)

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het versterken van de biodiversiteit en kringlooplandbouw door deelname van melkveehouders aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt als de activiteiten, zoals bedoeld in het eerste lid, voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Utrecht;

    • b.

      het project is gericht op het versterken van de biodiversiteit en kringlooplandbouw door de deelnemers aan de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw;

    • c.

      het project komt ten goede aan het platteland of de agrarische sector in de provincie Utrecht;

    • d.

      het project leidt tot een geringer grondstoffengebruik en een meer gesloten kringloop alsmede tot meer biodiversiteit, blijkend uit een praktijkscan van de nulsituatie per deelnemer;

    • e.

      de praktijkscan, bedoeld onder d.:

      • 1.

        beschrijft de nulsituatie van de deelnemer op basis van de vijftien indicatoren van de UMDL, zoals opgenomen in bijlage 1, onderdeel B en C, van deze regeling. De nulsituatie heeft betrekking op het jaar voorafgaand aan de uitvoering van het project;

      • 2.

        beschrijft per jaar tenminste drie maatregelen, die de deelnemer wil uitvoeren om een hogere totaalscore te halen dan in de nulsituatie, bedoeld onder e; en

      • 3.

        maakt een realistische inschatting van de score per KPI, die de deelnemer verwacht te behalen gedurende de looptijd van het project, uitgesplitst per jaar;

    • f.

      de subsidieaanvrager overlegt een verklaring waaruit blijkt dat een overeenkomst is gesloten tussen hem en de deelnemer:

      • 1.

        waaruit blijkt dat aan de deelnemer slechts een zodanig bedrag wordt verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden;

      • 2.

        waaruit de bereidheid van de deelnemer tot deelname aan het project blijkt gedurende in totaal vier jaar; en

      • 3.

        waarin de deelnemer de subsidieaanvrager machtigt de gegevens uit de databases Centrale Database KringloopWijzer, RVO gecombineerde opgave en SCAN-ICT van BoerenNatuur in te zien en op te vragen, die ten minste nodig zijn om de vijftien indicatoren, opgenomen in bijlage 1, te kunnen monitoren;

    • g.

      elke deelnemer scoort ten minste 300 punten in de praktijkscan van de nulsituatie, bedoeld onder e;

    • h.

      de subsidieaanvrager overlegt curricula vitae waaruit blijkt dat hij:

      • 1.

        beschikt over ervaring op het gebied van adviesverstrekking;

      • 2.

        beschikt over hiertoe gekwalificeerd en opgeleid personeel;

      • 3.

        betrouwbaar is gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekt.

    • i.

      de subsidieaanvrager heeft interne procedures vastgesteld ten behoeve van de bescherming van concurrentiegevoelige en persoonsgegevens van de deelnemende melkveehouders;

    • j.

      de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en de resultaten van het project anoniem toegankelijk voor derden, zoals voor onderzoek en evaluaties, mits de provincie Utrecht daartoe toestemming heeft verleend. Publicatie van bevindingen en resultaten van het project is alleen toegestaan na akkoord van de adviesgroep en stuurgroep;

    • k.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2.

        de wijze waarop de deelnemer wordt begeleid door middel van de praktijkscan, groepsbijeenkomsten en coaching;

      • 3.

        de wijze waarop jaarlijks de borging (inclusief onafhankelijke steekproef) wordt uitgevoerd;

      • 4.

        een sluitende en realistische begroting.

Artikel 3 Subsidieontvangers (doelgroep)

  • 1. Subsidie kan worden kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een agrarisch collectief; of

    • b.

      een samenwerkingsverband van twee of meer agrarische collectieven.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een agrarisch collectief; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 4 Staatssteun

  • 1. De beloning aan de deelnemers wordt door de subsidieontvanger verstrekt in de vorm van de-minimissteun.

  • 2. De subsidie voor de kosten genoemd onder artikel 11, lid 1 aanhef en sub b, c en d worden verstrekt met in achtneming van artikel 22 van de Landbouwvrijstellingsverordening.

Artikel 5 Financiële vorm van de subsidie

De subsidie is een projectsubsidie en wordt slechts verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6 Tender

  • 1. Subsidieaanvragen worden ingediend voor 31 januari 2024, waarbij de verdeling van het beschikbare budget op basis van de kwaliteit van de aanvragen plaatsvindt met inachtneming van artikel 2.3 AsvpU.

  • 2. De aanvragen worden digitaal ingediend, met gebruikmaking van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier op het subsidieportaal van de provincie Utrecht.

Artikel 7 Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 4.6 AsvpU, eerste lid onder a, wordt de subsidie geweigerd indien het te verstrekken bedrag minder bedraagt dan € 25.000,-.

Artikel 8 Verplichtingen

De subsidieontvanger:

  • a.

    start het project binnen drie maanden na verlening van de subsidie;

  • b.

    rondt het project met een eindverslag af binnen vijf jaar na het uitvoeren van de praktijkscan van de nulsituatie;

  • c.

    stelt voor iedere deelnemer, jaarlijks de beloning vast, conform de berekening, opgenomen in bijlage 1, onderdeel C, tot een maximum van € 5.000 per deelnemer per jaar;

  • d.

    overlegt jaarlijks uiterlijk 1 oktober het voortgangsverslag over het lopende jaar, inclusief uitgevoerde borging en kennisuitwisseling activiteiten, en overeenkomstig het daartoe door de provincie vastgestelde format voortgangsverslag;

  • e.

    betaalt de beloning, na schriftelijke goedkeuring van het voorgangsverslag door de provincie, jaarlijks uiterlijk 15 december aan de deelnemers;

  • f.

    maakt jaarlijks de bevindingen en de resultaten (inclusief de praktijkscan anoniem per bedrijf met de scores per KPI) van het project toegankelijk voor de provincie Utrecht;

  • g.

    houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan gedeputeerde staten.

Artikel 9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 1.878.000,- voor de periode 2024-2027.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bedraagt maximaal €1.878.000,-.

  • 2. De hoogte van de subsidies bedraagt maximaal 100 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking:

    • a.

      de beloningen aan de deelnemers, mits aan alle voorwaarden is voldaan;

    • b.

      personeels- en arbeidskosten;

    • c.

      kosten van inhuur van derden;

    • d.

      apparaatskosten.

  • 2. Voor artikel 11 lid 1 b tot en met d gelden de richtlijnen zoals opgenomen in de beleidsregel subsidiabele kosten exploitatiesubsidies.

Artikel 12 Selectie van deelnemers

  • 1. Minimaal 50% van de deelnemers dient uit de veenweide landschappen Groene Hart en Eemland te komen (zie voor de omschrijving en kaart van deze landschappen de Omgevingsvisie provincie Utrecht van 2021, pagina 107, kaart 14).

  • 2. Zo mogelijk worden twee deelnemers uit elk van de landschappen Rivierengebied, Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse vallei geselecteerd.

  • 3. Zo mogelijk worden vier van elk van de volgende type bedrijven geselecteerd: gangbaar en (gecertificeerd) biologisch.

  • 4. Met in achtneming van lid 1, 2 en 3 van dit artikel sluit het begunstigde collectief overeenkomsten met deelnemers af op volgorde van binnenkomst. Voor het bepalen van de volgorde van binnenkomst geldt het moment waarop de ondertekende en volledig ingevulde deelnemersovereenkomst, inclusief bijbehorende documenten zijn aangeleverd.

Artikel 13 Voorschotten

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag. De hoogte en de momenten van de voorschotten wordt bij beschikking vastgelegd.

Artikel 14 Verantwoording voortgang

  • 1. De verantwoording over de voortgang wordt gedaan via een voortgangrapportage over het lopende en indien van toepassing over het nog niet gerapporteerde deel van het voorafgaande jaar. De rapportage wordt uiterlijk 1 oktober ingediend bij de provincie voor goedkeuring. Deze rapportage bestaat uit een financieel en inhoudelijk voortgangsverslag.

    Dit voortgangsverslag bevat:

    • a.

      een voorstel voor de uitbetaling aan de deelnemers op de volgende manier: het overleggen van een praktijkscan per deelnemende melkveehouder (anoniem) van de gemaakte inschatting vooraf en de definitieve score per KPI, overeenkomstig het daartoe door de provincie vastgestelde format “praktijkscan eindsituatie”;

    • b.

      uit de praktijkscan eindsituatie blijkt in welke mate de doelstellingen en maatregelen voor de KPI’s uit de praktijkscan van de nulsituatie per deelnemer, per jaar zijn behaald;

    • c.

      een beschrijving van de activiteiten met een vergelijking tussen de begroting en daadwerkelijke uitgaven;

    • d.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 15 Indientermijn aanvraag vaststelling

De aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend binnen uiterlijk 6 maanden na afloop van de subsidieperiode.

Artikel 16 Vaststelling subsidie

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Landbouwvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten na afloop van de projecttermijn.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 5.3 van de AsvpU.

  • 3. Bij een subsididieverlening vanaf 125.000 euro dient de financiële verantwoording tevens te zijn voorzien van een controle een verklaring van een accountant.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst

Artikel 18 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling uitvoering Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw provincie Utrecht 2024-2027.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 19 december 2023.

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Bijlage 1

Onderdeel A: de 15 indicatoren van de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw voor melkveebedrijven

Indicator (KPI)

Toelichting

Eenheid

1. Stikstofbodemoverschot*

(3 jaar gemiddelde)

Het totale stikstofbodemoverschot, als aanvoer van kunstmest, organische mest, weidemest, mineralisatie, depositie en vlinderbloemigen minus de afvoer van geoogste producten. (Met behulp van de data uit Kringloopwijzer) *Voor veengronden wordt gebruik gemaakt van een omrekenfactor. Hierbij wordt uitgegaan van: 1,99 kg N/hectare voor elke %-aandeel veengrond van het bedrijfsareaal.

(kg N/ha)

2. Fosfaatbodemoverschot

(3 jaar gemiddelde)

Het totale fosfaatbodemoverschot, als het mineralenoverschot fosfaat (P2O5 per hectare). (Met behulp van data uit de Kringloopwijzer)

(kg P2O5/ha)

3. Ammoniakuitstoot

(3 jaar gemiddelde)

Ammoniakemissie, als totale emissie van ammoniak (NH3) van graasdieren per hectare. (Met behulp van data uit de Kringloopwijzer)

(kg NH3/ha)

4. Weidegang

(3 jaar gemiddelde)

Het aantal uren weidegang per jaar, met behulp van data uit de Kringloopwijzer en/of via weidegang app en registratie jongvee beweiding.

(uur/jaar)

5. Tankmelkureum

(3 jaar gemiddelde)

Jaargemiddelde, met behulp van data uit de KringloopWijzer of zuivelbedrijf. Indicator voor de stikstofbenutting van de koeien.

(mg/100g)

6. Broeikasgasemissie*

(3 jaar gemiddelde)

Broeikasgasemissie, met behulp van data uit de KringloopWijzer als emissie van CO2equivalenten uit pensfermentatie, opgeslagen mest, produceren voer, energiebronnen en aanvoerbronnen uitgedrukt per hectare. *We maken gebruik van een omrekenfactor om de CO2-emissies uit veengrond te verdisconteren. Hierbij wordt uitgegaan van een correctie van 3,50 gram CO2 eq. per kg melk per procentpunt veengrond van het totale areaal van het bedrijf (bij 100% veengrond wordt een correctie van 350 gram CO2-eq per kg melk toegepast)

(CO2eq./ha)

7. Eiwit van eigen land

(3 jaar gemiddelde)

Aandeel eigen geteeld eiwit, met behulp van data uit de KringloopWijzer als percentage eiwit in geteeld veevoer tov eiwit in verbruikt veevoer. Indien mogelijk wordt eiwit van perceel aangevoerd <20 km eigen locatie melkveebedrijf, wordt dit meegenomen.

(%)

8. Chemische middelen

(per jaar)

Aantoonbaar bewijs dat géén chemische middelen worden toegepast op het bedrijf (via SKAL-certificaat). Alleen pleksgewijs gebruik van middelen en géén glyfosaat wordt toegepast op het bedrijf (via zuivelorganisatie of deelname Otwt PlanetProof) of deelname Beterleven Keurmerk (2 of 3 sterren) en deelname van de ingehuurde loonwerker(s) aan het project ‘Schoon Water’. Of MBP jaarlijks ingevuld en ingeleverd. MBP is de totale milieubelasting gewasbeschermingsmiddelen per bedrijf (MBP/ha), zoals berekend met CLM Milieumeetlat. Op alle 3 onderdelen moet de MBP op bedrijfsniveau (bodemleven, grondwater en oppervlaktewater) ≤ 100 MBP/ha zijn.

Certificaat of via ANLb (pleksgewijs) aanleveren MBP of met de Milieumeetlat (CLM)

9. Blijvend grasland

(3 jaar gemiddelde)

Aandeel blijvend grasland (> 6 jaar), niet ploegen, frezen of spitten, als percentage blijvend grasland van de totale bedrijfsoppervlakte, via de RVO.

(%)

10. Extensief kruidenrijk grasland

(per jaar)

Percentage extensief kruidenrijk grasland, zoals vastgelegd in contracten (ANLb) en/of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

(%)

11. Natuur en Landschap

(per jaar)

Percentage agrarisch natuurbeheer, zoals vastgelegd in contracten (ANLb) en/of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

(%)

12. Groenblauwe dooradering

(per jaar)

Percentage groenblauwe dooradering, zoals vastgelegd in contracten (ANLb) en/of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

(%)

13. Energieverbruik en energieopwekking (wind, zon) (per jaar)

Energieverbruik (kWh/koe) en energieopwekking, met behulp van data uit de KringloopWijzer (wind, zon)

(kWh/koe of %)

14. Levensduur

(3 jaar gemiddelde)

Gemiddelde levensduur bij afvoer van de koeien van het bedrijf.

(jaren+maanden)

15. Sociaal-maatschappelijk

(per jaar)

Meerdere (≥4) van de volgende activiteiten moeten plaatsvinden of aanwezig zijn: website, ontvangstruimte, winkel, educatie, meerjarige (natuur/water/bodem)monitoring, open dagen, wandelpad, erkend demobedrijf en/of B&B.

(aantal activiteiten)

Onderdeel B: scoretabel Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw, voor de melkveehouderij

Indicator (KPI) en doel

Score melkveehouder

Punten

1. Stikstofbodemoverschot* (kg N/ha) verlagen

≤ 40

≤ 80

≤ 120

≤ 160

200

150

100

50

2. Fosfaatbodemoverschot (kg P2O5/ha) verlagen

≤ 0

≤ 5

≤ 10

150

100

50

3. Ammoniakuitstoot (kg NH3/ha) verlagen

≤ 30

≤ 40

≤ 50

≤ 60

300

200

150

100

4. Weidegang (uur/jaar) verhogen

≥ 2.880

≥ 2.160

≥ 1.440

≥ 720

200

150

100

50

5. Tankmelkureum (mg/100g) verlagen

≤ 17

≤ 19

≤ 21

150

100

50

6. Broeikasgasemissie* (CO2eq./ha) verlagen

≤ 10.000

≤ 15.000

≤ 20.000

≤ 25.000

200

150

100

50

7. Eiwit van eigen land (%) verhogen

≥ 85%

≥ 75%

≥ 65%

≥ 55%

200

150

100

50

8. Chemische middelen gebruik verlagen

géén middelen;

Beterleven Keurmerk,

OtwtPP, pleksgewijs;

invulde MBP of

Milieumeetlat

150

100

50

9. Blijvend grasland (%) verhogen

≥ 100%

≥ 90%

≥ 80%

≥ 70%

200

150

100

50

10. Extensief kruidenrijk grasland (%) verhogen

≥ 40%

≥ 20%

≥ 10%

≥ 5%

200

150

100

50

11. Natuur en Landschap (%) verhogen

≥ 20%

≥ 10%

≥ 5%

150

100

50

12. Groenblauwe dooradering (%) verhogen

≥ 10%

≥ 5%

≥ 2,5%

300

200

100

13. Energieverbruik (kWh/koe) verlagen en energieopwekking (%) (wind, zon) verhogen

≤ 400 kWh/koe of ≥ 100 %

≤ 500 kWh/koe of ≥ 80 %

≤ 600 kWh/koe of ≥ 60 %

150

100

50

14. Levensduur (jaren+maanden) verhogen

≥ 7 jr+2 mn

≥ 6 jr

≥ 5 jr+2 mn

150

100

50

15. Sociaal-maatschappelijk (lokale betrokkenheid) verhogen

≥ 4 activiteiten: website, ontvangstruimte, winkel, educatie, monitoring, open dagen, wandelpad, B&B

200

Onderdeel C: beloningscategorieën

Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw

Score melkveehouder

Beloning deelname innovatieproject per melkveehouder

Categorie 1

300 - 1.399

€1 per punt

Categorie 2

1.400 - 1.899

€1 per punt + € 500

Categorie 3

1.900 - 2.399

€1 per punt + € 1.500

Categorie 4

2.400 - 2.900

€1 per punt + € 2.100

 
 
 

Voortgangsrapportage UMDL met informatie per deelnemer (per gemeente) op basis van de volgende jaren:

 
 

Jaar 1: KPI data (2021, 2022 en 2023)

…. score per KPI

€ ….

Jaar 2: KPI data (2022, 2023 en 2024)

…. score per KPI

€ ….

Jaar 3: KPI data (2023, 2024 en 2025)

…. score per KPI

€ ….

Jaar 4: KPI data (2024, 2025 en 2026)

…. score per KPI

€ ….

Toelichting

Algemeen

In het Utrechts Programma Landelijk Gebied (1.0) worden maatregelen aangekondigd om de transitie van de landbouw naar natuurinclusieve kringlooplandbouw te ondersteunen. Deze maatregelen moeten bijdragen aan een vergaande verduurzaming van de landbouw in Utrecht. Een belangrijk spoor in de voorgestelde aanpak is doelsturing gebaseerd op zogenaamde Kritische Prestatie Indicatoren (KPI’s). Implementatie van deze KPI-systematiek vindt plaats via de Utrechtse Monitor Duurzame Landbouw (UMDL).

De UMDL is een monitoringsinstrument voor de prestaties van een agrarisch bedrijf wat betreft het terugdringen van emissies naar bodem, water en lucht, de inzet voor klimaat en circulariteit (zoveel mogelijk gebruik van eigen grondstoffen), alsmede de positieve bijdrage die de bedrijven leveren aan natuur en landschap (allemaal doelen uit het UPLG). De UMDL is tevens een managementtool die agrariërs de handvaten biedt zelf te werken aan het halen van de doelen van het UPLG. De monitor bestaat uit een integrale set van 15 kritische prestatie indicatoren (KPI’s) met bijbehorende drempel- en streefwaarden. Met deze KPI’s ontstaat inzicht in de eigen bedrijfsvoering, kunnen bedrijven onderling vergeleken worden en wordt een basis gecreëerd voor kennisuitwisseling over verbeterstappen. Hiermee worden agrariërs gestimuleerd om stappen te zetten en ontstaat waardering voor hun prestaties. Het UMDL vormt ook de basis voor een beloningssysteem.

De uitvoering van de UMDL-regeling wordt neergelegd bij de agrarische collectieven. Zij kunnen een subsidie aanvragen in het kader van deze regeling waarmee zij alle benodigde activiteiten kunnen uitvoeren om de uitbetaling van de beloningen aan deelnemende melkveehouders mogelijk te maken. De collectieven werven de deelnemers, stellen overeenkomsten op met de deelnemers en verzamelen en analyseren de data ten aanzien van de 15 KPI’s. Ze maken afspraken met de deelnemers over verbetering door middel van maatregelen voor een aantal KPI’s. Ze rapporteren jaarlijks aan de provincie Utrecht.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Inhoudelijke beoordelingscriteria

De kwaliteit van de aanvragen wordt beoordeeld aan de hand van dit artikel. Belangrijk hierbij is voor iedere deelnemer een nulsituatie wordt vastgelegd, hetgeen inhoudt de score op de KPI’s in het jaar 2023. Of voor sommige KPI’s de gemiddelde score over de afgelopen drie jaar (2021, 2022 en 2023). De KPI’s waarvoor dat het geval is worden benoemd in bijlage 1, onderdeel A bij deze regeling. Het collectief maakt afspraken over verbeteringen in de KPI score met de deelnemer aan de hand van te nemen maatregelen, deze worden opgenomen in de praktijkscan per melkveebedrijf. Zo wordt een verbetertraject voor vier jaar voor de doelen voor het UPLG afgesproken.

Om te voldoen aan rechtmatigheidseisen, moet de deelnemer een aantal verklaringen overleggen aan het collectief. Deze kunnen indien nodig worden ingezien door de provincie Utrecht. Allereerst moet een deelnemer een zogenaamde de-minimis verklaring afgeven. Hierin verklaart de deelnemer dat in de afgelopen drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet is overschreden of wordt overschreden met de mogelijke uitbetaling van de eerste beloning in 2024. De maximale de-minimis steun voor agrariërs over drie belastingjaren bedraagt €20.000,-.

Voorts machtigt de deelnemer het collectief tot het inzien van een aantal gegevensbronnen. Het collectief beschikt op zijn beurt over interne vastgestelde procedures vastgesteld ten behoeve van de bescherming van concurrentiegevoelige en persoonsgegevens van de deelnemers.

Artikel 8 Verplichtingen

De beloning over het betreffende jaar wordt in het daaropvolgende jaar uitbetaald. Zo wordt de beloning voor het eerste jaar, op basis van de nulsituatie, uitbetaald in 2024. Dit heeft te maken met de invoering van de bedrijfsdata door de deelnemer in de Kringloopwijzer, de controle daarop en het definitief vaststellen van deze gegevens. Pas daarna kan de aanvrager deze gegevens gebruiken om een definitieve score en beloning vast te stellen.

In bijlage 1, onderdeel c bij deze regeling staat de beloning weergegeven per punten categorie. Door gebruik te maken van deze staffeling wordt extra inzet op de KPI’s gestimuleerd, alsmede integraliteit, door per categorie een aanvullende beloning in het vooruitzicht te stellen. De maximale beloning bedraagt € 5.000,- per deelnemer per jaar. Daarnaast wordt kennisuitwisseling door het collectief georganiseerd voor de melkveehouders, waarbij één of twee KPI elk jaar meer aandacht krijgen.

Artikel 9 Subsidieplafond en artikel 10 Hoogte van de subsidie

Het subsidieplafond en de hoogte van de subsidie zijn gelijk. Dit heeft te maken met de mogelijkheid dat, conform artikel 3, één samenwerkingsverband van collectieven één aanvraag indient voor het gehele bedrag van het subsidieplafond. In ieder geval zal de provincie in de subsidiebeschikking een betalingsritme opnemen. Verder wordt in de subsidiebeschikking ook vastgelegd dat de uitbetaling van de beloningen alleen na ambtelijke instemming van de provincie kan plaatsvinden.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de beloningen aan de deelnemers, personeels- en arbeidskosten (eigen arbeid en inhuur derden) en de apparaatskosten. De beloning is gebaseerd op de scores voor de 15 KPI’s in tabel van bijlage 1 onderdeel B bij deze regeling. De hoogte van de beloning is gebaseerd op bijlage 1 onderdeel c bij deze regeling.

Voor al deze kosten gelden de voorwaarden die zijn beschreven in de Beleidsregel subsidiabele kosten projectsubsidies.