Beleidsregels Scholing Maastricht-Heuvelland

Geldend van 06-01-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2023

Intitulé

Beleidsregels Scholing Maastricht-Heuvelland

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gulpen-Wittem;

  • Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders, hierna te noemen het college, d.d. 19-12-2023,

  • Gelet op artikel 8 Scholing van de Verordening re-integratie Participatiewet Maastricht-Heuvelland 2023, alsmede de artikelen 6,7, 8a, 9, 9a, 10, 10a, 10b, 10c, 10d, 10da en 10f van de Participatiewet alsmede de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit de volgende regeling vast te stellen:

Beleidsregels Scholing Maastricht-Heuvelland

Artikel 1. Definities

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: personen behorende tot de doelgroep als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a van de Participatiewet;

    • b.

      werkfitheid: de werknemersvaardigheden van belanghebbende om te kunnen werken;

    • c.

      loonwaarde: hoeveel producten belanghebbende in een uur kan maken;

    • d.

      startkwalificatie: Een diploma, HAVO, VWO, MBO niveau 2 of hoger;

    • e.

      diploma: Een door het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) dan wel door een landelijke brancheorganisatie erkend en geregistreerd bewijs dat een belanghebbende met goed gevolg heeft deelgenomen aan scholing;

    • f.

      re-integratietraject: voorziening gericht op ondersteuning bij het verkrijgen van algemeen geaccepteerd werk en de naar het oordeel van het college noodzakelijke geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Met ondersteuning wordt het geheel aan activiteiten bedoeld die de gemeente biedt ter bevordering van de arbeidsinschakeling. Dit geheel aan activiteiten vormt het re-integratietraject;

    • g.

      scholing: het systematisch verwerven van arbeidsmarktrelevante kennis en/of vaardigheden voor de uitoefening, het behoud of het verkrijgen van een taak, functie, beroep in dienstbetrekking dan wel als zelfstandig ondernemer, waarbij het verwerven van de kennis en/of vaardigheden plaats vindt onder begeleiding van daartoe aangestelde docenten volgens een vooraf vastgesteld programma en de opgedane kennis en/of vaardigheden worden getoetst;

    • h.

      BBL: de beroepsbegeleidende leerweg.

  • 2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Voorwaarde scholing

  • 1. De volgende opleidingen worden aangemerkt als scholing:

    • a.

      Opleidingen die gericht zijn op het verwerven van kennis en vaardigheden als onderdeel van een re-integratietraject dat beoogt de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen;

    • b.

      Opleidingen die gericht zijn op het behalen van een startkwalificatie.

  • 2. Scholing vindt plaats binnen het kader van een re-integratietraject.

  • 3. Indien de scholing op aanvraag van een belanghebbende wordt verzocht, beslist het college of de gevraagde opleiding als noodzakelijke scholing kan worden aangemerkt in het kader van een re-integratietraject dat beoogt de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleinen.

  • 4. Bij de beoordeling van de scholing wordt rekening gehouden met de voor belanghebbende kortste weg naar duurzame arbeid, zijn arbeids- en opleidingsverleden alsmede de duur van zijn werkloosheid.

  • 5. Voor de scholing die wordt aangeboden, gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      De goedkoopste en adequate scholingsmogelijkheid moet worden benut;

    • b.

      De duur van de scholing mag maximaal één jaar bedragen. Van deze maximale periode kan op grond van individuele omstandigheden worden afgeweken.

    • c.

      De directe scholingskosten (lesgeld en examengeld) bedragen maximaal € 5.000,- exclusief BTW. Van dit maximale bedrag kan op grond van individuele omstandigheden worden afgeweken.

  • 6. Er mag geen sprake zijn van een voorliggende voorziening.

  • 7. Scholing dient altijd binnen 6 maanden in te gaan.

  • 8. Mocht uit de voortgang blijken dat de beoogde resultaten van de studie niet worden behaald, wordt het scholingstraject beëindigd.

  • 9. Mocht uit de voortgang blijken dat verplichtingen niet worden nagekomen, kan een sanctie worden opgelegd.

  • 10. Er worden bij voorkeur scholingstrajecten ingezet die vrijgesteld zijn van BTW op grond van de Wet op de omzetbelasting 1968.

Artikel 3. Welke kosten komen voor vergoeding in aanmerking?

  • 1. Alle directe kosten als zijnde lesgeld en examengeld van scholing, opleidingen en cursussen die bij succesvolle afronding een diploma/certificaat opleveren.

  • 2. Betaling vindt plaats op basis van facturen.

  • 3. Facturering geschiedt per belanghebbende op basis van een op onderdelen gespecificeerde factuur (in overeenstemming met de eerder ingediende offerte) onder vermelding van:

    • factuurnummer en datum;

    • naam en voorletters, geboortedatum en bsn van belanghebbende;

    • naam scholingsinstituut;

    • (feitelijke) startdatum opleiding;

    • geplande einddatum opleiding.

  • 4. Verzamelfacturen worden niet in behandeling genomen.

Artikel 4. Doelgroep en beoordelingscriteria

  • 1. Belanghebbenden met een Participatiewet-, IOAW of IOAZ-uitkering tot de pensiongerechtigde leeftijd vormen de doelgroep voor scholing.

  • 2. Afhankelijk van de categorie werkfitheid waarin de klant door de gemeente is ingedeeld, moet de scholing aan een vorm van werk gerelateerd zijn. Dit kan een directe of toekomstige relatie zijn. Met betrekking tot de toekomstige relatie met werk is geen termijn van toepassing:

    • a.

      Categorie plaatsing en ontwikkeling:

      Als scholing wordt ingezet voor belanghebbenden in categorie plaatsing en ontwikkeling ligt het voor de hand dat er een direct verband ligt met regulier/gesubsidieerd (betaald) werk. Het kan hier een direct verband betreffen (baanintentie) maar het kan ook een verband betreffen dat op de langere termijn gelegd kan worden, nl een verbetering van de positie op de arbeidsmarkt. In ieder geval moet er een verband bestaan tussen de scholing en de arbeidsmarkt.

    • b.

      Categorie activering:

      Indien belanghebbende is ingedeeld is in de categorie activering dan is er een verband met zinvolle maatschappelijke participatie (gesubsidieerde arbeid, vrijwilligerswerk, mantelzorg, tegenprestatie etc.). Maatschappelijke participatie is per slot van rekening het eerste doel dat wordt nagestreefd voor deze categorie. In dit geval kan scholing op zich al aangemerkt worden als een vorm van participatie.

Artikel 5. BBL-opleidingen

  • 1. BBL-opleidingen kunnen niet gecombineerd worden met een uitkering. Werken met behoud van uitkering is niet toegestaan.

  • 2. De opleidingskosten komen voor vergoeding in aanmerking mits de deelnemer een baan heeft. Dit kan een reguliere baan zijn maar ook een gesubsidieerde baan. Voorwaarde is dat het inkomen onder de 110% van de bijstandsnorm blijft.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het college kan in geval van onbillijkheid of klaarblijkelijke hardheid afwijken van de in deze beleidsregels opgenomen bepalingen.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met terugwerkende kracht per 1 juli 2023.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Scholing Maastricht-Heuvelland.

Ondertekening

Gulpen-Wittem, 19 december 2023

de secretaris,

R.H.M. Sluijsmans

de burgemeester,

ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens

Toelichting

Algemeen

Scholing is een belangrijke voorziening in de uitvoering van het re-integratiebeleid in het kader van de Participatiewet. Het gaat hierbij om startkwalificatie (in het bijzonder voor jongeren) en als deze niet haalbaar is voor arbeidsmarktkwalificatie. Startkwalificatieniveau is conform de wettelijke bepalingen in deze HAVO of MBO 2. Het arbeidsmarkt-kwalificatieniveau wordt gebruikt bij mensen die het startkwalificatieniveau niet kunnen halen. Voor hen is dan het doel arbeidsmarkt-kwalificatieniveau. Hiermee wordt het niveau bedoeld waarmee zijn in de arbeidsmarkt terecht komen en blijven.

Uitgangspunt is dat de inzet van scholing bemiddeling en/of aanbodversterking tot doel heeft. Dit doel wordt ruim geïnterpreteerd en individueel maatwerk is leidend. Personen behorende tot de doelgroep dienen immers maximaal gefaciliteerd te worden.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Definities

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze beleidsregels. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze beleidsregels.

Artikel 2. Voorwaarden scholing

Afhandeling vindt plaats in een werkproces. De w-consulent beoordeelt de scholing inhoudelijk op basis van de vastgestelde beoordelingscriteria en rapporteert hierover. De rapportage wordt afgerond met een gemotiveerde eindconclusie (toekennen of afwijzen). Een offerte van het scholingsinstituut maakt in ieder geval onderdeel uit van de rapportage. Indien de kosten scholing hoger zijn dan het maximum toegestane bedrag en/of de opleiding duurt langer dan 1 jaar, dan overlegt de consulent met de teammanager. De motivatie om af te wijken van de algemene termijn en het maximale bedrag wordt opgenomen in de rapportage. Dit geldt ook voor het resultaat van het overleg met de teammanager. In de rapportage geeft de w-consulent vervolgens aan dat scholing (met begin en geplande einddatum) als activiteit geregistreerd moet worden in het re-integratiedossier. De w-consulent stelt vervolgens de beschikking op.

Vormen van voorliggende voorzieningen zijn:

  • Wet Studiefinanciering (WSF);

  • Wet Tegemoetkoming Studiekosten (WTS);

  • Volwasseneneducatie;

  • Scholingsmogelijkheden die door (toekomstige) werkgevers worden aangeboden;

  • Student vluchtelingenorganisatie (UAF). Zij hebben de mogelijkheid om een studie te bekostigen. Alleen de begeleidingskosten worden door de gemeente betaald. Hiervoor moet wel toestemming worden verleend door de w-consulent.

Maatwerk is het uitgangspunt. Overwegingen hierbij zijn: sluit de scholing goed aan bij de interesses, passend bij de groeisectoren (voldoende arbeidsperspectief) en competenties, biedt de scholing voldoende perspectief op de arbeidsmarkt, is het goed te combineren met het gezinsleven etc.

Artikel 3.

Alleen directe kosten worden vergoed.

Bijkomende kosten, zoals boeken, leermiddelen en reiskosten kunnen worden vergoed uit het re-integratiebudget via het werkproces re-integratie.

Artikel 4. Beoordelingscriteria

Uitgangspunt van de beoordeling is het re-integratiebeleid. Kwalificatie/scholing is een belangrijke voorziening in het kader van de uitvoering van het geldende re-integratiebeleid. Het gaat hierbij om het behalen van een startkwalificatie, in het bijzonder voor jongeren. En als dit niet haalbaar is een arbeidsmarktkwalificatie. Een arbeidsmarktkwalificatie Inzet van het instrument scholing wordt dan ook benaderd vanuit het standpunt “ja, mits het past binnen het geldende kader”.

Artikel 5. BBL-opleidingen

De beroepsbegeleidende leerweg (BBL) is een Nederlandse onderwijsvorm behorende tot het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) en wordt gegeven op een Regionaal Opleidingen Centrum (ROC) of een Agrarisch Opleidingencentrum (AOC). BBL-opleiding zijn opleidingen in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg. Hierbij wordt werken (4 dagen) en leren (één dag) gecombineerd. Kenmerk van dit soort opleidingen is dat de deelnemer in loondienst werkt en daarnaast de opleiding volgt.

Artikel 6. Hardheidsclausule

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7. Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.