Ondermandaatbesluit van de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2024

Geldend van 04-01-2024 t/m heden

Intitulé

Ondermandaatbesluit van de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2024

De directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond,

Gelet op:

Het besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 21 november 2023, PZH-2023-838862848 (DOS-2023-0007039), houdende het toekennen van mandaat en machtiging aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond (Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de DCMR Milieudienst Rijnmond 2024);

Afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

De Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;

Artikel 4 van de Instructie directeur DCMR Milieudienst Rijnmond 2019.

BESLUIT

Vast te stellen het Ondermandaatbesluit van de directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2024.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Ambtelijk opdrachtgever: ambtelijk opdrachtgever als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Regeling opgavegerichte organisatie provincie Zuid-Holland;

Basistaken Seveso-inrichtingen: de taken en activiteiten, bedoeld in artikel 7.1, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht, voor zover deze betrekking hebben op de categorieën van inrichtingen, bedoeld in artikel 18.22 van de Omgevingswet, met inbegrip van de daaraan verbonden bevoegdheid tot het nemen van besluiten;

Directeur Omgevingsdienst: directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond;

Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;

Geografisch gebied van de Omgevingsdienst: gebied behorende tot de gemeenten van de deelnemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond 2015;

Inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer;

Omgevingsdienst: DCMR Milieudienst Rijnmond;

Milieubelastende activiteit: milieubelastende activiteit als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet;

Omgevingsdienst: DCMR;

Portefeuillehouder: lid van Gedeputeerde Staten dat zich bezighoudt met het betreffende beleidsterrein;

Provinciale Staten: Provinciale Staten van Zuid-Holland;

Provinciesecretaris: Provinciesecretaris als bedoeld in artikel 4 van de Regeling opgavegerichte opganisatie provincie Zuid-Holland;

Seveso-inrichting: Seveso-inrichting als bedoeld in bijlage I van het Besluit activiteiten leefomgeving.

Artikel 2 Ondermandaat

  • 1. Aan leidinggevenden van de DCMR wordt ondermandaat verleend tot het nemen van besluiten, welke verbonden zijn aan de bastaken Seveso-inrichtingen. Voorts wordt aan leidingggevenden mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst zulks voor zover de daarin benoemde bevoegdheden niet vallen onder de basistaken Seveso-inrichtingen

  • 2. Het ondermandaat heeft betrekking op het geografisch gebied van de Omgevingsdienst, tenzij in dit besluit of de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst anders is bepaald.

  • 3. Het ondermandaat houdt zowel een beslissings- als een ondertekeningsmandaat in.

  • 4. De algemene ondermandaten bedoeld in de ondermandaatlijst, kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de leidinggevende bevoegd is krachtens dit ondermandaatbesluit.

  • 5. Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden als bedoeld in dit besluit en de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- of regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in dit besluit en de bij dit besluit behorende ondermandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen;

  • 6. Het ondermandaat als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst de bevoegdheid verstrekt tot ht nemen van een besluit, behelst dit ondermandaat tevens de bevoegdheid om dit besluit geheel of gedeeltelijk in te trekken of te wijzigen, tenzij in de mandaatlijst anders is vermeld.

Artikel 3 Ondermachtiging

  • 1. De leidinggevenden aan wie overeenkomstig artikel 2 eerste lid, ondermandaat is gegeven zijn gemachtigd om namens Gedeputeerde Staten aan de ondergemandateerde bevoegdheden gelieerde feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtsgevolg hebben.

  • 2. Aan medewerkers van de DCMR wordt ondermachtiging verleend voor het verrichten van feitelijke handelingen, zijnde handelingen die geen rechtsgevolgen hebben, voor zover het standaardbrieven betreft zoals ontvangstbevestigingen, procedurebrieven.

  • 3. Onder het eerste, tweede en derde lid wordt mede verstaan het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, alsmede het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 18 van de Omgevingswet.

  • 4. De feitelijke handelingen bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, omvatten in ieder geval de basistaken Seveso-inrichtingen en de overige basistaken, voor zover deze betrekking hebben op de in dit mandaatbesluit begrepen bevoegdheden.

  • 5. De leidinggevenden aan wie overeenkomstig artikel 2, eerste lid, ondermandaat is gegeven, zijn gevolmachtigd om namens de Provincie privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, voor zover deze voortvloeien uit de bevoegdheden als bedoeld in mandaatnummers RBS14.

Artikel 4 Kaders en beleid

  • 1. De leidinggevende betrekt bij de uitoefening van de aan hem ondergemandateerde bevoegdheden de relevante door Provinciale Staten vastgestelde kaders, alsmede het door Gedeputeerde Staten gehanteerde beleid en de door Gedeputeerde Staten gehanteerde bestendige gedragslijnen.

  • 2. De directeur of een vervanger treedt in overleg met de ambtelijk opdrachtgever, indien hij het noodzakelijk acht af te wijken van de in het eerste lid bedoelde kaders of beleid.

Artikel 5 Informatieplicht

De leidinggevende neemt bij de uitoefening van zijn taken en bevoegdheden de volgende door Gedeputeerde Staten voor de directeur Omgevingsdienst gestelde regels in acht:

  • 1.

    De directeur of een vervanger informeert de ambtelijk opdrachtgever en de portefeuillehouder indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke of maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur of diens vervanger tijdig vooraf alle benodigde informatie en voert hij overleg met het bureauhoofd en de portefeuillehouder alvorens de bewuste bevoegdheid uit te oefenen.

  • 2.

    Van een situatie zoals bedoeld in het eerste lid is in ieder geval sprake bij de volgende besluiten en/of situaties:

    • a.

      Bij overschrijden van de wettelijke beslistermijn bij vergunningverleningsprocedures zonder wederzijdse overeenstemming over termijnverlenging;

    • b.

      Een vergunningverleningsprocedure bij een aandachtsbedrijf, een nieuw te vestigen bedrijf of een uitbreiding waardoor er meer milieugebruiksruimte wordt aangevraagd dan reeds vergund;

    • c.

      Woo- of informatieverzoeken vanuit de media;

    • d.

      Wanneer tijdens een vergunningverleningsproces er een samenloop is met andere overheden die een negatieve invloed heeft op de procesgang;

    • e.

      Bij risico op ernstige gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu;

    • f.

      Bij onderwerpen waarvan het redelijkerwijs voorzienbaar is dat deze op de agenda komen te staan van de Tweede Kamer of van Provinciale Staten;

    • g.

      Bij situaties met mediagevoelige casuïstiek;

    • h.

      Bij mogelijke financiële aansprakelijkheidsstelling of andere niet voorziene kosten voor de provincie.

  • 3.

    De directeur Omgevingsdienst pleegt altijd vooroverleg met het bureauhoofd en de portefeuillehouder bij toepassing van mandaten die door de directeur Omgevingsdienst niet in ondermandaat mogen worden gegeven aan onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevenden, tenzij dat ten aanzien van een concreet mandaat in de mandaatlijst anders is bepaald.

  • 4.

    Van een situatie zoals bedoeld in het derde lid is in ieder geval sprake bij de volgende besluiten en/of situaties:

    • a.

      Bij bezwaar- en beroepsprocedures waarbij Gedeputeerde Staten op voorhand een (overwogen) bestuurlijke risicoafweging maken;

    • b.

      Het opleggen last onder dwangsom en/of het, na het bedrijf gehoord te hebben (hoorbrief), besluit tot afzien van opleggen last onder dwangsom;

    • c.

      Het voornemen tot opleggen en het opleggen van een last onder bestuursdwang

    • d.

      Het vaststellen van een gedoogbeschikking;

    • e.

      De voortgang van bezwaar- en beroepsprocedures, inclusief mediationgesprekken.

  • 5.

    De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of hun plaatsvervangers, overleggen minimaal twee keer per jaar over de uitvoering en voortgang van de opgedragen taken, de toepassing van de mandaten, het budget, en de werkzaamheden in het kader van dit besluit.

  • 6.

    De directeur Omgevingsdienst en de secretaris, of diens plaatsvervanger, overleggen minimaal één keer per jaar over de samenwerking tussen de omgevingsdienst en de provincie.

  • 7.

    De directeur Omgevingsdienst brengt drie keer per jaar schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de gebruikmaking van de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden. Hierbij wordt gerapporteerd over alle mandaten die niet ondergemandateerd mogen worden, met een toelichting over elk onbevoegd genomen besluit, de (mogelijke) financiële en juridische risico’s hiervan, de genomen maatregelen ter reparatie van het besluit, alsmede de genomen maatregelen om herhaling te voorkomen.Tevens wordt gerapporteerd over alle overige mandaten; waarbij een a-selecte steekproef van 5%. met een minimum van één besluit, per mandaatnummer wordt genomen. Indien hierbij onbevoegd genomen besluiten worden geconstateerd, wordt een toelichting gegeven over de (mogelijke) financiële en juridische risico’s, de genomen maatregelen ter reparatie van het besluit, alsmede de genomen maatregelen om herhaling in de toekomst (idem) te voorkomen. Voor deze rapportages wordt gebruik gemaakt van door gedeputeerde Staten verstrekte formulieren.

Artikel 6 Ondertekening

  • 1. Indien een besluit wordt genomen op grond van artikel 2, eerste lid, wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:

  • Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

  • namens dezen,

  • gevolgd door de handtekening, naam en functie van de directeur of functionaris, of gevolgd door middel van naam-functieaanduiding en een automatisch gegenereerde disclaimer.

  • 2. Indien een besluit wordt genomen op grond van artikel 2, vierde lid, van dit besluit wordt voor de ondertekening het volgende model gebruikt:

  • Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, namens dezen,

  • Gevolgd door de handtekening, naam en functie van de functionaris of gevolgd door een ondertekening door middel van naam-functieaanduiding en een automatisch gegenereerde disclaimer.

Artikel 7 Intrekking mandaatbesluit

Het Ondermandaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2023 ( Provinciaal Blad 2023, nr. 3632) wordt ingetrokken.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provincie Blad.

Artikel 9 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Ondermandaatbesluit directeur DCMR Milieudienst Rijnmond voor provinciale bevoegdheden 2024.

Ondertekening

Schiedam, december 2023

Mr. R.M. Thé

Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond

Ondermandaatlijst DCMR milieudienst Rijnmond 2024

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Algemeen

TOELICHTING/VOORWAARDEN

Ondermandaat teammanager, tenzij anders vermeld

RAA01

Besluiten in bestuursrechtelijke procedures:

  • -

    Proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer, indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

  • -

    Besluiten inzake verzoeken om toepassing van rechtstreeks beroep (art. 7:1a Awb).

Op een verzoek om toepassing van rechtstreeks beroep kan op grond van art. 10:3 Awb niet worden beslist door degene die het besluit waartegen een bezwaar zich richt in mandaat heeft genomen.

 

RAA02

Besluiten op grond van:

  • a.

    art. 4:5 en 4:6, Awb (vereenvoudigde wijze van afdoen en afdoen herhaalde aanvraag);

  • b.

    art. 4:7 en 4:8, Awb (horen);

  • c.

    afdeling 4.1.3, Awb (opschorten beslistermijn);

  • d.

    besluiten over dwangsommen bij niet tijdig beslissen;

  • e.

    titel 4.4, Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van afdeling 4.4.4, Awb (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

  • f.

    art. 8:51a, 8:51b, 8:51c, 8:80a en 8:80b, Awb (bestuurlijke lus en tussenuitspraak);

  • g.

    afdeling 3.4 Awb (openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaren);

  • h.

    afdeling 3.5 Awb (instemmen met) coördinatiebesluiten en het optreden als coördinerend bestuursorgaan;

  • i.

    art. 16.10 Ow (buiten behandeling laten aanvraag);

  • j.

    art. 16.24, tweede lid, ow (afdeling 3.4 Awb buiten toepassing verklaren bij kennelijke verschrijving).

 
 

RAA03

  • -

    Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om Gedeputeerde Staten te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

  • -

    Het eenmalig dan wel doorlopend machtigen van medewerkers of externe adviseurs om namens Gedeputeerde Staten ter zitting, binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

Directeur

RAA04

  • -

    Het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken en voor het aangaan en ondertekenen van mediationovereenkomsten.

  • -

    Het maken van afspraken en het aangaan en ondertekenen van vaststellingsovereenkomsten naar aanleiding van mediationgesprekken.

Vaststellingsovereenkomsten als resultaat van mediationgesprekken mogen alleen in mandaat worden aangegaan en ondertekend, indien het conflict zijn oorsprong vindt in een besluit dat is genomen door de directeur Omgevingsdienst of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende leidinggevende.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is voor wat betreft het aanwijzen van functionarissen voor het voeren van mediationgesprekken niet van toepassing.

Directeur

RAA05

Besluiten op bezwaarschriften op grond van de Awb conform advies van de bezwarencommissie (art. 7:11, Awb), indien het primaire besluit genomen is door een onder de verantwoordelijkheid van de directeur Omgevingsdienst vallende leidinggevende.

Omvat mede besluiten in het kader van de voorbereiding, zoals toepassing van art. 2:2 (weigeren raadsman of vertegenwoordiger) en 7:10 (verdagen beslistermijn), Awb.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing.

Directeur

RAA06

Het aanwijzen van personen belast met het houden van toezicht (art. 18.6 Ow).

 

Directeur

RAA07

Het aanvragen en verantwoorden van subsidies op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Het mandaat heeft geen betrekking op:

  • -

    Het besluit om als leadpartner op te treden en daarmee (mede) de verantwoordelijkheid te dragen voor de uitvoering van projecten door derden.

  • -

    Het besluit om Gedeputeerde Staten te committeren aan het vaststellen van een subsidieregeling.

De uitgezonderde besluiten blijven voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RAA08

Besluiten in het kader van het beheren van een zekerheidstelling.

 
 

RAA09

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bibob, met uitzondering van

  • -

    Het weigeren van een vergunning,

  • -

    Het verlenen van een vergunning onder voorwaarden, of

  • -

    het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob of vanwege eigen onderzoek.

Het mandaat betreft evenmin het verlenen van een vergunning in situaties van ernstig gevaar.

Het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob en het verwerken van dit advies kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Artikel 5, derde lid van het mandaatbesluit is niet van toepassing op het vragen van advies.

N.B. Het mandaat omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek. Het verwerken van het advies “ernstig gevaar” van het Landelijk Bureau Bibob (weigeren vergunning, verlenen vergunning onder voorwaarden, intrekken vergunning) is voorbehouden aan Gedeputeerde Staten.

Teammanager, m.u.v. het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB) en het verwerken van dit advies, dan directeur.

RAA10

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Woo.

Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking.

Uitoefening van het mandaat vindt plaats met inachtneming van een door het college van Gedeputeerde Staten te geven werkinstructie Woo, alsmede met inachtneming van de door het college van Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidsregels inzake actieve openbaarheid, zoals deze op het moment waarop het onderhavige mandaat wordt uitgeoefend geldend zijn.

Onverminderd het bepaalde in artikel 5, eerste lid van het mandaatbesluit, zendt de directeur van de omgevingsdienst in de eerste week van elke kalendermaand een overzicht aan Gedeputeerde Staten van alle bij de omgevingsdienst ingediende verzoeken om passieve openbaarheid, alsmede informatie over de stand van zaken van in de behandeling zijnde verzoeken.

 

RAA11

Besluiten op grond van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (JAVG), met uitzondering van het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens (datalekken).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

directeur

RAA12

Het melden van inbreuken in verband met persoonsgegevens (datalekken) als bedoeld in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en de Uitvoeringswet Algemene verordening (UAVG).

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

directeur

 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Vergunningverlening

TOELICHTING/VOORWAARDEN

RMV01

  • a.

    Omgevingsvergunningen (enkelvoudige aanvraag) voor een milieubelastende activiteit op grond van art. 5.1, tweede lid, van de Ow en het Bal (met uitzondering van “het aanleggen of gebruiken van een open bodemenergie-systeem” als bedoeld in art. 3.19, eerste lid, sub a Bal), waarover Gedeputeerde Staten op grond van art. 4.6, eerste lid, onder c Ob of art. 4.16 Ob (“eens bevoegd gezag altijd bevoegd gezag”) dienen te beslissen;

  • b.

    Omgevingsvergunningen (enkelvoudige aanvraag) voor een activiteit met betrekking tot het beheren, beperken of ongedaan maken van verontreinigd grondwater waarvoor in paragraaf 3.4.3. van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening is bepaald dat het verrichten daarvan zonder omgevingsvergunning is verboden;

  • c.

    Omgevingsvergunningen (enkelvoudige aanvraag) voor een activiteit anders dan een milieubelastende activiteit op grond van art. 5.1, tweede lid, Ow en het Bal, waarover Gedeputeerde Staten op grond van art. 4.16 Ob (“eens bevoegd gezag altijd bevoegd gezag”) dienen te beslissen;

  • d.

    Omgevingsvergunningen (meervoudige aanvraag) voor activiteiten, waarover Gedeputeerde Staten op grond van art. 4.6, eerste of tweede lid, Ob dienen te beslissen;

  • e.

    Omgevingsvergunningen (meervoudige aanvraag) voor meerdere activiteiten, waarover Gedeputeerde Staten op grond van art. 4.16 Ob (“eens bevoegd gezag altijd bevoegd gezag”) dienen te beslissen;

  • f.

    het stellen van maatwerkvoorschriften voor zover het betreft milieubelastende activiteiten. Hieronder valt ook: De activiteiten in afdeling 3.4 ZHOV voorkomen, beperken, beheren van verontreinigd grondwater;

  • g.

    besluiten op verzoeken om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel, voor zover het betreft milieubelastende activiteiten;

  • h.

    het afhandelen van meldingen in verband met milieubelastende activiteiten;

  • i.

    het afhandelen van meldingen, stellen van maatwerkvoorschriften en het beslissen op aanvragen om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel op grond van het Bbl.

Het mandaat geldt niet voor besluiten waarmee een vergunning vanwege de Wet Bibob wordt geweigerd of verleend onder voorwaarden op grond van art. 5.31, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ow juncto art. 8.8 van het Bkl (juncto art. 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, Ow).

Het mandaat geldt eveneens niet met betrekking tot Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies.

Betreft:

  • -

    procedurestappen;

  • -

    ontwerpbesluit;

  • -

    besluit.

T.a.v. de volgende specifieke activiteiten geldt een van c., d. en e. afwijkende regeling:

  • -

    Natura 2000-activiteiten (ODH);

  • -

    Flora- en fauna-activiteiten (ODH);

  • -

    Ontgrondingsactiviteiten (ODH);

  • -

    Activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden o.g.v. de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening (ODH);

  • -

    Activiteiten in stiltegebieden o.g.v. de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening (DCMR).

Indien een aanvraag uitsluitend op één of meer van deze activiteiten betrekking heeft, heeft de specifieke omgevingsdienst het exclusieve mandaat voor de aan hem toegewezen specifieke activiteit(en), ongeacht waar de activiteit plaatsvindt. Indien de aanvraag bestaat uit een combinatie van een of meerdere specifieke ODH-activiteiten en een specifieke DCMR- activiteit, zijn beide omgevingsdiensten bevoegd voor alle activiteiten en wordt in onderling overleg bepaald wie, met advies van de andere omgevingsdienst, de aanvraag behandelt.

Indien sprake is van een meervoudige aanvraag die niet uitsluitend op één of meer van deze specifieke activiteiten betrekking heeft, neemt de omgevingsdienst in wiens regio die activiteit plaatsvindt een besluit over alle aangevraagde activiteiten, waarbij ODH/DCMR m.b.t. de specifieke activiteit(en) advies verstrekt.

Hetgeen achter c., d. en e. is vermeld geldt niet indien en zodra de aanvraag één of meerdere van de volgende activiteiten bevat:

  • -

    omgevingsplanactiviteiten van provinciaal belang;

  • -

    beperkingengebiedactiviteiten, waarvoor op grond van de Ow en het Bal of op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening een omgevingsvergunning nodig is;

  • -

    het ontgassen van binnenschepen, waarvoor op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening een omgevingsvergunning nodig is;

  • -

    activiteiten op/rond gesloten stortplaatsen, waarvoor op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening een omgevingsvergunning nodig is.

In dergelijke situaties verlenen Gedeputeerde Staten de omgevingsvergunning en draagt de omgevingsdienst binnen wiens werkgebied de activiteit plaatsvindt zorg voor de voorbereiding.

Indien bij de nadere (her)beoordeling van het groepsrisico bij een aanvraag of wijziging van een omgevingsvergunningen blijkt dat het berekende groepsrisico nog steeds de oriëntatiewaarde overschrijdt (in andere woorden er sprake is van een verhoogd groepsrisico) of als het groepsrisico is toegenomen ten opzichte van de bestaande situatie waarin een verhoogd groepsrisico was geaccepteerd, zal het advies van de OD worden besproken in het PO en in Gedeputeerde Staten, waarna het besluit door de OD wordt genomen.

RMV02

Het in verband met gemandateerde/gemachtigde taken aan andere bestuursorganen

  • -

    verzoeken om advies (en instemming), en

  • -

    verstrekken van advies (en instemming).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland, indien dit ook geldt voor de samenhangende gemandateerde/gemachtigde taak.

Voor DCMR betekent dit o.a. dat hij voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland

  • -

    anders dan de andere omgevingsdiensten adviseert (en zo nodig instemt) op grond van art. 4.25 Ob betreffende:

  • -

    Seveso-inrichtingen;

  • -

    het exploiteren van een ippc-installatie als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies, en

  • -

    activiteiten in stiltegebieden, als bedoeld in de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Betreft tevens advisering aan bevoegd gezag wateractiviteit in situaties als bedoeld in art. 16.11 Ow.

RMV03

  • -

    Voorbereiden van luchthavenbesluiten en -regelingen (voorbereiden ontwerp, terinzagelegging, verwerking evt. zienswijzen), vooruitlopend op de vaststelling van een luchthavenbesluit door Provinciale Staten dan wel een luchthavenregeling door Gedeputeerde Staten op grond van art. 8.43, eerste lid, respectievelijk art. 8.64, eerste lid, Wet luchtvaart;

  • -

    Ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik op grond van art. 8a.51 juncto art. 8.1a, eerste lid,Wet luchtvaart;

  • -

    Aanvragen van een verklaring veilig gebruik luchtruim (VVGL) op grond van art. 8.49 Wet luchtvaart in verband met een luchthavenbesluit, dan wel art. 8.64, zesde lid, gelezen in samenhang met art. 8.49, in verband met een luchthavenregeling;

  • -

    Voorbereiden van besluiten tot het voorschrijven, intrekken en matigen van maatregelen op grond van art. 8.45 Wet luchtvaart;

  • -

    Voorbereiden van besluiten tot vrijstelling van een regel of vervanging van een grenswaarde uit een luchthavenbesluit of een luchthavenregeling op grond van art. 8.46 Wet luchtvaart respectievelijk art. 8.64 lid 6 juncto 8.46 Wet luchtvaart.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

RMV04

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 8 (uitgezonderd § 8.2), 10, 13, 17 en 19 van de Wm.

Het mandaat geldt niet met betrekking tot Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies.

 

RMV04A

Besluiten en handelingen, zoals genoemd in RMV01 en RMV04, voor zover betrekking hebbend op Seveso-inrichtingen en het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

RMV06

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen.

Betreft het verlenen van ontheffing voor bepaalde afvalstoffen

RMV09

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

Betreft mede het goedkeuren van het jaarprogramma vuurwerk.

RMV13

  • a.

    Besluiten vanwege mer-(beoordelings)plichtige projecten als bedoeld in paragraaf 16.4.2 Ow, voor zover het betreft besluiten genoemd in bijlage V, kolom 4, Ob.

M.b.t. Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies, geldt het mandaat voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

  • b.

    Voorbereiding van besluiten vanwege plannen en programma’s als bedoeld in paragraaf 16.4.1 Ow.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

De werkzaamheden betreffen mede:

  • -

    procedurestappen;

  • -

    advies reikwijdte en detailniveau MER;

  • -

    besluit MER-beoordeling

In afwijking van a. geldt voor besluiten vanwege mer(beoordelings)plichtige projecten, waarvan de Provincie Zuid-Holland initiatiefnemer is, zoals bedoeld in art. 11.12 Ob, een speciale regeling, te weten:

  • -

    DCMR doet uitsluitend de ambtelijke voorbereiding en

  • -

    DCMR doet deze voorbereiding voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

De formele besluitvorming ligt alsdan dus bij Gedeputeerde Staten.

In geval van besluitvorming door een omgevingsdienst vanwege een of meerdere activiteiten die specifiek aan die dienst zijn gemandateerd (bv Omgevingsdienst Haaglanden voor wateractiviteiten), wordt de omgevingsdienst in wiens regio de activiteit plaatsvindt om advies gevraagd.

In geval het besluit betrekking heeft op een activiteit die plaatsvindt op het grondgebied van meerdere omgevingsdiensten, geldt het mandaat voor de gehele activiteit. In dat geval wordt in overleg tussen de betrokken omgevingsdiensten en de ambtelijk opdrachtgever van de provincie bepaald wie het besluit in mandaat neemt.

RMV15

Besluiten omtrent omgevingsvergunningen voor activiteiten in stiltegebieden op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

RMV16

Besluiten omtrent ontheffing op grond van het Besluit geluidproductie sportmotoren.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

RMV22

Het in verband met activiteiten met betrekking tot het beheren, beperken of ongedaan maken van verontreinigd grondwater

  • -

    afhandelen van meldingen;

  • -

    beoordelen van evaluatieverslagen;

  • -

    beoordelen van risicobeoordelingen;

  • -

    opleggen van tijdelijke beschermingsmaatregelen in verband met een toevalsvondst van verontreiniging van het grondwater op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening.

 

RMV23

Besluiten en handelingen als genoemd in RMV22, voor zover betrekking hebbend op Seveso-inrichtingen en het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

De omgevingsdienst waarin de activiteit plaatsvindt wordt om advies gevraagd.

RMV24

Het op grond van de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening stellen van maatwerk, afhandelen van meldingen en besluiten op verzoeken om toestemming tot het treffen van een gelijkwaardige maatregel, voor zover dit samenhangt met gemandateerde taken.

 
 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Toezicht en Handhaving

TOELICHTING/VOORWAARDEN

 

RH01

Besluiten omtrent gedogen, en onder welke voorwaarden.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RH02

Besluiten betreffende het uitoefenen van toezicht op de naleving van het in de mandaatnummers RMV01 t/m RMV16 gemandateerde.

Betreft mede:

  • a.

    voorwaarschuwingsbrief;

  • b.

    accepteren van een melding of beoordelen van rapportages op grond van vergunningvoorschriften;

  • c.

    nemen van goedkeuringsbesluiten op basis van vergunningvoorschriften;

  • d.

    beoordelen van de kwaliteit van PRTR-verslagen overeenkomstig de bij of krachtens afdeling 20.1 en 20.2 van de Ow gestelde regels, inclusief het verklaren dat de kwaliteit niet voldoet (m.n. art. 11.57 Bkl);

  • e.

    de bevoegdheden ogv art. 5:16, 5:17, 5:18 en 5:19 Awb, alsmede de reacties op de in dit kader verkregen informatie.

 

RH02A

Het naar aanleiding van de kenbaar gemaakte zienswijze(n) afzien van bestuursrechtelijk handhavend optreden.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RH03

Besluiten op verzoeken van derden om bestuursrechtelijk handhavend op te treden.

 
 

RH04

Besluiten op grond van Titel 5.3 en Titel 5.4, Awb (herstelsancties en bestuurlijke boete).

Betreft mede het besluit tot het opleggen van een spoedeisende last onder bestuursdwang, dan wel het toepassen van spoedeisende bestuursdwang, conform art. 5.31, Awb juncto 5.17, Wabo, dan wel de schriftelijke bekrachtiging van de mondelinge aanzegging daartoe.

De verplichting tot het plegen van vooroverleg, als bedoeld in artikel 5, eerste en derde lid van het mandaatbesluit, is niet van toepassing bij een direct gevaar voor de menselijke gezondheid, dan wel dreiging daarvan, dan wel bij aanmerkelijke gevolgen voor het milieu. In dat geval worden de portefeuillehouder en het bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk door de directeur Omgevingsdienst geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RH05

Bestuursrechtelijke handhaving op grond van afdeling 18.1 Ow (bestuursrechtelijke handhaving).

Hieronder wordt tevens verstaan het verzamelen en registreren van gegevens en de behandelen van klachten (art. 18.1 Ow).

Het mandaat behelst tevens de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in geval van Seveso-overtredingen (art. 18.11 Ow).

De Beleidsregel Bestuurlijke boete Zuid-Holland 2021 is van toepassing.

 

RH06

Besluiten op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens het Vuurwerkbesluit.

 
 

RH06A

Besluiten op grond van Titel 5.3 Awb (herstelsancties) in verband met:

  • -

    Luchthavenbesluiten en -regelingen (art. 8.44 respectievelijk art. 8.64 Wet luchtvaart);

  • -

    Ontheffingen voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik (art. 8a.51 juncto art. 8.1a, eerste lid Wet luchtvaart);

  • -

    Besluiten in verband met voorgeschreven maatregelen (art. 8.45 Wet luchtvaart);

  • -

    Besluiten tot vrijstelling of vervanging van een grenswaarde (art. 8.46 Wet luchtvaart).

  • -

    Het opleggen van een bestuurlijke boete (art. 18.14 Ow).

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

 

Directeur

RH07

Besluiten tot bestuursrechtelijke handhaving verband houdende met schending van zorgplichtbepalingen (bv. (mede) gebaseerd op art. 1.6, 1.7 of 1.7a Ow, art. 2.11 of art.11.6 Bal, art. 3.5 of 7.4 Bbl), besluiten tot bestuursrechtelijke handhaving op grond van hetgeen is bepaald bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 13, 17 en 19 Wm en afdeling 19.1 Ow.

Het mandaat geldt niet met betrekking tot Seveso-inrichtingen of het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies.

Bij ongewone voorvallen en gevallen waarbij de stabiliteit van afvalvoorzieningen in het geding is, zal in spoedeisende gevallen voorafgaand vooroverleg niet altijd mogelijk zijn. Artikel 5, eerste en derde lid van het mandaatbesluit, is dan niet van toepassing. In dat geval worden portefeuillehouder en bureauhoofd van de provincie zo spoedig mogelijk geïnformeerd over de toepassing van het mandaat.

Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven

Directeur

RH07A

Besluiten als genoemd in RH07, voor zover betrekking hebbend op Seveso-inrichtingen en het exploiteren van een ippc-installatie, als bedoeld in categorie 4 van bijlage I van de richtlijn industriële emissies.

Geldt voor het gehele grondgebied van Zuid-Holland.

Besluiten tot het opleggen van een last onder dwangsom en tot het opleggen van een last onder bestuursdwang kunnen niet in ondermandaat worden gegeven.

 

RH08

Toezicht / bestuursrechtelijke handhaving van hetgeen is bepaald bij of krachtens

  • -

    de Zuid-Hollandse Omgevingsverordening, voor zover het betreft activiteiten in stiltegebieden, activiteiten met betrekking tot het beheren, beperken of ongedaan maken van verontreinigd grondwater, activiteiten op en rond gesloten stortplaatsen, ontgassen van varende schepen en activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden.

  • -

    het Besluit geluidproduktie sportmotoren.

In de Omgevingsverordening zijn per 1 april 2019 grotendeels de bevoegdheden die voorheen in de PMV stonden opgegaan. Voor het deel van de milieubeschermingsgebieden voor grondwater blijft de PMV echter nog van kracht; dit deel van de verordening zal pas later worden overgebracht naar de Omgevingsverordening, dus blijft tot die tijd de PMV de grondslag.

 

RH09

  • 1.

    Toezicht/handhaving op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

  • 2.

    Vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie.

Betreft een mandaat op grond van art. 18.2c Wm (taak om zorg te dragen voor de bestuursrechtelijke handhaving van de bij of krachtens hoofdstuk 10 gestelde verplichtingen, voor zover zij betrekking hebben op het aanwezig hebben van een begeleidingsbrief bij het vervoer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 10.44 Wm).

Dit mandaat heeft met name betrekking op vervoer tussen bedrijven.

 

RH10

Verzoeken aan een gemeente om wijziging of intrekking van een omgevingsvergunning of om handhavend optreden, alsmede het zo nodig in gebreke stellen van een gemeente indien niet tijdig wordt besloten op een handhavingsverzoek, voor zover provinciale belangen, waarvoor mandaat is verleend, in het geding zijn.

Voorafgaand aan het indienen van een formeel verzoek om handhaving bij een gemeente dient eerst een handhavingsadvies te worden verstrekt en ambtelijk/bestuurlijk overleg met de gemeente te zijn gevoerd.

Alvorens tot ingebrekestelling wordt overgegaan, dient eerst nog ambtelijk/bestuurlijk overleg plaats te vinden.

Kan niet in ondermandaat worden gegeven.

Directeur

RH11

Het afgeven van stankcodes.

Geldt alleen voor het kerngebied van Rijnmond, zoals gedefinieerd in het gepubliceerde beleidsstuk “Geurhinderbeleid Provincie Zuid-Holland Actualisatie 2019”.

 
 
 

BEVOEGDHEDEN/BESLUITEN

Bodem

TOELICHTING/VOORWAARDEN

 
 

Overig

 
 

RBS13

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen, zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering tot een bedrag van max. € 100.000.

 
 

RBS13A

Besluiten inzake subsidieverstrekking voor de sanering van bedrijfsterreinen zoals bedoeld in het Besluit financiële bepalingen bodemsanering waarbij een bedrag boven de € 100.000 is gevraagd/toegekend, voor zover het betreft:

  • -

    verlenging beslistermijn;

  • -

    wijziging uitvoeringstermijn;

  • -

    vaststelling subsidie;

  • -

    wijzigingen van ondergeschikt belang.

 
 

RBS14

Besluiten omtrent het afstand doen van recht van kostenverhaal op grond van het Besluit mandaat, volmacht en machtiging artikel 75 lid 6 Wet bodembescherming.

 
 

Lijst van afkortingen

Lijst van afkortingen

  • -

    Art.: artikel

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • -

    Bal: Besluit activiteiten leefomgeving

  • -

    Bibob: Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

  • -

    Bkl: Besluit kwaliteit leefomgeving

  • -

    Bor: Besluit omgevingsrecht

  • -

    Brzo: Besluit risico's zware ongevallen 2015

  • -

    MER: Milieueffectrapportage

  • -

    Ob: Omgevingsbesluit

  • -

    ZHOV: Zuid-Hollandse omgevingsverordening

  • -

    Ow: Omgevingswet

  • -

    RIE: Richtlijn industriële emissies

  • -

    Wm: Wet milieubeheer

  • -

    Woo: Wet open overheid